Vragen van het lid Verhagen aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over het weigeren van een visum aan Doekele Terpstra.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. Hedenochtend konden wij in een landelijk dagblad lezen dat Cuba weigert een visum af te geven aan de voorzitter van het CNV, de heer Terpstra. Hij zou deel uitmaken van een handelsmissie onder leiding van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij naar Cuba. Wij hebben enige tijd geleden in de Kamer een uitvoerige discussie gehad over de vraag of handelsmissies zouden moeten plaatsvinden naar een land als Cuba. De CDA-fractie heeft de Nederlandse regering toen in haar voornemen daartoe gesteund. De regering heeft zich op het standpunt gesteld dat het juist door een open dialoog en contacten, het tegenovergestelde van isolatie, mogelijk moet zijn een actieve bijdrage te leveren aan het verbeteren van de mensenrechtensituatie.

De vorige handelsmissie, onder leiding van staatssecretaris Ybema, was dan ook breed samengesteld. Onder andere de voorzitter van het CNV Terpstra was erin opgenomen. Hierdoor werd het mogelijk, op actieve wijze in te spelen op de noodzaak om de mensenrechtensituatie te verbeteren. Bovendien werd het mogelijk om contacten te leggen en stappen te zetten op het punt van vakbondsrechten en de noodzakelijke naleving van de ILO-conventies terzake. Die missie hebben wij gesteund, juist vanwege de combinatie handel, mensenrechten en vakbondsrechten. De regering heeft toen gesteld dat op basis van dat bezoek een bijdrage geleverd zou kunnen worden aan de verbetering van de mensenrechtensituatie in Cuba. In de tussentijd is gebleken dat de vakbond, de CUTC, waarmee onder andere het CNV toen contact heeft gelegd, aan meer repressie onderhevig is. De voorzitter van de CUTC, de heer Alvarez Ramos, werd gearresteerd. De heer Terpstra kon in het verleden een bijeenkomst van deze vakbond niet bijwonen. Nu zien wij als sluitstuk van dit beleid dat de heer Terpstra, de voorzitter van het CNV, volgens Cuba geen deel mag uitmaken van een handelsmissie onder leiding van de minister van landbouw.

De CDA-fractie is van mening dat bij dit soort zaken, juist vanwege de noodzaak om een bijdrage te leveren aan de verbetering van de mensenrechtensituatie in Cuba, sprake moet zijn van "samen uit, samen thuis". Het mag toch niet zo zijn dat de Cubaanse regering bepaalt wie deel mag uitmaken van een Nederlandse missie. Ik wil dan ook één simpele vraag stellen aan de minister van landbouw: is hij bereid zijn missie af te zeggen nu een lid van de voorziene delegatie, de voorzitter van het CNV, geen visum krijgt? Daarmee zou de minister een signaal afgeven, namelijk dat de Cubanen niet kunnen bepalen waarover en met wie wij mogen spreken.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Het plan om een handelsmissie naar Cuba te zenden, is ontstaan naar aanleiding van een invitatie van de minister van landbouw van Cuba tijdens zijn bezoek aan Den Haag vorig jaar. Het is evident dat Cuba een totaal andere maatschappijvisie en politieke visie heeft dan Nederland. In dergelijke situaties wordt, zoals in eerdere gevallen is gebleken, een dubbel beleid ingezet. Aan de ene kant is er sprake van een voortgaande kritische dialoog met landen met een totaal ander maatschappelijk politiek systeem, overigens conform het in Europees verband overeengekomen standpunt – gebaseerd op de zogenoemde "common position" – en aan de andere kant speelt de discussie over landbouw, waar in Cuba veel belangstelling voor bestaat, met de Nederlandse knowhow en steun aan de infrastructuur. In dat verband heeft tweeëneenhalf jaar geleden een missie plaatsgevonden onder leiding van staatssecretaris Ybema. Een breed samengestelde missie, waaraan ook de vakbond heeft deelgenomen, conform de wens van de Kamer.

Vrijdagavond bereikte ons het bericht van een voorziene weigering van een visum aan de heer Terpstra en aan een medewerker. De ambassadeur gaf als toelichting dat in het jaar 2000 geweigerd is een visum te verstrekken aan de heer Terpstra op grond van het feit dat hij het CUTC-congres zou bijwonen dat in Cuba niet was erkend. Die weigering was bij de Nederlandse regering op dat ogenblik niet bekend.

De heer Verhagen (CDA):

Heb ik goed begrepen dat die weigering bij de Nederlandse regering toen niet bekend was?

Minister Brinkhorst:

De weigering van het visum voor de heer Terpstra was toen niet bekend in het licht van de brief die hij in juli 2001 gestuurd heeft, in afschrift aan de Nederlandse ambassade, waarin hij aan de Cubaanse president opheldering verzocht over het feit dat een bedrag van 6.000 dollar dat hij aan het CUTC had overgemaakt, niet was aangekomen. Hij heeft zich in deze brief vervolgens sterk gemaakt voor het lot van de gevangengenomen secretaris-generaal van het CUTC.

De heer Verhagen (CDA):

Terecht.

Minister Brinkhorst:

Het is duidelijk dat daarmee een nieuwe situatie ontstond. Cuba heeft aanleiding gevonden om het visum te weigeren. Het standpunt van het kabinet, ook na zorgvuldig overleg met mijn collega van Buitenlandse Zaken, is dat de geplande missie geen doorgang kan vinden, tenzij de Cubaanse regering alsnog een oplossing weet te vinden voor dit vraagstuk, wat ik niet erg waarschijnlijk vind. De politieke lijn is evident. De samenstelling van de delegatie is de verantwoordelijkheid van het kabinet en kan niet door het gastland gedicteerd worden. De inzet van het kabinet is om de kritische dialoog met Cuba te vervolgen. Deze kan wellicht in een later stadium, onder andere omstandigheden plaatsvinden. Wij zoeken naar verdere mogelijkheden hiervoor.

De heer Verhagen (CDA):

Ik dank de minister voor zijn buitengewoon heldere antwoord. Een kritische dialoog heeft alleen maar zin, zoals de minister zegt, als die dialoog in alle openheid kan plaatsvinden, op een wijze die door de eerdere missie is vormgegeven. Ik ben blij met de toezegging dat de voorziene handelsmissie onder leiding van minister Brinkhorst niet doorgaat, nu er een visum wordt geweigerd aan de heer Terpstra. Dan heb ik geen vragen meer.

De voorzitter:

Het lijkt mij beter dat wij dan niet aan vervolgvragen toekomen. Als er vragen zijn gesteld waarop het antwoord is gegeven dat men wil hebben, kan ik mij niet zo goed voorstellen waarom men nog vervolgvragen zou stellen.

De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):

Voorzitter. Het zou nog bevredigender zijn geweest, wanneer de handelsmissie wel zou kunnen doorgaan, met aanwezigheid van de voorzitter van het CNV. De minister van Buitenlandse Zaken is hier ook bij betrokken. Mijn vraag is of het kabinet nog pogingen wil doen om de Cubanen op andere gedachten te brengen. Als politieke klasse van Nederland zijn wij ook wel iets verplicht tegenover voorzitters van het CNV. Ik herinner aan de activiteiten van de heer Westerlaken in het verleden voor de vakbondsleider Pakpahan in Indonesië. Ik vind het besluit van de minister uitstekend, maar er is nog een betere oplossing. Voorzover nodig moet hij de minister van Buitenlandse Zaken activeren om toch de ideale oplossing te vinden.

Minister Brinkhorst:

Ik heb deze stellingname gegeven in nauw overleg met mijn collega van Buitenlandse Zaken. De heer Van Middelkoop had uit mijn woorden gehoord kunnen hebben dat ik uiteraard mededeling heb laten doen aan de Cubaanse ambassadeur, met het uitdrukkelijke verzoek om een oplossing te vinden voor de ontstane situatie. Wij leggen ons hier niet bij neer, maar het is een door Cuba gecreëerd vraagstuk dat naar mijn gevoel door Cuba moet worden opgelost.

Naar boven