Noot 1 (zie blz. 1622)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister en de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op vragen gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij voor het jaar 2003 (28 600-XIV)

Antwoorden op vragen gesteld door de CDA-fractie

1

Het eerder geïntroduceerde instrument van de DOA is door Brussel afgewezen. Jammer. Toch zal er iets moeten gebeuren. Daarom vragen wij de minister om binnen enkele maanden met een plan van aanpak te komen hoe de duurzame landbouw kan worden gestimuleerd en voorlopers worden beloond.

De wijze waarop de duurzame landbouw verder vorm zal krijgen, maakt deel uit van de «Transitie naar een duurzame landbouw». Over mijn inzet voor deze transitie zal ik dit jaar nog een plan van aanpak met uitvoeringsagenda naar de Tweede Kamer sturen.

2

De heer Atsma heeft per bijlage een uitvoerige lijst suggesties aangereikt voor minder administratieve lasten en vereenvoudiging van regelgeving.

Ik zal deze suggesties meenemen in de analyse om te komen tot minder regels en minder lasten. Op een punt, vermeld in de categorie informatiestromen en harmonisering, wil ik nu al concreet reageren.

Adreswijzigingen zullen met ingang van 1 januari eenmalig bij Het LNV Loket kunnen worden gemeld. Het loket informeert vervolgens de uitvoerende diensten.

Het LNV-loket (0800–2233322) is het centrale punt waar informatie over alle uitvoerende diensten van LNV kan worden ingewonnen. Nu kan dat alleen via de telefoon en internet. In de toekomst zal de mogelijkheid worden geschapen om transacties met de uitvoerende diensten van LNV te doen.

3

Het CDA vindt dat de BSE-testkosten moeten worden opgebracht door de producent en consument. Een heffing op vlees heeft in onze ogen voorkeur. Verrekening van de kosten via een heffing op vlees in de winkel geldt ook voor het vereffenen van de destructietarieven.

BSE-testkosten worden, net als andere kosten, door de slachterij doorberekend. Deels leidt dit tot prijsstijging van vlees in de winkel, deels tot lagere prijzen voor de leveranciers. De wijze waarop de kosten worden doorberekend vind ik een verantwoordelijkheid van de sector zelf. Het op een andere manier doorberekenen van de BSE-testkosten laat ik derhalve primair over aan de onderlinge marktpartijen.

Niettemin spreekt de idee van de CDA-fractie omtrent een consumentenbehartiging mij aan. Ik ben bereid om bij de Europese Commissie na te gaan in hoeverre er mogelijkheden bestaan om tot een consumentenheffing te komen.

4

De CDA-fractie wil het verbod op het brandmerken van paarden heroverwegen omdat het in de praktijk niet blijkt te werken. Dit zou goed kunnen passen bij het eerdere besluit van het Ministerie om het koudbranden of vriesmerken van vee weer toe te staan.

Voor het brandmerken van paarden is sinds 1 september 1996 een verbod afgekondigd met een overgangstermijn van 5 jaar. Sinds 1 september 2001 is deze ingreep in Nederland verboden. Deze ingreep is destijds verboden aangezien het brandmerken een pijnlijke ingreep is die niet in verhouding staat tot de bedrijfsmatige voordelen, daarbij zijn er voldoende toereikende alternatieven. Door de sector is vorig jaar aangegeven dat bij de meeste erkende stamboeken in Nederland het brandmerken niet meer wordt toegepast. Vele van deze stamboeken zijn overgegaan op het chippen als alternatief voor het brandmerken. De sector heeft daarmee goed geanticipeerd op het verbod op brandmerken.

De sector leek daarentegen wel problemen te hebben met het handels- en tentoonstellingsverbod voor in het buitenland gebrandmerkte paarden. Het handels- en tentoonstellingsverbod geldt echter niet voor paarden die in het buitenland zijn gebrandmerkt. Nu noch het verbod op het brandmerken voor de stamboeken in Nederland als het daaraan gekoppelde handels- en tentoonstellingsverbod voor de sector problemen opleveren, en het evenmin een belemmering vormt voor de handel met gebrandmerkte paarden, zie ik geen reden om het brandmerkverbod op te heffen. Overigens staat Nederland niet alleen in het verbod op brandmerken. Ook in België en Zweden is deze ingreep niet meer toegestaan.

De vergelijking die de CDA-fractie met het vriesbranden maakt gaat hier overigens niet op. Het vriesbranden is op zich, in tegenstelling tot het brandmerken, geen verboden ingreep. Het vriesbranden, als extra identificatie-ingreep bovenop de twee verplichte ingrepen, heb ik gemeend nog enkele jaren te moeten toestaan in verband met een aantal welzijnsvoordelen die daarmee samenhangen en de voordelen die dit heeft voor de bedrijfsvoering van de melkveehouder.

5

Wil de Minister volstrekte duidelijkheid geven over het standpunt van Nederland ten aanzien van de suggestie dat de melkquotering op korte termijn verdwijnt.

Momenteel wordt in Brussel gediscussieerd over de toekomst in het zuivelbeleid. De Europese Commissie heeft daartoe vier opties voor het beleid geformuleerd. Eén daarvan behelst de afschaffing van de quotering (optie 4). Voor deze laatste optie is momenteel absoluut geen meerderheid. De meeste Lidstaten wensen het beleid uit te voeren zoals afgesproken in Agenda 2000 (15% prijsdaling) en dan een pas op de plaats te maken (optie 1). Ten aanzien van de opties voor de hervorming gaat de Nederlandse voorkeur uit naar de optie die voorziet in een verdere verhoging van de quota en een verdere verlaging van de interventieprijzen (optie 2), nadat Agenda 2002 geheel is ingevoerd. De melkveehouderij in Nederland heeft zich de afgelopen decennia juist met de melkquotering qua structuur en inkomen goed kunnen ontwikkelen. Bovendien heeft de quotering bijgedragen tot een minder intensieve productie.

6

Door de MKZ-uitbraak is Nederland overspoeld met een reeks maatregelen. Denk bijvoorbeeld aan de 30-dagen regeling en ook aan de beperkingen die aan de veemarkten zijn opgelegd. Waar niet nodig moet ook weer afstand genomen van aanvullend preventief beleid. Wat ons betreft kan de handel in weidevee op de veemarkt weer worden toegelaten.

Het verzamelen van evenhoevigen is een belangrijke risicofactor voor de verspreiding van besmettelijke dierziekten. De regelgeving rond het verzamelen van evenhoevigen is daarom na de mond en klauwzeercrisis aangescherpt. Het verzamelen van evenhoevigen voor het leven is in beginsel verboden. Uitzonderingen zijn slechts gemaakt voor die groepen dieren waarvoor op dit moment het fysiek verzamelen vanwege praktische redenen noodzakelijk is, zoals bijvoorbeeld varkens voor de export, fokvee voor de export en nuchtere kalveren. Bij de totstandkoming van deze regelgeving zijn zowel de adviezen van epidemiologen van CIDC Lelystad als van vertegenwoordigers van de sector meegenomen.

Met betrekking tot het verzamelen van weidevee heeft het EC-LNV in 2001 een risicoanalyse gemaakt. Hierin komt naar voren dat de bestaande contactstructuur rond bedrijven met weidevee een groot veterinair risico vormt in verband met de verspreiding van besmettelijke dierziekten zoals MKZ. Verzamelingen zoals veemarkten spelen hierbij een cruciale rol. Gelet op de «zandloperstructuur» van de weiderijsector (aanvoer vanaf vele bedrijven en afvoer naar vele bedrijven) en de daarmee gepaard gaande veterinaire risico's zie ik geen aanleiding tot heroverweging van het standpunt dat weidevee niet via de markt mag worden verhandeld.

Op dit ogenblik worden de verzamelmaatregelen overigens geëvalueerd. Afhankelijk van de resultaten zal worden bezien of het huidige preventieve beleid ook met behulp van andere instrumenten kan worden ingevuld. Op korte termijn zal de Kamer over de evaluatie worden geïnformeerd.

7

Er is een verhouding van 1:10 voor handhavingsambtenaar en boer. Klopt dit?

De landbouwsector kent ongeveer 100 000 bedrijven; bij uw 1 op 10 aanname betekent dat dus 10 000 handhavingsambtenaren vanuit mijn ministerie; zoveel ambtenaren telt mijn departement gelukkig niet.

8

Is de minister bereid om zijn invloed aan te wenden zodat alle gegevens over de MKZ-crisis van vorig jaar die bij ID-Lelystad bekend zijn, openbaar gemaakt worden? (JZ 105)

Ik ben mij ten zeerste bewust dat de uitslagen van ID-Lelystad tijdens de MKZ-crisis zware (maatschappelijke) gevolgen hebben gehad.

ID Lelystad werkt volgens vastomlijnde procedures (Sterlab-accreditatie en ISO 9001 certificering) die met regelmaat getoetst worden via externe audits. Hierdoor is de kwaliteit van de uitslagen gewaarborgd is.

ID-Lelystad heeft over haar werkwijze in de MKZ-crisis openheid van zaken gegeven. Wij kunnen niet de gegevens van individuele bedrijven openbaar maken.

9

Druk leggen op de ketel en de keten als het bedrijfsleven niet voldoende meewerkt om melk en vlees van gevaccineerde dieren afzonderlijk te verwerken en te vermarkten.

Naar aanleiding van drie onlangs door de Tweede Kamer aangenomen moties waarin gepleit wordt te bevorderen dat het bedrijfsleven een plan van aanpak maakt voor de afzet van gevaccineerde dieren tijdens een uitbraak van mond- en klauwzeer, heb ik in samenspraak met het bedrijfsleven twee werkgroepen in het leven geroepen. Hierin is naast de sector ook de retailorganisatie CBL deelnemer. Eén werkgroep houdt zich bezig met de afzet van melk van gevaccineerde dieren, de andere werkgroep betreft de afzet van vlees van gevaccineerde dieren.

Een eerste bijeenkomst van deze werkgroepen is reeds gehouden. Alle partijen zijn het er over eens dat een ieder er voordeel bij heeft om de afzet van deze producten te kunnen garanderen.

Ik zal met alle kracht de deelnemers blijven stimuleren, mede met het oog op de te verwachten voorstellen van de Europese Commissie tot wijziging van de Europese regelgeving inzake MKZ om vlees en melk van gevaccineerde dieren te kunnen vermarkten.

10

De ambitie zou moeten zijn om van Wageningen UR weer het topinstituut in de wereld te maken.

Is het een idee om bijvoorbeeld in plaats van standaardisatie van tarieven, lagere tarieven toe te staan voor het uitvoeren van onderzoek en het geven van advies in derde wereldlanden?

Ik ben van mening dat Wageningen UR het agrarische topinstituut in de wereld is. Ik kan hierbij verwezen naar recente visitaties en benchmarkstudies.

Bij de verzelfstandiging van DLO, onderdeel van het samenwerkingsverband Wageningen UR, is met u afgesproken dat DLO voor marktactiviteiten integrale tarieven hanteert om marktverstoring tegen te gaan.

Om deze reden is een eventueel lager tarief aan DLO níét toegestaan.

De rol van DLO voor derde wereldlanden kan nader worden bezien in het kader van ontwikkelingssamenwerking. Het ministerie van OS heeft daarin het voortouw.

11

Een groot punt van zorg is de ontwikkeling van de Innovatie en Praktijkcentra.

Het praktijkonderwijs wordt meer en meer bij ondernemers in de omgeving van de AOC's gegeven en bovendien drogen de internationale projecten langzaam maar zeker op. Is dit bewust beleid?

De opdrachtverlening aan IPC's m.b.t. derdewereldlanden wordt bepaald door het beleid van mijn ambtgenoot voor OS.

In vervolg op het kabinetsstandpunt op het advies van Peper is de verzelfstandiging van de Innovatie en Praktijkcentra ingezet. Doel hiervan is het beëindigen van de gedwongen winkelnering en invoering van vraagsturing door AOC's. De kaders daarvoor worden overigens thans door LNV aangescherpt.

Innovatie en Praktijkcentra zullen naar verwachting in de toekomst belangrijke aanbieders van praktijkleren op de vrije markt, zowel nationaal als internationaal, en dus ook voor de AOC's blijven.

Het praktijkonderwijs in de vorm van beroeps- en praktijkvorming is apart geregeld en wordt via de lumpsum gefinancierd.

12

In het kader van verantwoordelijkheid nemen en geven, «eigen» boerenorganisaties een grotere stem krijgen in de verdeling van de middelen en het toekennen van vergoedingen uit het Diergezondheidsfonds.

De bewaking en bestrijding van dierziekten door de overheid leidt tot kosten en uitgaven door de overheid, die ten laste van het Diergezondheidsfonds worden gebracht. In de kosten wordt o.a. voorzien door deze tot een maximum per diersoort door te berekenen aan de sector.

Over deze doorbelasting is overleg gevoerd met de sector, een convenant gesloten en is de Kamer geïnformeerd.

Antwoorden op vragen gesteld door de LPF-fractie

13

Nu de gebiedsindeling, voortvloeiend uit de reconstructiewet niet heeft plaatsgevonden [...] hebben we te maken met een situatie waarin voor de niet-kwetsbare gebieden de stankwet geldt. De stankwet zou pas worden ontkoppeld, zodra de gebiedsindeling is gemaakt. Nu die gebiedsindeling niet plaatsvindt (omdat de reconstructie niet vordert) worden ook in de niet kwetsbare gebieden de belemmeringen niet weggenomen. Hoe gaat de minister hiermee om?

Ik heb er vertrouwen in dat de provincies in de komende periode de reconstructieplannen zullen vaststellen waarmee ook de ontwikkelings-, verwevings- en extensiveringsgebieden met primaat natuur worden vastgesteld. Daarmee worden dan de gebieden aangewezen waarvoor het soepeler regime van de Wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden zal gaan gelden.

Vooruitlopend op de goedkeuring van de reconstructieplannen, ga ik er van uit dat er in de gebieden geen onomkeerbare ontwikkelingen plaatsvinden.

14

Verzoek aan de Minister om op korte termijn een bezoek te brengen aan de boeren in Kootwijkerbroek naar aanleiding van MKZ gebeuren.

Ik kan de LPF fractie mededelen dat het in mijn voornemen ligt om in januari 2003 een bezoek te brengen aan Kootwijkerbroek.

15

Coupeerverbod van schapen. Geen verkeerde zaak dus handhaven. In een aantal gevallen, afhankelijk van het ras kan het uit het oogpunt van welzijn van deze schapen wenselijk zijn tot couperen over te gaan. De LPF-fractie verzoekt de minister een regeling te maken, die ontheffing van dit coupeerverbod mogelijk maakt. Voorwaarde o.i. is dat hierbij een positief schriftelijk advies van de dierenarts aan ten grondslag ligt.

Het coupeerverbod voor schapenstaarten acht ik een goede zaak. Vanuit welzijnsoogpunt acht ik het ongewenst de staart van een schaap om reden van management of hygiëne te verwijderen. Met een goed management is het voor de schapenhouder geen probleem om de schapenstaart in tact te laten.

Een tweetal schapenrassen, het suffolk en de hampshiredown, heb ik van het coupeerverbod vrijgesteld. De stamboekorganisaties hebben via onderzoek aangetoond dat op dit moment grote welzijnsproblemen bij deze rassen kunnen optreden door het niet-couperen. Aan de vrijstelling is de voorwaarde gekoppeld dat de stamboeken van desbetreffende rassen maatregelen nemen om het probleem in de toekomst op te kunnen lossen, bijvoorbeeld met behulp van een fokprogramma.

Voor zover mij bekend zijn er geen overige rassen. Deze zullen we overeenkomstig behandelen.

16

Aanslagen nertsenhouderij. Wat doet of heeft de minister de afgelopen maanden gedaan om dergelijke aanslagen te voorkomen c.q. wat doet de minister om de daders de mogelijkheden te ontnemen toe te slaan. Tot nu toe heeft de LPF-fractie er weinig van kunnen merken. Zijn uw armpjes echt te kort?

Zoals u bekend is het kabinet voornemens om het verbod op de pelsdierhouderij in te trekken. De acties ten aanzien van de nertsenhouderijen betreur ik ten zeerste. De Staatssecretaris van LNV is niet bevoegd om maatregelen te treffen tegen dergelijke acties. Door de onder de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie ressorterende politie- en opsporingsdiensten wordt wel degelijk onderzoek gedaan naar de door u bedoelde aanslagen. Indien voldoende bewijs voorhanden is, worden er maatregelen getroffen tegen de plegers van de aanslagen.

17

Ik wil de Minister oproepen, naar aanleiding van hetgeen vorig jaar in Kootwijkerbroek is gebeurd, om na ruimen van een bedrijf waarbij mond- en klauwzeer is geconstateerd en voordat verdere maatregelen worden getroffen in het betreffende gebied eerst een contra-expertise uit te laten voeren. Dit houdt in dat voldoende materiaal wordt bewaard en dat een DNA onderzoek wordt uitgevoerd om te zien of het monster inderdaad afkomstig is van het betreffende dier.

Het CIDC is het enige instituut in Nederland waar onderzoek op mond- en klauwzeer uitgevoerd kan worden. Het gaat hier om een nationaal referentielaboratorium. Voorts is het CIDC geaccrediteerd op basis van de ISO 17 025 norm en het ISO 9001 certificaat voor het laboratorium en de administratieve organisatie.

Ik heb geen enkele reden te veronderstellen dat de resultaten van het onderzoek niet betrouwbaar zijn.

Om die reden acht ik een contra-expertise bedoeld om vast te stellen of een monster daadwerkelijk afkomstig is van het betreffende dier niet noodzakelijk.

18

Er nog steeds geen duidelijkheid over de bestrijdingskosten in andere EU-landen en ook niet welk deel van de kosten als overhead en welk deel als uitvoeringskosten betiteld moeten worden.

Wanneer komt die duidelijkheid er? Ik maak deze opmerking in het kader van harmonisatie van regelgeving en beschermen van de concurrentiepositie.

Zie vraag 1 DGF schriftelijke voorbereiding

19

Hoe verhoudt het non-vaccinatiebeleid zich t.o.v. de uitbreiding van de EU? (m.n. risicoaspect)

De risicoaspecten van het non-vaccinatiebeleid t.o.v. de uitbreiding van de EU houden met name verband met:

Het voorkomen van mond- en klauwzeer in de toetredende landen of in de grensgebieden van deze landen

De veterinaire systemen van de toetredende landen

Wat betreft het eerste punt, in geen van de toetredende landen of in de grensgebieden is recentelijk een uitbraak van mond en klauwzeer voorgekomen.

Met betrekking tot de veterinaire systemen, zijn de pre-accessielanden verplicht om hun systemen aan te passen aan de EU-regelgeving. Deze aanpassing gebeurt met hulp van de huidige EU-lidstaten. Door te zorgen dat de systemen op een vergelijkbaar niveau komen als de EU-lidstaten wordt het risico op het eventueel voorkomen van MKZ in deze landen en aan de grenzen beperkt.

20

De LPF fractie dringt er bij de Minister op aan om ook de niet gehouden runderen te onderwerpen aan identificatie en registratie.

Zoals ik u heb gemeld in mijn brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer d.d. 4 november 2002, geldt dat de kuddes niet-gehouden grazers in de Oostvaarderplassen en de Veluwezoom als gesloten eenheid gezien kan worden. In alle ander natuurgebieden worden de dieren gezien als gehouden dieren en zijn derhalve onderworpen aan identificatie en registratie.

In beide genoemde gebieden vindt in principe geen aanvoer plaats en is alleen sprake van afvoer van dode dieren naar de destructor. Verder ingrijpen door de mens vindt niet plaats. De runderen uit de twee grote natuurgebieden komen niet in het voedselcircuit terecht.

Bij de uitzondering die ik heb gemaakt voor de Veluwezoom, geldt dat de runderen bij afvoer wel geïdentificeerd en geregistreerd moeten worden en nooit in het voedselcircuit terecht mogen komen.

Ik ben dan ook van mening dat op deze wijze voldoende garanties gegeven worden ten aanzien van de diergezondheidssituatie in Nederland.

Antwoorden op vragen gesteld door de VVD-fractie

21

Hoe staat het met de ontwikkelingen rondom de Pachtwet? Hoe staat het met het onderzoek naar pachtprijsbeheersing dat in oktober zou zijn afgerond?

Het Ministerie van Justitie bereidt in overleg met mijn Ministerie op basis van het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het rapport Ruimte voor pacht een wetsvoorstel voor, waarbij de regels betreffende pacht worden opgenomen in het Burgerlijk Wetboek.

Het onderzoek naar pachtprijsbeheersing bevindt zich in een afrondende fase.

22

Handhaaft de minister de toezegging aan mevrouw Vos (begrotingsbehandeling 2002) dat de investeringspremie ook beschikbaar zal komen voor andere kapitaalintensieve sectoren als de pluimveehouderij.

Zoals door mijn voorganger reeds is aangegeven is er bereidheid om de primaire sector te ondersteunen bij omschakelingen naar biologische productie indien er voor die sector marktperspectieven zijn en de verschillende partners in de keten samenwerken. Indien er ondanks de samenwerking nog onoverkomelijke drempels de omschakeling in de weg staan dan ben ik bereid die drempels te verlagen. Ik heb voor deze zogenoemde integrale ketenplannen september jl. € 2 miljoen ondersteuning beschikbaar gesteld. Voor de pluimveehouderij moet ik constateren dat er nog geen concrete voorstellen liggen. Wel heb ik een aantal verkennende marktstudies gefinancierd en is er recent een ketenmanager vlees aangesteld, die net als voor de biologische varkenshouderij, ketenpartijen wil motiveren om tot concrete ketenafspraken te komen. Ik ben van mening dat ik mijn goede wil heb laten zien, het is nu aan de marktpartijen om deze kansen te benutten.

23

Vraag voor ons blijft wat betreft de 10 projectlocaties glastuinbouw. Een locatie, Nieuwdorp in Zeeland heeft de provincie afgewezen. Zeeland komt zelf met 2 kleinere locaties. Wil de minister daarmee akkoord gaan?

Voorop staat dat ik wil blijven vasthouden aan taak en doelstelling van 10 projectlocaties. Ik ben evenwel bereid om – als zich vanuit de betrokken regio een vergelijkbaar en acceptabel alternatief aandient dat bestuurlijk vanuit GS wordt gedragen – dat te bezien. Voorwaarde daarvoor is dat een alternatief niet alleen van betekenende omvang moet zijn maar ook aan de duurzaamheidaspecten zoals benoemd in STIDUG moet voldoen.

24

Wil de minister de consequenties van de EU Kaderrichtlijn Water op financieel en administratief gebied inzichtelijk maken?

De staatssecretaris van V&W is eerst verantwoordelijke voor de uitvoering van de EU Kaderichtlijn Water. De uitvoering van de EU Kaderrichtlijn is recent gestart en sluit aan bij het huidige waterbeleid. Er is daarom op dit moment geen sprake van een stijging van de administratieve lasten. Voor 2004 moet het Kabinet besluiten hoe de EU Kaderrichtlijn wordt geïmplementeerd en met welk ambitieniveau. De financiële gevolgen zullen hiervan afhangen. De staatssecretaris van V&W heeft het voortouw dit inzichtelijk te maken. Ik zal erop aandringen dat dit voor de besluitvorming over het Nederlandse ambitieniveau helder is.

25

Zorgen maakt de VVD en LN zich over de voorgenomen BTW verhoging voor sierteeltproducten in Duitsland. Dit kan zeer grote gevolgen hebben voor de Nederlandse tuinbouwsector en de werkgelegenheid. Mogelijkerwijs zullen andere landen na Duitsland dit voorbeeld volgen. Wat heeft de Minister gedaan of wat zal hij doen om dit gevaar af te wenden?

Ik heb mijn ambtgenoot in Duitsland direct na het voornemen schriftelijk laten weten dat ik het voornemen van de Duitse regering om het BTW-tarief op bloemen en planten te verhogen betreur. Op mijn verzoek heeft ook de Nederlandse ambassadeur zich gewend tot de Duitse ministers van Financiën en Werkgelegenheid; dit uiteraard met nuances omdat ook begrip moet bestaan voor de nijpende problematiek van het Duits begrotingstekort. Tenslotte is contact gezocht met de Duitse telers en groothandelsverenigingen die zich zullen bedienen van de hen ten dienste staande kanalen gezien het aantal arbeidsplaatsen dat ook in de Bondsrepubliek met deze kwestie kan zijn gemoeid.

26

Voorzitter, regelmatig worden wij geconfronteerd met klachten over de AID. Wij begrijpen heus wel dat handhaven voor overtreders geen leuke ervaring is en dat men het niet leuker kan maken, maar de VVD vraagt zich wel af of in een aantal gevallen niet zeer zwaar/te zwaar wordt opgetreden. Ik doel hier met name op het geval in de Hoeksche waard bij mogelijke mest en later nog eens bij mogelijke jacht overtredingen in het zelfde gebied.

Het handhaven van wet- en regelgeving is een kerntaak van de overheid en van groot belang bij het creëren van een aanvaardbaar niveau van naleving van normen. Een geloofwaardige overheid kan daarom onvoldoende naleving niet tolereren. Normconform gedrag valt slechts dan te verwachten indien de overheid de burgers daarop aanspreekt. De ernst van de normovertreding bepaalt altijd de zwaarte van de reactie van de overheid. Slechts indien er sprake is van verdenking van ernstige strafbare feiten zal er door de overheid en in casu de AID navenant streng worden opgetreden tegen normovertreders. Het optreden van de AID vindt plaats onder verantwoordelijkheid van het OM.

27

Wat zijn de criteria voor de verkoop van domeingronden aan de institutionele beleggers en waarom vindt verkoop alleen plaats aan deze institutionele beleggers?

De wijze waarop invulling wordt gegeven aan de uitvoering van de motie die bij de Algemene Financiële beschouwingen is aangenomen over de verkoop van domeingronden is nog een punt van onderzoek.

Over de criteria die bij het vervreemden van domeingronden gehanteerd gaan worden kan ik dan ook nog geen helderheid geven. Overigens ben ik hiervoor ook niet de beleidsverantwoordelijke bewindspersoon omdat dit het dossier de Minister van Financiën betreft.

Overigens merk ik ten algemene op dat domeingronden waar publieke doelen mee gediend kunnen worden, niet in aanmerking komen voor vervreemding.

28

De VVD pleit voor Ruimte voor ruimte ook in glastuinbouwgebieden. Ziet de Minister mogelijkheden een soortgelijke regeling in de glastuinbouwgebieden te ontwikkelen?

Met een ruimte voor ruimte regeling zou de sanering en ontwikkeling van glastuinbouwbedrijven versterkt kunnen worden. Ik sta hier in beginsel positief tegenover. De mogelijkheden van dit instrument worden momenteel in het kader van de Nota Ruimte bezien.

29

De VVD bevraagt de Minister op nut en noodzaak van de biologische gerichte subsidiepot, de dure reclamecampagne. Inzet zal moeten zijn de gehele sector te stimuleren in haar verduurzamingsslag.

Kunnen de gelden voor biologische landbouw niet beter op een ander terrein worden ingezet, mede in het licht van het nieuwe Kabinet? Kan de geplande evaluatie van de omschakelingsregeling worden vervroegd zodat de resultaten kunnen worden meegenomen bij de overwegingen van het nieuwe kabinet.

Groenlinks vraagt welke rol ik toeken aan biologische landbouw voor verduurzaming van de gangbare landbouw. Hoe kan die rol worden gestimuleerd?

Biologische landbouw zie ik als één van de wegen naar verduurzaming. En juist met het stimuleren van de biologische landbouw via een vraaggerichte aanpak willen we de consument via de retail en de marktpartijen bij deze verduurzaming betrekken. Daar zal ook de verduurzamingsslag binnen de gangbare landbouw van kunnen profiteren. Ik ga er vanuit dat de markt uiteindelijk dit zelf zal regelen. We hebben echter geconstateerd dat de sector nog een helpende hand bij de ontwikkeling kan gebruiken, vandaar het door mij ingezette beleid. Op dit moment worden de omschakelingsregeling en de vraaggerichte aanpak tussentijds geëvalueerd. Ook de effectiviteit van de campagne wordt gevolgd.

Aan het einde van de looptijd van de huidige beleidsnota (in 2004) zal er gekeken worden of voortzetting van het stimuleringsbeleid van de biologische landbouw nodig en wenselijk is en zo ja, in welke vorm.

Ook op andere fronten dan de biologische landbouw wordt gelukkig hard gewerkt aan de verduurzaming van de landbouw. De ervaringen die in de biologische landbouw worden opgedaan kunnen hierbij als voorbeeld dienen.

Ik kan u toezeggen dat een evaluatierapport van het Expertisecentrum van LNV inzake de omschakelingsregeling, begin januari 2003 gereed zal zijn.

Antwoorden op vragen gesteld door de PvdA-fractie

30

Melkquotum en aanpak quotumkosten i.r.t. problematiek agrarische jongeren

Hoe zit het in dit verband met het EU-voorstel om het quotum iets te verruimen?

Zijn er nog plannen om de kostenverhogende makelaars tussen de transacties (red. van quotumhandel) uit te halen, bijvoorbeeld door het instellen van een quotumbank. Tichelaar vraagt de Regering hiervoor opnieuw met een voorstel te komen.

In het kader van Agenda 2000 is afgesproken om vanaf 2005 jaarlijks het melkquotum te verruimen in drie stappen met in totaal 1,5%. Hier is geen verandering in gekomen bij de Europese top eind oktober over de uitbreiding van de EU.

Ik weet dat het NAJK, LTO en handelaren in melkquota over quotumhandel en quotumbank discussiëren. Ook krijg ik regelmatig brieven over dit onderwerp.

Mijn voorganger heeft in 1999 voorgesteld om het melkleasen te beperken en de quotumprijzen te verlagen middels een quotumbeurs, maar steun hiervoor ontbrak in de Tweede Kamer.

Ik zie vooralsnog geen aanleiding zie om de huidige systematiek van quotumhandel en -leasen te wijzigen.

Antwoorden op vragen gesteld door de SP-fractie

31

Kan op biologische producten de BTW in Europees verband worden verlaagd of afgeschaft?

De zesde EU-Richtlijn inzake omzetbelasting staat een nultarief voor biologische geteelde producten niet toe. De minister van Financiën is bezig met een inventarisatie van de standpunten van collega-lidstaten over de invoering van een BTW-nultarief op biologische producten. De meeste lidstaten hebben inmiddels laten weten dat zij negatief staan tegenover een BTW-nultarief. Ook de Europese Commissie is in dit verband geen voorstander van een BTW-nultarief. Voor aanpassing van de Richtlijn is verder unanimiteit vereist. Het perspectief voor invoering is derhalve zeer gering.

32

Kunt u duidelijkheid geven inzake de stand van zaken met betrekking tot noodscenario's/draaiboeken voor crises (o.a. MPA en MKZ werden genoemd).

Het Ministerie van LNV heeft draaiboeken voor crises situaties op het gebied van dierziekten (zoals MKZ en varkenspest) en voor situaties waar de voedselveiligheid in het geding is. Er is sprake van een continu proces waarbij nieuwe draaiboeken worden opgesteld voor nieuwe situaties en waarbij de bestaande draaiboeken regelmatig worden geactualiseerd, onder meer door de resultaten van de recente evaluaties te verwerken.

Antwoorden op vragen gesteld door de D66-fractie

33

Wat doet de minister met uitkomsten Johannesburg? Met name op het gebied van markttoegang voor ontwikkelingslanden?

Op korte termijn zal de Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking namens het Kabinet van de Tweede Kamer een brief sturen waarin concrete voorstellen worden gedaan voor de implementatie van de uitkomsten van de Wereldtop over Duurzame Ontwikkeling in Johannesburg.

Een van de concrete follow-up acties betreft het vergroten van de markttoegang voor ontwikkelingslanden. Het kabinet richt zich op fytosanitaire eisen, voedselveiligheid, etc..

34

Naar aanleiding van incidenten voedselveiligheid:

Labelling van producten: wat kan daarin worden meegenomen?

Ook risico's voor verontreinigingen?

Etikettering van voedingsmiddelen is grotendeels geregeld via EU-regelgeving. Etikettering richt zich in hoofdzaak op informeren van de consument over:

samenstelling (ingrediënten)

voedingswaarde

productiewijze (alleen bij doorstraling en biotechnologie)

Informeren over veiligheidsrisico's via het etiket is tot nu toe beperkt tot nationale regelgeving over besmettingsgevaar pluimveevlees met bacteriën (Salmonella/Campylobacter). Nationale mogelijkheden tot aanvullende etikettering op EU-regelgeving zijn beperkt en alleen mogelijk als Lidstaat kan aantonen dat aanvullende wetgeving noodzakelijk is om de gezondheid te beschermen.

Op EU-niveau momenteel voorstel in vergevorderd stadium om informatie over aanwezige allergenen in voedingsmiddelen verplicht te vermelden. NL heeft dit voorstel gesteund.

35

Hoe kijkt u aan tegen gentechnologie? Is Nederland koploper of juist niet in EU-verband?

De kern van het biotechnologiebeleid ligt in het verantwoord benutten van de kansen die technologische ontwikkeling biedt. Verantwoord betekent hier: met waarborgen voor de veiligheid, transparantie in besluitvorming, keuzevrijheid. Belangrijke aspecten zijn daarbij ook uitvoerbaarheid, fraudegevoeligheid en handhaafbaarheid van regelgeving, inclusief de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven. Kortom, dit zal de inzet van dit kabinet, en daarmee van de minister van LNV, zijn.

De overige EU-lidstaten nemen een soortgelijke positie in ten aanzien van biotechnologie, maar kunnen verschillende aspecten anders wegen. Voor sommige landen prevaleert de borging van risico's, terwijl andere landen tegelijkertijd ook oog hebben voor de gevolgen van regelgeving voor bedrijfsleven en internationale handel. Nederland behoort tot de laatste categorie.

36

Keurmerk instellen op EU-niveau voor duurzame producten?

Er is in de EU een regeling waarin duurzaamheidseisen aan non-foods met keurmerk worden gesteld (wasmachines, papier etc.)

Bij recente herziening van deze regeling is opnieuw besloten de voedingsmiddelen daar buiten te houden. Voornaamste argumenten hiervoor zijn dat de systematiek zich niet leent voor voedingsmiddelen en dat er in de EU al een regeling is voor biologisch voortgebrachte producten met bijbehorend keur die als het duurzame segment binnen de agrarische producten worden beschouwd.

Voor een tussencategorie, zoals Nederland die wel heeft met het milieukeur voor agrarische producten, is vooralsnog in de EU geen plaats.

37

Hoe ondernemerschap allochtonen in land- en tuinbouw bevorderen?

Als gevolg van de kapitaalintensiteit zijn er in de meeste sectoren in land- en tuinbouw relatief weinig toetreders van buiten en dus ook van allochtonen. Alleen in de tuinbouwsector komt, naar mijn weten, een beperkt aantal allochtone ondernemers voor. Het aantal allochtone ondernemers in MKB neemt overigens volgens verschillende onderzoeken gelukkig snel toe. In het groene onderwijs wordt actie ondernomen om deelname van allochtonen te vergroten.

38

Klopt het dat bij het CTB grote wachtlijsten bestaan, o.m. voor milieuvriendelijke middelen?

Wat gaat de Minister daaraan doen?

Er is op dit moment bij het CTB vrijwel geen achterstand in de beoordeling van nieuwe aanvragen voor toelatingen. Er is wel een werkvoorraad oude aanvragen van voor 1 januari 2001.

Door de capaciteit die is vrijgekomen als gevolg van de herprioritering worden nieuwe aanvragen onmiddellijk in behandeling genomen en kunnen alle oude aanvragen naar verwachting in de loop van 2004 zijn beoordeeld.

39

Komt er aandacht in de curricula voor Oost-Europa?

LNV zet middels het vakdepartementale onderwijsbudget in op de inhoudelijke vernieuwing van het groene onderwijs. Daarbij gaat het om vernieuwingen die inspelen op de innovaties en nationale en internationale ontwikkelingen in het LNV-domein.

Eén van de wegen waarlangs deze vernieuwing wordt uitgewerkt is via internationalisering van de LNV-opleidingen.

Hierbij zijn internationale ontwikkelingen in het LNV-domein leidend voor de vernieuwing van het curriculum. Daarbij is ook aandacht voor Oost-Europa.

40

Is er wel perspectief voor de intensieve veehouderij in Nederland

Ja, daarbij zij opgemerkt dat de concurrentie positie van de Nederlandse intensieve veehouderij wel onder staat. Het veevoerkostenvoordeel vermindert ten gevolge van veranderingen in het Europese graanbeleid. Verder kunnen kostprijsverhogende investeringen die voortvloeien uit milieu- en dierenwelzijnsbeleid niet gemakkelijk worden gecompenseerd door uitbreiding van het individuele bedrijf vanwege de ruimtelijke beperkingen in grote delen van Nederland. Dit kan leiden tot terugval van het aantal intensieve veehouderijbedrijven in Nederland maar niet tot verdwijning van de sector uit het land.

Reconstructie van de sector waarbij in concentratiegebieden ruimte wordt geboden aan bedrijfsexpansie kan bijdragen aan een weliswaar kleinere maar economisch levensvatbare sector.

Mijn conclusies zijn mede gestoeld op een recente studie van het LEI getiteld «Gevolgen van beleidsontwikkelingen voor de locatie van intensieve veehouderij». Dat onderzoek gaat in op de vraag in hoeverre beleidsveranderingen verschuivingen tot gevolg hebben voor de locatie van intensieve veehouderij in Europa.

Antwoorden op vragen gesteld door de GL-fractie

41

Om de verduurzaming op bedrijfsniveau te stimuleren moeten we inzetten op de koplopers. Deze moeten geprikkeld worden maatschappelijk verantwoord te ondernemen. Het dop-systeem (duurzame ondernemers punten-systeem) ligt al een tijdje op de plank bij het departement.

Wij zouden graag zien, dat de minister het DOP-systeem overneemt en met voorstellen komt.

Een beoordelingssysteem voor duurzame groene prestaties in de landbouw spreekt mij bijzonder aan. Ik zie daarbij primair ook een rol voor het bedrijfsleven die dergelijke initiatieven moet dragen.

Brusselse richtlijnen voorzien nog niet in een kader voor stimulering van een dergelijke integrale aanpak van duurzame groene prestaties. Het Brusselse toetsingskader voor nationale initiatieven hiertoe ontbreekt. Dit is een essentiële voorwaarde voor het als LNV nationaal kunnen ondersteunen van integrale duurzame groene prestaties.

Antwoorden op vragen gesteld door de SGP-fractie

42

De SGP-fractie maakt zich zorgen om vergrijzing in de landbouw. Uit onderzoek van Vereijken blijkt dat het aantal boeren jonger dan 40 jaar en de groep van 40 tot 55 jaar daalt met een sneltreinvaart.

In de tachtiger en het begin van de negentiger jaren was wel sprake van veroudering doch de laatste jaren is daar nauwelijks sprake van. Tussen 1996 en 2000 bleef het aandeel van de bedrijven met een ouder bedrijfshoofd met een opvolger of een medebedrijfshoofd jonger dan 40 jaar exact gelijk nl. 39% (zie Landbouw Economisch bericht 2001 pagina 109/111 en Agrimonitor, februari 2001). De jongere garde haakt dus niet af, op 31% van de bedrijven is de jongste ondernemer jonger dan 40 jaar!

43

Aangezien ook vanuit Europa in dit (red. quotum) systeem de komende jaren wijzigingen kunnen worden aangebracht, moet nagedacht worden over dit systeem. De SGP-fractie wil daarom met een positieve insteek kijken naar het voorstel van NAJK en LTO om nader onderzoek te doen.

Ik acht het op zich een aardige gedachte. Ik heb via de krant kennis genomen van het voorstel voor een onderzoek. Ik wordt graag nader door de initiatiefnemers hierover geïnformeerd.

44

Kunnen boeren onder de EU Kaderrichtlijn Water en de ammoniakrichtlijn nog een droge boterham verdienen?

De Europees Kaderrichtlijn Water en de Ammoniakrichtlijn creëren in beginsel, conform één van de speerpunten van het huidige kabinet, gelijke concurrentieomstandigheden voor de agrarische sector in heel Europa (level playing field).

Overigens wordt ingeschat dat het huidige Europese ammoniakbeleid nauwelijks tot extra inspanningen, bovenop het reeds voorgenomen ammoniakbeleid, van de agrarische sector in Nederland zal leiden.

De gevolgen van de EU Kaderrichtlijn Water kunnen pas worden bepaald als het Kabinet besluit hoe de EU Kaderrichtlijn wordt geïmplementeerd en met welk ambitieniveau. De richtlijn schrijft voor dat dit besluit uiterlijk 2004 genomen moet worden. Voorafgaand hieraan zal ik bij eerst verantwoordelijke bewindspersoon, de staatssecretaris van Waterstaat, aandringen op het inzichtelijk maken van de financiële gevolgen voor de agrarische sector.

Antwoorden op vragen gesteld door de LN-fractie

45

Hoe staan bewindslieden tegenover genetische modificatie van planten en dieren als dit een bijdrage levert aan duurzame productie: voortvarend of terughoudend?

Zie antwoord op vraag 35.

46

Regelgeving op terrein ruimtelijke ordening en natuurbescherming bekijken op negatieve gevolgen voor economische activiteiten.

De afweging van ruimtelijke en ecologische belangen met economische belangen vindt plaats in het beleid voor ruimtelijke ordening.

Binnen de Ecologische Hoofdstructuur en Vogel- en Habitatrichtlijngebieden (de groene contourgebieden) vindt een zorgvuldige afweging van maatschappelijke belangen plaats volgens het «nee, tenzij»-principe. Dit omvat onder andere de economische activiteiten.

Overigens, in de stellingnamebrief zijn enkele beleidswijzigingen opgenomen die beogen meer ruimte te bieden aan bedrijvigheid.

Naar de uitvoeringsproblemen van de Habitat- en Vogelrichtlijn is een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) gestart.

De Tweede Kamer zal hierover t.z.t. worden geïnformeerd.

47

Wat is de langere termijn visie van de minister ten aanzien van gewasbeschermingsmiddelen

Mijn beleid is gericht op duurzaamheid van de gewasbescherming en heeft als doel te bereiken dat teelten succesvol kunnen worden voltooid met zo min mogelijk ondersteuning door gewasbeschermingsmiddelen. Momenteel vinden besprekingen plaats met LTO en Stichting Natuur en Milieu om te onderzoeken of er een gezamenlijk draagvlak te vinden is voor een lange termijn aanpak. Hierover heb ik op 29 oktober de Kamer bericht. Onderdelen van een dergelijke aanpak kunnen zijn gerichte innovatietrajecten bij knelpunten (landbouwkundig en/of milieukundig) en de inzet op innovaties; het introduceren en verspreiden van Goede Landbouw Praktijk bij ondernemers; het versterken van de rol van de markt en van de eigen verantwoordelijkheid van boer en tuinder (o.a. certificering en beroepscode); het transparant maken en sluiten van de gewasbeschermingsketen en het verbeteren van handhaving en monitoring. Ik ben van plan de Kamer hierover begin volgend jaar te berichten.

Antwoorden op vragen gesteld door de CU-fractie

48

Is de Minister bereid om tegen de algemeen gedeelde ideologie van de markt in, een systeem van productbeheersing eens als serieus alternatief uit te laten werken?

Enige jaren geleden heeft het ministerie een onderzoek laten verrichten door het Landbouw Economisch Instituut, naar de haalbaarheid van een systeem van productiebeheersing en marktbescherming. De conclusie van het LEI was dat zo'n beleid inderdaad – onder een aantal voorwaarden -technisch mogelijk is en tot redelijke resultaten voor het landbouw inkomen kan leiden. Tegelijkertijd moet ik echter concluderen dat zo'n beleid in de beleids«realiteit» van vandaag, geen enkele kans maakt. We zijn in de WTO verplichtingen aangegaan het landbouw en handelsbeleid geleidelijk minder verstorend te maken. Een beleid van meer marktafscherming en gekoppeld aan beheersing van de productie staat daar haaks op. Het gaat ook helemaal in tegen de richting van de voorstellen voor aanpassing van het Europees landbouwbeleid, zoals nu op tafel liggen. Daarmee acht ik een dergelijk beleid zo goed als kansloos.

49

Uitbannen castratie van biggen: Is de minister bereid om met de sector in overleg te treden en om desnoods met een verbod te komen op de castratie van biggen?

Ik streef er naar om de castratie van biggen op termijn uit te bannen. Samen met landen als Denemarken, Duitsland, Zweden, België en Finland heeft Nederland het initiatief genomen om mogelijkheden te bekijken die de castratie van biggen niet meer nodig maken. Voordat tot een verantwoorde oplossing kan worden gekomen is het nodig om verschillende aspecten nader te onderzoeken, waaronder agressie en effecten van berengeur op de kwaliteit van vlees. Er is een toezegging van de Europese Commissie voor financiële steun voor onderzoek. Er wordt nu gewerkt aan een nadere invulling van het onderzoeksvoorstel.

Op dit moment sluit de Nederlandse regelgeving aan bij de Europese regelgeving die het (onverdoofd) castreren van biggen tot de leeftijd van zeven dagen expliciet toestaat. Een nationaal verbod op het castreren van biggen is vanuit het oogpunt van concurrentiepositie van de veehouderij ongewenst.

50

De Christenunie stelt de vraag of de minister niet wil verhinderen dat de provincies restantgelden van het Fonds MKZ aanspreken voor ondernemers die destijds gedupeerd zijn en nu als gevolg van lage prijzen in problemen komen.

De Europese Commissie geeft alleen toestemming voor steun in verband met een uitgebroken dierziekte als het te compenseren nadeel een rechtstreeks gevolg is van de uitgebroken dierziekte. In beginsel kan alleen een vergoeding worden gegeven wegens de ruiming van dieren. Het compenseren van veehouders voor lage prijzen is een vorm van niet toegestane exploitatiesteun.

Naar boven