Aan de orde is het afleggen van de regeringsverklaring.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister-president.

Minister Balkenende:

Mijnheer de voorzitter. Wij stellen het op prijs dat uw Kamer het kabinet van CDA, LPF en VVD zo snel na zijn beëdiging en bovendien nog in het reces in staat stelt om een regeringsverklaring af te leggen.

De voorzitter:

In verband met iets dat zich op dit moment op de publieke tribune afspeelt, moet ik de vergadering tot mijn spijt even schorsen en ik verzoek de leden met klem niet te reageren op hetgeen op de publieke tribune gebeurt. Dat ontstemt mij zeer!

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord wederom aan de minister-president.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Het lijkt mij het beste dat ik mijn betoog opnieuw begin. Laten wij afspreken dat ik elke keer dat ik onderbroken word, van voren af aan begin.

Mijnheer de voorzitter. Wij stellen het op prijs dat uw Kamer het kabinet van het CDA, de LPF en de VVD zo snel na zijn beëdiging, en nog wel in een reces, in staat stelt om de regeringsverklaring af te leggen. Daarmee heeft het kabinet de kans, zich te presenteren aan uw Kamer en aan de gehele Nederlandse samenleving. Om te beginnen, richt ik een woord van dank aan het vorige kabinet, het tweede kabinet-Kok, Paars II, voor de inspanningen en de bereikte resultaten. Ik bedank de oud-ministers en oud-staatssecretarissen voor hun inzet en beschikbaarheid. Het aanvaarden van politieke verantwoordelijkheid gaat in deze tijd helaas vaak gepaard met offers in de persoonlijke sfeer. Democratie draait om strijd over de inhoud van beleid en daar moet het ook bij blijven. Politici moeten, net als iedere burger trouwens, zeker kunnen zijn van lijf en leden. Wij willen geen samenleving waarin iemand die voor zijn mening uitkomt, wordt bedreigd of, zoals Pim Fortuyn, slachtoffer wordt van geweld. Het is onacceptabel als politici moeten onderduiken. Politieke meningsverschillen vragen juist om respect voor andere opvattingen. Wie bereid is, politieke verantwoordelijkheid te dragen, verdient waardering.

Dit geldt in het bijzonder voor de scheidende minister-president, de heer Kok. Hij heeft acht jaar met grote toewijding invulling gegeven aan de functie van minister-president. In de vijf jaar daarvoor heeft hij als minister van Financiën een belangrijke bijdrage geleverd aan de sanering van de overheidsfinanciën. Namens het kabinet bedank ik de heer Kok voor de toewijding waarmee hij zich heeft ingezet voor de publieke zaak; jaren die niet ongemerkt aan hem zijn voorbijgegaan. Ik wens hem voor dit moment de vakantierust toe die hij verdient. Ik spreek namens velen als ik zeg: Wim, bedankt!

(Applaus)

Minister Balkenende:

Waarom dit kabinet? Dit kabinet is de logische uitkomst van de verkiezingen; 15 mei heeft ongekende verschuivingen en veranderingen in het politieke landschap laten zien. De zittende coalitiepartijen hebben zwaar verloren en het CDA en de LPF waren de duidelijke winnaars. De LPF werd uit het niets de tweede partij van ons land. In de adviezen naar aanleiding van de verkiezingen beval vrijwel iedereen de Koningin aan, een coalitie van het CDA, de LPF en de VVD. Verder werden veiligheid, gezondheidszorg, onderwijs en integratie genoemd als de centrale aandachtspunten voor een kabinet. Die aandachtspunten, de politieke programma's van de betrokken partijen, de verslechterende economische vooruitzichten en de wil tot veranderingen bepalen de beleidsinzet van dit nieuwe kabinet. Op deze plaats spreek ik bijzondere dank uit voor de werkzaamheden van de informateur, de heer Donner, die geleid hebben tot de vorming van dit kabinet. Van dichtbij heb ik kunnen zien hoe hij met tomeloze inzet zijn informatieopdracht heeft vervuld.

In het vervolg op de werkzaamheden van de informateur bleek het mogelijk, een kabinet te formeren dat mag rekenen op een vruchtbare samenwerking met uw Kamer. Een kabinet dat voortkomt uit een omwenteling in het politieke klimaat. Burgers hebben uiting gegeven aan een onderstroom van onvrede, van onbehagen en van geschokt vertrouwen; onvrede over een politiek die de problemen waar burgers dagelijks mee te maken hebben te vaak onbenoemd laat, zoals overlast en onveiligheid; onbehagen over een samenleving waarin mensen steeds meer langs elkaar heen leven; geschokt vertrouwen in een overheid die geen antwoord lijkt te weten of durft te geven op problemen als toenemend geweld en ook geen antwoord geeft op de moeizame inburgering van vreemdelingen in onze samenleving. Kiezers willen, terecht, dat de problemen die zij ervaren ook door de politiek onder ogen worden gezien en serieus genomen. Die problemen waren te lang onbespreekbaar. Zogenaamd politiek correct gedrag leidde te vaak tot een afwachtende houding.

Het kabinetsbeleid moet bijdragen aan een samenleving waarin iedereen in vrijheid, welvaart en zekerheid kan leven, nationaal en internationaal, waarin duurzame groei en welvaart gewaarborgd zijn, voorzieningen voldoen aan de menselijke maat, de overheid werken en samen leven mogelijk maakt, door uit te gaan van persoonlijke verantwoordelijkheid en collectieve geborgenheid, door veiligheid en rechtszekerheid te waarborgen, door belangenconflicten effectief te beslechten en door burgers in staat te stellen samen met anderen te leven, zonder in nutteloze regels en bureaucratie verstrikt te raken. Een samenleving die mensen die op achterstand staan de kans geeft vooruit te komen; waarin respect voor anderen, voor ouders, voor de leraar en voor de agent, weer vanzelfsprekend is. Een moderne samenleving gaat uit van de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen, van het belang van het gezin of andere samenlevingsverbanden en van de universele rechten van de mens.

Dit kabinet wil werken aan herstel van vertrouwen, niet met mooie woorden, maar met herkenbare daden. Dat begint met een open oog voor wat in de samenleving leeft, door mensen op te zoeken, te zien wat er speelt en leeft, de afstand tussen Den Haag en de burgers te verkleinen en in contact te komen met moeilijk bereikbare groepen: allochtonen, jongeren, mensen met een lagere opleiding en ouderen die zich zorgen maken over hun toekomst. Het kabinet kiest voor een open houding. De regering zal meer digitaal gaan, het internet op: www.regering.nl. Mensen, ondernemingen en instellingen moeten zoveel mogelijk met hun vragen bij één loket kunnen aankloppen.

Werken aan vertrouwen is een grote opgave, die niet waargemaakt kan worden door het eenvoudigweg af te kondigen. Het vergt een andere bestuurscultuur, door de hele overheid heen, een cultuur waarbij de overheid helder afbakent waar zij verantwoordelijk voor wil en kan zijn en daar vervolgens consequent naar handelt. Dit kabinet stelt zich ten doel, niet alleen door wat het doet, maar ook door de manier waarop, te werken aan het hernieuwen van vertrouwen tussen politiek en samenleving. Er mag een beroep worden gedaan op mensen, maatschappelijke organisaties en instellingen om de beoogde verbeteringen samen aan te brengen. De overheid zal enerzijds moeten loslaten en anderzijds juist moeten vasthouden. Zij moet loslaten door het tegengaan van te veel regels en bureaucratie op terreinen als onderwijs, zorg, het ondernemen en de ruimtelijke ordening. Zij moet vasthouden, en daarmee kerntaken waarmaken, op terreinen als veiligheid, het tegengaan van gedogen, het bevorderen van integratie en het stellen van grenzen. Deze missie laat zich het best samenvatten in twee woorden: duidelijkheid en daadkracht. Wij staan hierbij – het zal niet verbazen – een Rotterdamse aanpak voor. Het is dus handen uit de mouwen, geen woorden maar daden, wij willen aan de slag en wij gaan aan de slag. Ik zie een teken van herkenning bij de fractievoorzitter van de PvdA, al in dit stadium. Dat doet goed!

Dit kabinet is geconfronteerd met financiële wensen van belangenorganisaties en medeoverheden die ruim 36 mld euro bedragen en dat terwijl de financiële ruimte voor de komende jaren zeer beperkt is. Enkel de weg van het meer, door het zorgeloos laten oplopen van de staatsschuld, is geen begaanbaar pad, evenmin als het doorschuiven van problemen. Dit laatste is vaker vertoond. Ver reikende beleidsbespiegelingen zonder het daarvoor nodige geld brengen het wegnemen van maatschappelijke knelpunten niet naderbij. Integendeel, zo worden mensen zoet gehouden met opgeklopte verwachtingen, en de teleurstelling is dan uiteindelijk twee keer zo groot. Financiële ambities moeten daarom in evenwicht worden gebracht met de mogelijkheden. Dit kabinet zal meer de inhoud en minder het geld centraal stellen. Keuzes zijn onvermijdelijk; niet alles kan, en zeker niet tegelijk, nog daar gelaten dat mensen vaak tegenstrijdige wensen hebben. Er zullen nieuwe antwoorden moeten worden geformuleerd op de problemen die mensen bezighouden, er zal helder moeten worden aangegeven wat er wel en wat er niet kan, en wanneer.

Het zal dus niet lukken om alle problemen van de ene dag op de andere aan te pakken, maar wij moeten wel beginnen. Bijvoorbeeld met een spoedwet wegverbreding en een inhaalverbod voor vrachtwagens om een betere doorstroming op de weg te verkrijgen. Wat bij wijze van spreken vandaag al kan, moeten wij niet tot morgen laten wachten. Vóór alles gaat het echter om structurele verbeteringen, om blijvende resultaten. Als het meer van de financiële middelen ontbreekt, zal de kracht moeten worden gezocht in het anders, in minder pretenderen en meer doen.

Vandaag leggen wij de Kamer de oriëntaties van het kabinet op hoofdlijnen voor, op de derde dinsdag in september zal het concrete beleidsprogramma's voor de komende kabinetsperiode presenteren. Daarin zal het kabinet zoveel mogelijk concreet aangeven waar wij over drie à vier jaar willen staan: wat willen wij bereiken en hoe gaan wij dat doen? Er zullen concrete doelstellingen in opgenomen zijn voor onder andere reductie van wachtlijsten, verbetering van de veiligheid en het terugdringen van regels en bureaucratie. Het kabinet is echter kort voor de indiening van de begroting aangetreden, dus het zal duidelijk zijn dat lang niet alle consequenties van het Strategisch akkoord al volledig in de nieuwe begrotingen verwerkt kunnen zijn. In de komende maanden zal het kabinet verder zijn eigen accenten aanbrengen.

De samenleving berust op essentiële gemeenschappelijke voorzieningen, zoals zorg en onderwijs. De overheid dient de toegankelijkheid, de kwaliteit en de betaalbaarheid van die voorzieningen zeker te stellen. Maar in die rol heeft de overheid in de afgelopen decennia steeds meer verantwoordelijkheid en zeggenschap naar zich toe getrokken. Zo werd in de zorg een steeds ingewikkelder systeem van centrale aanbodsturing gecreëerd. Van achter een bureau probeerde men te plannen wat de patiënt nodig had. Het onderwijs werd zwaar belast met elkaar opvolgende hervormingen die van bovenaf werden opgelegd. De leraar kwam minder aan lesgeven toe. En in de ruimtelijke ordening heeft de spanning tussen wonen, werken, natuur en mobiliteit geleid tot een notacultuur en tot complexe regelgeving, waarbij lokale overheden letterlijk geen kant meer op kunnen. Als procedures overheersen, raakt de mens buiten beeld. Ondernemerschap, innovatief handelen en flexibiliteit in de zorg worden niet beloond; de patiënt komt op het tweede plan. Zaken als creativiteit en professionaliteit van docenten in het onderwijs komen niet meer tot hun recht. Er is onvoldoende ruimte om in te spelen op de behoeften van individuele leerlingen. Terwijl de overheid problemen heeft willen aanpakken, is zij veelal onderdeel van het probleem geworden. De kwaliteit van het publieke aanbod schiet te kort: wachtlijsten, personeelstekorten en schooluitval.

De afgelopen jaren hebben aangetoond dat extra geld alleen, zonder een andere werkwijze, geen oplossing meer kan bieden. Het moet dus anders. Voor een betere kwaliteit is kennelijk een ander recept nodig. Er moet ook in de publieke dienstverlening ruimte zijn voor een ondernemende, creatieve aanpak. Het kabinet zet het roer om. De verantwoordelijkheden in de samenleving worden opnieuw afgebakend. Het kabinet zet niet de overheid en de regels centraal, maar de eigen verantwoordelijkheid van mensen en maatschappelijke organisaties. Geen overheid die ieders problemen probeert op te lossen, maar een overheid die mensen in staat stelt, hun eigen problemen aan te pakken en verantwoordelijkheid te nemen. Het kabinet gaat overbodige regels en bureaucratie over de hele linie terugdringen. Het zal niet dogmatisch uitgaan van uniformiteit. Verscheidenheid in aanpak en oplossingen zijn niet langer taboe. Keuzevrijheid en verantwoordelijkheid gaan hand in hand.

Zo komt er een nieuw zorgstelsel, waarbij de positie van de patiënt centraal staat. Scholen mogen zelf bepalen welke onderwijskundige aanpak het beste past bij hun uitgangspunten en leerlingenbestand. Herindeling zal niet langer eenzijdig door het Rijk worden opgelegd. Het platteland gaat niet op slot. De ruimte om er te blijven wonen, wordt vergroot. Het woonmilieu in de steden wordt door een gedifferentieerder aanbod van woningen en woonomgeving aantrekkelijker gemaakt om de middeninkomens en de hogere inkomens aan de stad te binden en eenzijdige samenstelling van wijken en buurten te doorbreken. Een zwaarder beroep op de eigen verantwoordelijkheid wil niet zeggen dat de overheid onverschillig wordt. Het kabinet staat pal voor het waarborgen van toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid van onderwijs en zorg en voor het bieden van sociale zekerheid. Het wil een schild blijven voor de zwakken. Het kabinet wil zich ook verantwoordelijk voelen voor het aangeven van de hoofdrichtingen bij de ruimtelijke ontwikkeling. De tijd van integrale blauwdrukken is echter voorbij. De menselijke maat moet leidend zijn.

De neiging van de overheid om de samenleving tot in de kleinste details te willen regelen, zet eigen initiatief en verantwoordelijkheid buitenspel. Het geeft voeding aan het onjuiste idee bij veel burgers dat de zorg voor de collectieve belangen eenzijdig bij de overheid kan worden gelegd. Individualisering en keuzevrijheid worden verward met onbeperkte tolerantie en onverschilligheid. Een samenleving die uitgaat van de gedachte "ieder voor zich en de overheid voor ons allen" heeft echter geen toekomst. Een samenleving bestaat bij de gratie van gemeenschappelijke waarden en normen waaraan een ieder zich verbindt. Burgers zijn geen consumenten van de samenleving; zij zijn er verantwoordelijk voor. Zij mogen worden aangesproken op het motto: fatsoen moet je doen. Het kabinet gaat het belang van waarden en normen actief uitdragen.

De overheid moet kansen bieden en grenzen stellen. Het kabinet wil eraan bijdragen dat politie en justitie beter functioneren om het veiligheidsgevoel van mensen te verbeteren, dat het gezag van de politie wordt hersteld en opsporingsbevoegdheden worden uitgebreid, dat straffen recht doen aan de belangen van de samenleving en dat er oog is voor slachtoffers. De betrokken instanties moeten kinderen met problemen tijdig signaleren en adequate oplossingen aandragen. Goed onderwijs draagt bij aan de vorming van jongeren en versterkt hun oriëntatie op de samenleving. Het kabinet wil de instroom van vreemdelingen afstemmen op de spankracht van de samenleving, wil inburgering van allochtonen zo inrichten dat zij kennis hebben van de Nederlandse taal en van de waarden, normen en vaardigheden, zodat zij volwaardig in de samenleving kunnen participeren. Het kabinet zal mensen mogelijkheden bieden om gedurende hun leven te variëren in de balans tussen werken, leren en zorg. Het zal adequate voorzieningen verzekeren voor een waardige begeleiding en verzorging van mensen in hun allerlaatste levensfase.

Maar al die inspanningen en voorzieningen vanuit de overheid kunnen slechts aanvullend zijn aan de eigen inzet en verantwoordelijkheid van burgers. Zodra zij daarvoor in de plaats dreigen te komen, bevindt de samenleving zich op een hellend vlak. Daarbij zal de overheid zelfs met alle denkbare inzet onvermijdelijk achter de feiten aanlopen. Ouders zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de opvoeding in de waarden en normen van hun kinderen. Van allochtonen mag verwacht worden dat zij zich inspannen om te integreren. Burgers moeten elkaar weer kunnen en durven aanspreken op asociaal gedrag. Van buurtbewoners mag gevraagd worden zich weer gezamenlijk verantwoordelijk te voelen voor behoud van de kwaliteit van de omgeving. Mensen moeten weer investeren in sociale verbanden, in vrijwilligerswerk en in de zorg voor zieken en ouderen in hun omgeving. Alleen dan is daadwerkelijk sprake van samen leven.

Het kabinet wil een solide, toekomstgericht beleid voeren. Het beeld van de Nederlandse economie is gemengd. Veel is bereikt. De economische groei in de jaren negentig is stormachtig geweest. Met de wind in de rug zijn de werkloosheid en de overheidstekorten teruggebracht en de inkomens gestegen, maar ons land dreigt uit de Europese kopgroep te vallen. Onze concurrentiepositie is de afgelopen jaren verslechterd. De arbeidskosten zijn te sterk gestegen. De inflatie is te hoog. De winstgevendheid en de investeringen van bedrijven lopen terug. De arbeidsparticipatie van vrouwen, oudere werknemers en laag geschoolden is te laag. Het begrotingsoverschot blijkt helaas nog niet duurzaam.

Het besef dat het economisch tij is gekeerd, is nog steeds onvoldoende doorgedrongen. Een dure dollar, hoge aandelenkoersen, forse stijging van de huizenprijzen en omvangrijke meevallers bij de overheidsinkomsten hebben het zicht op de reële ontwikkeling in de afgelopen jaren vertroebeld. Veel signalen staan op rood en het kabinet sluit de ogen daar niet voor. De ambitie is Nederland in de Europese kopgroep te houden. Dat biedt de financiële basis om ook bij de kwaliteit van de collectieve voorzieningen tot de Europese top te behoren.

Een gezonde economie vormt het fundament voor toekomstige welvaart. De basis daarvoor zal in de eerste plaats door ondernemende werkgevers, maatschappelijke ondernemers en medewerkers op de werkvloer geleverd moeten worden. De politiek en de overheid moeten hiervoor de randvoorwaarden scheppen door goede regels en voorzieningen zoals onderwijs en infrastructuur. Zo wil het kabinet de drukkende papieren last van administratieve regels verminderen, investeren in bereikbaarheid zodat Nederland weer meer in beweging kan komen, ruimtelijke ontwikkelingen stimuleren en het bedrijfsleven uitnodigen tot publiekprivate samenwerking.

Solide beleid is ook het verzekeren van een pensioenstelsel dat houdbaar is, niet alleen op de golven van hoogconjunctuur maar ook als het economisch minder gaat en de aandelenkoersen dalen. Stimuleren dat mensen sparen om langer gezond te kunnen werken en via een levensloopfaciliteit ook tijd kunnen besteden aan leren en zorg. Pensioenambities nastreven die maatschappelijk blijvend zijn op te brengen. Sociale partners zijn hier in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor. Het kabinet gaat graag op korte termijn met hen in gesprek om tot afspraken te komen die goede pensioenen waarborgen.

Het kabinet wil de welvaart en het welzijn van onze samenleving veiligstellen, ook voor onze kinderen en kleinkinderen. Het wil jongeren niet opzadelen met onverantwoorde lasten, materieel noch immaterieel. Wij moeten de staatsschuld in één generatie aflossen. Dát is de route naar een sterkere economie, zodat onze kinderen en kleinkinderen voldoende geld hebben voor zorg, onderwijs, veiligheid. Wij moeten onze kinderen ook niet opzadelen met onze milieulasten. Wij zullen zuinig dienen om te gaan met eindige grondstoffen en energiebronnen. Maatschappelijke vooruitgang houdt ook meer in dan materiële welvaartsgroei. Een goede kwaliteit van de leefomgeving is van wezenlijke betekenis, niet alleen in eigen land maar ook internationaal. Verhandelbare emissierechten en snelle introductie van alternatieve energiebronnen zoals windmolenparken brengen de realisatie van de Kyoto-doelstelling dichter bij.

Het is zowel economisch als sociaal gewenst dat de arbeidsparticipatie wordt verhoogd. Werken wordt meer lonend door het aanpakken van de problematiek van de armoedeval. Fiscale facilitering van werkgevers maakt plaats voor lagere lasten op arbeid. Mensen merken zo in hun portemonnee hoe belangrijk hun bijdrage is. Gemeenten en uitvoerders van werknemersverzekeringen krijgen de ruimte en de middelen om naar eigen inzichten uitkeringsgerechtigden aan het werk te helpen, bijvoorbeeld in de sfeer van maatschappelijke dienstverlening zoals zorg en toezicht.

Het WAO-vraagstuk moet tot een oplossing worden gebracht. Ook hier ligt een belangrijke opgave en opdracht voor de sociale partners. Het kabinet wil van zijn kant alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat mensen arbeidsgeschikt blijven, door preventie, door tijdige aandacht bij slepend ziekteverzuim en door, waar nodig, ander werk. Voorkomen is beter dan genezen. Niemand is met het verzorgd terzijde schuiven van arbeidsongeschikten gebaat. Mensen mogen niet worden afgeschreven. De inzet van het kabinet is mensen aan de slag te houden en het adagium is: sociaal voor wie niet kan en streng voor wie niet wil. De sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen. Sociaal inkomensbeleid doet recht aan draagkracht. Dat vraagt om lastenverlichting voor huishoudens met de zwaarste lasten. Gezinnen met kinderen profiteren van de invoering van een inkomensafhankelijke kinderkorting in de belasting.

Het nieuwe zorgstelsel biedt ruimte voor keuzes en houdt tevens een goede en voor iedereen toegankelijke ziektekostenverzekering in. Negatieve inkomenseffecten die samenhangen met de invoering van een nieuw zorgstelsel in 2005 worden gecompenseerd, onder andere door afschaffing van de onroerendezaakbelasting voor huishoudens, het voor rekening van het Rijk nemen van de ziektekosten van kinderen. Mede dankzij de invoering van een inkomensafhankelijke zorgtoeslag betalen huishoudens niet meer dan een aanvaardbaar deel van het huishoudinkomen aan zorg. Aan bestaande maatschappelijke, vaste waarden van solidariteit, zorg voor werkgelegenheid en goede pensioenen wordt zo langs nieuwe wegen invulling gegeven. Het is aan sociale partners, gemeenten en maatschappelijke organisaties en instellingen om hun verantwoordelijkheid te nemen en de kansen die zij hebben te benutten.

Het kabinet blijft met het begrotingsbeleid uitgaan van behoedzame economische uitgangspunten. De kans op tegenvallers blijft zo klein. De scheiding tussen uitgaven en inkomsten wordt gehandhaafd tot een begrotingsoverschot van 2,5%, evenals het werken met vaste uitgavenkaders. Dit komt de bestuurlijke rust ten goede. Het kabinet staat voor een betrouwbaar begrotingsbeleid.

De overheidsfinanciën zijn nog steeds fragiel. Het kabinet kan niet op extra geld rekenen. Ruimte voor nieuw beleid moet eerst worden verdiend. De eerder verwachte budgettaire ruimte voor de komende kabinetsperiode is in snel tempo verdampt. Ging de studiegroep begrotingsruimte in mei van het afgelopen jaar nog uit van een EMU-saldo van 1% in 2006 met een vrij besteedbare ruimte van 3,5 mld euro, bij de opstelling en doorrekening van de verkiezingsprogramma's was die ruimte al teruggelopen tot bijna 1 mld euro. Thans valt aan de noodzaak van bezuiniging niet te ontkomen om in de buurt van begrotingsevenwicht te blijven en om het perspectief op een begrotingsoverschot te houden. Een kabinet moet zijn eigen begroting op orde hebben. Dat nu is de eerste opgave.

Gemeten naar de kennis van vandaag moeten wij, achteraf, constateren dat in de jaren toen het economische tij meezat, in ons land op te grote voet is geleefd. Te gemakkelijk is gedacht dat problemen met meer geld wel waren af te kopen zonder de oorzaken van die problemen echt aan te pakken.

Een kleinere slagvaardige overheid zal ruimte moeten bieden voor die overheidstaken die echt des overheids zijn. Een efficiënter werkende overheid die beter presteert, speelt ook middelen vrij. In de zorg, het onderwijs en op het terrein van veiligheid mogen besparingswinsten worden aangewend voor meer en betere dienstverlening. Zo kan men zelf ruimte verdienen. Het kabinet zal het ook mogelijk maken om flexibeler te werken door minder regels te stellen.

Om misverstanden te voorkomen: de zorg, het onderwijs en de openbare orde en veiligheid hoeven het de komende jaren niet met minder te doen, ook niet in het moeilijke jaar 2003. Integendeel! De uitgaven nemen toe, zoals in de begrotingen was geraamd. Voor nieuw geld is de ruimte beperkt. Met de bestaande middelen zal door anders te werken meer moeten worden gedaan.

De lasten blijven gedurende de kabinetsperiode op macroniveau in evenwicht, voor werkgevers en voor huishoudens: geen lastenverlichting, geen lastenverzwaring. Gewenste aanpassingen van de fiscale structuur worden gefinancierd door lastenverschuiving. Bij meevallende economische groei die het begrotingsoverschot boven de 1% van het bruto binnenlands product brengt, ontstaat ruimte voor verdergaande fiscale structuurverbetering mede door lastenverlaging. Inkomstenmeevallers kunnen hiervoor worden aangewend. Bij een begrotingsoverschot van 2,5% komen nadere afwegingen voor uitgavenintensiveringen aan de orde.

Ik kom te spreken over de internationale dimensie. Nederland leeft niet geïsoleerd. Traditioneel is ons land sterk internationaal georiënteerd met een open economie en morele betrokkenheid bij de positie van arme landen. Nederland wil zijn vooraanstaande positie bij ontwikkelingssamenwerking continueren. Het budget voor ontwikkelingssamenwerking wordt gehandhaafd op 0,8% van het bruto nationaal product.

Onze toekomst is meer en meer verbonden met die van Europa. Grenzen vervagen en economieën raken in toenemende mate met elkaar verweven. Investeren in een vitale, stabiele en democratische Europese Unie is nodig om het perspectief van Europa als waardegemeenschap te versterken. Zeker na 11 september is het belang van het waarborgen van gemeenschappelijke waarden en het verdedigen van democratische beginselen weer scherp op ons netvlies komen te staan. Investeren in Europa is ook investeren in onze eigen toekomst. Europese afspraken moeten consequent worden nageleefd. Ik noem het Stabiliteitspact en de in Kopenhagen overeengekomen criteria voor de toetreding van nieuwe landen die een economisch solide Europa moeten waarborgen. Van belang daarbij zijn goede afspraken over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, de voedselveiligheid en het dierenwelzijn, mede met het oog op een gezond platteland. Deze afspraken moeten op korte termijn worden gemaakt.

Een aantal vraagstukken leent zich niet voor een nationale aanpak, maar zal in breder kader nader tot een oplossing moeten worden gebracht. Zo zal het kabinet de komende jaren sterk inzetten op een gemeenschappelijk Europees asiel- en immigratiebeleid. Ook de discussie over minimumstraffen en drugsbeleid vraagt aandacht. De strijd tegen het terrorisme moet internationaal worden aangebonden. Verbetering van de veiligheid vergt ook een grensoverschrijdende aanpak. De versterking van het gemeenschappelijk Europees veiligheids- en defensiebeleid moet worden voortgezet. Mede in het belang van de onmisbare transatlantische samenwerking binnen de NAVO is het zaak daar alle aandacht aan te geven. Door zijn positie in de wereld kan Nederland weliswaar geen leidende, maar wel een bemiddelende rol spelen, een rol die onder andere vanwege de toenemende spanning in het Midden-Oosten het nodige van ons land zal vragen.

Mijnheer de voorzitter. De regering staat in aansluiting op het Strategisch akkoord een meer dualistische verhouding met de Tweede Kamer voor. De coalitie steunende fracties hebben met de ondertekening van het Strategisch akkoord aangegeven dat zij zich ieder voor zich en gezamenlijk verbonden voelen met het kabinet dat op basis van dit akkoord optreedt. Zij laten het kabinet op die basis ruimte om vanuit de eigen verantwoordelijkheid voor het overheidsbestuur invulling te geven aan de beleidsvorming en de beleidsuitvoering. Het kabinet wil van zijn kant werkend vanuit het Strategisch akkoord ook meer in politieke vrijheid opereren, mede om zo te werken aan herstel van vertrouwen in de politiek. Het kabinet zal zich toegankelijk opstellen voor opvattingen vanuit de samenleving en van de Staten-Generaal, van de coalitiepartners en van de oppositie. Het zal die opvattingen constructief en op de eigen merites beoordelen binnen het raamwerk van het akkoord. Het kabinet hoopt dat de Kamer het debat vooral wil aangaan op hoofdlijnen, zodat het kabinet inhoud kan geven aan zijn voornemen om veel contact te onderhouden met de bevolking en de organisaties.

Meer dualisme is noodzakelijk, maar zoals gezegd, niet voldoende. De afstand tussen burgers en overheid zal in samenspraak tussen politiek en samenleving moeten worden verkleind. Dat vraagt om een kabinet met een duidelijke missie. De politiek moet weer leidend en verantwoordelijk durven zijn. Dit kabinet moet de nek uit durven steken en daarmee ook kwetsbaar durven zijn.

Nederland is en blijft een land om trots op te zijn, gekenmerkt door welvaart en tolerantie. Juist vanwege die talenten zijn wij het aan onszelf verplicht om het beter te doen. Dit kabinet zal zich daarvoor inzetten. Het kabinet is van de samenleving en voor de samenleving en werkt daarvoor door duidelijkheid en daadkracht.

De voorzitter:

Ik dank de minister-president voor het afleggen van de regeringsverklaring.

De vergadering wordt van 11.35 uur tot 13.20 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heet de voorzitter van de Staten van de Nederlandse Antillen, de heer Lucia, van harte welkom. Wij stellen het zeer op prijs dat hij rechtstreeks vanaf Schiphol, waar hij vanochtend is aangekomen, naar de Tweede Kamer is gekomen. De heer Lucia is overigens gezeten naast de commissaris van de Koningin in de provincie Limburg en de directeur van het Kabinet van de Koningin. Ook deze heren heet ik van harte welkom.

Ik deel aan de Kamer mede dat de fractie van het CDA op 22 juli jongstleden de heer Verhagen tot fractievoorzitter heeft benoemd. Verder stel ik op verzoek van de CDA-fractie aan de Kamer voor, in de bestaande vacatures in het Presidium te benoemen mevrouw Verburg tot eerste ondervoorzitter en de heer Rietkerk tot lid.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven