92ste vergadering

Vrijdag 26 juli 2002

10.15 uur

Voorzitter: Weisglas

Tegenwoordig zijn 130 leden, te weten:

Van Aartsen, Aasted-Madsen-van Stiphout, Albayrak, Alblas, Algra, Arib, Van As, Atsma, Azough, Bakker, Van Beek, Blaauw, Van Blerck-Woerdman, Van Bochove, Van Bommel, Van den Brand, Van den Brink, Bruls, Buijs, Bussemaker, Van de Camp, Cornielje, Çörüz, Dekker, Van Dijk, Van Dijke, Dijksma, Dijkstal, Dittrich, Duivesteijn, Duyvendak, Eerdmans, Eski, Eurlings, Ferrier, Fessem, Van Geen, Van Gent, Gerkens, Giskes, Th.C. de Graaf, T. de Graaf, De Grave, De Haan, Van Haersma Buma, Halsema, Van der Ham, Hamer, Haverkamp, Van Heemst, Herben, Hofstra, Van Hoof, Hoogendijk, Huizinga-Heringa, Jager, Janssen van Raay, Joldersma, De Jong, Jorritsma-Lebbink, Kant, Karimi, Klein Molekamp, Koenders, Koopmans, Kortenhorst, Lambrechts, Lazrak, Van Lith, Van Loon-Koomen, Luchtenveld, Marijnissen, Mastwijk, Meijer, Melkert, Mosterd, De Nerée tot Babberich, Netelenbos, Van Nieuwenhoven, Noorman-den Uyl, Van Oerle-van der Horst, Oplaat, Ormel, Palm, De Pater-van der Meer, Rambocus, Rietkerk, Rijpstra, Rouvoet, De Ruiter, Schonewille, Schreijer-Pierik, Smilde, Smolders, Smulders, Spies, Van der Staaij, Sterk, Stuger, Teeven, Terpstra, Tichelaar, Tonkens, Varela, Van der Velden, Te Veldhuis, Veling, Van Velzen, Vendrik, Verbeet, Verbugt, Verburg, Vergeer-Mudde, Verhagen, Vietsch, Van der Vlies, G.M. de Vries, Jan de Vries, Monique de Vries, K.G. de Vries, Van Vroonhoven-de Kok, Weisglas, Wijnschenk, Wilders, Van Winsen, De Wit, Wolfsen, Zalm, Zeroual en Zvonar,

en de heren Balkenende, minister-president, minister van Algemene Zaken, Remkes, vice-minister-president, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, De Hoop Scheffer, minister van Buitenlandse Zaken, Donner, minister van Justitie, mevrouw Van der Hoeven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de heren Hoogervorst, minister van Financiën, Korthals, minister van Defensie, Kamp, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, De Boer, minister van Verkeer en Waterstaat, Heinsbroek, minister van Economische Zaken, Veerman, minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, De Geus, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Bomhoff, vice-minister-president, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Nawijn, minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, Hessing, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Nicolaï, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, mevrouw Nijs, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de heren Van Leeuwen, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Van Eijck, staatssecretaris van Financiën, Van der Knaap, staatssecretaris van Defensie, Van Geel, staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mevrouw Schultz van Haegen-Maas Geesteranus, staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, de heren Wijn, staatssecretaris van Economische Zaken, Odink, staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Rutte, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en mevrouw Ross-van Dorp, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede dat zijn ingekomen berichten van verhindering van de leden:Ingekomen stukken

Hessels, wegens verblijf buitenslands;

Voûte-Droste en Vos, wegens bezigheden elders;

Rosenmöller, wegens familieomstandigheden.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

In verband met hun benoeming tot minister dan wel staatssecretaris is mededeling gedaan aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en aan de voorzitter van het Centraal Stembureau van beëindiging van het lidmaatschap van de leden Van Ardenne-van der Hoeven, Balkenende, Bijlhout, Van Geel, Van der Hoeven, Hoogervorst, Kamp, Van der Knaap, Korthals, Nicolaï, Remkes, Ross-van Dorp en Wijn.

Bij de ontvangen ontslagbrieven was een aantal wat meer uitvoerig. Ik zal ze op één uitzondering na echter niet voorlezen, omdat betrokkenen niet geheel uit ons midden verdwijnen. Dat blijkt nu al. Wel heb ik afschriften in de postvakjes van de leden laten leggen.

Er is ook bericht ontvangen van de leden Herfkens, Hermans en Vermeend dat zij hun lidmaatschapVoorzitter van de Kamer beëindigen. Ook daarvan is mededeling gedaan aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de voorzitter van het Centraal Stembureau. Ook van deze brieven heb ik een afschrift in de postvakjes van de leden laten leggen.

Gemeenschappelijk punt in alle ontvangen brieven is dat de vertrekkende leden hun dank uitspreken aan de leden van de Kamer voor de prettige samenwerking en vooral aan alle medewerkers van de Kamer die – ik citeer uit de brief van de oud-eerste ondervoorzitter, mevrouw Maria van der Hoeven – ervoor zorgen dat dit bedrijf op rolletjes loopt.

De genoemde uitzondering betreft de brief van onze oud-collega Balkenende:

Geachte voorzitter, waarde medeleden,

Op grond van artikel 57 van de Grondwet stel ik u met deze brief in kennis van het feit dat ik sinds maandag 22 juli jongstleden geen lid meer ben van de Tweede Kamer. De uitslag van de verkiezingen van 15 mei jongstleden en de daarop volgende formatie hebben ertoe geleid dat het CDA na acht jaar van oppositie weer deel uitmaakt van de regering. Vanaf het debat over de regeringsverklaring zal ik vanuit vak K kijken naar de stoelen waar ik gedurende vier jaar met groot plezier heb gezeten en gewerkt.

Met veel genoegen kijk ik terug op de afgelopen jaren. Het grootste gedeelte daarvan heb ik in deze Kamer opgetreden als financieel woordvoerder van de CDA-fractie. Mijn eerste debat ging over de veelbesproken Victory Boogie Woogie. Het betekende voor mij een eerste parlementaire kennismaking met het debat met de minister van Financiën, een debat tussen ons beiden dat ook in de tijd daarna de nodige anekdotes heeft opgeleverd. Een debat ook, waarin recht werd gedaan aan het dualisme, de eigen verantwoordelijkheid van de Kamer ten opzichte van de regering, Zalm-norm versus Balkenende-norm. Dualisme dat in de komende periode ook tussen kabinet en coalitiefracties verder gestalte zal moeten krijgen. Een uitspraak overigens waarvan ik besef dat ik daar de komende jaren nog weleens aan herinnerd zal worden. De antithese Zalm-Balkenende, zo vervolgt de heer Balkenende zijn brief, heeft inmiddels geleid tot een synthese in een nieuw financieel kader dat deel uitmaakt van het onlangs in deze Kamer besproken Strategisch akkoord van CDA, LPF en VVD. Als minister-president van dat nieuwe kabinet hoop ik op vele goede en inhoudelijke ontmoetingen met u, Kamer. Ik, zo schrijft de heer Balkenende, wil graag iedereen, leden van de Kamer maar bovenal ook al het ondersteunend personeel die ervoor zorgen dat de democratie op deze manier haar werk kan doen, heel hartelijk danken voor de samenwerking in de afgelopen vier jaar.

Met vriendelijke groet,

  • w.g. Jan Peter Balkenende.

Ik dank het oud-lid Balkenende voor zijn brief, die veel elementen bevat die mij zeer aanspreken. Voor hem geldt wel zeer in het bijzonder dat hij in ons midden zal blijven; hij zit vandaag voor het eerst in vak K. Welkom, mijnheer de minister-president.

Ik geef het woord aan de heer Te Veldhuis tot het uitbrengen van verslag namens de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven.

De heer Te Veldhuis:

voorzitter der commissie

Mijnheer de voorzitter. De commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven heeft de stukken onderzocht die betrekking hebben op de heren R.H. Algra te Jubbega, J.J. van Dijk te Culemborg, N. Eski te Nieuwegein, W.M.M. van Fessem te Breda, M.C. Haverkamp te Nederhorst den Berg, mevrouw M.G.E. van Loon-Koomen te Ossenisse, mevrouw M.C. Smilde te Eelde, de heren J.D. Blaauw te Zeist, J.H. Klein Molekamp te Rhoon, R. Luchtenveld te Amersfoort, G.J. Oplaat te Markelo, mevrouw P.J.L. Verbugt te Helden, de heren G. Wilders te Venlo, W. van der Velden te Rotterdam en mevrouw G.A. Verbeet te Amsterdam.

De commissie is eenparig tot de conclusie gekomen dat zij terecht benoemd zijn verklaard tot lid van de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

De commissie stelt u daarom voor, hen toe te laten als lid van de Kamer. Daartoe dienen zij wel eerst de eden/verklaringen en beloften af te leggen, zoals die zijn voorgeschreven bij de wet van 27 februari 1992, Staatsblad 120.

De commissie verzoekt u tot slot, de Kamer voor te stellen, het volledige rapport in de Handelingen op te nemen.

De voorzitter:

Ik dank de commissie voor haar verslag en stel voor, dienovereenkomstig te besluiten.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De voorzitter:

De thans toe te laten leden zijn in het gebouw der Kamer aanwezig om de voorgeschreven eden of verklaringen en beloften af te leggen. Ik verzoek de griffier hen binnen te leiden.

Nadat zij door de griffier zijn binnengeleid, leggen de heren Algra, Van Dijk, Eski, Van Fessem en Haverkamp, mevrouw Van Loon-Koomen, de heren Luchtenveld en Oplaat, mevrouw Smilde, de heren Van der Velden, Blaauw en Klein Molekamp, mevrouw Verbeet, mevrouw Verbugt en de heer Wilders in handen van de voorzitter de bij wet voorgeschreven eden/verklaringen en beloften af.

De voorzitter:

Ik wens u van harte geluk met het lidmaatschap van deze Kamer. Ik verzoek u, de presentielijst te tekenen en in ons midden plaats te nemen.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven