Vragen van het lid Atsma aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de import van met dioxine besmet voer uit Duitsland.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Wij hebben vandaag berichten over een mogelijke dioxineverontreiniging kunnen lezen in de Nederlandse media. In de afgelopen dagen hebben wij het een en ander daarover kunnen vinden op het internet. Vier bedrijven in Nederland zijn bevoorraad door een Duits bedrijf met een grondstof voor veevoer. In deze grondstof zou dioxine zitten, dat mogelijkerwijs afkomstig is van een transport dat via de haven van Rotterdam is gelopen. De veevoerbedrijven hebben inmiddels een deel van het voer uitgeleverd aan boeren. Dat heeft uiteraard een aantal consequenties. Dat leidt ons tot de volgende vragen aan de minister van Landbouw:

Is het waar dat er vanuit een bedrijf in het Duitse Thüringen vier Nederlandse bedrijven zijn bevoorraad met een grondstof voor veevoer waarin dioxine is aangetroffen? Zo ja, wanneer is dit gemeld in Nederland en welke stappen zijn vervolgens gezet? Daarnaast willen wij van de minister weten of het grondstoffenspoor daadwerkelijk via de haven van Rotterdam loopt. Heeft de minister daar aanwijzingen voor? Is de grondstof alleen naar het bedrijf in Thüringen gegaan of zijn ook andere vertakkingen te traceren?

Van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wil ik weten of de gang van zaken, waarbij dioxine terecht is gekomen in veevoer dat vervolgens is uitgeleverd aan veehouderijen, heeft geleid tot verhoogde concentraties van dioxine in vlees. Zijn inmiddels verhoogde concentraties vastgesteld in vlees? Welke stappen zijn gezet? Is er sprake van een risico voor de volksgezondheid?

Minister Veerman:

Voorzitter. Bij een bedrijf in de Duitse deelstaat Thüringen is dioxine aangetroffen in broodmeel gemaakt van bakkersafval. Dat broodmeel is waarschijnlijk tijdens de droogfase verontreinigd geraakt met dioxine. Het is bestemd voor de veevoerindustrie. Honderd ton van het met dioxine vervuilde broodmeel is als grondstof voor veevoer aangeleverd bij een Nederlands bedrijf, dat de grondstof vervolgens weer naar drie mengvoerbedrijven en een zelfmengend bedrijf heeft doorgeleid. Op deze bedrijven is de grondstof dus in het diervoer gemengd. Een extra zending van 26 ton is geleverd op 23 december. Hierover heb ik nog geen schriftelijke informatie van de Duitse overheid ontvangen. Routinemonstername begin december 2002 in Duitsland leidde op 15 januari tot een positieve testuitslag. Dat is op vrijdag 7 februari aan de regering in Bonn gemeld en vervolgens telefonisch aan Nederland doorgegeven. De Duitse overheid heeft dat vrijdagmiddag aan ons laten weten en de VWA/Keuringsdienst van Waren is eveneens telefonisch op de hoogte gebracht. De melding bevatte heel weinig informatie op basis waarvan de Voedsel- en warenautorieit actie kon ondernemen. Gisteren heeft de VWA een rapid-alertmelding ontvangen van de Europese Commissie. Op basis daarvan zijn de genoemde maatregelen in gang gezet. Ik kom straks nog uitvoeriger op de maatregelen terug.

De regie van de aanpak ligt op dit moment op advies van de VWA bij mijn departement. De MPA-affaire heeft immers aangetoond dat centrale aansturing en coördinatie van groot belang zijn. Het ministerie van VWS is hier nauw bij betrokken. Onmiddellijk na het bekend worden van de telefonische melding heeft onze RVV uit voorzorg monsters genomen van de partijen die de laatste vier weken zijn geleverd. Er kwamen te weinig gegevens boven water om de nasporing op dat moment gestalte te geven. Inmiddels is daar veel duidelijkheid in gekomen. De percentages dioxine die in Duitsland zijn aangetroffen, variëren tussen de drie en dertien picogram per gram broodmeel. Het is nog niet bekend hoe hoog de percentages van het in Nederland geleverde meel zijn. Ik verwacht hierover op zijn vroegst rond het komende weekend iets te kunnen zeggen op basis van de proeven.

De norm voor diervoer is 0,75 picogram per gram vet. De norm voor andere dieren ligt iets hoger, namelijk drie picogram bij herkauwers, twee picogram bij pluimvee en één picogram bij varkens. Dat zijn Europese normen die gestandaardiseerd zijn.

De VWA en AID brengen op mijn verzoek op dit moment in kaart hoe de dioxine is verspreid. Ik heb de VWA verzocht monsters te nemen van zowel voer als dieren. Het bedrijfsleven blokkeert in het slachthuis alle dieren van bedrijven die mogelijk vervuild voer hebben gegeten. Voorts heeft het Productschap diervoeders de bedrijven verplicht om het voer te blokkeren en eventueel het nog aanwezige voer terug te halen. Op veehouderijen waar met dioxine vervuild voer is terechtgekomen, zal LNV proefslachtingen laten uitvoeren. Inmiddels is gebleken dat het ten minste om enkele tientallen bedrijven gaat. Het gaat om enkele bedrijven met vleeskalveren, vleeskuikens en varkens. Tevens is voer terechtgekomen op nertsenfarms. Uit voorzorg zullen veehouderijbedrijven waar het voer is terechtgekomen, worden geblokkeerd. Ik heb hiertoe heden een regeling vastgesteld die met onmiddellijke ingang van kracht is geworden. Deze regeling zal via de media en internet bekend worden gemaakt.

Het Productschap diervoeders zoekt op dit moment uit of het Nederlandse bedrijf dat de grondstoffen heeft geïmporteerd, overeenkomstig de regels van de GMP – good manufacturing practice – heeft gehandeld. Het is nu al wel bekend dat de Duitse leverancier niet voldoet aan de QC-standaard die tot op zekere hoogte vergelijkbaar is met het GMP-systeem.

Het Productschap diervoeders heeft reeds maatregelen genomen. Aan de vier mengvoerbedrijven waar de dioxine via het mengvoer terecht is gekomen, is een TBH, een terbeschikkinghouding opgelegd. Op drie bedrijven is al het voer reeds in het veevoer vermengd, terwijl een bedrijf nog een restant heeft waarop beslag is gelegd. Het Rikilt, het Rijksinstituut voor kwaliteit van land- en tuinbouwproducten zal eind deze week de uitslag van de monstering meedelen.

Het bedrijf waaraan vanuit Duitsland is geleverd, heeft vervolgens weer aan vier andere bedrijven doorgeleverd. Er wordt gekeken of het GMP-certificaat daar moet worden ingetrokken. Ik heb middels een ministeriële regeling gemeld dat een afvoerverbod krachtens de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren onmiddellijk is ingegaan. De slachterijen houden nu reeds uit eigen beweging karkassen uit de roulatie waarvan het vermoeden zou kunnen bestaan dat de dieren het bewuste voer hebben gegeten.

Voorzitter. Dit is wat ik in antwoord op de vragen te melden heb. Meer in concreto was de vraag of het via Rotterdam gegaan kan zijn. Uit onze informatie blijkt dat het voer rechtstreeks naar het bedrijf in casu in Borne in Overijssel is gebracht en vandaar naar vier andere bedrijven in de regio. Volgens onze informatie is dat niet via Rotterdam gegaan.

Staatssecretaris Ross-van Dorp (CDA):

Voorzitter. Ik kan heel kort zijn. De heer Atsma vraagt of het bekend is of er vlees in de schappen ligt waarvan wij nu weten dat het een verhoogde concentratie aan dioxine bevat, in die zin dat er gevaar voor de volksgezondheid zou bestaan.

Dat is nu nog niet te zeggen. De eerste risicobeoordelingen zullen morgenochtend bekend zijn. Ik kan daar niet op vooruitlopen. Ik kan de heer Atsma wel de verzekering geven dat wij, als er een risico mocht blijken te bestaan, zullen traceren waar deze producten zich bevinden en dat er geblokkeerd en uit de schappen genomen zal worden. Ik kan daar nu niet op vooruitlopen. Wij weten daar morgenochtend meer over.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Er resten nog een paar vragen. De minister heeft geschetst dat er tussen 15 januari, toen in Duitsland dioxine althans verontreiniging werd vastgesteld, en nu een aantal weken is verlopen. Er is pas op 7 februari een telefonische melding binnengekomen. Duidt dat erop dat de Duitse overheid, die al enkele weken daarvoor het signaal had gekregen, niet alert heeft gereageerd?

Mijn tweede vraag heeft te maken met de alertheid van de VWA. De minister gaf aan dat het bericht van de Duitse overheid op 7 februari is binnengekomen. Daarop is niet direct gereageerd met een rapid alert. Uit de woorden van de minister begrijp ik dat dit pas is gebeurd nadat Brussel het sein op oranje had gezet. Hoe is dat te verklaren? Functioneert het systeem wel zoals dat zou moeten? Zijn uit de afgelopen jaren niet de goede lessen getrokken?

Kan de minister iets nadrukkelijker ingaan op de consequenties voor de betrokken bedrijven, in het bijzonder voor de betrokken veehouderijbedrijven? Ik denk hierbij vooral aan de voorlichting. Op dit moment is er slechts enige berichtgeving die leidt tot mogelijke informatie. Ik kan mij voorstellen dat een zorgvuldige voorbereiding juist op dit punt van groot belang is, ook voor de consument. Hoe wordt dit opgepakt? Het is duidelijk dat er veel vragen zijn, die veel onzekerheid tot gevolg kunnen hebben. Deze vragen moeten op korte termijn worden beantwoord.

Minister Veerman:

Voorzitter. De conclusie die de heer Atsma impliciet wil trekken, namelijk dat de periode tussen 15 januari en 7 februari door Duitse traagheid zonder actie is verstreken, laat ik graag voor zijn rekening. De feiten zijn zoals ik ze heb gemeld.

De heer Atsma (CDA):

Uit tal van zaken hebben wij de afgelopen jaren lessen kunnen trekken. Een laboratorium in Duitsland stelt op 15 januari vast dat er iets mis is. De Duitsers melden Nederland pas op 7 februari dat er iets aan de hand is. Dat kan bijna alleen maar tot de conclusie leiden dat men indertijd niets heeft gevonden of, als men wel iets had gevonden, dat een alarmbel had moeten rinkelen, in Duitsland, in Nederland of in Europa.

Minister Veerman:

Ik meld de feiten die Duitsland ons heeft gegeven. Vrijdag 7 februari zijn wij op de hoogte gesteld. Dan begint mijn verantwoordelijkheid. Ik heb uitgelegd wat ik onder die verantwoordelijkheid heb gedaan. Wat er tussen 15 januari en 7 februari is gebeurd, zullen wij nagaan, maar dat is voor onze positie op dit moment niet relevant.

Het rapid-alertsysteem werkt via de Commissie. De Commissie meldt via het rapid-alertsysteem formeel aan Nederland dat er iets mis is. Op dat moment is er een basis en zijn wij gehouden te handelen. Dat is ook gebeurd. Zaterdag, de dag nadat wij de telefonische melding van de Duitse overheid hadden gekregen, heeft de RVV meteen een onderzoek ingesteld bij het betrokken bedrijf om te kunnen vaststellen wat daar aan de hand is. Vervolgens is de RVV monsters van de leveringen gaan nemen. Dat vergt een aantal dagen omdat de proeven een paar dagen duren. Wij konden dus niet sneller handelen. Zelfs voordat de Commissie ons had gealarmeerd, waren wij daar dus al mee doende.

Natuurlijk leren wij van het verleden. Om die reden hebben wij de zaken zo snel aangepakt. Bedrijven zijn op slot gezet. De tracering vindt snel plaats. In de slachterijen houdt men de karkassen die afkomstig zijn van bedrijven waarbij zich het onderhavige vermoedelijk heeft voorgedaan, reeds terzijde. Er wordt dus alles aan gedaan om deze waar uit de voedselketen te houden.

Over de consequenties voor de veehouderijbedrijven zullen wij nog met elkaar spreken. De informatie is allemaal nog erg vers. Per slot van rekening hebben wij pas gisteren kunnen vaststellen dat er een rapid-alertmelding is gekomen. Wij komen hierop nader terug en zullen de Kamer daarover wellicht schriftelijk informeren.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Voorzitter. Ik heb hieraan niets toe te voegen anders dan dat er op dit moment geen tekenen zijn die erop duiden dat wij zo ongerust moeten zijn dat nu al actie moet worden ondernomen. Het lijkt mij verstandig om morgenochtend af te wachten. Wij hebben alles in paraatheid, opdat we zo snel mogelijk kunnen handelen. We moeten zorgvuldig zijn en niet nodeloos paniek zaaien. Ik denk dat wij op dit moment de juiste weg bewandelen.

De heer Tichelaar (PvdA):

Ik heb de minister bij MPA horen zeggen: eens maar nooit weer. Ik hoor hem nu zeggen dat er vandaag een regeling uitgaat. Hij vertelt de Kamer niet wat deze regeling is, maar deze komt wel op het net. Waarom heeft hij dat nagelaten op 7 februari, toen hij het wist? Hij verschuilt zich volgens mij achter de gegevens die hij van Duitsland heeft gekregen. Het gaat erom of hij vindt dat het systeem van communicatie tussen zijn ministerie, de burgers, de consumenten en de boeren werkt volgens de gegevens die hij nu heeft.

Minister Veerman:

Het antwoord daarop is: ja, het werkt. Ik zie niet in hoe wij sneller hadden kunnen reageren dan wij hebben gereageerd. Nogmaals, de feiten: vrijdagmiddag, 7 februari...

De heer Tichelaar (PvdA):

Voordat u dit verhaal gaat afmaken, wat een herhaling van zetten is, vraag ik waarom u dat niet op 7 februari op het net hebt gezet, zodat ieder daar kennis van kon nemen, ook de boeren die voedsel hebben gekregen van dat voederbedrijf. Waarom is dat niet gebeurd?

Minister Veerman:

Omdat op 7 februari niet duidelijk was waar het precies om ging. Wij moeten niet onnodig paniek maken. Maandag hebben wij duidelijkheid gekregen waar het om gaat. Toen is onmiddellijk gehandeld. Vooruitlopend daarop hebben wij monsters laten trekken, waarvan de uitslag nog op zich laat wachten.

De heer Van der Ham (D66):

Een van de grote problemen bij dit verhaal is de gebrekkige communicatie. Er is niet voldoende communicatie tussen Duitsland en Nederland of niet snel genoeg. Wordt het geen tijd voor een Europese voedselautoriteit? Wat gaat de minister in Europees verband doen om deze te versnellen?

Minister Veerman:

Ik heb geen invloed op de communicatie in Duitsland. Ik heb in deze Kamer verantwoording af te leggen over wat ik heb gedaan, nadat het ons bekend is geworden. Als het gaat om verbetering, is dit een voorbeeld dat zich daarvoor leent.

De heer Van der Vlies (SGP):

Het is een jammer-incident. Als je niet oppast, geeft het schade aan de sector, is het consumentenvertrouwen in het geding en hebben wij een neerwaartse spiraal. Zo ver moet het niet komen. Voor de toekomst heb ik deze vraag. Het verbaast mijn fractie dat het besmette veevoederproduct zo diep in de keten heeft kunnen komen. Moet er niet een veel preventiever systeem worden ontwikkeld, zodat het meteen wordt afgevangen als het aan de veevoederverwerkende industrie wordt afgegeven? Is dat een mogelijkheid, die natuurlijk internationaal moet worden aangehecht, om dit soort misère te voorkomen?

Minister Veerman:

Dat is een weg die wij zeker willen gaan. Wij zullen met de Kamer de Kaderwet diervoeders nog bespreken, waarin het soort regelingen dat de heer Van der Vlies suggereert, kunnen worden opgenomen. Wij kunnen daarover discussiëren, maar wij kunnen vaststellen dat het bij veevoeders om grote stromen van zeer diverse samenstelling en van veel verschillende herkomsten gaat. De vraag is op welke wijze je zo spoedig mogelijk inzicht kunt krijgen wanneer er iets mis is. Ik houd staande dat wij niet sneller hebben kunnen reageren dan wij hebben gereageerd. Ik betreur het dat hieruit weer schade en verkeerde beeldvorming ontstaat. Dat moet ons eens te meer aansporen om met de Kaderwet diervoeders dit soort problemen te voorkomen.

Naar boven