Aan de orde is de voortzetting van het debat over de regeringsverklaring.

De voorzitter:

Ik stel voor, de spreektijden in tweede termijn, zoals gebruikelijk, een derde van die in eerste termijn te laten zijn.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. De regeringsverklaring begon met het grote belang van respect voor andere opvattingen en het onacceptabel zijn van een sfeer van bedreigingen. Ik heb goed geluisterd naar het interruptiedebat hierover tussen de heer Herben en mevrouw Halsema. Ik beluisterde bij de heer Herben dat ook hij wil bijdragen aan het normaliseren van de verhoudingen. Dat vind ik belangrijk en dat is voor ons allemaal belangrijk. Ik zou hem vanaf deze plaats dan ook willen verzoeken dit vooral ook uit te dragen als het lopende juridische zaken tegen politici en journalisten betreft.

Er is vandaag met het nieuwe kabinet gesproken over de formatie en de regeringsverklaring. Ik heb geconstateerd dat premier Balkenende grote moeite had met het helder beantwoorden van vragen over de formatie, bijvoorbeeld over het feit dat Ontwikkelingssamenwerking een staatssecretariaat is geworden, over de gesprekken met kandidaat-ministers die er andere opvattingen op nahouden dan in het regeerakkoord verwoord zijn, en over de ontslagkwestie. Iedere keer kwam de premier met een omzichtig antwoord en weigerde hij klip en klaar te antwoorden. Dat stelt de PvdA-fractie teleur. Er was toch meer dualisme beloofd? Daar heb je een debat voor nodig. Daar heb je het helder over en weer wisselen van argumenten voor nodig. Het begint erop te lijken dat de premier denkt dat hij aan dualisme doet door het woord vaak in de mond te nemen. Dat is niet zo.

Over de verdeling van de taken tussen de staatssecretaris en de minister van BZK over de politie is nog veel onduidelijk. In de formulering van de voorlopige inventarisatie van de portefeuilleverdeling lijkt het er inderdaad op dat de staatssecretaris een hulpje van de minister is. Om dit helder te krijgen, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat geen enkele onduidelijkheid mag bestaan over de vraag welke bewindspersoon verantwoordelijk is voor de politie en de handhaving van de openbare orde;

constaterende dat zowel aan de minister als aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bevoegdheden met betrekking tot deze onderwerpen worden toegedacht die elkaar overlappen;

verzoekt de regering, een eenduidige taaktoedeling voor deze gebieden vast te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is Van Nieuwenhovenvoorgesteld door de leden Van Nieuwenhoven, Halsema, Th.C. de Graaf en Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28(28375).

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

De PvdA-fractie is niet overtuigd van de goede bedoelingen van het kabinet op het terrein van milieu. Nederland heeft met Kyoto een internationale voortrekkersrol vervuld. Er lijkt sprake te zijn van een trendbreuk, gelet op het voorgenomen beleid van dit kabinet, bijvoorbeeld als het gaat om het stimuleren van groene stroom. De PvdA-fractie wil daarover ook een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het Strategisch akkoord sprake is van beoogde ombuigingen door het versoberen van de fiscale prikkels gericht op stimulering van milieuvriendelijker gedrag;

overwegende dat dit onder andere de fiscale stimulans voor groene stroom betreft;

overwegende dat het succesvolle Nederlandse beleid met betrekking tot groene stroom ten dienste staat van de door Nederland geaccepteerde doelstellingen van het Kyoto-verdrag;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat het aandeel van groene stroom in elektriciteitsgebruik vanuit het huidige niveau groeit met 10% in 2010 en daarmee in overeenstemming blijft met de Kyoto-doelstellingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nieuwenhoven, Halsema, Th.C. de Graaf, Veling en Marijnissen.

Zij krijgt nr. 27(28375).

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

In het debat over het regeerakkoord heeft de PvdA-fractie een motie ingediend, waarin werd gesteld dat het kabinet met concrete doelstellingen moet komen om de problemen van mensen aan te pakken, zoals het terugdringen van de wachtlijsten en het wegwerken van het lerarentekort. In de regeringsverklaring lijkt hieraan tegemoet te zijn gekomen, maar in het debat vanavond leek de premier daar toch weer niet op aan te koersen. Ik ga daarover niet weer een motie indienen. Kunnen wij die doelstellingen niet gewoon bij de algemeen politieke beschouwingen krijgen? Speciaal in de richting van de heer Zalm merk ik op dat dit toch iets anders is dan alleen maar de VBTB-operatie.

Premier Balkenende sprak bij de bespreking van het financieel kader wederom over lijken in de kast. Wat bedoelt hij daarmee? De PvdA vindt dat het kabinet in deze economisch mindere tijden verkeerde keuzen maakt. Daardoor worden de problemen in de publieke sector minder goed aangepakt dan zou kunnen. Over de zorg heeft premier Balkenende nu erkend dat ook in het vorige kabinet al sprake was van het recht op zorg. Hiervoor geldt dus nu: niet meer rechten, maar wel minder geld. De ommezwaai van de heer Bomhoff is hiermee des te ridiculer. De PvdA-fractie dient een motie in over de effectuering van het recht op zorg door dit kabinet.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het Strategisch akkoord sprake is van een recht op zorg;

van mening dat dit recht op zorg de beschikbaarheid van voldoende middelen impliceert;

verzoekt de regering, voldoende middelen ter beschikking te stellen zodat dit recht te allen tijde kan worden geëffectueerd en gegarandeerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nieuwenhoven, Halsema, Th.C. de Graaf en Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29(28375).

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Ik rond af, voorzitter.

Ik ga nu een paar namen noemen en een kwalificatie geven. Bij de heer Donner was het saai. Bij de heer Balkenende was het de laatste week een stuk spannender. Vandaag heb je met zulke vrienden – ik heb het over de heer Zalm – geen vijanden nodig. Wat betreft de heer Marijnissen: dat rariteitenkabinet stond al in Vrij Nederland van deze week. Daarom heb ik er ook eentje bedacht, want ik wil die prijs ook graag winnen: "Wel anders, niet beter."

De heer Marijnissen (SP):

Die heb ik al op de televisie gehoord.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Maar hij is wel van mijzelf.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister-president voor de beantwoording. Ik had even de hoop, toen ik mevrouw Van Nieuwenhoven talloze malen via de interruptiemicrofoon hoorde zeggen dat de minister-president volledig gelijk had, dat er minder moties zouden worden ingediend. Die hoop vervloog echter al spoedig. Mevrouw Van Nieuwenhoven begon haar interruptie bijna elke keer met de woorden: "De minister-president heeft natuurlijk gelijk ...". Ik vond eerst dat dit de goede kant op ging.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Sluit de heer Verhagen uit dat die andere drie punten waar ik wel een motie over heb ingediend, des te belangrijker zijn? Misschien wil hij er nog even heel goed naar kijken. Juist omdat je hem eerst gelijk geeft, moet je soms ook inzien dat een minister-president ook ongelijk kan hebben.

De heer Verhagen (CDA):

Op sommige punten sluit ik dat niet uit. Ik zal dan ook goed naar de moties kijken. Zoals ik ze beluisterde, hebben ze echter betrekking op punten, waarop wij er juist wel vertrouwen in hebben dat het kabinet met een aantal zaken zal komen. Zo niet, dan zal ik dat in mijn tweede termijn duidelijk maken.

De beantwoording ging voor een groot gedeelte over processen en personen – niet dat dat op alle punten helderheid opleverde – en wat minder over de inhoud van het komende beleid. Ten aanzien van die processen en personen heb ik nog een vraag. Dit naar aanleiding van een van de moties, die gaat over de duidelijkheid van de taakverdeling tussen staatssecretaris en minister als het gaat om de openbare orde. Ik ga ervan uit dat er, gezien de mededeling van de minister-president dat de taakverdeling een dezer dagen in de Staatscourant zal verschijnen, tussen beide bewindslieden volstrekte overeenstemming en helderheid is over die taakverdeling en dat er op dat punt geen sprake zal zijn van verwarring, want anders komt zo'n mededeling namelijk niet in de Staatscourant. Om te beginnen moet er overeenstemming zijn tussen beide bewindslieden. Mocht dat niet zo zijn, mocht er onhelderheid zijn omtrent de taken op het gebied van de veiligheid en openbare orde, dan komen wij daarop terug bij de algemene beschouwingen of bij de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken.

Over de meeste inhoudelijke punten van het beleid komen wij nog te spreken bij de behandeling van het beleidsdocument en de begroting. Wij hebben als CDA-fractie in onze termijn aandacht gevraagd voor met name gezin, levensloopbeleid, zorg, budgettair kader zorg in relatie tot de individuele aanspraken, onderwijs, huisvesting en veiligheid. Wij hebben voor tal van elementen suggesties gedaan. Ik heb daar geen reactie op gekregen van de minister-president. Ik kan er dan wellicht van uitgaan dat de minister-president daar geen enkel probleem mee heeft en dat wij dat allemaal terug zullen zien in het beleidsdocument. Dat wacht ik dan ook af. Zo nodig komen wij daarop terug bij de algemene politieke beschouwingen.

Wij zullen dit kabinet uiteraard beoordelen op de resultaten, vanuit de positieve grondhouding die wij hebben ten aanzien van dat kabinet. Ik heb er begrip voor dat het plan van aanpak voor de deregulering, de concrete kengetallen, op prinsjesdag nog niet gereed zal zijn. De minister-president heeft daar in zijn beantwoording begrip voor gevraagd. Ik kan mij voorstellen dat hetgeen ik op dat punt heb gevraagd, wellicht nog niet in te vullen is op prinsjesdag. Wij verwachten echter wel dat dit plan ons spoedig zal bereiken. Ik zal een termijn noemen die iets meer ruimte geeft: kerst. Wij zullen als Kamer echter de vinger aan de pols moeten houden en bezien of op basis van die concrete doelstellingen ook waar gemaakt wordt wat wij verwachten.

Wij hebben uitvoerig gediscussieerd over de wachtgeldregeling. Wij zullen op dat punt een voorstel krijgen van de minister van Binnenlandse Zaken. De CDA-fractie heeft duidelijk gesteld dat het gevoelen bij ons is dat een staatssecretaris die maar zeven uur staatssecretaris is geweest, niet onder een regeling hoort te vallen, waarbij twee jaar wachtgeld gegarandeerd is, als hij moet vertrekken omdat hij onjuiste informatie heeft gegeven. Ik verwacht een aanpassing van de regeling af. Wij zullen daar nog over spreken aan de hand van de voorstellen. Dat gevoelen zal wat ons betreft echter in die aangepaste regeling moeten zijn opgenomen.

Duidelijkheid en daadkracht is ons beloofd. Dat verwachten wij ook van dit kabinet. Derhalve wil ik als motto aan de heer Marijnissen meegeven: minder ellende met Balkenende.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Terwijl ik vanmiddag luisterde naar onze kersverse premier, realiseerde ik mij nog eens dat hij en ik van dezelfde politieke generatie zijn. Dat willen zeggen de generatie van 1998, die pas vier jaar in deze Kamer aanwezig is. Ik heb afgelopen jaar dan ook met verwondering en respect gekeken hoe de premier in het diepe is gegooid en daar inmiddels heelhuids en goed is uitgekomen. Ik vind dat dit een compliment waard is. Dat wil niet zeggen dat de fractie van GroenLinks geheel tevreden is met de beantwoording van vanmiddag. We vonden de premier te terughoudend, te gesloten, te omzichtig in zijn beantwoording. Oud-PPR-kamerlid Bas de Gaay Fortman heeft ooit een boek geschreven over het bedrijven van politiek. Het heet: de kunst van het ivoor draaien. Als de bibliotheek niet dicht was geweest, had ik dit even opgehaald, maar de premier houdt het van mij tegoed.

Complimenten in de richting van de persoon is niet hetzelfde als complimenten over het regeerakkoord en de regeringsverklaring die vandaag zijn afgelegd. Ik noemde dit in eerste termijn een kabinet van gevestigden. Ik doe daar in tweede termijn niets aan af. Het heeft er de schijn van dat de keuzevrijheid en de ontplooiingsmogelijkheden van degenen die in Nederland in redelijk goeden doen zijn, vergroot zullen gaan worden. De premier heeft ons er niet van kunnen overtuigen dat ook de keuzevrijheid van WAO'ers bijstandmoeders, AOW'ers en migranten de komende jaren vergroot gaat worden. Ik zie het niet. Ik ben dan ook niet overtuigd van het sociale gezicht van dit kabinet waar de premier schijnbaar zo aan hangt.

De premier is ook heel erg schuw voor een links-rechtsindeling van dit kabinet. Hij wil zich niet laten vangen in sjablonen. Ik moet bekennen dat ik, terwijl ik hem daarover hoorde spreken, dacht dat hij de enige is in het kabinet die het geen rechts kabinet wil noemen, als zelfs de linksbuiten van het kabinet het in de krant een centrumrechts kabinet noemt.

Ook op andere voor ons wezenlijke onderwerpen ontbeert het kabinet wat ons betreft solidariteit: de multiculturele samenleving, beperkingen, restricties, het criminaliseren van illegalen, terwijl integratie van migranten vergeten wordt. Ook het buitenland wordt vergeten en de solidariteit met komende generaties is zoek. De minister-president moest er zelf een beetje om lachen – ik moet hem dat nageven – toen hij geen andere milieumaatregelen kon noemen dan het openhouden van Borssele en het verbreden van de wegen. Dat is rentmeesterschap in de meest karige vorm.

Karigheid geldt helemaal voor het groen beleggen. Ik wil daar toch nog een enkel woord aan wijden, omdat de fractie van GroenLinks zich daar de afgelopen jaren bij monde van de heer Vendrik hard voor heeft gemaakt. Het kabinet wil namelijk een deel van de fiscale begunstiging voor groene en sociaal-ethische beleggingen afschaffen. Het gaat hier om de speciale heffingskorting van 1,3% die particuliere beleggers ontvangen, wanneer zij hun geld in groene of sociaal-ethische projecten steken. Wij vinden het afschaffen van deze korting uitermate onverstandig. Niet alleen wij, er is ook maatschappelijk onrust ontstaan over het voornemen van dit kabinet. Met de afschaffing is uiteindelijk een bedrag van minder dan 100 mln euro voor de Staat gemoeid, terwijl nu een veelvoud van dit bedrag in maatschappelijk verantwoorde projecten wordt gestoken. Dat staat op het spel. Ons devies is kabinet: doe dit niet. Ik wil hierover een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet het fiscale voordeel voor groene en sociaal-ethische beleggingen drastisch wil verkleinen door afschaffing van de heffingskorting van 1,3%;

tevens constaterende dat dit voornemen tot veel onrust en onvrede heeft geleid bij zo'n 160.000 particuliere beleggers, banken, het Nationaal Groenfonds en anderen, met als gevolg dat de markt voor groene en sociaal-ethische beleggingen nu reeds een gevoelige klap heeft gehad, waardoor particulier kapitaal niet meer beschikbaar dreigt te komen voor gewenste maatschappelijk verantwoorde beleggingen;

van mening dat deze fiscale stimulans een onmisbare bijdrage levert aan een duurzame, economische en maatschappelijke ontwikkeling – in Nederland en elders in de wereld – en dat het stimuleren van groene en sociaal-ethische beleggingen zeer goed past in het streven naar een beleid dat in het teken staat van modern rentmeesterschap, zoals ook het kabinet voor ogen staat;

verzoekt de regering, voornoemde heffingskorting onverkort in stand te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema, Th.C. de Graaf, Van Nieuwenhoven, Veling, Van der Vlies en Marijnissen.

Zij krijgt nr. 30(28375).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Vandaag moest ook een eerste demonstratie zijn van een nieuwe politieke cultuur. Eerlijk gezegd, is dat voor mijn fractie nogal teleurstellend verlopen. Het lijkt eigenlijk tot nu toe voornamelijk een demonstratie te zijn van clubdassen en manchetknopen. Wij vinden het dan niet zo gek dat vrouwen hier wat onwennig tegenover staan. Hoewel de mannen in mijn fractie, de paar die wij nog hebben, hier gezegd willen hebben dat inmiddels velen zich lang geleden, evenals Prins Claus en de minister van Economische Zaken, van de das en de knopen hebben bevrijd.

De politieke cultuur hoort vooral over openheid te gaan. De minister-president stelt daarin teleur, met name in de beantwoording over de affaire – want zo mogelijk wij het inmiddels wel noemen – tussen de vice-premier Bomhoff en de topambtenaar. Na overleg in het torentje, na in de media ruziënde vice-premiers, verschuilt de minister-president zich nu achter formele arbeidsrechtelijke antwoorden. Dit vinden wij oude geslotenheid, een gebrekkige bereidheid tot verantwoorden. Wij zien af van een interpellatie, zoals ik al zei, maar dat betekent niet dat wij niet de vinger aan de pols zullen houden. Bij een bevestiging van overplaatsing zullen wij dan ook opnieuw aan de bel trekken, want veel blijft wat ons betreft namelijk onbeantwoord. Wij beschouwen dat als zeer onbevredigend, te meer daar de twee vice-premiers als elkaar tegensprekende doventolken naast de minister-president zaten: de een knikt, de ander schudt.

Wat blijft onbeantwoord? Geen aanzegging tot ontslag, ondanks dat vice-premier Remkes hierover uitlatingen in de media heeft gedaan. Geen vertrouwenscrisis, wel geruchten van overplaatsing. Wat wij uiteindelijk het meest storend aan de gehele kwestie vinden, is dat wij het vermoeden krijgen dat geslotenheid van de minister-president in zijn beantwoording de vice-premier beschermt, terwijl een ambtenaar rechteloos dreigt te worden. Wij vrezen ook het precedent, getuige onder andere uitlatingen van de LPF-fractie in de media over Paars en politieke kleur. Wij vinden dat het ambtelijk apparaat met respect en loyaliteit bejegend dient te worden. Ik dien hierover dan ook een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet fatsoen en verantwoordelijkheid van de samenleving vraagt;

van mening dat deze norm ook in de arbeidsverhoudingen bij de overheid gestalte zal moeten krijgen;

spreekt als haar oordeel uit dat ambtenaren van departementen niet uit hun functie ontheven mogen worden omwille van politieke achtergronden dan wel het feit dat zij voor een kabinet hebben gewerkt met een andere politieke signatuur;

verzoekt de regering, dit oordeel als leidraad te nemen bij het beleid inzake arbeidsverhoudingen bij de overheid en hierover bij de begroting BZK voor het jaar 2003 uitgebreid te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema, Van Nieuwenhoven, Teeven, Marijnissen en Th.C. de Graaf.

Zij krijgt nr. 31(28375).

De heer Verhagen (CDA):

Uit de antwoorden van de minister van Binnenlandse Zaken op schriftelijke vragen over de gang van zaken blijkt dat in het kabinet een procedure is afgesproken enerzijds om oplossingen aan te dragen voor eventueel onwerkbare relaties tussen bewindspersonen en anderzijds om te voorkomen dat persoonlijke of politieke voorkeuren tot eenzijdige stappen leiden. Met andere woorden, wat u vraagt, is in de huidige procedure al geregeld. Welke wijzigingen wilt u aanbrengen in de huidige procedure, die juist moet voorkomen dat persoonlijke of politieke voorkeur tot deze stappen leidt?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Schijnbaar heeft de huidige procedure niet kunnen voorkomen dat wij op dit moment al van een affaire spreken en dat sprake zou zijn van het aanzeggen van ontslag, onder andere vanuit de LPF-fractie gemotiveerd als: Paars wil de controle houden, er zullen er meer volgen. Schijnbaar is de procedure niet afdoende. Wij willen zekerstellen dat ontslag of overplaatsing niet mogelijk is op basis van partijpolitieke kleur.

De heer Verhagen (CDA):

De motie van mevrouw Halsema is niet aan het LPF gericht, maar aan het kabinet. De Kamer richt haar moties Halsemaaan het kabinet. De beantwoording geeft mij geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat de huidige procedure op dit punt onvoldoende is. Ik wil de moties van mevrouw Halsema serieus bekijken, maar dan moeten zij wel zin hebben. Aan zinloze moties waarin het kabinet wordt gevraagd iets te doen wat het al doet, heb ik weinig behoefte. Met respect: dat heeft niks met dualisme te maken, maar wel met het zinvol zijn van moties.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat begrijp ik, maar de heer Verhagen zal net als ik de kranten hebben gelezen. De motie is inderdaad niet aan de LPF-fractie gericht. Zij is gericht aan het kabinet, waarin de LPF zitting heeft. De heer Verhagen zal ook weten dat er de afgelopen weken contact is geweest tussen de fractievoorzitter en de vice-premier waarbij schijnbaar wel degelijk is gesproken over ontslag, terwijl dat door de premier wordt ontkend en door de vice-premier weer wordt bevestigd. Dat wordt wel degelijk ingebed in verhalen of geruchten over een partijpolitieke kleur. Dan vergrendelt de huidige procedure dus onvoldoende dat ambtenaren beschermd zijn tegen willekeur. Ik houd de motie daarom staande.

Voorzitter. Vrijwel alle woordvoerders hebben opmerkingen gemaakt over de voortdurende bedreigingen. Het leidde tot een vinnig interruptiedebatje tussen de heer Herben en mij. Ik hoop eerlijk gezegd dat dit debatje op misverstanden berustte. Na wikken en wegen heeft mijn fractie toch besloten om een motie in te dienen. Wellicht demonstreert zij het beste de absurditeit van de politieke omstandigheden, maar een ondubbelzinnig statement achten wij al met al op zijn plaats.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat in een beschaafd en democratisch land mensen (waaronder ook politici) vrijuit moeten kunnen spreken zonder vermoord, bedreigd of geïntimideerd te worden;

van mening dat (politieke) meningsverschillen vragen om respect voor andere opvattingen;

van mening dat burgers en politici baat hebben bij een levendig en scherp publiek debat;

veroordeelt de onaanvaardbare situatie waarin politici en burgers worden bedreigd en geïntimideerd omdat ze zeggen wat ze denken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema, Verhagen, Van Nieuwenhoven, Zalm, Teeven, Marijnissen, Th.C. de Graaf, Veling, Van der Vlies en Herben.

Zij krijgt nr. 32(28375).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik ontdekte net dat mij door bereidwillig personeel van de Kamer het boekje "De kunst van het ivoordraaien" is toegezonden. Ik heb voor de minister-president een verheugende mededeling: hij kan het waarschijnlijk nog voor zijn tweede termijn lezen. Ik zal hem het boekje overhandigen.

De heer Herben (LPF):

Mijnheer de voorzitter. Ik wil de minister-president graag bedanken voor de heldere wijze waarop hij de vragen van het parlement heeft beantwoord. Dat antwoord was voor ons geen probleem. Daarmee gaan wij volledig akkoord. Ik wil nog twee punten aanstippen.

Het eerste punt gaat over het wachtgeld voor bewindslieden die voortijdig of erg snel opstappen. Wij wachten met belangstelling het voorstel af van de minister van Binnenlandse Zaken. Ook wij zijn van mening dat het wachtgeld in die gevallen kan worden beperkt.

Wij hebben begrepen dat over de portefeuilleverdeling tussen de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en zijn staatssecretaris goed en vruchtbaar overleg heeft plaatsgevonden tussen de twee bewindslieden. Dat is voor ons op dit moment voldoende. Een van de basisgedachten achter dit kabinet is immers dat er sprake moet zijn van teamwerk, niet alleen tussen de bewindslieden op hetzelfde departement, maar ook tussen de bewindslieden van alle departementen. Ik ga ervan uit, en daar vertrouw ik ook op, dat die bereidwilligheid er is. Op die manier, in goed teamverband, zal de coalitie tot stand kunnen brengen waar de burgers in dit land op zitten te wachten.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter. Ik zal eerlijk zijn, dat ben ik altijd, maar nu ook: ik vond de minister-president niet sterk. Ik heb hem sterker gezien als woordvoerder financiën in de Kamer. Ik herinner mij een congres van het CNV waar wij beiden mochten spreken en waar hij een fantastische speech hield. Ik sluit mij aan bij het oordeel van mevrouw Van Nieuwenhoven en mevrouw Halsema. Ik vond het niet helemaal oké.

De helft van het motto is duidelijkheid. Ik vond echt dat hij helderheid verschuldigd bleef op het punt dat hij zelf aanroerde: de zorg en het geld. De uitspraak van de heer Bomhoff bij Twee vandaag was: er is tekort aan geld, dan is er te spreken over meer. Ik vond ook dat hij niet echt helder was over de overplaatsing van de ambtenaar op VWS. Wat was nu precies de reden, wat was er aan de hand, dat weet ik nog steeds niet.

Over de staatssecretaris van Ontwikkelingssamenwerking wilde hij niet toegeven aan mevrouw Van Nieuwenhoven dat het alles te maken heeft met partijpolitieke verhoudingen. Dat heeft zij zes keer moeten vragen. Ik snap niet wat het probleem is. Dat geldt ook voor de discussie over de positie van de heer Hessing, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, en de minister. Ik vond dat geen toonbeeld van de duidelijkheid waarop hij zichzelf wil laten voorstaan.

Erger is iets waarover ik mij ontzettend boos kan maken, het gewoon negeren van opmerkingen. Ik kan er een stuk of tien noemen, maar ik zal er vier noemen. Ik heb vragen gesteld over de formatie en de heer Melkert, maar daar is in het geheel niet op ingegaan. De minister-president denkt dat wij het misschien vergeten, als hij er niet op ingaat, of dat wij het zeggen om een nummertje te maken en niet geïnteresseerd zijn in het antwoord, maar dan vergist hij zich. Ik heb expliciet gevraagd wat zijn mening is over openbaarheid over de persoonlijke financiële belangen van de leden van het kabinet, maar daar is hij niet op ingegaan.

Ik heb speciaal zijn boek gelezen. Ik heb geprobeerd zijn gedachten te doorgronden, omdat ik toch moet weten hoe de man denkt. Ik heb mijn best gedaan en het stuk gelezen over de sluitsteen van de metselaars, maar daar is hij helemaal niet op ingegaan. Over de rol van de overheid heb ik een halve verhandeling gehouden, maar daar gaat hij ook niet op in.

Tot slot heb ik een opmerking gemaakt over de panacee die het kabinet heeft gepresenteerd: minder regels, minder bureaucratie, dan hebben wij genoeg geld om de problemen op te lossen. Dat hoor ik hem al honderd keer zeggen in de media. Ik heb daar een reactie op gegeven, maar daar is hij helemaal niet op ingegaan. Dat vind ik eigenlijk wel jammer.

Op een gegeven moment zag ik zelfs dat mevrouw Halsema een vraag stelde. De minister-president had op dat punt niet geantwoord. Hij pakte er een briefje bij waarop een antwoord van een ambtenaar stond geschreven. Met andere woorden, er lagen antwoorden van een ambtenaar, maar die werden gewoon niet voorgelezen. Over geldverspilling gesproken! Wij kunnen hier nog een hoop besparen. Een grote of kleine fractie, links, rechts of midden, coalitie of oppositie doet dan niet ter zake. De minister-president moet de Kamer serieus nemen, want zo ken ik hem ook, en het debat willen aangaan.

Toch wil ik mild eindigen op dit punt, omdat ik weet dat de minister-president het erg druk heeft gehad. Ik wil het hem wel vergeven, maar vergeten doe ik het niet. Dit is de categorie eens en nooit meer, zeggen wij hier. De tweede termijn hangt er altijd een beetje bij, want dan is iedereen bekaf, maar ik vind dat hij serieus werk moet maken van de eerste termijn, zeker wanneer andere fractievoorzitters die aan het debat deelnemen, hun best hebben gedaan om een goede inbreng te leveren.

Ik heb nog twee korte punten. Het eerste heeft betrekking op de campagne van de overheid, onder de naam "verrijking". Ik was er zelf niet opgekomen, maar ik vind het een mooi woord. De overheid voert onder het mom van verrijking campagne om personeel of mensen te interesseren voor het werken bij de overheid. Ik vind dat mooi, omdat ik voor het Rijk en voor de overheid ben, omdat zij onze beschaving hoeden. Het is stom dat ik er zelf nooit op ben gekomen. Deze campagne is ook een vorm van geldverspilling, als zich tegelijkertijd zoiets voordoet als met de heer Bomhoff en de heer Van Lieshout. Als mensen dat lezen in de krant, denken zij: ammehoela, die campagne geloof ik niet meer.

Het is nog erger. Ik heb hier voor mij een mailtje uit FEMDeDag. Daarin staat het volgende: collega-minister Herman Heinsbroek wilde echter niet achterblijven – hiermee wordt bedoeld dat hij niet achter wilde blijven bij minister Bomhoff – en stelde gisteren ook een ferme daad op zijn ministerie. Toen hij rond de lunch kwam aanrijden bij het ministerie van Economische Zaken op de Bezuidenhoutseweg zat daar een groepje ambtenaren op het bordes te lunchen. Heinsbroek maakte er direct een eind aan en liet het ambtelijk apparaat weten dat het bordes bedoeld is voor auto's en bezoekers en niet als terras.

Die mensen schrokken zich rot, zo hoorde ik uit betrouwbare bron. U lacht er misschien om, maar het is de vraag of hier sprake is van een bepaalde constante. Als er dan een campagne wordt gevoerd onder het mom van "verrijking" en "kom bij de overheid", maar mensen merken dat dit soort willekeurig optreden van bewindslieden het niet bepaald aantrekkelijk maakt om bij de overheid te werken, is zo'n campagne contraproductief. Ik zou hierop graag de reactie van de minister-president horen.

Het kabinet heeft toegezegd dat zal worden nagedacht over de wachtgeldregeling. De heer Remkes zal dit doen. Ik vind dit wat te vaag. Daarom wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de wachtgeldregeling voor Tweede-Kamerleden bepaalt dat minder dan drie maanden kamerlidmaatschap recht geeft op maximaal een halfjaar wachtgeld;

overwegende dat voor bewindspersonen ook bij een zeer korte bewindsperiode het maximale wachtgeld twee jaar is;

verzoekt de regering, de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers zodanig te wijzigen dat voor oud-bewindspersonen met een bewindsperiode van korter dan drie maanden maximaal een halfjaar recht op wachtgeld bestaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Marijnissen, Van Nieuwenhoven, Halsema, Teeven, Th.C. de Graaf en Veling.

Zij krijgt nr. 33(28375).

De heer Marijnissen (SP):

De heer Herben heeft helaas zijn steun moeten intrekken, omdat hij van oordeel is dat eerst het kabinetsstandpunt moet worden afgewacht. Of de motie het haalt, is daarom nog maar de vraag, maar ik vind het toch goed om door middel van het indienen van deze motie hier een "statement" neer te zetten. Misschien kan de motie de minister inspireren bij zijn werk.

Ik wil nog even terugkomen op de prijsvraag. Ik vond het erg leuk dat mevrouw Van Nieuwenhoven toch nog het "rariteitenkabinet" noemde. Het is plagiaat op haarzelf, dus dat mag. Vrij Nederland heeft dit ook genoemd en ik vind dit een hele leuke. Er zijn echter nog veel leukere reacties gekomen. Eentje bijvoorbeeld was "Bentley I". Er zijn ook mensen die het niet zo goed begrijpen. Die hebben ons gemaild: "Leve Balkenende, weg met de SP-ellende." U ziet, ik ben eerlijk. Ik verdenk Verhagen ervan dat hij dit heeft ingezonden, want deze bijdrage lijkt wel erg op zijn uitspraak. Verder is ingezonden: het "toverballenkabinet", het "te-hoge-verwachtingenkabinet", het "wachtlijstenkabinet", ik vind dat allemaal maar zozo. Een "bak ellende" vind ik te plat. Het "kabi-net-niet Balkenende" vind ik ook wel leuk, maar een hele leuke vind ik toch wel: "dit is geen kabinet, hooguit een nachtkastje". Hiermee wil ik afsluiten, want wij hebben meer dan 200 reacties ontvangen.

De heer Zalm (VVD):

Voorzitter. Mag ik ook onder pseudoniem een bijdrage indienen? Ik dacht aan "armoe troef".

Wij zullen zeer terughoudend zijn met het indienen van moties, omdat wij menen dat een motie een machtig wapen van het parlement moet zijn. Zeker als de regering toezeggingen doet die ons bevredigen, zullen wij die moties dus niet steunen. Wij steunen door medeondertekening wel de motie van mevrouw Halsema over de bedreiging van politici. Wij vinden het essentieel dat wij hier allemaal een uitspraak over doen.

Enkele punten zijn overgebleven. Niet zozeer in de beantwoording van de minister-president, want ik heb hem niet zoveel gevraagd. Over een aantal andere zaken wil ik wel nog wat zeggen. D66 heeft harde woorden gesproken over het ontstaan van een begrotingstekort. Ook in het CDA- en PvdA-programma stonden harde teksten, namelijk dat zoiets nooit meer zou mogen gebeuren, of woorden van gelijke strekking. Het regeerakkoord is daarin wat genuanceerder. Niettemin zijn natuurlijk ook wij van mening dat je tot het uiterste moet proberen om een begrotingstekort te voorkomen. Maar als je tegelijk vindt dat er op allerlei terreinen nog extra uitgaven moeten plaatsvinden, dan ben ik erg benieuwd naar de tegenbegroting waarmee PvdA en D66 komen, inclusief de doorrekening ervan door het CPB. We zullen dan bekijken of we aan een wat restrictievere koers steun kunnen verlenen, mits binnen de randvoorwaarden van het regeerakkoord. Maar dat zal wel lastig zijn.

Nog iets over de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, waarvoor de minister-president geen goed argument bleek te kunnen bedenken. Ik heb er zelf wel een: het is ook goed voor een integraal buitenlands beleid dat er één minister op het ministerie van Buitenlandse Zaken is, die in alle opzichten bevoegd is op het gebied van het buitenlands beleid, of dat nu gaat over Europa, ontwikkelingslanden of anderszins. Dat zou als een plus van deze formule kunnen worden gezien.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Voorzitter. De heer Zalm vergist zich een beetje, want Europa is volgens mij, buiten het stuk Nederland, voor een groot deel buitenland. En daar is de staatssecretaris minister.

De heer Zalm (VVD):

Nee, het beleid wordt gemaakt in Den Haag.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Ja, maar in het buitenland is de staatssecretaris minister.

De heer Zalm (VVD):

Ja, en die staatssecretaris mag daar het beleid uitdragen dat in Nederland door de minister is bepaald.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

O, het betekent dus niets!

De heer Zalm (VVD):

Nee, het betekent heel veel.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Wat dan?

De heer Zalm (VVD):

Dat hij zich in het buitenland minister mag noemen, net als de staatssecretaris van Economische Zaken. Maar natuurlijk waren er opportunistische overwegingen, vanwege de getallen. We hadden 15 ministers, dus 3 x 5, of 7-4-4. Maar 6-4-4 oogde wat beter en dat was het argument om één ministerspost te laten vallen. Dan is het de vraag welke. Voor mij was een inhoudelijk argument dat het goed is dat er op Buitenlandse Zaken één minister is die het uiteindelijk voor het zeggen heeft. Die staatssecretarissen staan hem natuurlijk zeer terzijde en hebben ook behoorlijke eigen portefeuilles, maar het geeft snel spanningen wanneer twee ministers op Buitenlandse Zaken allebei een aspect van het buitenlands beleid bepalen.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Bij Justitie is dat geen probleem? Daar hebben ze namelijk ook weleens met het buitenland te maken.

De heer Zalm (VVD):

Zeker, maar in ieder geval hebben we er dan hier een minder als er daar een meer komt.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Ja, ja. Maar kwam het allemaal ook niet goed uit in de partijpolitieke verdelingen?

De heer Zalm (VVD):

Dat sta ik u toch net te vertellen?

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

De minister-president had er wat moeite mee om dat te erkennen, maar nu weten we het van u.

De heer Zalm (VVD):

Ik vond dat een relevant aspect. Ik vond de verdeling 6-4-4 prettiger dan 7-4-4. U begrijpt dat 5-5-5 van mij ook had gemogen, maar dat stuitte natuurlijk weer op andere bezwaren.

Nog wat andere staatsrechtelijke aspecten. Ik zei al iets over de ministeriële verantwoordelijkheid, een veld waarin ik niet erg thuis ben. Toch meen ik dat de minister-president mij verkeerd heeft verstaan. Ik zei dat ministers politieke verantwoordelijkheid dragen voor alle zaken die binnen hun bevoegdheid liggen. Het benoemen en aanzoeken van bewindspersonen ligt naar mijn oordeel binnen de bevoegdheid van de formateur, c.q. de minister-president – ik hoop dat ik dat goed heb. Ik zei ook dat die verantwoordelijkheid niet alleen een schuldverantwoordelijkheid is: een persoonlijk verwijt voor iets wat iemand verkeerd heeft gedaan. Die verantwoordelijkheid is ook een risicoverantwoordelijkheid: Carrington viel ook niets over de Falklands te verwijten, maar hij droeg wel risicoverantwoordelijkheid. Over de ene risicoverantwoordelijkheid val ik meer dan over de andere, maar iemand in de regering moet aanspreekbaar zijn voor dingen die misgaan. Dat het bij de benoeming van de staatssecretaris is misgegaan, lijkt me duidelijk. Iemand moet daarover kunnen worden aangesproken. Minister-president, wijst u me dus iemand in dit vak aan. Ik vrees dat u de enige bent. U bent dus aansprakelijk en verantwoordelijk. Overigens zeg ik het vertrouwen in u niet op. Dat moge duidelijk zijn. Ik heb alle vertrouwen in dit nieuwe kabinet. Het kan echter niet zo zijn dat u zich beperkt tot: achteraf gezien, wijsheid achteraf, wij hadden het misschien beter kunnen weten of het is allemaal wijsheid van nu. Ook al is dat zo, dan neemt het nog uw verantwoordelijk niet weg. U bent staatsrechtelijk verantwoordelijk en aansprakelijk voor dit bij nader inzien verkeerde aanzoek, deze wijsheid achteraf en deze verkeerde benoeming. Ik wil dat hebben vastgesteld, omdat de Kamer anders in de situatie terechtkomt dat er geen enkele bewindspersoon aanspreekbaar is, behalve een afgetreden staatssecretaris, die wij helemaal niet kunnen aanspreken. Het is dus een principieel punt, te weten de risicoverantwoordelijkheid versus de schuldaansprakelijkheid. Ik wil dit toch even met nadruk noemen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik bedank u voor uw uiteenzetting in eerste termijn over de Carrington-doctrine, maar u zei toen ook dat u af wilde van de ministeriële erfzonde, hetgeen betekent dat nieuwe ministers niet de verantwoordelijkheid kunnen dragen voor hetgeen onder een vorig kabinet is gebeurd.

De heer Zalm (VVD):

Dat heb ik niet gezegd. Nieuwe ministers moeten zich natuurlijk wel verantwoorden en de benodigde informatie geven over een feit. Dat is echter iets anders dan louter en alleen omwille van dat feit het vertrouwen in die minister op te zeggen. Ik heb weleens gezegd dat je iedere nieuwe minister van Financiën dan wel naar huis kunt sturen vanwege de staatsschuld die hij geërfd heeft van zijn voorgangers. Dat is immers ook niet iets waar je echt trots op kunt zijn. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen verantwoordelijkheid en verantwoording enerzijds en de vraag wanneer je het vertrouwen moet opzeggen anderzijds. Het kan zijn dat er iets mis is gegaan en dan moet er altijd iemand in de regering aanspreekbaar zijn en neemt de nieuwe minister de portefeuilles en het verleden van zijn voorganger over. Dat is echter iets anders dan de vraag wanneer je het vertrouwen in een minister moet opzeggen. Toen ik over erfzonde sprak, doelde ik op die vraag. Wij zullen dat niet snel doen, louter en alleen vanwege het feit dat de voorganger van een minister iets verkeerd heeft gedaan.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het toeval wil dat veel bewindslieden in Paars II ook deel hebben genomen aan Paars I. Moet ik uit uw betoog nu de conclusie trekken dat Paars II niet had hoeven aftreden voor het drama van Srebrenica dat onder Paars I heeft plaatsgevonden?

De heer Zalm (VVD):

Daarover verschilt men dus van mening. Ik ben zelf afgetreden, omdat de minister-president aftrad. Op dat moment ontvalt namelijk de grondslag aan een kabinet. Hierover is eerder in de Kamer gediscussieerd. In die discussie waren verschillende geluiden te horen. De D66-fractie was de opvatting toegedaan dat men moest aftreden, omdat men in Paars I had gezeten en men zich medeverantwoordelijk en medeschuldig voelde. De bewindslieden van deze partij wilden samen met de minister-president de deur uit. Er waren echter ook bewindslieden die het feit dat de minister-president aftrad genoeg vonden en dan komt die andere vraag niet eens meer aan de orde.

Ik moet wel de kleine nuancering aanbrengen dat de minister van Defensie destijds een andere redenering volgde, aangezien hij vond dat hij een daad moest stellen tegenover een ambtenarenapparaat dat hem en zijn voorganger niet adequaat had geïnformeerd. Dat zijn allemaal nuances die bij dat dossier hebben gespeeld. Het gaat mij er echter om dat een minister die juist is aangetreden, wel mag worden aangesproken op feiten uit het verleden en daarvoor verantwoordelijk mag worden gesteld, maar dat dit een separate kwestie is van de vertrouwensvraag. Die vraag moet op een ander moment worden gesteld, omdat ik niet in de ministeriële erfzonde geloof.

Voorzitter. Ik heb nog een appeltje te schillen met de fractie van GroenLinks! Belasting heffen in Nederland is altijd vervelend. Wij kennen op dit moment een systeem waarbinnen ook beleggingen worden belast. Daarop is een uitzonderingen gemaakt voor beleggingen die een goede doel dienen, want die zijn "tax free". Het subsidiëren van beleggingen is pas het echte kapitalisme! Dat is echter wel wat mevrouw Halsema bepleit. Ik ben daar dus niet voor.

De minister-president had aangekondigd, mij een beurt te zullen geven. Ik heb lang gewacht, maar het is mij toch ontgaan. Misschien sloeg zijn opmerking op de befaamde anekdote over mijn uitroep: die motie voeren wij niet uit! Hij refereert daarmee aan de gebeurtenis dat ik nog in vak K zat en de heer De Hoop Scheffer mij tot driemaal toe vroeg wat de regering van een motie vond. Ik antwoordde hem toen: wij voeren haar niet uit. De heer Balkenende heeft terecht gezegd dat dit natuurlijk omgekeerd ook kan gebeuren. Wij zijn van plan om niet veel moties in te dienen, maar als er ooit een motie-Zalm komt en er staat iemand van de regering die zegt: wij voeren haar niet uit, dan gaan wij zeker niet over tot de orde van dag.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter. Ook ik dank de minister-president voor zijn uitvoerige beantwoording. Alle begin is moeilijk. De Kamer vraagt ook veel. Inderdaad is niet over alles duidelijkheid gegeven. Mijn fractie heeft daarvoor overigens veel begrip, omdat het beleidsplan nu eenmaal pas in september komt; het kabinet zit pas vers vier dagen. Wij kunnen niet het onmogelijke vragen. Op het punt van de formatie en de dingen die hebben gespeeld rondom de kandidaten, is echter niet altijd duidelijkheid verschaft.

De daadkracht van de nieuwe minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport was wel heel duidelijk aanwezig. Wat ons betreft, ging het daarbij echter niet om de goede daadkracht. Ik raad hem aan om die daadkracht ten aanzien van ambtenaren voortaan maar achterwege te laten. Ik vind het niet erg dat iemand na decennia van partij verandert, 180° wendbaar is in zijn opvattingen of aan een mission impossible wil beginnen. Het is echter wel erg als ambtenaren niet fatsoenlijk worden behandeld. Ik ben blij dat de minister-president in algemene zin, weliswaar betrekkelijk abstract, op dit punt duidelijkheid gaf – hij nam daarmee enige afstand – dat wij in Nederland geen systeem hebben van politieke benoemingen van ambtenaren en dat dit zo moet blijven. Ook in dit geval geldt de uitspraak van de minister-president: fatsoen moet je doen. Over dit onderwerp dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Nederland tot op heden bij wisseling van bewindslieden geen sprake is van een wisseling van ambtenaren;

van mening dat ambtenaren hun minister zo goed mogelijk willen dienen, ongeacht hun politieke kleur;

De Graafconstaterende dat het kabinet op dit punt een nieuwe koers lijkt te varen;

spreekt uit dat voor een dergelijk koerswijziging in de behandeling van ambtenaren geen aanleiding is en wijst de handelswijze van het kabinet op dit punt af,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Th.C. de Graaf, Teeven, Halsema, Marijnissen en Van Nieuwenhoven.

Zij krijgt nr. 34(28375).

De heer De Graaf (D66):

In het regeerakkoord en in de regeringsverklaring zijn veel zaken opgesomd. Ik geef toe dat het daarbij gaat om veel nuttige punten. Over de kenniseconomie wordt echter betrekkelijk weinig gezegd. Met name wordt niet aangegeven wat de ambitie is van het kabinet voor de ontwikkeling van die kenniseconomie. Dit zou verstandig zijn geweest, zeker tegen de achtergrond van de afspraken die in Europa zijn gemaakt. Wij willen het kabinet graag uitnodigen, in september duidelijkheid te scheppen over die inzet, waartoe ik een motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Nederlandse regering zich, in Lissabon en Sevilla, heeft gecommitteerd aan internationale afspraken aangaande ambities en investeringen in de kenniseconomie;

constaterende dat deze regering in algemene zin uitspreekt dat zij "een toekomstgericht beleid" wil voeren, waarvan "een gezonde economie het fundament vormt" en "onderwijs een centraal thema van beleid is";

van mening dat de ontwikkeling van de kenniseconomie derhalve prioriteit dient te hebben;

verzoekt de regering, bij de aanbieding van de beleidsplannen duidelijk te maken hoe een toekomstgerichte ontwikkeling van de kenniseconomie ondersteund gaat worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Th.C. de Graaf, Van Nieuwenhoven, Halsema, Teeven en Marijnissen.

Zij krijgt nr. 35(28375).

De heer De Graaf (D66):

Er is één punt waarop ik echt ben teleurgesteld, zeker tegen de achtergrond van het debat drie weken geleden. Toen hebben wij geconstateerd dat in het regeerakkoord niets stond over het cultuurbeleid. De heer Zalm antwoordde toen als een van de onderhandelaars, dat men het hierover eens was, dat daarover geen meningsverschil bestond en er derhalve niets hoefde te worden vermeld in het regeerakkoord. Dat kan ik mij nog wel voorstellen, maar ik mag er toch van uitgaan dat er in de regeringsverklaring wél iets over cultuurbeleid wordt gezegd? Als het kabinet cultuurbeleid serieus neemt en cultuur inderdaad ziet als een belangrijke bouwsteen voor de samenhang in de samenleving, verwacht ik dat de minister-president vandaag bij de regeringsverklaring wél iets zegt over cultuurbeleid. Er was niet alleen geen meningsverschil tussen de coalitiepartners, er is kennelijk ook geen interesse in het kabinet. Dat stelt mij echt teleur en daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat cultuur onmisbaar is voor de kwaliteit van de samenleving en dat een sterke culturele sector het economisch klimaat van ons land positief beïnvloedt;

constaterende dat het onderwerp cultuur noch in het strategisch beleidsdocument noch in de regeringsverklaring aan de orde is gekomen;

spreekt als haar mening uit dat de rijksoverheid een cultuurbeleid dient te voeren dat gericht is op kwaliteit, op versterking van de culturele infrastructuur van steden en verbetering van het cultuuraanbod in de regio en daarvoor voldoende financiële middelen ter beschikking dient te stellen;

vraagt de regering, met inachtneming van bovenstaande in het beleidsdocument haar visie op het cultuurbeleid voor de komende jaren neer te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Th.C. de Graaf, Van Nieuwenhoven, Halsema en Marijnissen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36(28375).

De heer De Graaf (D66):

Het kabinet gaat een zware tijd tegemoet, ook economisch. Dat is ons allemaal duidelijk en daarom wil ik het kabinet graag succes toewensen. In de komende jaren zal vertrouwen moeten worden gewekt, dat is nodig. De hele politiek moet het vertrouwen terugwinnen. Wij willen daaraan een bijdrage leveren en het kabinet zelf ook. Mensen moeten het vertrouwen krijgen dat zij ook werkelijk iets te zeggen hebben. Dat kan het vertrouwen tussen burgers en politiek herstellen. Ik vraag het kabinet zeer nadrukkelijk, rekening te houden met de bestaande instrumenten en daarbij ook te denken aan de lokale regelingen die er nu zijn op grond van de wet over referenda. Ik heb dit punt eerder gewisseld met de minister-president. Ik zou niet alleen het kabinet maar ook de fractie van de LPF willen vragen, die verworvenheid niet ter discussie te stellen. Daarover gaat mijn volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering het voornemen heeft de Tijdelijke referendumwet terug te draaien;

constaterende dat dit voornemen ook lokale referenda omvat;

van mening dat het referendum op lokaal niveau tot de autonomie van de gemeenten behoort en inmiddels volledig ingeburgerd is;

De Graafoverwegende dat het instrument van een lokaal referendum past in de notie om méér aan burgers over te laten;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat de mogelijkheid tot het houden van een referendum op lokaal niveau behouden blijft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Th.C. de Graaf, Van Nieuwenhoven, Halsema, Teeven en Marijnissen.

Zij krijgt nr. 37(28375).

De heer Veling (ChristenUnie):

In een motie kan treurnis worden uitgesproken of afkeuring, maar u spreekt over afwijzing, mijnheer De Graaf. Kunt u mij uitleggen wat de strekking is van uw motie waarin u de handelswijze rondom ambtenaren afwijst?

De heer De Graaf (D66):

Ik moet de tekst van mijn motie er even bijnemen. Als er afwijzen staat, wordt ook afkeuren bedoeld, want dat is exact hetzelfde. De voorzitter overhandigt mij de motie. Er staat: "en wijst de handelswijze van het kabinet af". Er wordt dus duidelijk afstand genomen van die handelswijze.

De heer Veling (ChristenUnie):

Een motie van afkeuring dus?

De heer De Graaf (D66):

Als ik zeg: wijst de handelswijze van het kabinet op dit punt af, is dat geen motie van wantrouwen jegens het hele kabinet. Dat zal u duidelijk zijn, gegeven de context van het debat.

Voorzitter. Ik heb eigenlijk nog een vraag aan collega Marijnissen. Wat is eigenlijk de prijs? Wij praten de hele avond over de prijs, maar wat levert het eigenlijk op? Is het een tomaat, of zijn het manchetknopen met een kwartje erop? Ik wil dat eerst graag weten voordat ik mijn best ga doen. D66 heeft het kabinet omschreven als Grijs 1; de toevoeging 1 is nadrukkelijk bedoeld als waarschuwing dat het daarbij moet blijven, geen Grijs 2 dus. Ik erken dat de opmerking over het nachtkastje ongelooflijk leuk was. Laten wij als oppositie ervoor zorgen dat wij de wekker op het nachtkastje zijn!

De heer Veling (ChristenUnie):

Mijnheer de voorzitter. Je zult maar een relatie hebben waarin je partner tegen je zegt: ik zal je echt niet verlaten, want ik krijg nooit meer iemand die zo naar mijn pijpen danst als jij. Je zult maar in zo'n relatie gevangen zitten. Als ik de heren Zalm en Balkenende met elkaar in gesprek hoor, heb ik de indruk dat daar sprake is van een dergelijke relatie. Net als de heer Zalm heb ik gewacht op de aandacht die de minister-president hem zou geven. Hoe noemde hij het? Hij zou hem een beurt geven of zoiets.

De heer Zalm (VVD):

Een politieke combinatie is iets anders dan een huwelijk met liefde.

De heer Veling (ChristenUnie):

Daar ben ik van overtuigd, mijnheer Zalm. Ook in een politieke relatie lijkt mij dit echter een buitengewoon pijnlijke vorm van met elkaar verkeren. Ik ben benieuwd of de heer Balkenende alsnog zal ingaan op de wijze waarop de VVD-fractie zich presenteert. Voor ons is het een aangelegen kwestie, omdat wij onze zorg hebben uitgesproken over het hoge liberale gehalte van de wijze waarop het kabinet de samenleving wil loslaten. Wij zijn er niet gerust op dat deze wijze van loslaten minder te maken heeft met het gunnen en bevestigen van verantwoordelijkheden dan met het liberale, het maar aan de individuele mensen in hun onderlinge marktverhouding overlaten. Dat maakt ons ongerust. De burgers hebben weliswaar belangen die zwaar moeten wegen bij het regeringsbeleid, maar normen wegen zwaarder. Wij zijn er niet helemaal gerust op dat daarmee in het kabinetsbeleid op een voldoende wijze rekening wordt gehouden. De minister-president heeft gehoor gegeven aan mijn suggestie om eens naar de Noorse commissie "Human values" te kijken. Wij zullen er zelf op terugkomen, maar misschien kan de minister-president ook nagaan of er mogelijkheden te vinden zijn die het normbesef kunnen bevorderen.

Zorgvuldigheid met mensen strekt verder dan de belangen van gevestigde burgers. Ik denk dan aan de wijze waarop asielzoekers en vluchtelingen worden bejegend. Wij hebben overwogen om over de dreigende afbraak van COA en IND een motie in te dienen, maar wij zien daarvan af, ook omdat de minister-president heeft toegezegd dat de feitelijke ontwikkeling van het aantal asielzoekers natuurlijk een verband blijft houden met de beschikbare budgetten. Wij wachten de ontwikkelingen niet zonder zorg af.

Bij het milieubeleid speelt iets dergelijks. Ik stel een motie voor die te maken heeft met de Kyoto-doelstellingen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het regeerakkoord de Kyoto-doelstelling weliswaar wordt gehandhaafd, maar dat onduidelijk is of het voorgenomen regeringsbeleid hiertoe voldoende is;

verzoekt de regering, het regeerakkoord op zijn effecten ten aanzien van de uitstoot van broeikasgassen te laten doorrekenen en de Kamer bij de indiening van de begroting voor het jaar 2003 inzicht te verschaffen in de wijze waarop zij de Nederlandse Kyoto-doelstelling wil behalen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Veling, Van Nieuwenhoven, Th.C. de Graaf, Halsema, Van der Vlies en Marijnissen.

Zij krijgt nr. 38(28375).

De heer Veling (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik sluit af met een persoonlijke opmerking. Er is een motie ingediend waarmee protest wordt aangetekend tegen een sfeer van bedreiging en intimidatie. Het debat vandaag was scherp, aanhoudend, vasthoudend en misschien voor sommigen op het irritante af. Dat is allemaal uitstekend, maar het baarde mij zorgen dat er van tijd tot tijd sprake was van een grimmige ondertoon, die verder ging dan een functioneel verschil van mening. Ik hoop van harte dat de Tweede Kamer een sfeer, een klimaat, een wijze van omgang zal weten te handhaven en waar nodig te vinden die recht doet aan het karakter van dit huis, waar tegenstellingen geweldig scherp kunnen zijn, maar waar in de persoonlijke verhoudingen goed kan worden samengewerkt.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter. Ik zeg de minister-president dank voor zijn reactie op wat ook door ons in eerste termijn is ingebracht. Ik heb de suggestie gedaan om aan de twee d-woorden van het motto "Duidelijk heid en daadkracht" een derde d-woord, te weten dienstbaarheid, toe te voegen. De reactie van de minister-president luidde dat een motto, door het kabinet gezamenlijk gekozen, niet te amenderen valt. Ik heb daar begrip voor, maar anderzijds heeft de minister-president ook gezegd dat hij het signaal accepteerde. Dat vind ik belangrijk. Dat nemen wij mee. Daar zal ik de minister-president zo nodig op gezette tijden aan herinneren. Het begrip "dienstbaarheid" naast duidelijkheid en daadkracht zou voor ons een toegevoegde waarde hebben als het gaat om een oriëntatie, een richting van inspanning en een identiteit. Een fietsenfabriek kan ook duidelijkheid en daadkracht als motto hebben, maar ik hoop dat een kabinet meer is dan het door mij willekeurig gekozen voorbeeld van de fietsenfabriek. Het lijkt mij duidelijk waar de fractie van de SGP haar oriëntatie vandaan haalt. Dat zijn de bijbelse waarden en normen. Die referentie moet er in de CDA-geleding van de coalitie ook op zijn minst zijn.

Dat brengt mij bij de beschermwaardigheid van het leven. Ik denk dan aan de paragraaf in het Strategisch akkoord: "Niet bij decreet en geld alleen". Daar staan aanzetten in als het gaat om de Wet afbreking zwangerschap, de euthanasie, de palliatieve zorg en de Embryowet. Die waarderen wij positief. De minister-president zei vanmiddag dat de regering wat deze thema's betreft ruimte geeft voor debat. Uiteraard zal de regering daar ook ethische aspecten aan verbinden. De minister-president zei echter ook dat hij moet afwachten hoe fracties zullen stemmen. Dat brengt mij tot de simpele, staatsrechtelijk niet van belang ontblote vraag of het dan wel vrije kwesties zijn. Daarop wil ik een duidelijk antwoord. Het zal duidelijk zijn dat ik dat zou betreuren.

Het geheel overziend, constateer ik dat er plus- en minpunten zijn. Pluspunten: het over en uit zijn van het gedoogbeleid voor drugs, geen XTC-tests, het niet op slot gaan van het platteland en ruimte voor maatwerk van andere overheden. Zo zijn er meer pluspunten. Er zijn ook minpunten, zoals de twijfel over de financiële paragrafen over de zorg, het onderwijs en de veiligheid. Het zal een grote klus worden om door deregulering zoveel geld te winnen dat je geen geld nodig hebt voor de extra inspanning om bijvoorbeeld de wachtlijsten te verhelpen en dan ook nog eens in een gelijk oplopende fase. Dat kan heel lastig worden. Wij wachten op die punten de uitwerking bij de algemeen politieke beschouwingen en in de begrotingshoofdstukken af. Dat lijkt ons billijk.

Kijkend naar wat er tot nu toe is gebeurd en een optelsom makend van de debatten over het Strategisch akkoord en de regeringsverklaring, komt mijn fractie vooralsnog tot een andere uitkomst dan bij de vaak heel gedetailleerde debatten in het verleden over de regeringsverklaring. Ik herinner mij dat er toen vaak heel vervelend en tot ver achter de komma werd gemillimeterd over koopkrachteffecten en dat soort zaken. Die kant hoeft het voor ons niet op, maar er is alle reden op een gepast moment de gang van zaken tot dan toe te evalueren. Je wil namelijk toch winst boeken, in procedurele, maar ook in inhoudelijke zin, met name op het punt van kwaliteit en dualisme. Het is voor ons nog onduidelijk of er van die winst sprake zal zijn. Dat moet echt bezinken. Vandaar onze suggestie, ook aan u, voorzitter, om dat op enig moment in de geëigende gremia te evalueren.

Er is vandaag gediscussieerd over de coherentie binnen het kabinet. De minister-president was daar zeer geruststellend over. Ik heb het over de opmerkingen over die drie tot vier jaar en de stekker die er wel of niet vroeg uitgaat; iets wat de VVD toegedicht zou worden. Ik denk toch dat de minister-president zich daar op dit moment niet heel erg ongerust over hoeft te maken. Immers, van diverse kanten is ook al royaal gesproken over het kabinet-Balkenende I. Als je daarover nadenkt, is dat eigenlijk een geruststellend signaal. Je spreekt namelijk pas over Balkenende I in de context van de komst van Balkenende II. Let maar op, zo is het in de historie van de parlementaire geschiedenis gegaan. Als dat signaal geruststellend kan zijn, zij dat het kabinet gegund, maar het moet dan ook wel inhoudelijk worden waargemaakt. Daar zullen wij elkaar over spreken. Overigens herhaal ik wat ik in eerste termijn zei en waarmee ik ook mijn tweede termijn wil afronden: wij bidden het kabinet de zegen des Heere toe.

De heer Teeven (LN):

Voorzitter. Zonder het Calimero-effect te willen oproepen, want u heeft mij 3,5 minuut spreektijd gegeven, is het toch een beetje teleurstellend voor de fractie van Leefbaar Nederland dat dit kabinet spreekt over toegankelijkheid voor de oppositiefracties – dan denk je als kleine oppositiefractie, een beetje verscholen in de VVD: dat klinkt goed, want dan horen ze ook onze vragen – maar dat het, als je als tiende spreker een aantal vragen stelt, nadat je er ongeveer 20 hebt kunnen wegstrepen, omdat er negen sprekers voor je zaten, die vragen niet beantwoordt in eerste termijn. Daar wordt je dan een beetje verdrietig van. Ik wil de minister-president dan ook even herinneren aan die vraag. Op pagina 12 van de regeringsverklaring spreekt het kabinet over een internationaal verband en het zegt dan dat de discussie over het drugsbeleid en de minimumstraffen aandacht vragen. Ik heb in eerste termijn gevraagd wat wordt bedoeld met die discussie over minimumstraffen. Ik ben mijn collega-fractievoorzitter van de Socialistische Partij dankbaar dat hij de minister-president ook heeft herinnerd aan de antwoorden die niet waren gegeven. Er zijn veel antwoorden geven, maar niet die over de minimumstraffen. Ik heb echt goed geluisterd. Het is mooi dat het er staat, die minimumstraffen, en ik ben er ook wel een beetje blij mee, want de vorige minister van Justitie, in dit kabinet de minister van Defensie, was daar nooit erg enthousiast over. De minister-president in de campagne echter wel. Leefbaar Nederland vond die minimumstraffen ook een goed punt in het kader van het veiligheidsbeleid. Maar vandaag horen wij daar niets meer over. Wellicht dat de minister-president, al was het alleen maar voor de gemoedsrust van een fractievoorzitter van een heel kleine fractie in dit parlement, daar toch een antwoord op kan geven.

Een ander puntje dat mijn fractie heeft gemist, was het volgende. Nadat de fractievoorzitter van de LPF had gevraagd of het rapport van de commissie-Fortuyn wat eerder kon komen, zei de minister-president dat wij geduld moeten hebben en dat het eraan komt. Ik heb in eerste termijn nog de suggestie gedaan dat de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken daar met veel wijsheid indringend over zouden gaan spreken. Wellicht dat de minister-president in tweede termijn wat duidelijker kan zijn over wanneer wij dat rapport kunnen verwachten. Ik heb de fractievoorzitter van de LPF nog een voorstel horen doen over een tussenrapportage. Daar heb ik de minister-president niets over horen zeggen. Dat zou echter een mooi punt zijn.

Verder waren de antwoorden duidelijk. Voor mij is ook alle begin moeilijk. Ik heb daar dus wel een beetje begrip voor.

De vergadering wordt van 22.20 uur tot 22.30 uur geschorst.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar opmerkingen in tweede termijn. Het is interessant om een aantal typeringen mee te krijgen. Mevrouw Van Nieuwenhoven zei: wel anders, niet beter. Ik denk dat er op prinsjesdag en bij de politieke beschouwingen weer een andere typering zal komen. De heer Verhagen sprak over: minder ellende met Balkenende. Ik geloof dat de opiniepeiling dat vanavond onderstreept. Maar de heer Marijnissen heeft vanavond de prijs gewonnen met de uitdrukking: geen kabinet maar een nachtkastje. Dat is echt nieuw.

Voorzitter. Er zijn ook opmerkingen van meer serieuze aard gemaakt. Mevrouw Halsema zei dat dit een kabinet van de gevestigden zou zijn. Ik betreur haar opmerking, ook op grond van wat ik in de regeringsverklaring heb gezegd. Juist degenen die het meest kwetsbaar zijn in de samenleving moeten op de Staat kunnen rekenen. Ik neem met belangstelling kennis van de typering: een kabinet van clubdassen en manchetknopen. Ik hoop echter dat de zaak toch iets anders is. Wij zullen over zaken als solidariteit en links/rechts ongetwijfeld vaker met elkaar gaan spreken.

Voorzitter. De heer Verhagen heeft evenals mevrouw Van Nieuwenhoven gesproken over de doelstelling. De ambitie is om zo snel mogelijk te komen tot concretisering van wat in het Strategisch akkoord is aangedragen. Zo concreet mogelijk binnen het beleidsprogramma, als het kan met kengetallen. Mocht de tijd hiervoor te kort zijn, dan zal in de procedure worden aangegeven wanneer dit wel te verwachten is. Ik heb reeds gezegd dat voor sommige zaken enige tijd nodig is, maar wij zullen die scherpte wel moeten hebben.

De opmerking over de "lijken in de kast" is ook al gewisseld bij het debat over het Strategisch akkoord. Ik heb toen ook gezegd dat sommige zaken naar voren zijn gekomen. "Lijken in de kast" klinkt onvriendelijk, maar ze moeten wel betaald worden. Ik doel op sommige zaken in de sfeer van de zorg. We hebben dat toen met elkaar besproken. Dat zijn tegenvallers. Bij de term "lijken in de kast" gaat het om uitgaven die soms onvermijdbaar zijn, maar wel ten koste gaan van de vrije ruimte die anders voor andere zaken bestemd had kunnen worden.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Voorzitter. In politieke termen is het toch vaak een beschuldiging aan je voorgangers, als je zegt dat er "lijken in de kast" zaten?

Minister Balkenende:

Ik ken de gevoeligheid rondom dit thema. Als er een nieuw kabinet komt en aan de verschillende departementen de vraag wordt gesteld welke erfenis er nog is, dan zijn dat tegenvallers omdat je het geld graag aan andere zaken zou besteden. Sommige zaken zijn onvermijdelijk. Ik heb gezegd dat uitgaven in de sfeer van de zorg onvermijdelijk zijn, maar er zijn meer punten die de aandacht vragen. Dat zijn echt tegenvallers. Wat mij betreft is het dan soms echt "lijken in de kast".

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Is er dan verschil tussen "lijken in de kast" en tegenvallers? Of is dat hetzelfde?

Minister Balkenende:

Het is jammer als je te maken hebt met de nasleep van bepaalde ontwikkelingen, van zaken die je niet hebt gepland. De enveloppen in het Strategisch akkoord zijn beperkt vanwege de tegenvallers. Ik vind dat heel vervelend.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Die kunnen zich dus ook op het ministerie van Financiën afspelen.

Minister Balkenende:

Ze kunnen zich overal afspelen. We hebben dat ook geconstateerd.

Voorzitter. Ik kom bij het punt van de levensloop en andere zaken waar de heer Verhagen over heeft gesproken. Belangrijke onderwerpen die horen bij modern familie- en gezinsbeleid zullen natuurlijk terugkomen. Het element van levensloop, waar de CDA-fractie over heeft gesproken, komt terug in het Strategisch akkoord en in een andere benadering ten aanzien van de combinatie arbeid en zorg, het investeren, het sparen van tijd en geld voor het moment dat je het nodig hebt. Ik kom straks nog terug op de wachtgeldregeling. Er is op dat punt een motie ingediend.

De heer De Graaf heeft gesproken over het cultuurbeleid. Het kabinet hecht uiteraard waarde aan cultuurbeleid. De Kamer heeft kunnen constateren dat er als het om de financiën gaat sprake is van uitzonderingen in de sfeer van de korting. De vraag is hoe je cultuurbeleid definieert. De kunst van wegen en bruggen, de wijze waarop men op het platteland kan leven, de waarden en normen in de samenleving zijn allemaal zaken die te maken hebben met cultuur. De vraag is hoe je dit beleid definieert.

De heer De Graaf (D66):

Ik vind het opvallend dat de premier als eerste denkt aan de kunst van wegen en bruggen. Dat is inderdaad bijzondere architectuur. U heeft waarschijnlijk van alles in gedachten voor de toekomst. Ik dacht daar nu niet direct aan, maar je leert altijd iets. Als u niet alleen denkt aan kunst met een grote K, maar ook aan kunst als uitingsvorm van hoe mensen met elkaar omgaan en hoe creativiteit kan worden aangeboord, ook in het belang van de samenhang in de samenleving, dan hebben wij het over cultuur. Het kabinet dient dat te stimuleren. Ik betreur dat dit niet in de regeringsverklaring is opgenomen. Om die reden vraag ik u om in september iets te laten zien.

Minister Balkenende:

Het is goed dat wij dit punt hebben gewisseld. Ik heb al gezegd dat ik uiteraard belangstelling voor dit onderwerp heb, maar een punt is wel hoe de culturele dimensie gedefinieerd wordt. U sprak over wegen en bruggen. De wijze waarop Rotterdammers hun Erasmusbrug ook als cultureel element beschouwen, ook op afbeeldingen, is een voorbeeld van wat ik bedoel, namelijk dat cultuur op meerdere momenten en fronten aanwezig is. U zult dat onderschrijven.

De heer Teeven heeft gesproken over het drugsbeleid en minimumstraffen. Op het drugsbeleid ben ik vanmiddag al voldoende ingegaan. De kwestie van de minimumstraffen is aan de orde gesteld in het Strategisch akkoord. Zij is met name verbonden aan de Europese eenwording. Gekozen is voor de ingang om over zaken die een internationaal karakter dragen met andere landen na te denken. Het kabinet zal daaraan werken.

De heer Teeven (LN):

Welke kant gaat de gedachte van het kabinet uit ten aanzien van de minimumstraffen, internationaal bezien?

Minister Balkenende:

Wij zullen dat verder uitwerken, maar in de sfeer van drugs zijn er plannen om in Europa een minimumstraf in te stellen. De strafmaat is in Nederland anders dan in andere landen. Als wij dat willen, moeten wij er werk van maken. Dat is een concreet voorbeeld van een Europese aanpak op het punt van een Europese minimumstrafmaat. Dat soort onderwerpen zullen dan aan de orde komen.

De heer Teeven (LN):

U spreekt dus de bereidheid uit om in internationaal verband minimumstraffen in te stellen voor drugsdelicten?

Minister Balkenende:

Een strafmaat in meerdere landen betekent dat deze ook in Nederland zal gelden.

Er zijn nog tal van opmerkingen gemaakt over mijn beantwoording in eerste termijn. Over sommige zaken, zoals ambtenarenkwesties, zal op een gegeven moment terughoudendheid in acht genomen moeten worden. Ik heb over de positie van ambtenaren gezegd dat wij in Nederland een systeem hebben dat niet politiek is gekleurd, waarin goed werkgeverschap naar voren komt. Ik heb ook gezegd waarom op deze manier moet worden omgesprongen met ambtenaren. Op dat punt staan wij geen enkele verandering voor. Ik denk dat je ook lessen kunt trekken uit wat er is gebeurd, want dat heeft tot te veel misverstanden aanleiding gegeven. Het is goed om dat tegen elkaar te zeggen.

Ik zal vervolgens de moties langslopen, omdat zij ook iets zeggen over het debat van vandaag.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

De minister zegt dat het goed is om lessen te trekken uit wat er is gebeurd. Wat is er dan gebeurd? Er was toch niets gebeurd?

Minister Balkenende:

Wij hoeven geen verstoppertje te spelen. Wij weten allemaal dat er gedoe is geweest. Het feit dat de ministerraad heeft gezegd dat geen sprake was van een voorgenomen ontslag, betekent dat er aandacht voor dit onderwerp is geweest. Tegelijkertijd is vastgesteld dat geen sprake is geweest van een voorgenomen ontslag. Het kabinet heeft in de discussie over de betrokken ambtenaar gesteld dat hij voor de rijksdienst behouden moet blijven. Wij hebben ook geconstateerd dat de regelingen die nu voor de algemene bestuursdienst gelden, onverkort gehandhaafd dienen te worden. Het is goed om dat na alle commotie deze week naar voren te brengen. Ik mag hopen dat wij dit soort discussies niet meer nodig zullen hebben. Ik geloof dat ik nu duidelijk genoeg ben geweest.

Voorzitter. Ik kom op de moties. De motie op stuk nr. 27 heeft betrekking op de Kyoto-doelstellingen in relatie tot groene stroom, waarbij een percentage wordt genoemd. Het kabinet ontraadt aanneming van deze motie, omdat de Kyoto-doelstellingen overeind blijven. Alleen de wijze waarop de realisatie wordt nagestreefd, is nog onderwerp van nader beraad. Daarnaast heeft het schrappen van de fiscale stimulans budgettaire redenen.

De motie op stuk nr. 28 heeft betrekking op de politie, de handhaving van de openbare orde en de verantwoordelijkheid daarbinnen. Deze motie kan als principe worden overgenomen met de aantekening dat de taakverdeling uiteraard met inachtneming van de Grondwet moet worden vastgesteld. In artikel 46 van de Grondwet staat dat de minister ook verantwoordelijk is op het terrein van de staatssecretaris. Ik heb hier vanmiddag al op gewezen. De uitleg van mevrouw Van Nieuwenhoven dat de gecirculeerde omschrijving niet duidelijk is, wordt niet overgenomen. Wat hier vanmiddag bekend is geworden en wat ook in de stukken staat, is in feite een standaardformulering.

De heer Verhagen (CDA):

Mevrouw Van Nieuwenhoven zei altijd als voorzitter van deze Kamer dat moties die werden overgenomen, overbodig waren en derhalve konden worden ingetrokken. Mag ik vragen wat zij nu doet?

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Ik ben in de leer geweest bij mijnheer Verhagen en die zei dan altijd: daar denk ik nog even over na!

Minister Balkenende:

De motie op stuk nr. 29 heeft te maken met het recht op zorg. Vanmiddag hebben wij hierover uitgebreid gesproken. In de motie wordt de regering verzocht, voldoende middelen ter beschikking te stellen zodat dit recht te allen tijde kan worden geëffectueerd en gegarandeerd. Het is niet nodig om de discussie van vanmiddag over te doen. Aan de rechten die de mensen hebben, wordt immers vastgehouden. Dat is één deel van de discussie. Het andere deel van de discussie is dat wij wel moeten kijken naar de macrofinanciële kaders. Het is mogelijk dat aanpassingen nodig zijn inzake deze budgettaire beheersing. Dat is precies de speelruimte. Daarover hebben wij vanmiddag van gedachten gewisseld. Deze motie kan daarom zo geformuleerd, niet worden overgenomen. Het aannemen ervan moet ik dan ook ontraden. Dat zal geen bevreemding wekken na hetgeen hierover vanmiddag is gezegd.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 30, die betrekking heeft op een heffingskorting van 1,3% voor een bepaald type belegging. Hierover wil ik het volgende opmerken. De fiscale voordelen voor groen beleggen en durfkapitaal worden beperkt door de afschaffing van deze heffingskorting. De belastingvrijstelling in box 3 blijft wel in stand. Dat is een mooie regeling. Daarbovenop geld teruggeven gaat toch wat te ver. Het voorstel van het kabinet past in de grondslagverbreding zonder dat de essentie van de stimuleringsregeling wordt aangetast. Dat kan natuurlijk gevolgen hebben voor slecht renderende projecten, maar het dwingt wel tot een selectie van de efficiëntste projecten. Het kabinet wil het aannemen van deze motie daarom ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 31. Deze sluit aan bij hetgeen vanmiddag aan de orde is geweest. In de motie spreekt de Kamer het oordeel uit dat ambtenaren van departementen niet uit hun functie ontheven mogen worden omwille van politieke achtergronden dan wel vanwege feit dat zij voor een kabinet hebben gewerkt met een andere politieke signatuur. Wij moeten ervoor oppassen dat wij niet meer suggereren dan feitelijk aan de orde is. Wat hier naar voren wordt gebracht, is immers feitelijk de leidraad die het kabinet hanteert. Alles wat op het ogenblik een rol speelt, verloopt conform de ABB-procedure. Het kabinet acht deze motie daarom overbodig.

De motie op stuk nr. 32 is volgens mij een motie die iedereen aanspreekt. Zij handelt over intimidatie en het feit dat mensen, politici en burgers, op die manier niet kunnen functioneren. Het kabinet onderschrijft deze motie ten volle.

De volgende motie, een motie van de heer Marijnissen, heeft betrekking op de wachtgeldregeling voor oud-bewindslieden. Daarin wordt gesproken over een beperking van het wachtgeld. De intentie van de motie spreekt ons aan. Wij moeten wel markeren dat de minister van BZK al heeft toegezegd dat hij op dit punt zal terugkomen. Hij zal daarbij rekening houden met hetgeen hier aan de orde is geweest. Het lijkt mij goed dat deze motie wordt aangehouden tot dat moment, opdat dan daarover kan worden gesproken. De strekking is begrijpelijk en ligt in het verlengde van hetgeen hier vanmiddag is gezegd.

De heer De Graaf heeft een motie ingediend waarin het gaat om de politieke kleur. Daarin staat dat het kabinet een nieuwe koers lijkt te gaan varen. Ik hecht eraan op te merken dat dit kabinet helemaal geen nieuwe koers wil gaan varen. Ik heb dat zojuist ook aangegeven. Als op het ogenblik zaken aan de orde zijn, wordt gewoon gekeken naar de geldende regels. Om die reden wil ik het aannemen van deze motie ontraden. Zij suggereert iets anders dan het kabinet voor ogen heeft.

De motie op stuk nr. 35 behelst dat de kenniseconomie prioriteit dient te hebben. De regering wordt verzocht bij de aanbieding van de beleidsplannen duidelijk te maken hoe een toekomstgerichte ontwikkeling van de kenniseconomie wordt ondersteund. Deze motie kan wat ons betreft worden overgenomen.

De motie op stuk nr. 36 over het cultuurbeleid houdt in dat het kabinet in de begroting OCW ingaat op een beleidsprogramma voor cultuur in de komende jaren, waarbij verschillende accenten en doelstellingen nader aan de orde komen. Wij hebben niet direct bezwaar tegen deze motie, maar ons verzoek is om deze aan te houden tot de begrotingsbehandeling.

De heer De Graaf (D66):

De motie vraagt nu net om een visie bij de begroting, dus dan kunnen wij deze moeilijk aanhouden tot bij de begroting. Als u er geen bezwaar tegen hebt, zegt u dan gewoon: geen bezwaar, dan kunnen wij de Kamer vragen om ermee in te stemmen.

Minister Balkenende:

Ik heb gezegd dat dit punt inhoudelijk terugkomt. Er wordt gevraagd om daarvoor voldoende financiële middelen ter beschikking te stellen. Daarmee wordt een voorschot genomen op de financiële consequenties. Om reden van die financiële consequenties moet ik de motie ontraden. Mijn suggestie is om deze aan te houden tot bij de begrotingsbehandeling, meer kan ik er niet van maken.

Dan kom ik op de motie over de Tijdelijke referendumwet. Als er geen wettelijke regelingen van hogerhand zijn wat betreft het referendum, heeft de gemeente de autonomie om zaken aan te pakken. Als je iets zou regelen, komt daarmee de autonomie van gemeenten in het gedrang. Er wordt gevraagd om ervoor te zorgen dat de mogelijkheid om op lokaal niveau een referendum te houden behouden blijft, maar deze vloeit al voort uit de gemeentelijke autonomie zelf. Om die reden denk ik dat deze motie niet aangenomen zou moeten worden. Zij zou zelfs leiden tot een beperking van de situatie.

De motie van de heer Veling gaat over de Kyoto-doelstelling. Er wordt gezegd dat de regering de effecten van het regeerakkoord wat betreft de uitstoot van broeikasgassen moet laten doorrekenen. Het Strategisch akkoord is niet van dien aard dat het zich zomaar laat doorrekenen, omdat het een aantal algemene oriëntaties bevat. Om die reden lijkt het mij te weinig specifiek om het te laten doorrekenen en willen wij deze motie ontraden.

Daarmee heb ik een aantal inhoudelijke opmerkingen gemaakt, en opmerkingen over de moties. Ik dank de heer Van der Vlies voor zijn bemoedigende opmerking over het kabinet-Balkenende I. Wij zullen zien hoe het allemaal gaat. Ik hoorde een uitspraak over de communicatie van het kabinet. Deze luidde: het kabinet-Balkenende komt naar je toe deze zomer, dus dat is ook wel weer een aardige.

De heer Marijnissen (SP):

Ik vind hem net zo leuk als de conference met de heer Van der Knaap. Dat vond ik ook al niet zoveel. Ik ben verbijsterd en ook een beetje boos. Naast de grapjes die er ook bijhoren, heb ik mijn tweede termijn opgeofferd om een klacht te uiten over de beantwoording in eerste termijn, maar daar bent u helemaal niet op ingegaan. U hebt één aspect aangeroerd, namelijk dat u niet in detail wilde treden over de affaire-Van Lieshout. Daar neem ik kennis van, want daar kan ik mij ook wel iets bij voorstellen. Ik heb tien punten opgenoemd, vijf van mezelf en vijf van andere fracties, waarbij het antwoord niet duidelijk was of er helemaal niet op in werd gegaan. Ik heb gezegd: oké, het is een moeilijke tijd geweest, maar het is eens en nooit meer. U gaat er helemaal niet op in, dat kan toch niet. Fatsoen moet je doen, mijnheer Balkenende.

Minister Balkenende:

Mijnheer Marijnissen, u hebt zulke uitstekende grappen verteld dat zij mij hebben afgeleid van de substantie van uw betoog.

De heer Marijnissen (SP):

Wat wilt u dan? Gortdroge verhalen? Ik meen het serieus. Ik ga niet over een nacht ijs, maar ik heb een papiertje bij mij. Het is groot geprint, zodat ik het zo kan lezen. Ik wil dit nog even herhalen, opdat duidelijk is wat ik zojuist heb gezegd. Ik heb gesproken over de zorg en meer geld voor de zorg, over de ontwikkelingssamenwerking...

Minister Balkenende:

Ik heb al veel gezegd over de zorg.

De heer Marijnissen (SP):

Ik heb dit allemaal zojuist al gezegd. De minister-president moet opletten. Ik hoef dit toch niet allemaal twee keer te zeggen. Voorzitter. Help mij even. Ik heb punten genoemd als Melkert en de Wereldbank, openbaarheid van persoonlijke financiële belangen. Ik zeg dit nu voor de derde keer. Dit is toch te gek voor woorden. Ik heb gesproken over de sluitsteen en gezegd dat ik het boek van de minister-president heb gelezen. Hij is daarop niet ingegaan, net zo min als op mijn opmerking over minder regels en bureaucratie. Ik wil er nu niet meer over praten. Het is elf uur en het is mooi geweest. Het kabinet mag wat mij betreft ook twee weken met vakantie. Ik wil echter wel de belofte van de minister-president dat hij bij de algemene beschouwingen in de eerste termijn naar eer en geweten alle fracties de aandacht geeft die zij verdienen op grond van het feit dat zij gekozen zijn door de Nederlandse bevolking.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik vind het jammer dat deze avond op deze manier eindigt. Natuurlijk trek ik mij elke opmerking aan. Ik denk dat ik zoveel mogelijk opmerkingen heb meegenomen en de zaken zoveel mogelijk heb besproken. Sommige dingen die de heer Marijnissen noemt, vind ik niet geschikt om zo maar te behandelen. Dit geldt ook voor sommige zaken die wij hier vanmiddag hebben gewisseld. Zaken als sluitstenen zijn al aan de orde geweest bij de heer Donner. Laten wij maar kijken hoe het volgende keer gaat en laten wij – in ieder geval wat de heer Marijnissen betreft – hopen op betere tijden.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter. Dit is een schamele troost. Ik heb ook mijn best gedaan. Ik heb dagenlang alle stukken zitten lezen. Ik meen dit echt serieus. Misschien moet de minister-president een sprekerslijst bijhouden en bijhouden wat de verschillende sprekers inbrengen. Hij moet dit niet allemaal op een hoop vegen en denken dat hij met wat algemene antwoorden iedereen recht heeft gedaan. Dat heeft hij niet. Het spijt me echt, maar ik kan niets anders concluderen. Ik hoop echt dat het bij de algemene beschouwingen anders gaat.

Minister Balkenende:

Dat was het, voorzitter!

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven