Aan de orde is het debat over de noodopvang van asielzoekers.

(Zie vergadering van 3 december 2002.)

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Sinds gisteren lijkt er voor het eerst in lange tijd een sociaal-christelijke coalitie te dagen, namelijk de wens van een kamermeerderheid om die asielzoekers die in afwachting zijn van beroep na een negatieve beslissing op de 48-uursprocedure, weer op te gaan vangen. De Kamer zou hiermee tegemoet komen aan een breed levend ongenoegen bij bijvoorbeeld gemeenten, kerken en maatschappelijke organisaties. Maar tot dusverre lijkt de minister de voet dwars te zetten, wat mij eerlijk gezegd hogelijk verbaast. Ik noem daarvoor drie redenen en ik verzoek de minister, op iedere reden apart in te gaan.

Om te beginnen heeft de minister zelf meerdere malen aangegeven dat hij rechtmatig in Nederland verblijvende asielzoekers weer wil gaan opvangen. Ook gisteren zei hij dit tijdens de mondelinge vragen. Er is een afspraak dat de asielzoekers die wachten op een voorlopige voorziening niet worden verwijderd. Nadat een voorlopige voorziening is gegeven, krijgen zij ook op dit moment weer opvang. Tot die tijd verblijven zij met toestemming van de Nederlandse staat op het Nederlands rechtsgebied. Het zou van deze minister dus alleen maar in overeenstemming zijn met zijn eigen opvattingen om weer verantwoordelijkheid te nemen voor een bed en een dak boven het hoofd voor deze mensen. Ten tweede zijn de kosten beperkt. Gisteren stelde de minister dat het om 3 mln euro gaat. Het lijkt mij eerlijk gezegd dat dit bedrag met gemak op de Najaarsnota kan worden gevonden. Ten derde is er een kamermeerderheid, niet in de laatste plaats doordat de grootste regeringsfractie de wens tot opvang steunt. Een moderne minister, die graag de Nieuwe Politiek vertegenwoordigt, voert lijkt mij vanzelfsprekend de wens van de meerderheid van de volksvertegenwoordiging uit. Het lijkt mij de eer van deze minister te na als ik hem via een motie tot een andere mening moet dwingen.

De minister stelt dat alle rechtmatig in Nederland verblijvende asielzoekers weer opvang moet worden geboden. Dan zijn er nog twee categorieën. Ik leg deze aan de minister voor, omdat ik wil weten of hij bereid is, weer opvang te zoeken voor deze twee categorieën. Als eerste noem ik de mensen die een tweede asielverzoek hebben ingediend, nadat zij ex nunc zijn getoetst. Het gaat om een kleine groep mensen, waarvan een deel niet-ontvankelijk wordt verklaard. Het is een te overzien probleem. Als tweede noem ik de mensen die VTV-regulier hebben gekregen. In gewoon Nederlands zijn dat de mensen die na een afwijzing op een asielverzoek proberen, in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning op bijvoorbeeld medische gronden. Dit gaat om mensen die weliswaar geen klassiek politiek vluchteling zijn, maar bijvoorbeeld getraumatiseerd zijn. Die mensen verblijven hier rechtmatig, en zouden naar mijn opvatting – en ik denk ook naar die van de minister – weer voor opvang in aanmerking moeten komen.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Mevrouw Halsema zegt dat het om een beperkt aantal gevallen gaat. Volgens mijn informatie ging het in het jaar 2000 om ruim 2500 gevallen. Ik heb het dan over de herhaalde asielaanvragers. Bent u het daarmee eens en, zo ja, bent u het dan met mij eens dat het gaat om veel procedures en rompslomp?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De procedures moeten sowieso gevoerd worden. Het gaat inderdaad om de definitie van "beperkt". Op de jaarlijkse instroom vind ik het door u genoemde aantal beperkt. Ik denk dat de Nederlandse Staat in staat is, in die gevallen opvang te bieden. De procedure wordt gevoerd met instemming van de Nederlandse Staat. Deze mensen verblijven rechtmatig op Nederlands grondgebied. Er zijn al allerlei beperkingen gesteld aan het indienen van een tweede asielverzoek. Het breed levende vooroordeel dat mensen gemakkelijk eindeloos asielverzoeken kunnen indienen, klopt niet meer sinds de nieuwe Vreemdelingenwet van kracht is geworden. Het gaat om mensen die rechtmatig hier verblijven en de procedure mogen doorlopen, omdat er nieuwe feiten zijn die aanleiding kunnen geven tot het verlenen van een verblijfsvergunning. U zult met mij van mening zijn dat in dat geval opvang gewenst is.

De heer Varela (LPF):

Hoe lang zal de noodopvang voor uitgeprocedeerde asielzoekers duren?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb het niet over de noodopvang voor uitgeprocedeerde asielzoekers gehad. Ik heb over drie andere groepen gesproken. U verwijst naar een ander standpunt van GroenLinks waar ik best mijn opvatting over wil geven.

De voorzitter:

De leden dienen zich te beperken tot het onderwerp dat nu aan de orde is. Er wordt geen breed debat over het asielbeleid gevoerd.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Voorzitter. Het is goed dat vandaag plenair wordt gesproken over de wenselijkheid en de onwenselijkheid van noodopvang voor bepaalde groepen asielzoekers. Het is namelijk belangrijk dat wij absolute helderheid krijgen over de standpunten die in de Tweede Kamer leven. Het CDA wil de potentiële asielzoeker een heldere boodschap meegeven; een ondubbelzinnig signaal. Daartoe moeten wij duidelijke scheidslijnen durven trekken tussen asielzoekers die hier mogen blijven en degenen die een-, twee, driemaal of misschien wel vier- of vijfmaal "nee" te horen hebben gekregen. Deze laatste groep heeft een zorgvuldige asielprocedure doorlopen, maar is uitgeprocedeerd en moet dus terug. Als men toch in Nederland blijft, is men illegaal. In de ogen van het CDA is het de verantwoordelijkheid van de overheid om te zorgen voor een zorgvuldig, maar effectief uitzetbeleid. Alle partijen die ervoor pleiten om uitgeprocedeerden op te blijven vangen, krijgen bij ons nul op rekwest. Onze aandacht moet er juist op gericht zijn om deze mensen uit te zetten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ben het met u eens dat uitgeprocedeerde asielzoekers uitgezet moeten worden. Uw fractievoorzitter, Maxime Verhagen, heeft er afgelopen maandag voor de radio op gewezen dat zich schrijnende situaties voordoen als uitgeprocedeerde asielzoekers niet uitgezet kunnen worden omdat de desbetreffende landen niet meewerken. Hij heeft gezegd dat mensen opvang geboden moet worden als er sprake is van schrijnende omstandigheden. Dat vinden wij ook. Ik neem aan dat u het met uw eigen fractievoorzitter eens bent.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Ik heb dit interview ook gehoord. Ik zat aan de radio gekluisterd. Ik heb gehoord dat gezegd werd: uitgeprocedeerd is uitgeprocedeerd. Er werd vooral op gewezen dat er een zorgvuldige procedure aan vooraf is gegaan, Mijn fractievoorzitter heeft ook gewezen op de discretionaire bevoegdheid van de minister, maar dat is niet onze taak. Wij moeten helder blijven.

Er blijven twee groepen over van mensen die legaal in Nederland verblijven, maar van opvang verstoken blijven, namelijk degenen die in de AC-procedure "nee" te horen hebben gekregen en in beroep zijn gegaan en degenen die een herhaalde aanvraag hebben gedaan. Deze laatste groep mag in Nederland de procedure afwachten, maar opvang wordt niet geboden. Het CDA heeft in principe moeite met deze situatie. Wij vinden het niet goed dat deze mensen door de Nederlandse straten zwerven. Dat werkt illegaliteit en criminaliteit in de hand. Wij vinden dat voor beide groepen snel een oplossing moet komen. De overheid draagt daarvoor uiteindelijk de verantwoordelijkheid.

De voorzitter:

Wilt u afronden? Uw spreektijd is bijna voorbij.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Als ik nog zo kort de tijd heb, wil ik ingaan op de AC-procedure. Daar gaat het vandaag immers over. Het CDA heeft juist moeite met déze situatie. Met het oog op het tegengaan van illegaliteit en de criminaliteit en met de noodkreet van een aantal opvangorganisaties in ons achterhoofd die in toenemende mate juist met deze groep worden geconfronteerd, vinden wij dat de rijksoverheid een oplossing moet bieden voor deze groep.

Het CDA zou graag zien dat er een mogelijkheid is om de uitspraak op de voorlopige voorziening naar voren te halen. Daardoor wordt meteen na de afwijzing duidelijk of men het beroep in Nederland mag afwachten. De overheid moet een sobere vorm van opvang creëren voor mensen die het beroep in Nederland mogen afwachten. Het antwoord dat de minister gisteren gaf op de vraag van mijn fractievoorzitter, wees in deze richting. Kan de minister nader ingaan op de mogelijkheden die deze oplossingsrichting biedt?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het betoog van mevrouw Van Vroonhoven is interessant, vooral op het gebied van het tweede asielverzoek. Zij is daar duidelijk over. Zij vindt het onwenselijk dat deze legale asielzoekers over straat zwerven. Is zij dan bereid om met mij de minister te dwingen om opvang te bieden?

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Ik ben blij dat ik op deze manier de gelegenheid krijg om nog iets over dit onderwerp te zeggen.

Voor het CDA zit de crux niet bij de opvang, maar bij het feit dat asielzoekers keer op keer een nieuwe aanvraag kunnen indienen. Als wij overgaan tot opvang van deze mensen, zijn wij bezig met symptoombestrijding. Het CDA wil de prioriteit juist leggen bij het tegengaan van het stapelen van procedures.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het CDA heeft op dit punt ingestemd met de Vreemdelingenwet. De ex nunc toetsing aan het einde van de eerste procedure bemoeilijkt de mogelijkheid om een tweede asielverzoek in te dienen. Dat gebeurt door de nieuwe Vreemdelingenwet ook nog maar heel weinig. Het CDA heeft daarmee ingestemd en heeft geen verbod op een tweede asielverzoek gewenst. Zolang het CDA dat niet wenst, moet het ook verantwoordelijkheid nemen voor deze mensen. Mevrouw Van Vroonhoven vindt immers ook dat zij hier rechtmatig verblijven.

Vindt mevrouw Van Vroonhoven dat deze mensen over straat moeten zwerven als zij hier rechtmatig zijn of niet?

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Hier zit uitdrukkelijk de crux. Het CDA vindt juist dat wij moeten zoeken naar mogelijkheden om het aantal herhaalde aanvragen te verminderen. In mijn interruptie probeerde ik mevrouw Halsema duidelijk te maken dat het CDA 2500 herhaalde procedures een groot aantal vindt. Is de minister bereid om maatregelen te nemen om het stapelen van procedures te voorkomen? Ik ben het met mevrouw Halsema eens dat wij daarbij uitdrukkelijk moeten kijken naar internationale maatregelen en internationale regels op dit terrein.

De heer Blok (VVD):

Het CDA vindt 2500 procedures heel veel en is tegen het stapelen van maatregelen. Mevrouw Van Vroonhoven stelt vervolgens voor om tijdens de beroepsprocedure opvang te blijven verlenen in het AC. Het aantal afdoeningen door AC's is veel hoger dan 2500. Hoe kan mevrouw Van Vroonhoven nou volhouden dat zij 2500 procedures veel vindt en vervolgens circa 10.000 nieuwe procedures uitlokken? Vanaf nu zal iedereen immers in beroep gaan aan het einde van de AC-procedure.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

De heer Blok heeft een punt. Ik moet hem er echter op wijzen dat ik uitdrukkelijk heb aangegeven dat onze prioriteit ligt bij het naar voren halen van de voorlopige voorziening.

De heer Blok (VVD):

Het blijven er 10.000.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Wij halen het naar voren. Als wij dat goed oplossen ...

De heer Blok (VVD):

U haalt 10.000 procedures naar voren. Het blijven er 10.000.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Ik begrijp niet wat de heer Blok bedoelt.

De heer Blok (VVD):

Het aantal procedures dat de AC's afdoen, ligt in de buurt van de 10.000. Op welke moment de procedure ook wordt gevoerd, de procedure moet gevoerd worden. Mevrouw Van Vroonhoven lokt een extra aantal procedures uit, terwijl de nieuwe Vreemdelingenwet er juist op is gericht, minder procedures te veroorzaken.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

De heer Blok zal het toch met mij eens zijn dat wij de rechtmatigheid en de grondwettelijkheid daarvan intact moeten laten? Het gaat erom dat wij deze mensen opvang moeten bieden. Ik weet geen andere mogelijkheid om juist voor deze mensen de illegaliteit en de criminaliteit tegen te gaan. Als de heer Blok een andere oplossing weet, hoor ik die graag.

De heer De Wit (SP):

Ik wil toch graag duidelijkheid. Wat moet er volgens mevrouw Van Vroonhoven gebeuren met de mensen die een tweede verzoek doen? Zij is immers begonnen met te zeggen dat deze mensen hier legaal zijn en dat de situatie waarin zij verkeren, vaak schrijnend is of leidt tot zwerven op straat. Vindt zij dat er opvang moet zijn voor deze mensen die een tweede asielverzoek doen, ondanks het feit dat haar fractie dit wil inperken? Moet er opvang worden geboden, ja of nee?

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Wij vinden het niet goed en niet wenselijk dat deze mensen op straat rondzwerven. De oplossing daarvoor moet echter niet zozeer worden gevonden in het bieden van opvang aan deze mensen, als wel in het voorkomen van de herhaalde procedures. Dat is volgens ons de kern van het probleem. Opvang is symptoombestrijding.

De heer De Wit (SP):

Moet het tweede verzoek worden verboden, dat wil zeggen moet de mogelijkheid daartoe worden geschrapt?

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Neen.

De heer De Wit (SP):

Een tweede verzoek is volgens u dus mogelijk. U vindt dan ook dat de mensen zich bevinden in een legale situatie. U erkent verder dat mensen in grote problemen komen doordat zij op straat rondzwerven. Moeten wij de mensen die zich in deze situatie bevinden dan geen opvang bieden?

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Wij zijn op dit punt gebonden aan onze eigen regels en aan de internationale regels. Daarom heb ik bij de minister de vraag neergelegd wat de mogelijkheden zijn.

De heer De Wit (SP):

Het kabinetsbeleid inzake de opvang van asielzoekers en het asielbeleid van dit kabinet in zijn algemeenheid zijn naar onze mening niet ruimhartig en evenmin humaan. Het beleid is niet ruimhartig, omdat wij nog steeds streefcijfers kennen. Bij de AC-procedure is afwijzing van 80% van de gevallen het streefgetal. Het beleid is niet humaan, omdat een groot aantal mensen niet meer voor opvang in aanmerking komt. In de eerste plaats wijs ik op de groep waarover mevrouw Halsema sprak, te weten de mensen die in de AC-procedure zijn afgewezen. Verder is er de groep van de mensen die een herhaald verzoek hebben gedaan, waarover wij zojuist hebben gesproken. Uiteindelijk zou je ook nog kunnen wijzen op de groep uitgeprocedeerde asielzoekers die niet verwijderbaar zijn. De SP-fractie vindt dat deze groepen voor opvang in aanmerking dienen te komen. Op dit moment gebeurt dat niet, zij het dat zich nu een meerderheid aftekent in de Tweede Kamer voor opvang van de eerstgenoemde groep. Ik ondersteun dit van harte.

De heer Varela (LPF):

U bent er dus voor om de uitgeprocedeerde asielzoekers toch opvang te verlenen?

De heer De Wit (SP):

Neen. Ik ben ervoor dat wij uitgeprocedeerde asielzoekers die, ofschoon zij daaraan medewerking verlenen, niet kunnen terugkeren naar het land van herkomst, niet op straat laten rondzwerven of in de illegaliteit laten onderduiken, maar opvang bieden.

De heer Varela (LPF):

Als ik asielzoeker was, zou ik denken: als ik een aantal zaken verzwijg, kan ik die altijd nog gebruiken bij het herhaalde asielverzoek en dan krijg ik alsnog opvang.

De heer De Wit (SP):

De laatste maanden hebt u steeds dit soort vragen gesteld. Er zullen wel mensen zijn die op een idee worden gebracht. Daar gaat het echter niet om. Wij hebben het over mensen die uit het buitenland hiernaartoe vluchten en daarbij barre situaties voor lief nemen. Vervolgens moeten zij een jarenlange procedure doorlopen. Niemand wil dan worden geconfronteerd met een afwijzing, gevolgd door illegaliteit. Onze procedures moeten erop gericht zijn om in een aantal gevallen humane opvang te bieden.

De groep die in de AC-procedure is afgewezen en in afwachting van een voorlopige voorziening en van de behandeling van het hoger beroep in Nederland mag verblijven, moet opvang krijgen. Daar is mijn fractie voorstander van.

De minister denkt erover om in schrijnende gevallen een opvangmogelijkheid te bieden aan uitgeprocedeerde asielzoekers die technisch "niet verwijderbaar" zijn. Wanneer verschaft de minister duidelijkheid over dat probleem?

De heer Blok (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie is zeer verbaasd over de draai die het CDA heeft gemaakt rond de opvang van asielzoekers die in beroep willen gaan. Mijn ongerustheid is alleen maar toegenomen door het interruptiedebatje dat wij net hebben gehouden. Dit zal leiden tot veel meer procedures, waardoor wij de snelheid die wij nu gelukkig bereiken in de vreemdelingenketen volstrekt kwijt zullen raken. En dat terwijl die snelheid juist van belang is om mensen snel duidelijkheid te geven over de vraag of zij al dan niet in Nederland mogen verblijven. Welke mogelijkheden ziet de minister voor het versnellen van de procedure? Dat is immers een van de andere opties die hier over tafel zijn gekomen. De VVD is voor het zo snel mogelijk afronden van procedures, maar uitspraken op dat gebied moeten wel reëel zijn. Als wij een uitspraak doen over snellere procedures, moeten wij deze ook in de moderne begrotingssystematiek vastleggen en als nieuwe norm stellen. Wat acht de minister haalbaar op het gebied van snelheid van procedure?

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

U hamert erop dat het aantal procedures toeneemt. Ik wijs u erop – en daar wil ik ook graag een reactie op – dat het er alleen om gaat, procedures naar voren te halen. Wij hebben het niet over extra procedures en opnieuw in beroep gaan.

De heer Blok (VVD):

Zeker wel! Op dit moment gaat lang niet iedereen in de AC-procedure in beroep. Wanneer uw voorstel uitgevoerd zou worden, is er geen enkele reden om niet in beroep te gaan. Dat leidt namelijk tot langer verblijf in Nederland en langer onderdak. Wij hebben onder de oude vreemdelingenwet gezien dat iedereen daarvan gebruik maakt. Het zal dus leiden tot duizenden extra procedures.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Ik ben van mening dat wij dat nog moeten afwachten. Ik geloof er niets van.

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

Voorzitter. Ik beperk mij tot de strekking van de motie die is ingediend. Er wordt thans geen opvang geboden na de eerste afwijzing in de AC-procedure en in afwachting van het besluit over een voorlopige voorziening om een beroep in Nederland af te wachten. De fractie van Leefbaar Nederland is van mening dat dit geen goede zaak is. Er is een onderscheid te constateren tussen gemeenten onderling. Vervolgens bieden ook maatschappelijke instellingen en kerken onderdak. Wij vinden dat het Rijk zijn verantwoordelijkheid moet nemen en ervoor moet zorgen dat deze opvang goed en adequaat wordt geregeld.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Voorzitter. Wij waren prettig verrast door de kerststemming die zich uitte in de uitlatingen van de heer Verhagen van de CDA-fractie. Het lijkt mij een goede zaak als dit zou leiden tot in ieder geval een gedeeltelijke oplossing van het vraagstuk waar de gemeenten nu mee worden geconfronteerd. Zij nemen hun verantwoordelijkheid tezamen met allerlei organisaties, maar de rijksoverheid heeft in dezen ook een verantwoordelijkheid. Wij hebben hierover al in eerdere debatten van gedachten gewisseld, waarin wij overigens meer tijd hadden. Een van de zaken die zijn blijven liggen, is een toezegging van de minister dat hij voor 1 december de Kamer zou informeren over een overleg dat hij voert met de VNG over een aantal vraagstukken dat bij de gemeenten samenkomt. De minister heeft zelf in het Strategisch akkoord de individuele toetsing opengehouden. Daarmee is een probleem ten dele opgelost, maar dat leidt tot afspraken met de VNG en die zouden wij voor 1 december ontvangen. In iedere gemeente speelt de vraag op welke wijze om te gaan met schrijnende gevallen en de overlast die het ingezette beleid bij de gemeenten veroorzaakt.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Gisteren is tijdens het vragenuur nog onvoldoende helderheid geboden. Het is daarom goed dat wij die discussie vandaag kunnen afronden.

Kort samengevat zijn in dezen de uitgangspunten voor de SGP-fractie: een rechtvaardig, maar streng asielbeleid, mensen aanspreken op eigen verantwoordelijkheid, maar vervolgens ook een effectief terugkeerbeleid hanteren. Voorkomen moet worden dat mensen buiten hun schuld op straat komen te staan en gaan zwerven.

Voor ons is eigenlijk de kern dat het beleid moet voorkomen dat niet wordt uitgezet en ook niet wordt opgevangen. Dat leidt tot een schimmige situatie waarin allerhande nadelen zich laten gelden. Deze zijn al genoemd. Instellingen en gemeentebesturen worden in die situatie voor een moreel dilemma gesteld als zij worden geconfronteerd met mensen die om opvang vragen. Die situatie veroorzaakt onnodig verzet en ondermijnt het draagvlak voor het asielbeleid. Dat brengt ons tot de beleidslijn dat rechtmatig verblijf en opvang zo dicht mogelijk bij elkaar moeten worden gehouden, anders is het vragen om de problemen waarover wij al zo lang spreken en waarmee gemeenten vaak op hun eigen manier aan het doormodderen zijn. Concreet betekent dit dat snel duidelijkheid moet worden gegeven over mensen die buiten hun schuld niet kunnen terugkeren, zogenaamde schrijnende situaties waarover al zo lang wordt gesproken, waarover overleg na overleg na overleg wordt gevoerd. Wanneer komt daarover nu eens helderheid?

Ook wij vinden dat sobere opvang gerechtvaardigd is als na een afwijzing in een AC-procedure niet snel op een verzoek om voorlopige voorziening kan worden beslist. Daarom steunen wij de afgewogen formulering in de motie-Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik vind het tijd worden om een kleine correctie aan te brengen, omdat de heer Jense al hetzelfde foutje maakte. Ik heb nog geen motie ingediend.

De heer Van der Staaij (SGP):

Excuus, dan was ik te zeer geconcentreerd op de motie die ik in concept heb gezien. Ik moet dan zeggen dat hetgeen ik heb gezegd, geldt voor de gedachte die mevrouw Halsema heeft ontvouwd.

Ik vind dat met de derde categorie, de herhaalde verzoeken, op dezelfde manier moet worden omgegaan als met een afwijzing in een AC-procedure. Mijns inziens moet dus in geval van een tweede aanvraag ook sprake zijn van diezelfde sobere opvang in afwachting van het besluit over het verzoek om voorlopige voorziening als dat niet snel kan worden genomen. Daarna moet duidelijk zijn dat er geen sprake kan zijn van een vervolg in de opvang.

Tot slot noem ik toch nog een probleempunt. Ons uitgangspunt is dat het rechtmatige verblijf en het bieden van opvang bij elkaar gehouden moeten worden. Ik ga ervan uit dat in de gevallen waarin op een verzoek om voorlopige voorziening wordt beslist en opvang wordt geboden, sprake is van een rechtmatig verblijf in Nederland. Wij willen namelijk absoluut niet dat hier weer een schimmige tussensituatie ontstaat, waarin mensen die formeel illegaal zijn toch weer opvang wordt geboden. Dan moet helder zijn dat er sprake is van rechtmatig verblijf in afwachting van een spoedige beslissing op een verzoek om een voorlopige voorziening.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Uw lijn is heel helder: opvang bij rechtmatig verblijf. Wat vindt u dat er moet gebeuren met asielzoekers die een tweede asielverzoek hebben ingediend?

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat heb ik net al even aangegeven. Wij hebben er niet zo uitgebreid over gediscussieerd, dus het kan zijn dat in de reactie van de minister nog overwegingen naar voren komen die ik niet een, twee, drie kan overzien, maar ik kan mij voorstellen dat daarvoor dezelfde redenering wordt gehanteerd en dat in afwachting van het besluit op een verzoek om voorlopige voorziening na een tweede aanvraag dezelfde sobere opvang wordt geboden. Dat geldt dan alleen nog voor de tweede aanvraag. Het kan natuurlijk niet eindeloos doorgaan. Als er dan nog weer sprake is van herhaling, moet zonder meer tot uitzetting worden overgegaan. Opvangen óf uitzetten, geen schimmige tussensituaties waarbij mensen over straat zwerven en gemeentebesturen met de dilemma's worden opgescheept. De VVD heeft daarvoor helaas nog steeds geen oplossing geboden. Dat vind ik jammer, want wij moeten af van dit eindeloos doormodderen. Ik hoop dat dit debat daaraan een bijdrage kan leveren.

De heer Varela (LPF):

Voorzitter. Het voorstel is opvang te bieden aan asielzoekers die onrechtmatig in Nederland verblijven, namelijk aan de asielzoekers wier asielverzoek is afgewezen in de 48-uursprocedure van het AC en aan uitgeprocedeerde asielzoekers.

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

Ik wil de heer Varela behoeden voor de uitglijder die hij dreigt te maken. Wij hebben het nu niet over onrechtmatig verblijvende asielzoekers, wij hebben het over mensen die in een procedure zitten waarin hen de mogelijkheid wordt geboden om na een eerste keer, nog een tweede keer een verzoek te doen. Voor de rest is het verhaal duidelijk uitgesproken door de heer Van der Staaij. Daarbij sluit ik mij ook aan.

De heer Varela (LPF):

Voor asielzoekers die in de 48-uursprocedure zijn afgewezen, is er geen sprake van rechtmatig verblijf in Nederland, omdat hun asielaanvraag geen enkel aanknopingspunt bevat voor het verlenen van een asielvergunning.

Het beleid om geen opvang te verlenen, is bedoeld om de komst van asielzoekers met een ongegronde asielaanvraag tegen te gaan. Het verlenen van opvang zou een sterk aanzuigende werking hebben en het aantal procedures doen toenemen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Vindt de heer Varela dat asielverzoeken door de rechter mogen worden getoetst?

De heer Varela (LPF):

Ja, die mogen door de rechter worden getoetst, maar ik weet wel waarop mevrouw Halsema doelt. Zij wil waarschijnlijk de voorlopige voorziening naar voren halen. Nu vallen de uitspraak van de rechter en de voorlopige voorziening samen, maar door capaciteitsproblemen is het niet mogelijk de voorlopige voorziening naar voren te halen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Als de heer Varela vindt dat de rechter behoort te toetsen, zal hij het met mij eens zijn dat zolang er een procedure loopt waarin de rechter nog moet toetsen, er sprake is van rechtmatig verblijf. Hij spreekt zichzelf tegen.

De heer Varela (LPF):

Nee. Ik ben het eens met mevrouw Halsema dat hiervan sprake is op het moment dat de voorlopige voorziening wordt verstrekt, maar voor die tijd niet.

Minister Nawijn:

Mevrouw de voorzitter. Wij spreken vanavond over een belangrijk onderwerp. Ik zal in de eerste plaats ingaan op de positie van de asielzoekers die zijn afgewezen in de AC-procedure en een afwijzende beschikking hebben gekregen. Er is op dat moment geen sprake van rechtmatig verblijf in Nederland als men beroep aantekent en een voorlopige voorziening aanvraagt. Ik toets dit rechtmatig verblijf dan aan artikel 8 van de Vreemdelingenwet. Daarin staat precies omschreven in welke gevallen er sprake is van rechtmatig verblijf.

Dit is wel het geval in de twee voorbeelden die mevrouw Halsema aanhaalde, namelijk in het geval van een herhaalde asielaanvraag en voor mensen die na afwijzing een vergunning tot verblijf voor regulier verblijf aanvragen. Dan is er wel sprake van rechtmatig verblijf in de zin van de Vreemdelingenwet.

De heer Jense (Leefbaar Nederland):

Als de rechter uitspreekt dat men in afwachting in Nederland mag verblijven, is er dan nog steeds sprake van onrechtmatig verblijf?

Minister Nawijn:

Nee, dan is er sprake van rechtmatig verblijf, maar daarover hebben wij het nu niet. Nu spreek ik over de situatie waarin een afwijzing in eerste aanleg is gegeven na de AC-procedure. Op dat moment kan de asielzoeker overwegen of hij in beroep gaat en daarvoor eventueel een voorlopige voorziening vraagt. In de tijd dat de rechter de aanvraag voor een voorlopige voorziening nog niet heeft behandeld, is er geen sprake van rechtmatig verblijf op grond van artikel 8 van de Vreemdelingenwet. Het is iets anders als de rechter in die voorlopige voorziening vaststelt dat betrokkene zijn beroep in Nederland mag afwachten. Dan is er wel sprake van rechtmatig verblijf en dan is er ook opvang.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik denk dat de minister het juist weergeeft, maar hij heeft gisteren toch ook gezegd dat in die gevallen wel in het verblijf wordt berust?

Minister Nawijn:

Er is de werkafspraak gemaakt dat mensen die in afwachting zijn van de beslissing op hun verzoek voor een voorlopige voorziening, niet worden verwijderd. Dat is wat anders dan rechtmatig verblijf in de zin van de Vreemdelingenwet. Overigens moet de voorlopige voorziening binnen 14 dagen na de afwijzende beschikking worden afgegeven.

De heer Van der Staaij (SGP):

Is dat niet gedogen?

Minister Nawijn:

Dat is misschien wel een vorm van gedogen. Deze mensen mogen hier blijven en worden niet daadwerkelijk actief uit Nederland verwijderd. Het is namelijk het uitgangspunt van het Nederlandse beleid dat men in ieder geval één keer beroep op de rechter moet kunnen doen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Waarom creëert u toch zo'n onheldere situatie? Wij willen toch juist af van allerlei schimmige gedoogsituaties?

Minister Nawijn:

Ik kom daar nog over te spreken.

Mevrouw Halsema vroeg waarom er bij een herhaald verzoek en na een afwijzing in de AC-procedure geen opvang wordt aangeboden. Daarvoor is heel bewust gekozen bij de behandeling van de Vreemdelingenwet 2000 en de relatie met de Koppelingswet. Er is voor gekozen om in deze gevallen geen opvang te bieden, omdat daarvan een aanzuigende werking uit zou kunnen gaan. Als iemand na een herhaald verzoek alsnog opgevangen zou worden, wordt het immers lucratief om een tweede asielverzoek in te dienen. Volgens mij ligt het heel erg voor de hand dat men dat ook daadwerkelijk zou doen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U en ik weten dat de mogelijkheden voor een tweede verzoek in de nieuwe Vreemdelingenwet aanzienlijk zijn beperkt.

Minister Nawijn:

Dat is juist.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Houdt u uw opvatting staande dat asielzoekers die rechtmatig in Nederland verblijven, opvang moet worden geboden?

Minister Nawijn:

Nee, dat houd ik dus ... In zijn algemeenheid is dat zo. Het begrip "rechtmatig verblijf" wordt heel ruim geïnterpreteerd, maar de twee mogelijkheden die u noemde, zijn duidelijk uitgesloten in de Vreemdelingenwet. Men heeft bij de behandeling van deze wet besloten om deze mensen geen opvang te bieden, omdat daarvan een aanzuigende werking uit zou kunnen gaan. Ik kan dat ook aantonen. Op dit moment wordt in 43% van de gevallen beroep aangetekend tegen een afwijzende beschikking in de AC-procedure. Deze mensen kunnen dus een verzoek voor een voorlopige voorziening indienen. Als wij opvang zouden aanbieden aan deze mensen, is het heel goed mogelijk dat niet 43 maar 86 of 90% van deze afgewezen asielzoekers in beroep gaat en een voorlopige voorziening aanvraagt. Daar zou een duidelijk aanzuigende werking van uitgaan en dat willen wij met ons asielbeleid nu juist voorkomen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De minister toont helemaal niets aan. Hij geeft zich over aan koffiedik kijken, want hij weet helemaal niet of er aanzuigende werking van uit zou gaan. Hij mag zijn argumentatie daar dan ook niet op baseren.

De minister zei gisteren – en hij zei dus niet dat het zo is volgens de Vreemdelingenwet – dat hij vindt dat er bij rechtmatig verblijf in Nederland opvang moet worden geboden. Komt hij op deze opvatting terug of vindt hij dat vandaag nog steeds?

Minister Nawijn:

Ik zou het op zichzelf prettig vinden als die situatie zo zou zijn. Ik moet met het oog op het Strategisch akkoord echter één ding goed in de gaten houden en wel dat er van de maatregelen die ik tref, geen aanzuigende werking uitgaat voor asielzoekers die langer in Nederland willen blijven, ook al weten wij dat ze kansloos zijn.

Mevrouw Halsema zei dat het slechts om een kostenpost van 3 mln euro gaat. Ik heb gisteren echter het bedrag van 3,5 mln euro genoemd. Als veel meer mensen dan de huidige 43% in beroep gaan en een voorlopige voorziening aanvragen, loopt dit bedrag natuurlijk sterk op.

Als een kamermeerderheid zich uitspreekt voor de opvang van asielzoekers die in de AC-procedure zijn afgewezen en vervolgens in beroep zijn gegaan en een voorlopige voorziening hebben aangevraagd, is dat regelrecht in strijd met het Strategisch akkoord. In dit akkoord staat namelijk duidelijk dat de inperking van de instroom van asielzoekers voorop staat. Als wij ons beleid versoepelen voor mensen die pas kort in Nederland zijn en die mensen allemaal opvangen, ook als de Staat het verzoek kansloos acht, gaan wij te ver en kiezen wij voor een optie die niet in overeenstemming is met het Strategisch akkoord.

Mevrouw Van Vroonhoven en de heer Blok hebben gevraagd of de rechter niet wat eerder naar de zaken kan kijken. Op dit moment gebeurt dit al binnen veertien dagen en dat is vrij snel vind ik. Als je dat nog sneller doet, loop je de kans dat de rechter zegt het niet te kunnen bekijken in zo'n korte tijd. Dan heb je kans dat hij gauw een VOVO toewijst. Dan mag men sneller het beroep afwachten in Nederland. Dat leidt vervolgens tot de aanwezigheid van mensen in de opvang van wie tevoren vaststaat dat zij een asielverzoek doen dat niet in lijn ligt met het vluchtelingenverdrag.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Ik wijs de minister erop dat wij dan toch wel in een schimmige situatie komen. Het grote voordeel van het naar voren halen van de VOVO-uitspraak is dat wij heel gauw weten waar wij aan toe zijn, namelijk dat er wel of geen VOVO wordt toegekend.

Minister Nawijn:

Dat klopt, maar daarover hebben wij natuurlijk uitvoerig overlegd met de rechterlijke macht, ook destijds bij de instelling van de AC-procedure. Deze procedure heeft absolute prioriteit bij de behandeling door de rechter. Als het nog sneller moet, gaat het volgens de rechterlijke macht ten koste van de zorgvuldigheid. In dat geval heeft de rechter nog weleens de neiging om toe te staan dat men het beroep in Nederland afwacht. Dat willen wij niet. Ik heb het over de VOVO-procedure.

Voorzitter. Op dit moment zijn er 2500 herhaalde asielaanvragen. Als je mensen bij een herhaald asielverzoek toch weer opvang biedt, zullen er meer herhaalde asielaanvragen volgen. Dat is mijn vaste overtuiging. Ik denk daarom dat dit geen goede zaak is. In dit geval moet er geen opvang worden geboden. Ook mevrouw Van Vroonhoven zegt dat je mensen die een tweede asielverzoek doen, opvang moet bieden. Ik denk dus dat daarvan een aanzuigende werking uitgaat en dat er meer herhaalde asielverzoeken komen. Als er namelijk opvang geboden wordt, is dat een aanmoediging om nog wat langer in Nederland te verblijven. Kortom, ik voel er niets voor.

De heer De Wit vindt het asielbeleid niet ruimhartig en niet humaan. Ik wil daar toch eens iets over zeggen. Wij hebben momenteel veel uitgeprocedeerde asielzoekers die hier al jaren zitten en met wie heel veel problemen zijn. Dat weet de Kamer; ik heb dat zelf ook al eens gezegd. Is het dan niet beter om juist in het begin van de procedure heel snel duidelijk te maken of men hier al dan niet kans heeft om als vluchteling te worden toegelaten? Ik denk dat dit juist een humaan asielbeleid is.

De heer De Wit (SP):

De minister stelt mij een vraag, maar op mijn beurt vraag ik hem waarom wij het probleem waar hij op duidt, niet oplossen. Ik doel dan op mensen die hier jarenlang rondlopen en jarenlang in de procedure gezeten hebben door de bekende maatregel. Men kan alle lopende zaken oplossen en vervolgens met snelheid, maar ook zorgvuldige procedures, aan de instroom werken. Voor mij zou dat de oplossing zijn. Waarom doet de minister dat niet?

Minister Nawijn:

Op zichzelf is daar veel voor te zeggen. Ik zit echter met de moeilijkheid dat zich tussen de 5000 asielzoekers die hier heel lang zitten, mensen uit verschillende landen bevinden. Je moet dat natuurlijk ook bekijken. Mensen die uit landen komen waar de politieke situatie zodanig is verbeterd dat zij kunnen terugkeren, kunnen naar mijn mening daadwerkelijk teruggestuurd worden. Ook in het Vluchtelingenverdrag staat namelijk dat iemand die als vluchteling is toegelaten, terug kan naar het land van herkomst als de situatie daar verbetert. Een aantal gevallen die ik al eens eerder genoemd heb, zijn schrijnend. Ik doel daarbij op een bepaalde categorie. Naar die gevallen kijk ik met de nodige zorgvuldigheid.

Daarmee kom ik op de vraag van mevrouw Adelmund over de manier waarop het overleg met de VNG verloopt. Ik had een goed overleg met de VNG; dat is inmiddels afgerond. Ik had ook gezegd dat dit voor 1 december moest gebeuren. In het overleg heb ik gekeken naar een betere communicatie tussen de gemeenten, de IND en de COA over mensen van wie tevoren al gezegd kan worden dat zij het land uit moeten. Bij voorkeur werken zij vrijwillig mee, want zij moeten meewerken. Er is een categorie van mensen die wel wilden meewerken, maar die op straat werden gezet omdat een en ander te langzaam ging. Ik ben het ermee eens dat wij die categorie nog wat langer in de opvang kunnen houden, zodat die schrijnende gevallen niet op straat belanden. Wat het volgende punt van de heer De Wit betreft, maak ik soms gebruik van mijn discretionaire bevoegdheid om in individuele gevallen toch een asielstatus te verlenen.

De voorzitter:

De heer De Wit mag nog een tweede en laatste keer interrumperen. Ik vraag de minister iets bondiger te antwoorden.

Minister Nawijn:

Ik zal het proberen, mevrouw de voorzitter.

De heer De Wit (SP):

De minister zegt aan het begin van zijn antwoord dat hij eigenlijk wel wat voor zo'n maatregel voelt en vervolgens gaat hij in op individuele gevallen waarin het land van herkomst veilig zou zijn. In die gevallen kun je mensen volgens hem misschien beter terugsturen. Daarmee lost hij het probleem niet op van de grote groep van 5000 mensen – en ruim bekeken zijn het er misschien nog wel meer dan 5000 – die hier rondloopt. Laten wij ervan uitgaan dat het om 5000 mensen gaat en dat een aantal daarvan terug zou kunnen. Waarom wil de minister dat probleem niet eenvoudig oplossen door te zeggen dat zij mogen blijven? Daarmee ontlasten wij de keten, scheppen wij duidelijkheid en maken wij een einde aan de onzekerheid van mensen die hier al zo lang zitten met de verwachting ooit hier te kunnen blijven.

Minister Nawijn:

Mijnheer De Wit, u weet dat dit allemaal zaken zijn waarover de rechter al afwijzend heeft geoordeeld. Hoe zit het met mensen uit de dezelfde categorie en hetzelfde land, van wie de rechter heeft gezegd dat zij geen kans maken en die al wél zijn teruggegaan? Dat is ook onrechtvaardig en daar moet ik ook rekening mee houden. Je bent er nog niet als je de hele groep in één keer een verblijfsvergunning geeft in de veronderstelling dat je er dan vanaf bent. Ik denk dat er dan een heleboel anderen zullen komen die zeggen dat het onrechtvaardig is omdat er al een aantal mensen is teruggegaan. Naar mijn mening ligt de enige mogelijkheid in het gebruikmaken van de discretionaire bevoegdheid in individuele zaken.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Eerlijk gezegd begrijp ik niet veel meer van uw opvangbeleid. Dublin-claimanten geeft u wél opvang en daar ben ik erg blij mee. Deze mensen zijn niet in afwachting van een oordeel van de rechter, maar van toestemming van een ander Europees land om daarnaar terug te keren. Waarom Dublin-claimanten wél en getraumatiseerden of mensen met medische problemen die in aanmerking willen komen voor een reguliere verblijfsvergunning, níet? Waarom geen mensen die in afwachting zijn van beroep bij de rechter?

De voorzitter:

Mevrouw Halsema, wilt u uw vraag stellen?

Minister Nawijn:

Ik ben het volstrekt niet eens met wat mevrouw Halsema nu suggereert. In de asielprocedure wordt ook gekeken naar psychische klachten en medische situaties en dat geldt ook voor de AC-procedure. Als er in de AC-procedure sprake is van psychische klachten, medische situaties of traumatische ervaringen, worden die meegenomen en wordt de beslissing genomen dat men wél doormag in de AC-procedure, zodat men gewoon in de normale, langere procedure komt. Er wordt dus wel degelijk rekening gehouden met dit soort omstandigheden. Als mevrouw Halsema suggereert dat dit pas na de procedure gebeurt, is dat absoluut onjuist. Dat is niet het geval.

Ik wil mevrouw Adelmund nog even precies vertellen hoe het zit met de afspraken met de VNG. Ik ben eruit en ik heb de VNG vandaag de afspraken bevestigd. Als de VNG daarmee akkoord gaat, zal ik de Kamer hierover door middel van een brief inlichten. Uiteraard zal ik dat zo snel mogelijk doen, maar ik ben ook beperkt in mijn tijd. Zoals ik de Kamer heb toegezegd, heb ik vóór 1 december afspraken gemaakt met de VNG.

De heer Van der Staaij heeft het onderwerp aangeroerd van mensen die buiten hun schuld op straat komen te staan. Als de rechter heeft geoordeeld dat asielzoekers terecht zijn afgewezen, moeten zij ook de bereidheid tonen om mee te werken aan hun uitzetting. In de meeste gevallen zijn er duidelijke mogelijkheden voor vrijwillige terugkeer via het IOM. De werkwijze van het IOM is zodanig dat mensen die meewerken daadwerkelijk terugkunnen naar het land van herkomst. Sommige mensen – en ik kan mij dat best voorstellen – willen niet meewerken, maar dat is niet goed. Het geeft moeilijkheden als mensen niet mee willen werken en daarom is er in het kader van de Vreemdelingenwet 2000 juist voor gekozen om voor deze mensen de voorziening te beëindigen. Ik heb al eerder gezegd dat de Kamer ervan op aankan dat wij zullen zoeken naar een oplossing, als dit tot zeer schrijnende situaties leidt waarbij mensen op straat terechtkomen. Ik doe dat alleen liever in een voorfase, voordat de voorziening daadwerkelijk moet worden beëindigd. Dit heb ik ook besproken met de VNG.

De heer Van der Staaij (SGP):

Als ik het goed begrijp, is er op dit punt geen verschil van inzicht. Immers, als ik spreek over "buiten schuld" dan is het ook echt buiten de schuld. Wat u zegt, is dat het wel degelijk verwijtbaar is als men nalaat zich in te spannen – dat mag mijns inziens ook van mensen worden verwacht – om het vertrek mogelijk te maken.

Minister Nawijn:

Als het echt buiten de schuld is, wordt er ook opvang geboden.

Voorzitter. Ik meen dat ik al op de vragen van de heer Jense ben ingegaan. Hij zegt dat het Rijk voor opvang moet zorgen en dat is op zichzelf terecht, maar het moet dan wel zijn voor die gevallen ten aanzien waarvan de Vreemdelingenwet ervoor gekozen heeft dat daar opvang voor nodig is.

Mevrouw de voorzitter. Ik denk dat ik daarmee mijn antwoord kan afsluiten.

De voorzitter:

Wij zijn gekomen aan het einde van de eerste termijn. Naar mij blijkt, is er behoefte aan een tweede termijn, alsmede aan een minuut schorsing daaraan voorafgaande.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik word er af en toe een tikje ongeduldig van dat de minister gisteren iets vond en vandaag niet meer. Gisteren zei hij: rechtmatig verblijf hoort opvang te geven; daar wil ik naar streven. Vandaag zegt hij dat hij dat niet meer wil. Ik heb twee moties. De eerste komt logisch voort uit de mondelinge vragen van gisteren en het debat. Ik hoef er op dit moment dan ook weinig aan toe te voegen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat aan asielzoekers na de eerste afwijzing in de AC-procedure en in afwachting van het besluit op een voorlopige voorziening om hun beroep in Nederland te mogen afwachten geen opvang wordt geboden;

overwegende dat dit leidt tot maatschappelijk en gemeentelijk verzet en tot dikwijls schrijnende omstandigheden voor de betrokken asielzoekers;

verzoekt de regering, voor 15 december 2002 de wachttijd op de voorlopige voorziening te bekorten tot één dag en/of opvang aan de betrokken asielzoekers te bieden, en de Kamer hierover uiterlijk 13 december 2002 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema, Adelmund, De Wit, Dittrich, Rouvoet, Van der Staaij en Jense.

Zij krijgt nr. 698(19637).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Mevrouw Van Vroonhoven heeft mij geïnspireerd tot de tweede motie. Zij hield een warm pleidooi voor het hervatten van de opvang rond het tweede asielverzoek. Overigens wil ik er een correctie op aanbrengen. Zij sprak erover dat 2500 mensen in 2000 een tweede asielverzoek hadden ingediend. Dat is correct, maar zij hadden wel hun eerste asielverzoek onder de oude Vreemdelingenwet ingediend en zijn niet ex nunc getoetst. Dat is een groot verschil. Onder de nieuwe Vreemdelingenwet worden er veel minder tweede asielverzoeken ingediend.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat aan asielzoekers die een tweede asielverzoek indienen, op dit ogenblik opvangvoorzieningen onthouden worden terwijl zij legaal in Nederland verblijven;

overwegende dat het onwenselijk is dat hierdoor asielzoekers over straat zwerven en mogelijkerwijs in de illegaliteit verdwijnen;

verzoekt de regering, aan asielzoekers die een tweede asielverzoek indienen, opvangvoorzieningen te bieden en de Kamer daarvan op de hoogte te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema en De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 699(19637).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Nawijn:

Voorzitter. In de eerste motie wordt steeds gesproken over "rechtmatig verblijf", maar in die motie gaat het daar juist helemaal niet over. Immers, het verzoek om een voorlopige voorziening (VOVO) wordt aangevraagd om aan de rechter te laten beoordelen of men rechtmatig in Nederland mag verblijven, in afwachting van het beroep. De eerste motie gaat dus niet over rechtmatig verblijf. Ik moet aanvaarding van de motie ten sterkste ontraden, want ik weet wat er gaat gebeuren: de rechters zullen, als zij in één dag een uitspraak moeten doen, en masse de VOVO toewijzen. Daarmee is het beroep niet meer spoedeisend, wat betekent dat de opvang van betrokkenen veel langer kan gaan duren, waardoor mensen hier veel langer zijn, terwijl men volgens de IND zelfs niet in de buurt van een asielstatus kan komen.

In de tweede motie is de opvang heel duidelijk gekoppeld aan de eerste asielaanvraag. Daarin moet alles boven water komen. Hier gaat het wel om mensen die hier rechtmatig verblijven in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet. De vraag is echter, of mensen die hier rechtmatig verblijven ook altijd door de overheid moeten worden opgevangen. Daarvoor is destijds bij de Vreemdelingenwet 2000 niet gekozen. Ik houd daaraan vast. In zijn algemeenheid worden mensen die rechtmatig in Nederland verblijven niet automatisch opgevangen door de overheid. Ik wijs op de vele daklozen in Nederland, die ook niet allemaal door de overheid worden opgevangen. Ik ontraad derhalve de motie.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Gisteren zei de minister – ik citeer letterlijk het transcript – ernaar te streven dat bij rechtmatig verblijf opvang wordt geboden. Trekt hij die uitspraak nu weer in?

Minister Nawijn:

Het streven op zichzelf vind ik goed. Beide zouden naast elkaar moeten bestaan, want dat maakt het allemaal wel duidelijker. In het geval waarover u in de tweede motie spreekt, hebben wij het wel over rechtmatig verblijf, maar ik moet ook kijken naar de aanzuigende werking en de langere duur van opvangprocedures en dergelijke. Ik vind dat zo belangrijk dat ik zeg dat in dit soort gevallen, ook al is sprake van rechtmatig verblijf, geen sprake van opvang door de overheid moet zijn.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U heeft gisteren expliciet het tweede asielverzoek genoemd als een vorm van rechtmatig verblijf, die opvang inhoudt. U spreekt zichzelf vriendelijk gezegd weer tegen.

Minister Nawijn:

U verdraait steeds mijn woorden. Ik bestrijd wat u zegt. Wij moeten kijken naar snelle en zorgvuldige asielprocedures, waarmee snel duidelijkheid aan de asielzoeker moet worden geboden. In Nederland is een opvangsysteem waarin dat mogelijk is. Daar moeten wij stevig mee verder gaan. Dat vind ik pas humaan.

De heer Van der Staaij (SGP):

De minister zegt dat de eerste motie ertoe zal leiden dat de VOVO's massaal zullen worden toegewezen door de rechter, als daarop snel moet worden beslist. Maar waarom zou het niet mogelijk zijn, op korte termijn te beslissen op VOVO's, zonder dat dit tot massale toewijzingen leidt?

Minister Nawijn:

Daarbij ben ik afhankelijk van de rechterlijke macht, waarmee voortdurend wordt overlegd. Veertien dagen is al heel snel, hoor. Helaas duurt dat eventjes.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik erken dat hier een uitwerkingsvraag ligt, maar ik bestrijd dat deze motie er onontkoombaar toe leidt dat mensen hier heel lang in de opvang moeten verblijven. Snel beslissen op een VOVO is wel degelijk mogelijk, waarna ernstig werk wordt gemaakt van uitzetting als mensen niet mogen blijven. Dan kan het best loslopen met die aanzuigende werking.

Wat gebeurt er als deze motie niet gevolgd wordt? Is het alternatief van de minister dat hij deze mensen niet zal laten uitzetten en dat gemeenten en instellingen maar moeten zien hoe zij met dit soort gevallen omgaan?

Minister Nawijn:

Betrokken komen in de vier aanmeldcentra en worden daar afgewezen. Op dat moment worden ze vaak door VluchtelingenWerk opgevangen. Ik heb gisteren al gezegd dat ik, mocht de VOVO worden toegewezen – maar dat gebeurt maar in 10% van de gevallen – bereid ben om voor die opvang te betalen. Ik ben daar ook over in gesprek met VluchtelingenWerk. De 90% die wordt afgewezen, heeft geen kans om verder te komen in de asielprocedure.

De heer De Wit (SP):

De minister zegt dat het versnellen van de procedure tot voorlopige voorziening tot ongewenste effecten leidt. Wij hebben het echter over een zeer korte periode. Is het dan niet beter om gedurende die periode opvang te bieden?

Minister Nawijn:

Ik ben voor snelle procedures, maar de termijn van veertien dagen is al zeer kort. Wij proberen zo snel mogelijk een zitting van de desbetreffende rechter te bevorderen. De afspraak is echter dat hiervoor een termijn van veertien dagen geldt. Als je in alle gevallen opvang biedt, zal er veel meer gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden tot beroep en van de verzoeken om voorlopige voorziening. Op dit moment gaat 40% tot 50% in beroep. Als je opvang biedt, zal dit naar verwachting stijgen tot 80 of 90%.

De heer De Wit (SP):

Wij kunnen nog lang praten over de verwachtingen van de minister, die overigens niet onderbouwd worden. De minister ontraadt aanvaarding van deze motie. Wat gebeurt er als de motie toch wordt aangenomen?

Minister Nawijn:

Als een dergelijke motie wordt aangenomen, gaat de minister terug naar het kabinet.

De voorzitter:

Dat is de gangbare procedure, maar de heer De Wit kan dit na de stemming wellicht nog een keer vragen.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Evenals een aantal andere partijen in de Kamer is mijn partij zeer goed verankerd in de lokale democratie. De minister moest eens weten hoeveel brieven wij krijgen over chaos in gemeenten vanwege het gebrek aan opvang voor een aantal categorieën. De minister weet precies op welke categorieën ik doel. Hij wijst er overigens op dat de Vreemdelingenwet zo in elkaar is gestoken dat een en ander niet tot aanzuigende werking zal leiden. De heer Verhagen heeft zich uitermate voorzichtig uitgelaten. Hij sprak over een sobere opvang om aanzuigende werking te voorkomen. Er zijn ook condities te verzinnen waaronder dit kan. Wij dienen in ieder geval de huidige chaos bij gemeenten tegen te gaan. Dit betreft overigens meer groepen dan alleen die uit de AC's.

De voorzitter:

Dit begint op een betoog te lijken. Wat is uw vraag?

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Ik geef enige informatie ter inleiding van mijn vraag. Erkent de minister dat de stevige aanpak op nationaal niveau tot chaos bij gemeenten leidt? De asielzoeker zoekt de gemeenten met de beste voorziening uit en dat kan niet de bedoeling zijn.

Minister Nawijn:

Ik erken dat veel gemeenten in een moeilijke situatie verkeren. Die situatie heb ik echter niet veroorzaakt maar het vorige kabinet. De partij van mevrouw Adelmund is daar duidelijk bij betrokken geweest. Ik trof bij mijn aantreden een chaos aan. Ik ben vervolgens met de VNG in overleg getreden om hier een einde aan te maken. Ik heb inmiddels afspraken ter zake gemaakt. Zoals al aangekondigd, zal ik deze afspraken binnenkort naar de Kamer sturen. Ik vind dat het Rijk en de VNG er samen uit moeten komen en ik probeer langs die lijn een oplossing te vinden.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

U geeft nu een weergave van de Vreemdelingenwet die ik nog nooit uit uw mond heb gehoord. U bent zeer gelukkig met die nieuwe wet, neem ik aan. Het feit dat zij er is, komt u bij uw werk zeer goed uit. Uw voorgangers hebben verantwoordelijkheid genomen voor een zeer streng toelatingsbeleid.

Minister Nawijn:

Het uitgangspunt van die Vreemdelingenwet is ook dat voorzieningen moeten worden beëindigd. Daardoor komen mensen op straat te staan en daar worden de gemeenten mee geconfronteerd. Dat probleem probeer ik nu op te lossen met de VNG. Wij moeten bekijken hoe het Rijk en de gemeenten samen kunnen werken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de ingediende moties volgende week te stemmen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Bij mijn weten zijn er aanstaande donderdag ook stemmingen. Vooral mijn eerste motie heeft een tikje haast. Ik verzoek u deze toe te voegen aan de stemmingslijst van donderdag.

De voorzitter:

U hebt gelijk. Ik breng dat verzoek over. Ik verwacht dat de stemmingen over deze moties morgen zullen plaatsvinden tezamen met de stemmingen over andere moties.

De vergadering wordt van 19.13 uur tot 20.45 uur geschorst.

Voorzitter: Dijksma

Naar boven