Vragen van het lid Karimi aan de minister van Buitenlandse Zaken over het Europees Midden-Oostenbeleid.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. In het Palestijns/Israëlische conflict volgt het ene dieptepunt op het andere. Vaststaat dat partijen zonder interventie en bemiddeling door derden niet de geweldspiraal kunnen doorbreken. Tijdens de Algemene Raad van 18 februari heeft het Spaanse voorzitterschap een voorstel voor een nieuwe positie van de EU ten aanzien van dit conflict gedaan. De tot nu toe gevolgde lijn lijkt dood te lopen: Sharon wil pas praten na absolute rust. Door het Israëlische beleid van liquidatie, herbezetting, systematische vernielingen, aanvallen op het hoofdkwartier van Arafat en door terroristische zelfmoordacties van Palestijnen op Israëlische burgers wordt het geweld over en weer uitgelokt. Het vredesproces wordt op dit moment van beide zijden door extremisten gegijzeld.

Klopt het dat rapporten van Mitchell en Tenet, die een staakt-het-vuren voorstellen, failliet zijn? Het is van groot belang dat de EU met een voorstel komt om deze vicieuze cirkel van geweld en tegengeweld te doorbreken. Wat was precies het voorstel van het Spaanse voorzitterschap? Kon dit voorstel het doorbreken van de vicieuze cirkel niet dichterbij brengen? Waarom heeft Nederland zich tegen het voorstel verzet? Wat was het Nederlandse alternatief om een doorbraak in dit proces te bereiken? Het is van groot belang dat erkend wordt dat alleen beëindiging van de bezetting en uitvoering van de resoluties 242 en 338 een uitweg kunnen bieden. Hoe heeft Nederland dit geagendeerd, ook in de contacten met de VS? Kan de minister het bericht bevestigen dat Nederland gisteren door de heer Arafat om bemiddeling is gevraagd? Wat heeft de minister hierop geantwoord?

Minister Van Aartsen:

Voorzitter. Voorop stel ik dat, evenals de vragenstelster, de Nederlandse regering het dagelijkse geweld verafschuwt. Net als de gehele Kamer menen wij dat wij er alles aan moeten doen om het geweld te doen verminderen c.q. te stoppen.

Mevrouw Karimi vraagt of de plannen van bijvoorbeeld de rapporten van Tenet en Mitchell failliet zijn. Ik kan daar maar een duidelijk antwoord op geven en dat luidt: neen. Wanneer iemand in de internationale gemeenschap meent te moeten stellen dat de rapporten van Tenet of Mitchell van de baan zijn, maakt hij een grove fout.

Wat was er aan de hand met de voorstellen van het Spaanse voorzitterschap. Dit voorzitterschap heeft een document, een non-paper, gemaakt. Wij allen weten wat dit is. Tegen dat non-paper hebben in ieder geval het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Nederland de nodige bezwaren gemaakt. Ook de Hoge Vertegenwoordiger van de EU, de heer Solana, had bezwaren. In de ogen van een tweetal afgevaardigden van socialistische statuur, een groene en een liberaal was dit document niet duidelijk over het enige idee dat er op dat moment lag, namelijk het idee van Abu Ala en Peres. Beiden hebben Den Haag bezocht op 24 januari en 10 februari en deden een dringend beroep op de Nederlandse regering om vooral te handelen in de geest van dat plan.

Het tweede punt van kritiek op het non-paper van het Spaanse voorzitterschap was dat het niet helder was over het idee van Abu Ala en Peres en over de nauwe samenwerking, waar geen speld tussen is te krijgen, tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten.

Ons derde punt van kritiek op dat Spaanse papier was dat het zich in wezen alleen maar adresseerde in de richting van datgene wat nodig zou zijn voor de Palestijnse Autoriteit en onvoldoende aandacht gaf aan de andere kant van het verhaal, de veiligheidsgarantie voor de staat Israël. Het belangrijkste element in het plan van Abu Ala en Peres is de gedachte van de wederzijdse erkenning van staten.

Dat waren de bezwaren die wij hadden tegen dit document. Wij hebben bepleit dat Solana op basis van de uitspraken van de Europese Raad van 26 januari te Laken naar de regio zou afreizen. Zoals de Kamer weet, is hij zondag vertrokken en spreekt hij deze week met alle betrokkenen. De reis is voorbereid en wordt uitgevoerd in zeer nauwe coöperatie met de Verenigde Staten, wat absoluut van belang is. Gisteren werd dit voor mij bevestigd in een telefoongesprek met president Arafat dat een aantal elementen betrof. Een daarvan was de noodzaak van vrijheid van bewegen voor president Arafat, nadat hij had voldaan aan de eis om drie verdachten van de moord op de minister van Toerisme Ze'evi te arresteren. President Arafat is bovendien begonnen over de noodzaak van een gezamenlijk optreden van Europese Unie en Verenigde Staten.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik dank de minister voor het antwoord. Hij zegt dat de plannen van Tenet en Mitchell niet failliet verklaard kunnen worden. Kan hij bevestigen dat de uitvoering van die plannen geheel afhankelijk is gemaakt van een totale stop van geweld? Dat betekent dat er niet gesproken wordt zolang er wederzijds geweld gebruikt wordt. Wij hebben nu anderhalf jaar lang gezien dat dit nergens toe leidt, behalve tot escalatie van geweld. Ik heb gesproken over een failliet, omdat het door Ariel Sharon afhankelijk is gesteld van een totale stopzetting van geweld. Die weg kan niet leiden tot onderhandelingen.

Ik ben het met de minister eens dat een nauwe samenwerking tussen de Europese Unie en Verenigde Staten noodzakelijk is. Volgens mij is iedereen het daarover eens. Het fundamentele punt is echter dat op dit moment wel voorstellen ontwikkeld moeten worden die de vicieuze cirkel van geweld doorbreken. Zolang er wordt gewacht op absolute rust, wordt die cirkel niet doorbroken. Ik kan mij goed voorstellen dat de minister op onderdelen kritiek heeft gehad op de Spaanse voorstellen, maar het gaat om de fundamentele vraag op welke manier de EU een alternatieve lijn kan ontwikkelen die niet afwachtend is ten aanzien van de houding van Sharon.

Heeft de heer Arafat gevraagd om een rol van Nederland als bemiddelaar? Op die vraag heeft de minister geen antwoord gegeven.

Minister Van Aartsen:

Mevrouw Karimi heeft mij niet horen spreken over absolute rust. Dat zeg ik in alle helderheid in antwoord op wat zij door al haar vragen heen weefde. Naar ons oordeel, dat van de Europese Unie en ook dat van de Verenigde Staten moet president Arafat zich namelijk voor 100% inzetten om aan de terreur een eind te maken.

Belangrijk is geweest – daar heeft Nederland zich in het bijzonder in de afgelopen periode ook zeer voor ingezet – dat de Verenigde Staten, na de periode Karina A, zich weer engageerden in dit proces. Immers, zonder engagement van de Verenigde Staten is er geen voortgang te bereiken en ik ben blij dat mevrouw Karimi dit erkent. Dit engagement van de Verenigde Staten kon weer worden bereikt na de brief van president Arafat over de Karin A-affaire, zijn stuk dat hij heeft geschreven in The Herald Tribune, en na de arrestatie – ofschoon het engagement al van daarvóór dateerde – van de drie verdachten van de moord op de minister van toerisme.

Alles moet nu in het werk gesteld worden met het oog op de vraag: hoe kunnen wij de impasse doorbreken? Daarbij dient gekeken te worden naar alle ideeën die uit de regio zelf komen. Het beroep in dezen op de Nederlandse regering is in niet mis te verstane bewoordingen gedaan door president Arafat, door Abu Ala en door de minister van buitenlandse zaken van Israël: laten wij nu dat ene kleine vonkje hoop dat er is, gebruiken – laten wij het Peres/Abu Ala-idee als een soort startpunt beschouwen van een pad dat ons weer naar Tenet en Mitchell toe moet leiden.

Gisteren heb ik overigens op president Arafat een dringend beroep gedaan – Solana heeft dit direct aansluitend in het gesprek dat hij met president Arafat heeft gehad, Van Aartsenook gedaan – om in ieder geval elk contact met de Israëli's te hebben dat er kan zijn en dus niet het tripartiete veiligheidscontact te doorbreken. De weg dient aldus aan te sluiten op datgene wat er in de regio is. Recent is er ook nog een idee gekomen van de kroonprins van Saoedi-Arabië, dat eveneens gebruikt moet worden. Daar moet de Europese Unie, samen met de Verenigde Staten, massief steun aan verlenen. Naar mijn oordeel is er, ondanks alle zwarte zwartheid die iedere dag weer met zich meebrengt, toch een mogelijkheid om ook het beleid politiek weer een rol te laten spelen in het Midden-Oosten; in ieder geval moeten wij daar allen zeer ingespannen aan bezig zijn.

Heeft president Arafat nu om een bemiddelingsrol gevraagd? Het antwoord daarop is: neen. Ieder die zich overigens in die rol zou bevinden of zich daar zelf in zou zetten, moet een ongelukkig mens zijn. Wat ons, de Nederlandse regering, te doen staat, is al datgene te doen – indien nodig gebeurt dat ook van uur tot uur – en elke mogelijkheid te benutten om partijen aan de praat te houden en partijen duidelijk te maken dat alleen aan de onderhandelingstafel en door het schetsen van perspectief op langere termijn er op korte termijn iets te bereiken valt ten aanzien van de vermindering van het geweld.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Mijn laatste vraag aan de minister betreft het volgende. Gezien alle initiatieven die er zijn – en blijkbaar komen er nog meer initiatieven bij – kun je op een gegeven moment vragen wat het fundamentele uitgangspunt is van het Europese beleid ten aanzien van het Israëlisch-Palestijns conflict. Ik denk dat dit moet zijn: het einde van de bezettingen en de terugtrekking van Israël uit de bezette gebieden volgens de grenzen van 1967. Is dat het uitgangspunt dat ook de minister als eerste stap probeert verankerd te krijgen? Als je dat luid en duidelijk uitspreekt en als uitgangspunt neemt, denk ik dat je een heel duidelijk signaal geeft in de richting van de regering van Ariel Sharon.

Minister Van Aartsen:

Als geen ander kent mevrouw Karimi de uitgangspunten van de Europese Unie, die nog eens heel helder zijn verwoord door de Europese Raad van Laken. Daarin zijn alle elementen verwoord, ook de wezenlijke elementen van het Mitchell-plan: de vertrouwenwekkende maatregelen die moeten leiden naar een onderhandelingstraject op basis van de Veiligheidsraadresoluties 242 en 338. Die elementen vindt u ook terug in de ideeën die recentelijk zijn geuit door de kroonprins van Saoedi-Arabië, maar vooral ook vindt u ze terug in de gedachtelijn van Abu Ala en Peres, waaraan de Europese Unie, de Nederlandse regering incluis, zeer gecommitteerd is.

De heer Koenders (PvdA):

Voorzitter. Het is duidelijk dat er sprake is van een destructieve cyclus van geweld. Met de beperking van de fysieke vrijheid van Arafat is er een vernedering bijgekomen en daarom is mijn vraag wat nu wordt voorgesteld om deze cyclus te doorbreken. Wat is precies noodzakelijk om de lidstaten van de Europese Unie volledig op één lijn te krijgen en om een rol te vinden die samen met de Verenigde Staten kan worden vervuld? Is de minister het met mij eens dat de Amerikaanse positie tot nu toe weliswaar niet geheel afwezig was en dat Amerika in zekere zin gezorgd heeft voor een rem op het beleid van Sharon, maar dat het toch te passief is geweest? Wat is nu precies het beleid van de Europese Unie om gezamenlijk met de Verenigde Staten op te treden en deze kwestie aan de orde te stellen? Daarvoor is namelijk een extra initiatief nodig. Heeft de Nederlandse regering bij de regering in Tel Aviv aangedrongen op meer bewegingsvrijheid voor Arafat, zodat hij vrij kan reizen?

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter. Mijn fractie steunt het streven van de minister om de Europese Unie in dit verschrikkelijke conflict een sterke rol te laten spelen. In dit licht heb ik twee vragen. Is in het Europese beraad of anderszins de gedachte van een internationale vredes- of waarnemersmacht aan de orde geweest? Het instellen van een dergelijke macht mag op dit ogenblik misschien onhaalbaar zijn, omdat partijen daar niet mee instemmen, maar het idee kan toch een nuttige rol vervullen.

In aansluiting op wat collega Koenders zei, wil ik weten of Europa en de Verenigde Staten het eens zijn over de verruiming van de fysieke bewegingsvrijheid van Arafat. Hoe wordt de opvatting van Europa en de Verenigde Staten aan de Israëlische autoriteiten overgebracht?

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. De minister van Buitenlandse Zaken heeft aangedrongen op het geven van meer bewegingsvrijheid aan president Arafat. De vertegenwoordiger van de Europese Unie heeft dat idee overgenomen en het ook uitgesproken, maar wanneer komt het moment waarop de Nederlandse regering verdergaande stappen bepleit, dan wel vanuit de eigen positie dan wel vanuit de Europese Unie? Zij kan bijvoorbeeld komen met het idee van economische sancties aan het adres van Israël zolang het disproportionele geweld van die zijde richting de Palestijnen doorgaat.

De heer De Haan (CDA):

Voorzitter. Ik heb over het algemeen zeer veel waardering voor het optreden van de minister. Mag ik uit zijn beantwoording van de vragen van mevrouw Karimi begrijpen dat hij, gegeven de activiteiten van de heer Solana namens de Europese Unie en de grote mate van overeenstemming, ook met de Verenigde Staten, op dit moment in dit conflict voor hem zelf geen zelfstandige rol ziet?

Minister Van Aartsen:

Voorzitter. De heer Koenders vroeg of de lidstaten van de Europese Unie op één lijn zitten. Dat is het geval. De verwarrende berichten over plannen hebben het beeld van de Europese Unie geen goed gedaan. De gedachtelijn die de Franse minister op enig moment tijdens ons informele beraad in Cáceres in Spanje naar voren heeft gebracht, kwam rechtstreeks voort uit het Abu Ala/Peres-plan. Mijn vraag is dan ook: is het zinvol op deze manier met dit vraagstuk om te gaan? Het gaat erom dat wij totaal geëngageerd zijn om oplossingen te vinden en niet dat wij ieder onze fifty minutes of fame zoeken, maar werkelijk helpen partijen aan de onderhandelingstafel te krijgen. De Verenigde Staten zijn in de afgelopen tijd zeer aanwezig geweest. In het najaar heb ik tegen de klippen op werkend dit tegenover de Kamer betoogd. De feiten waren er. Powell heeft zeer veel gedaan. Begin januari haakten Verenigde Staten na de Karina A-affaire echter af. Het ging daarbij om een schip dat met wapens van Iran naar de bezette gebieden op weg was. De Verenigde Staten hebben zich echter evenals de Europese Unie duidelijk tegenover Arafat opgesteld en gezegd dat hij iets moet doen en dat hij de moordenaars van de minister van toerisme Ze'evi moet arresteren.

Op een gegeven moment heeft Arafat zijn verantwoordelijkheid voor de Karina A-affaire genomen. In de International Herald Tribune heeft hij met een artikel voor het eerst duidelijkheid geschapen, althans een begin gemaakt met de erkenning van het jood zijn van de staat Israël. Dat was onvoldoende, maar in ieder geval een stap. De Nederlandse regering heeft vervolgens een dringend beroep op de regering van de Verenigde Staten gedaan om zich nu weer actief te engageren. Dat heeft vervolgens de minister van Buitenlandse Zaken ook gedaan. Bovendien heeft president Bush de minister-president van Israël niet datgene gegeven waarop hij had gehoopt in zijn overleg in Washington, namelijk goedkeuring van zijn beleid om Arafat geheel te isoleren. In dat kader heeft de Europese Unie aan Washington duidelijk gemaakt dat dat niet de lijn van handelen zou kunnen zijn. Onze opinie over de bewegingsvrijheid van president Arafat is via Solana overgebracht aan de Israëlische autoriteiten; uiteraard doe ik dat ook nog bilateraal, maar het is belangrijk dat dat ook als EU-standpunt bij de Israëlische autoriteiten wordt overgebracht.

De heer Hoekema sprak over de waarnemersmacht. Dat is een onderdeel van de besluitvorming van de Europese Unie van december 2001. Op dit moment is een dergelijke macht niet reëel, maar maakt die wel nog steeds onderdeel uit van het pakket. Economische sancties zouden op dit moment een zijtoneel zijn. Het hoofdtoneel moet zijn om partijen terug te brengen naar de onderhandelingstafel. Ik ben voorts bezig met de vraag hoe wij de komende periode de financiering van de Palestijnse Autoriteit overeind houden, want daarover bestaan de nodige zorgen. Commissaris Patten zal op dit punt zeer binnenkort initiatieven nemen.

Ik begreep niet of de heer De Haan zich nu tot mij richtte dan wel tot de Europese Unie. Ik zal het maar vertalen tot de vraag: heeft de Europese Unie of de minister een zelfstandige positie? Ik ben minister van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden en ik doe alles wat tot die portefeuille behoort. Als die zelfstandige positie door de heer De Haan wordt uitgelegd als wat soms wel een bemiddelende rol heet, dan zeg ik hem dat ik die rol niet heb en ook niet wil hebben. Ik zei zojuist al: eenieder die die rol heeft, moet een ongelukkig mens zijn.

De voorzitter:

Achteraf blijkt het toch allemaal heel goed begrepen te zijn.

Naar boven