Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor toe te voegen aan de agenda voor de volgende week het voorstel van het lid Halsema tot wijziging van het Reglement van orde waar het betreft het onderwerp kabinetsinformatie (28826).

Ook stel ik voor wetsvoorstel 28485 (Mededingingswet) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede dat de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken tot haar voorzitter respectievelijk ondervoorzitter heeft gekozen de leden De Graaf en Rijpstra.

Op verzoek van de fractie van het CDA benoem ik in de commissie voor de Werkwijze het lid Spies tot lid in plaats van het lid Rietkerk en het lid Jan de Vries in plaats van het lid Van de Camp.

Ik deel mede dat ingevolge artikel 69, tweede lid, van het Reglement van orde de aangehouden moties op de stukken 28600-VI, nrs. 84 en 90 en 28600-XIV, nr. 76 zijn vervallen.

Ten slotte stel ik nog voor de stukken 28600-VIII, nr. 119 en 28600-XV, nr. 89 voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Gent.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben gisteren een algemeen overleg gehad over het huurbeleid. Graag zou ik het verslag van dit overleg op de plenaire agenda gezet zien. Ik vraag hierom mede namens de SP-fractie.

De voorzitter:

Ik stel voor aan dit verzoek te voldoen en dit onderwerp toe te voegen aan de agenda van volgende week om het op een nader te bepalen moment te behandelen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil ook om een VAO verzoeken, en wel een VAO, vanmiddag nog te houden. Het is een wat bijzonder verzoek, omdat er op dit moment nog een algemeen overleg gaande is met de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de voorbereiding van de conferentie van de Verenigde Naties over het drugbeleid die volgende week woensdag en donderdag zal worden gehouden. Ik voorzie op dit moment dat de staatssecretaris een bepaalde wens van mijn fractie, en mogelijk ook andere fracties, niet zal honoreren. Het algemeen overleg is zoals gezegd nog niet afgerond, maar gezien het moment waarop de conferentie wordt gehouden, zullen wij uiterlijk dinsdag over eventuele moties moeten stemmen. Ik zie derhalve geen andere mogelijkheid dan nu alvast te verzoeken vanmiddag een VAO over dit onderwerp te plannen.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Voorzitter. Wij vinden dit op zich een wat vreemd verzoek, omdat wij nog midden in het overleg zitten. Ziet mevrouw Vos geen mogelijkheid om er toch in dit overleg uit te komen zonder dat er een VAO voor nodig is?

De voorzitter:

Ook zonder datgene wat mevrouw Joldersma heeft gezegd – maar dat heeft het wel versterkt – zou mijn voorstel zijn geweest om datgene wat mevrouw Vos heeft gezegd, op te vatten als een vooraankondiging van een mogelijk VAO en om dat, als het moet worden gehouden, toe te voegen aan de agenda van vanmiddag. Ik stel voor de woorden van mevrouw Vos niet als een formeel verzoek te beschouwen, zodat het zelfs mogelijk is dat na het algemeen overleg iemand anders het VAO aanvraagt en dat die dan ook formeel als de aanvrager ervan wordt aangemerkt.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Ik richt mij heel graag naar uw wensen, maar moet zeggen dat ik u niet geheel begrijp. In ieder geval begrijp ik dat u mijn opmerkingen als vooraankondiging beschouwt, en terecht. Er is immers een kans dat wij het wel eens worden in het overleg. Alleen, ik schat die kans op dit moment niet heel groot in en wij zitten met het praktische probleem dat de conferentie al volgende week wordt gehouden. Wij hebben dus niet veel tijd. Ik wacht graag de afloop van het algemeen overleg af en hoor dan gaarne van u welke stap er dan moet worden gezet. Moet het VAO dan alsnog formeel bij u worden aangevraagd?

De voorzitter:

De stap die formeel moet worden gezet na de vooraankondiging is dat degene die het VAO wil aanvragen – u of een ander – dat bij mij meldt. Ik stel de Kamer voor mij te machtigen om op dat moment te beslissen het VAO vanmiddag te houden.

Ter toelichting voeg ik hier nog aan toe dat de procedure voor het aanvragen van een VAO voordat het betreffende AO is afgelopen, gisteren tijdens een aantal overleggen, waaronder een overleg met alle commissievoorzitters, aan de orde is gekomen. De commissievoorzitters en ik waren breed van mening dat een VAO pas formeel kan worden aangevraagd nadat het betreffende AO is afgelopen. Als het, zoals nu, om praktische redenen niet anders kan, wordt zo'n aanvraag opgevat als een vooraankondiging. Het is vervolgens mogelijk dat een ander Kamerlid het VAO formeel aanvraagt. Ik stel daarom, zoals gezegd, voor dat de Kamer mij machtigt om, indien het verzoek om een VAO mij na afloop van het AO bereikt, te beslissen dit VAO vanmiddag te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Nieuwenhoven.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Mijn fractie heeft nog eens goed nagedacht over het debat tijdens de Regeling van veertien dagen geleden over het debat met de regering over de enquête bouwnijverheid en zij zou toch nog enig uitstel willen vragen. Hoewel niemand daar zekerheid over heeft, vermoed ik namelijk dat minister Donner ook volgende week niet in de Kamer aanwezig zal kunnen zijn. Aangezien mijn fractie vindt dat minister Donner bij het debat moet kunnen zijn, vragen wij het debat uit te stellen, in ieder geval met een week.

De voorzitter:

Bij uitzondering wil ik hierover direct mijn mening uitspreken. Twee weken geleden hebben wij vastgesteld dat het debat, wat er ook gebeurt, met twee weken werd uitgesteld. Dit betekent dat de minister, tenzij ziekte hem dat zou verhinderen – en dat wensen wij hem uiteraard niet toe – in de Kamer aanwezig is voor de behandeling. Die afspraak is gemaakt en staat zo in de Handelingen. Ik zal in ieder geval voorstellen om te doen wat wij twee weken geleden hebben afgesproken.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Voorzitter. In dat geval herinnert u zich vast ook dat ik twee weken geleden zei dat de Kamer iedere vergaderdag een Regeling heeft en dat ik gewend ben dat als gevolg daarvan dingen wijzigen. Derhalve vind ik dat een fractie altijd terug kan komen op een eerder gemaakte afspraak. Voor sommige fracties woog de aanwezigheid van minister Donner bij het debat kennelijk minder zwaar dan voor de mijne.

De voorzitter:

Goed, dan kijken wij eerst wat de andere fracties van uw voorstel vinden.

De heer Slob (ChristenUnie):

Veertien dagen geleden kregen wij via de CDA-fractie te horen dat minister Donner niet bij het debat kon zijn. Nu krijgen wij via de PvdA-fractie te horen dat minister Donner waarschijnlijk niet bij het debat kan zijn. Laat minister Donner zelf maar eens een brief sturen naar de Kamer. De Kamer heeft hem uitgenodigd, dus kan hij het de Kamer zelf laten weten als hij verhinderd is. Ik vind het van belang dat het debat volgende week wel doorgaat, aangezien van uitstel wel eens afstel kan komen en dat willen wij absoluut niet.

De voorzitter:

Als de minister de Kamer per brief zou laten weten dat hij verhinderd is, zal de Kamer uiteraard beslissen of de reden van verhindering acceptabel is of niet.

De heer Van der Vlies (SGP):

Twee weken geleden hebben wij elkaar plechtig beloofd dat het debat, wat er ook zou gebeuren, veertien dagen later zou plaatsvinden. Dat moment breekt volgende week aan. Ik zie geen enkele aanleiding om daarvan af te wijken. Als minister Donner een reden heeft om verontschuldiging te vragen aan de Kamer, vernemen wij dat wel van hem. Wij moeten onze eigen agenda en gemaakte afspraken respecteren. Ik kan mij volstrekt vinden in het voorstel van de voorzitter.

De heer Hermans (LPF):

Ook de LPF-fractie zit niet te wachten op uitstel van dit debat. Mocht uitstel toch noodzakelijk zijn, dan pleit ik bij deze voor uitstel totdat er een missionair kabinet is. Wij zouden dit debat graag met een missionair kabinet willen voeren.

De heer Hofstra (VVD):

De VVD-fractie begint het zo langzamerhand een enigszins mallotige vertoning te vinden. Afgelopen woensdag is in de procedurevergadering van VROM nog eens bevestigd dat het debat volgende week zal plaatsvinden. Ik ben het met collega Hermans eens dat het debat, als de fracties van CDA en PvdA echt vinden dat het uitgesteld moet worden, gevoerd moet worden met een missionair kabinet. Wij hebben dit ook al eerder voorgesteld.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Als wij ons blijven richten naar de agenda van de formatie, wordt het een eindeloze affaire. Mijn fractie vindt dat het debat volgende week moet plaatsvinden. Twee weken geleden heb ik de heer Rietkerk op de man af gevraagd of het debat wordt gevoerd met de heer Donner, ook indien de formatie dan nog loopt. Hij heeft toen "ja" gezegd en daarvan hoor ik graag een herbevestiging. In de procedurevergadering van de vaste commissie voor VROM heb ik dit gisteren aan de orde gesteld. Geen enkele fractie heeft hiertegen toen geprotesteerd. Iedereen zei toen: volgende week is het debat. Laten wij daar dan nu aan vasthouden.

De heer Rietkerk (CDA):

Inderdaad heb ik desgevraagd twee weken geleden aangegeven dat het debat in de week van 14 april gehouden zou kunnen worden. Ik vind echter dat zich een nieuw feit voordoet, omdat wij met de tijd niet uitkomen. Ik stel voor demissionair minister Donner, die tevens informateur is, de gelegenheid te geven schriftelijk aan te geven hoe hij hiermee wil omgaan.

Mevrouw Giskes (D66):

Los van het feit dat de onderhandelaars het volgens mij steeds beter afkunnen zonder informateurs, herinner ik aan mijn pleidooi van vorige week. De bouwwereld wacht op de afhandeling van het rapport en ik vind het tamelijk gênant als de Kamer er niet in slaagt dit te behandelen. Ik heb ook gesuggereerd de heer Donner te ontzien door hem niet te verplichten overal bij te zijn; een plaatsvervangend minister zou de honneurs kunnen waarnemen. Mijn fractie vindt dat het rapport volgende week behandeld moet worden, maar in elk geval niet in de daarop volgende week.

Mevrouw Kant (SP):

Er wordt steeds maar verzocht om uitstel van de behandeling. Ik vind het zo langzamerhand beschamend dat de Kamer op deze wijze met de resultaten van haar eigen onderzoek omgaat. Ik vind dat wij niet langer op het debat kunnen wachten. Het betreft een onderzoek van de Kamer zelf en zij moet hieruit de conclusies trekken, samen met de bewindspersonen. Ik vind dat de heer Donner daarbij aanwezig dient te zijn, gelet op de belangrijke voorstellen van de enquêtecommissie op zijn beleidsterrein.

Ik heb begrepen dat de heer Donner gisteren juist thuis moest blijven zodat de formatie kon worden vlotgetrokken, dus misschien is het juist wel heel goed om dit debat volgende week te houden, dan schiet de formatie ook wat meer op.

De voorzitter:

Uw laatste opmerking is vanuit mijn positie gezien niet relevant.

Ik stel voor de agenda van de komende week niet te veranderen. Dit houdt in dat wij volgende week het debat met de regering over het rapport van de enquêtecommissie bouwnijverheid voeren.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven