Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van de CDA-fractie benoem ik in het Presidium het lid Van der Knaap tot plaatsvervangend lid in de bestaande vacature.

Het woord is aan mevrouw Verburg.

Mevrouw Verburg (CDA):

Mevrouw de voorzitter. De Kamer heeft vorige week een brief ontvangen van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarin een overzicht wordt gegeven van de aanvragen in het kader van ESF-EQUAL. Ik verzoek de minister om een brief naar de Kamer te sturen met eenzelfde soort overzicht van aanvragen die gedaan zijn in het kader van ESF-3 voor de periode 2000-2001.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. VoorzitterDit punt zal door de voorzitter van de vaste commissie voor VROM worden behandeld.

De voorzitter:

Dan is het woord aan de heer Meijer.

De heer Meijer (CDA):

Voorzitter. De minister van VROM heeft de Kamer de afgelopen dagen een brief toegezegd over de sluiting van de kerncentrale in Petten. De vaste commissie heeft vanmorgen een extra procedurevergadering gehouden. Zij zou wellicht deze week nog een extra overleg met de minister willen hebben. Wij verzoeken u daarom, te vragen of de toegezegde brief spoedig naar de Kamer kan komen, zodat wij nog vragen kunnen stellen alvorens wij nog deze week een debat erover kunnen hebben.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet. Ik zal dat zo goed mogelijk begeleiden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Na eerdere initiatieven in Zuid-Afrika en Suriname zijn er nu initiatieven om mensen voor de thuiszorg te werven in Slowakije. Naar aanleiding van deze initiatieven verzoek ik de Kamer, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te mogen interpelleren.

Mevrouw Arib (PvdA):

Ik deel de zorg van mevrouw Kant, maar ik vraag mij af of een interpellatie, een spoeddebat, een juist instrument is. Moet niet eerst een brief van de minister worden gevraagd over de stand van zaken? In hoeverre heeft men zich gehouden aan eerdere afspraken? Op basis daarvan kan alsnog worden overwogen of een debat moet worden gevoerd.

De heer Buijs (CDA):

Voorzitter. Mevrouw Kant refereerde er al aan dat al vaker de problematiek rond buitenlandse verpleegkundigen aan de orde is geweest, ook in interpellaties. Ik dring aan op zorgvuldigheid. Ik heb vernomen dat de berichtgeving die via de media tot ons is gekomen, niet helemaal is wat de waarheid zou kunnen zijn. Ik vind dat wij de minister ten minste in de gelegenheid moeten stellen om ons hierover zorgvuldig te informeren. Aan de hand daarvan moeten wij pas bekijken of er een interpellatie moet komen of niet. Ik verzoek mevrouw Kant om haar verzoek voorlopig even op te zouten.

De heer Weekers (VVD):

Ik sluit mij daarbij aan. Er is grote verwarring over de vraag wat de initiatieven nu eigenlijk behelzen. De berichtgeving in de krant van vandaag was van een volstrekt andere orde dan gisteren. Vandaag was sprake van een soort ontwikkelingssamenwerkingstraject en alleen stages. Wij moeten eerst even goed worden geïnformeerd over datgene wat er aan de hand is. Daarna kunnen wij erover beslissen hoe wij verder procederen.

Mevrouw Van Vliet (D66):

Ik zou ook graag eerst een brief van de bewindslieden van SZW en van VWS krijgen, met een specifieke toelichting of al een werkvergunning in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen is gegeven. Op die basis kunnen wij bezien hoe wij een eventueel debat moeten voeren.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik kan mij ook voorstellen dat er eerst een brief komt. Slowakije staat op de nominatie om toe te treden tot de EU. Ik zou graag weten of dit heeft meegewogen in de afwegingen voor een toestemming. Ik heb begrepen dat met Slowakije een afspraak is gemaakt over ondersteuning uit Nederland in de gezondheidszorg. Het zou om stageplaatsen gaan, voorzover ik heb begrepen. Ik zou graag zien dat die elementen in een brief werden verwerkt. Daarna kunnen wij bekijken of een spoeddebat nodig is.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Volgens mij is een spoeddebat een heel mooi instrument om wat wij allemaal willen weten te vragen. Dat is een van de manieren waarop de Kamer functioneert. Ik vind een interpellatie een prima middel om het onderwerp in de Kamer aan de orde te stellen. De Kamer kan dan meteen de conclusie trekken of zij deze ontwikkeling wel of niet wil.

Aangezien iedereen kennelijk liever eerst een brief heeft, wijzig ik mijn verzoek. Ik vraag om een brief van de minister van VWS en de minister van SZW over het initiatief, waarin wordt aangegeven wat het initiatief precies behelst, wat de opvatting van het kabinet is en of voor de stages waarvan nu sprake is, ook tewerkstellingsvergunningen noodzakelijk zijn. Voorts wil ik weten of men van plan is die af te geven. Ik denk dat die vragen in ieder geval in de brief beantwoord moeten worden. Die brief heb ik dan wel graag morgen vóór de regeling van werkzaamheden in bezit, want ik hecht eraan om daarover nog voor het reces te debatteren. Er zijn namelijk wel degelijk concrete plannen om mensen nu al naar Nederland te halen.

De voorzitter:

Zullen wij afspreken dat wij die brief morgen voor 11.00 uur in ons bezit willen hebben?

De heer Buijs (CDA):

Morgen hebben wij een procedurevergadering in de commissie. Ik zou het wenselijk vinden om bij die gelegenheid nader te kunnen bezien op welke wijze dit aan de orde moet worden gesteld. Graag krijg ik de brief daarom eerder.

De voorzitter:

Ik begrijp hieruit dat de brief er al om 10.00 uur moet zijn.

Mevrouw Kant (SP):

Ik doe nu een concessie door eerst om een brief te vragen en daarna af te wegen of er al dan niet nog deze week een plenair debat moet worden gehouden. Ik vind echter dat er deze week plenair over moet worden gesproken. Als wij moeten concluderen dat het ongewenst is om deze mensen naar Nederland te halen, willen wij daar nog deze week een uitspraak over kunnen doen. Er kan een procedurevergadering in de commissie worden gehouden, maar vooraf kan ik al zeggen dat ik morgen bij de regeling van werkzaamheden zal persisteren bij mijn verzoek.

De voorzitter:

Ik denk dat iedereen dat goed begrepen heeft. Ik had zelfs de indruk dat een aantal collega's uw zorg deelde op dit punt. Er is op zich niets tegen om de procedure eerst met elkaar te bespreken in de vaste commissie.

Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Afgelopen donderdag heeft de minister van Justitie in een brief aan de Kamer vier nieuwe hoge en gevoelige transacties bekendgemaakt. Hoewel de minister de Kamer eerder heeft laten weten dat deze transacties aanstaande waren, was de brief verontrustend. Ten eerste vanwege de aard van de transacties, waarover ook de minister zijn twijfels heeft geuit. Ten tweede vanwege de door het OM gevolgde procedure. Het betreft transacties die inmiddels als niet meer acceptabel worden beschouwd. Ten slotte lijken de minister en het OM andere meningen te zijn toegedaan over de gevoeligheid van deze transacties. Dit beeld is vanmorgen in een interview in het Algemeen Dagblad nog eens bevestigd door de heer De Wijkerslooth.

Ik zou hierover graag met de minister willen spreken in een spoeddebat, waarbij ik ook in de gelegenheid zal zijn om een motie in te dienen. Een spreektijd van ongeveer 10 minuten zou mij daarbij zeer helpen.

Namens de vaste commissie voor Justitie verzoek ik, het spoeddebat te plannen na het algemeen overleg met de minister van Justitie, dat hedenmiddag gepland staat van 16.00 uur tot 18.00 uur. Dit AO is al eens verdaagd en het leek ons voor de goede naam van de Kamer niet goed om het opnieuw te verdagen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Mij lijkt de vraag gerechtvaardigd naar het spoedeisende karakter van deze kwestie. Ik snap dat u hierover met de minister wilt spreken, maar dan wil ik wel weten waarin het spoedeisende karakter zit.

De heer Van Oven (PvdA):

Bij die vraag sluit ik mij aan, voorzitter. Na de discussie van december kan dit onmogelijk als een verrassing zijn gekomen. Het is de vraag of wij er niet beter aan doen om dit in een algemeen overleg met de minister te bespreken.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Het onderwerp is belangrijk genoeg voor een bespreking met de minister, maar ook mijn fractie vraagt zich af waarom dit in een spoeddebat moet gebeuren. Wellicht zijn er nog zoveel detailvragen te stellen dat een algemeen overleg meer aangewezen is. Dat kan altijd nog uitmonden in een plenair debat.

De heer Rietkerk (CDA):

Voorzitter. Gelet op de drie centrale hoofdvragen die hierbij aan de orde zijn en die ook in de brief van de minister staan, steun ik het voorstel van GroenLinks tot het houden van een spoeddebat.

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de woorden en de conclusies van de heren Van Oven en Dittrich waar het gaat om het geven van voorkeur aan een snel te houden algemeen overleg.

De voorzitter:

Alvorens mevrouw Halsema weer het woord te geven, wil ik kort reageren. Een spreektijd van tien minuten in een spoeddebat is vrij ongebruikelijk. Meestal wordt in zo'n debat uitgegaan van vijf minuten. We kunnen ook de formule tien-zeven-vijf minuten hanteren. Een debat waarin iedere fractie tien minuten spreektijd heeft, kan geen spoeddebat meer worden genoemd. Als men dat wil, moet men kiezen voor eerst een algemeen overleg.

Wat de suggestie betreft van het een in de plaats van het ander stellen, waarbij ik denk aan het algemeen overleg dat vanmiddag wordt gehouden, merk ik op dat mevrouw Halsema en haar collega's heel goed weten dat de plenaire vergadering voorgaat. Voor het houden van een spoeddebat met de minister, is de minister in de zaal nodig. Het zou heel vreemd zijn, de plenaire vergadering twee, drie uur te schorsen en die daarna te hervatten. Overigens, dan zullen de leden hier de hele avond moeten blijven. Dat zou, als ik mevrouw Halsema goed begrijp, het geval moeten zijn. Deze gang van zaken lijkt mij echter niet doenlijk. Dus als het spoeddebat gehouden moet worden, moet het vandaag gehouden worden. Het zal dan vanmiddag tegen vijven beginnen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Laat ik nog kort uitleggen waarin voor mij het spoedeisende karakter is gelegen. Het gaat in ieder geval om twee zeer omstreden schikkingen. Tot nu toe is onduidelijk, in ieder geval voor mijn fractie, of die voorkomen hadden kunnen worden. Ook is onduidelijk in welke mate naar aanleiding van deze schikkingen beklag kan worden gedaan. Het lijkt erop dat het openbaar ministerie en het ministerie van Justitie rollend over straat gaan. Zoals de heer Van Oven vorige week op televisie zei: dat lijkt mij niet goed voor de positie van het openbaar ministerie.

Voorzitter. Wat uw voorstel betreft: zeven minuten is altijd nog meer dan vijf.

De voorzitter:

Ik zie dat hierover niemand meer het woord wenst. Dan blijf ik constateren dat er een verschil van mening is. Ik meen dat wij dan moeten stemmen, want ik kan wel zien dat de meerderheid eerst een algemeen overleg wil, maar ik vind dat wij ook recht moeten doen aan het verzoek van mevrouw Halsema. Dat kan nu niet anders dan met het houden van een stemming.

De heer Van Oven (PvdA):

Ik had gehoopt dat wij mevrouw Halsema zouden kunnen overtuigen. Het is echter een goede gewoonte in dit huis om, als een van de partijen staat op het houden van een spoeddebat met de verantwoordelijke bewindspersoon, het verzoek te honoreren. Ik ben dus niet van plan, mijn fractie te adviseren tegen het verzoek van mevrouw Halsema te stemmen.

De voorzitter:

Terwijl u dit zegt, bedenk ik dat ik, gelet op de reactie van een aantal collega's, mevrouw Halsema kan vragen om, nu de minister toch in huis is, vanavond na het overleg dat iedereen graag van vanmiddag wil laten plaatsvinden, een spoed-AO met de minister te houden. Morgenmiddag zouden wij bij de regeling van werkzaamheden opnieuw een afweging kunnen maken en kunnen bezien of het nodig is een plenaire afronding te hebben. Dan hebben wij toch het debat vandaag. De minister is beschikbaar, dat weet ik intussen. Op deze manier zouden wij dus kunnen handelen en dan kunnen beide onderwerpen vandaag aan de orde komen.

De heer Van Oven (PvdA):

Dat lijkt mij een heel goed voorstel, voorzitter.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Het zou ook mijn voorstel zijn geweest.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Ik steunde aanvankelijk het voorstel van mevrouw Halsema om een spoeddebat te houden, maar de oplossing die u nu voorstelt, zorgt voor evenveel spoed en leidt wellicht tot hetzelfde resultaat.

De voorzitter:

Ik denk zelfs: voor sommigen tot een beter resultaat.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Bij het voortstel voor zo'n elegante oplossing wil ik mij graag aansluiten. Ik ga er dan van uit dat er vanavond een spoedoverleg is en dat ik morgen of overmorgen in de gelegenheid ben om een motie in te dienen.

De voorzitter:

Dan zullen wij dit zo afhandelen.

Het woord is aan de heer Van Bommel.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Vorige week heeft de Amerikaanse president Bush in zijn State of the Union nogal dreigende taal gesproken en de SP-fractie is daar erg van geschrokken. De heer Bush sprak over landen die hij de as van het kwaad noemde en hij verwees naar een mogelijke militaire reactie in de richting van Irak, Iran en Noord-Korea. Ik wil de regering graag om een brief vragen waarin wordt ingegaan op deze buitenlandspolitieke aspecten van de toespraak van de heer Bush, vooral in het licht van de Nederlandse deelname aan de internationale coalitie tegen terrorisme.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter. Nu de heer Van Bommel president Bush voor de laatste keer heeft gewaarschuwd, zou het nuttig zijn die brief morgenochtend te ontvangen, omdat er, zoals bekend, morgen een algemeen overleg is met de minister van Buitenlandse Zaken. Wellicht is het nuttig om, als die brief er toch komt, die op tijd te hebben.

De voorzitter:

Mij lijkt dat daar geen bezwaar tegen is.

De heer Van Bommel (SP):

Ik dank de heer Weisglas voor zijn warme steun.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Schreijer-Pierik.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Voorzitter. In de pers is nog steeds sprake van een toenemend aantal berichten over de explosieve groei van de vossenstand in verschillende delen van het land en de forse schade die vossen aanrichten aan de fauna – weidevogels – en de landbouwhuisdieren. De fracties van het CDA en de VVD verwachten dat de geconstateerde problemen alleen maar zullen toenemen vanaf 1 april, het moment dat de vos niet meer bejaagbaar zal zijn. De nu al hoge vossenstand zal ongetwijfeld verder toenemen, met alle schadeproblemen van dien. Mede namens de VVD-fractie vragen wij de staatssecretaris, in een brief ruim voor 1 april de stand van zaken landelijk systematisch in kaart te brengen en nader aan te geven wat de vossenstand van dit moment is, wat de ecologische en voor de volksgezondheid gewenste vossenstand is en hoe deze effectief gerealiseerd en beheerst kan worden. Ook vragen wij de staatssecretaris, grondig in te gaan op de landelijk geconstateerde schadeproblematiek, in het bijzonder de schade aan de fauna en landbouwhuisdieren en tegenwoordig zelfs aan dijken.

De voorzitter:

Mevrouw Schreijer, hebt u niet bedacht dat u ook schriftelijke vragen kon stellen?

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Ja, maar nu komt het laatste. De beantwoording van de schriftelijke vragen van de collega's van de VVD-fractie op dit punt vinden wij onvoldoende onderbouwd en niet bevredigend.

De voorzitter:

Het is helemaal niet erg om vervolgvragen te stellen. Dat hebt u nu in feite gedaan.

Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Hamer.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben vorige week een spoeddebat gehouden over de fraude in het hoger beroepsonderwijs en de minister van OCW gevraagd of hij een tipje van de sluier wilde oplichten over de omvang en zwaarte van deze mogelijke fraude. De minister was toen niet in staat om dat te doen. Des te verbaasder waren wij, vanochtend in de Volkskrant te lezen dat de voorzitter van de HBO-raad wel in staat is om dat tipje van de sluier op te lichten en ons te melden dat het allemaal wel meevalt. U zult begrijpen dat onze nieuwsgierigheid zeer gewekt is. Dat geldt zowel voor mij als voor mevrouw Lambrechts en inmiddels ook voor de fracties van het CDA en de ChristenUnie. Wij krijgen graag een reactie van de minister in de vorm van een brief, bij voorkeur vóór 12.00 uur morgen, waarin hij ingaat op de relatie tussen het door de HBO-raad gehouden onderzoek en dat van de minister zelf, de gedragscode in relatie tot de mededeling dat inmiddels een aantal instellingen zou zijn gestopt met de constructie, en de inhoud van het genoemde contract met de intermediaire organisatie. Kan de minister bij deze brief het onderzoek aan ons beschikbaar stellen, inclusief de gedragscode en het gebruikte contract?

De voorzitter:

Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Giskes.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter. Onlangs is een onderzoek van TNO gereedgekomen naar het multimodale transportcentrum Valburg. Wij willen langs deze weg aan de minister vragen dat naar de Kamer te sturen, zodat wij onze mening daarover kunnen vormen.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Zou het dan niet goed zijn als de minister ook haar standpunt over het onderzoek naar de Kamer stuurt, zodat wij daarover kunnen spreken?

Mevrouw Giskes (D66):

Dat zou nog mooier zijn, maar ik wil het rapport alvast per omgaande ontvangen.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Bakker.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. In de gemeente Maarssen zijn de afgelopen weken berichten gekomen over de uitvoering van de bijstandswet. Mede namens de heer Kamp verzoek ik u, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te vragen om een brief over dit onderwerp. Ik weet dat er vragen over zijn gesteld, maar die hebben een nogal eenzijdige invalshoek. Wat is er precies aan de hand, hoe verhoudt dit zich tot de wettelijke voorschriften, hoe is het rijksconsulentschap erbij betrokken en dergelijke? Aan de hand van die volledige informatie kunnen wij eventueel een debat daarover voeren.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van den Berg.

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter. Hedenmorgen berichtte de Volkskrant over een onderzoek naar de feitelijke effecten van de Winkeltijdenwet. Daaruit blijkt dat, zowel waar het gaat om de openingstijden van winkels door de week als waar het gaat om de openstelling op zondag, de gevolgen van de destijds ingevoerde Winkeltijdenwet heel anders zijn dan de vooronderstellingen die daaraan ten grondslag lagen. Dat noopt mijn fractie ertoe om via u een brief aan de regering te vragen met een reactie op dit onderzoek en een antwoord op de vraag wat voor beleidsmatige effecten dit volgens de regering moet hebben voor de wet en de feitelijke uitvoeringspraktijk.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Feenstra.

De heer Feenstra (PvdA):

Voorzitter. Vorige week donderdag hebben de commissies voor VROM en voor Verkeer en Waterstaat gesproken over de kwaliteit van AVI-slakken die gebruikt worden bij de aanleg van de HSL-Zuid. Er bestaat behoefte aan om dit overleg plenair af te ronden. Ik verzoek u, daar deze week gelegenheid toe te bieden.

De voorzitter:

Ik zal mijn uiterste best doen.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Ik dring erop aan dat dit VAO deze week plaatsvindt. De minister heeft namelijk aangekondigd, de werkzaamheden te willen hervatten en daar gaat dit VAO over.

De voorzitter:

Mijn dag heeft net als de uwe vierentwintig uur en een gedeelte daarvan wens ik hier niet te zijn. Ik zal, zoals ik al eerder zei, mijn uiterste best doen.

Het woord is aan de heer Van Oven.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter. Bij de behandeling van de nota Criminaliteitsbeheersing in november vorig jaar zijn kamerbreed twee moties aangenomen. De ene betrof de vraag of een groot aantal misdrijfzaken dat nog bij de politie op de plank ligt, daar nog eens vandaan komt. De andere motie betrof een mogelijke versnelling van de doorlooptijden. In beide gevallen is de minister van Justitie gevraagd om voor 1 februari 2002 de Kamer te berichten. Voorzover ik heb kunnen nagaan, is dat in beide gevallen echter niet gebeurd. Ik rappelleer dus aan beide moties en vraag per omgaande bericht van de minister van Justitie over de uitvoering ervan.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Poppe.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter. In de laatste vergadering van vorig jaar heeft de Kamer een motie van mijn hand aangenomen aangaande de veiligheidssituatie van de ACM-fabrieken van DSM in Sittard/Geleen. Wij zijn nu zes tot zeven weken verder. Aangezien het gaat om veiligheidsrisico's voor omwonenden, wil ik de minister van VROM vragen om de Kamer bij brief te informeren over de voortgang van de uitvoering van deze motie.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven