Noot 1 (zie blz. 1139)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking op vragen, gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken voor het jaar 2002 (28 000-V)

1. ChristenUnie – Van Middelkoop

Twee weken geleden vroeg ik aandacht voor de dreiging van moorden op christenen in dat land (Pakistan). Gisteren lazen we dat in een katholieke kerk minstens 15 christenen waren vermoord. Is aan deze dreigingen tijdens het bezoek aandacht geschonken?

Doel van het bezoek was primair – zoals elders al toegelicht -humanitair van aard, en in tweede instantie gericht op ondersteuning van de Pakistaanse regering. Dreiging voor de christelijke bevolkingsgroep als zodanig is niet expliciet aan de orde geweest, mede omdat de aandacht met name gericht was op de moeilijke omstandigheden van de vluchtelingen. De vreselijke aanslag waar de vraagsteller op doelt had op het moment van het bezoek nog niet plaatsgevonden.

Overigens is de laatste jaren de Pakistaanse regering met regelmaat door EU en Nederland aangesproken op haar verantwoordelijkheid om een einde te maken aan terreur tegen religieuze minderheden, evenals op haar verantwoordelijkheid om een einde te maken aan bestaande, discriminerende wetgeving tegen die minderheden. De Tweede Kamer werd over dit laatste in antwoord op vragen geïnformeerd, evenals over het feit dat President Musharraf pogingen in deze richting heeft ondernomen.

2. ChristenUnie – Van Middelkoop

(Beschikken over zelfstandige ideeën). Dat was bijvoorbeeld het geval met het mensenrechtenbeleid waarin de vrijheid van godsdienst centraal stond. Zo hebben wij zijn kritische aandacht voor de zogenaamde godsdienstwetten in MOE-landen zeer gewaardeerd. Welk vervolg denkt hij aan deze prioriteit te geven?

De regering zal zich blijven inzetten voor de bevordering en bescherming van de vrijheid van godsdienst of overtuiging wereldwijd, alsmede voor steun aan slachtoffers op dit gebied. Meer in het bijzonder zal de regering in OVSE-verband, en niet in de laatste plaats tijdens ons OVSE-voorzitterschap in 2003, aandacht blijven geven aan de situatie op dit terrein in de OVSE-regio. Hierbij zal uiteraard worden voortgeborduurd bij de bevindingen van het in juni te Den Haag gehouden seminar inzake restrictieve (her)registratie- en vestigingseisen van religieuze en geloofsgemeenschappen in OVSE-gebied. Ook tijdens dit seminar bleek dat godsdienstvrijheid in het huidige tijdsgewricht nog niets aan actualiteit heeft ingeboet.

Begin november komt de speciale publicatie naar aanleiding van het seminar uit. Deze zal wijd worden verspreid, niet alleen in OVSE-, maar ook in VN-kader. In deze publicatie wordt uitgebreid ingegaan op restrictieve godsdienstwetten.

3. VVD – Blaauw

Zijn er nieuwe ontwikkelingen inzake het operationeel maken van het Joint Data Exchange Centre (inzake raketlanceringen)? Is er bredere participatie te verwachten?

De Amerikaanse-Russische samenwerking in het kader van het JDEC maakt deel uit van de besprekingen tussen beide landen over een nieuw strategisch raamwerk. Ondanks enkele uitstaande problemen als belastingregeling ziet het ernaar uit dat dit centrum deel zal gaan uitmaken van de nieuwe strategische relatie tussen beide landen. Het is goed mogelijk dat ook andere landen op termijn hieraan deel zullen kunnen nemen, hoewel hierover thans nog geen nadere concrete zaken bekend zijn.

4. VVD – Blaauw

Veiligheidsbeleid van de VS met de vertaling daarvan naar de krijgsmacht is aan review toe. De VVD is van mening dat de VS nauw contact hierover moet hebben met de naaste bondgenoten. Wordt hierover gesproken in de NAVO, en dus zijdelings ook met de RF en zijn er consequenties te voorzien voor de lidstaten?

De opzet van de Amerikaanse strategic review is uitgebreid binnen de NAVO besproken. De vertaling door de VS naar de eigen krijgsmacht is recent afgerond, maar nog niet in de NAVO aan de orde geweest.

5. PvdA – Koenders

Er dient een nieuwe impuls aan de wapenbeheersing gegeven te worden. Er dient een EU-initiatief dient te komen voor de ratificatie van CW en BW-verdrag. Er moet een initiatief komen voor de versterking van de OPCW. Er is een inventarisatie nodig van het fenomeen van chemische terroristische aanvallen. In EU-kader dient een inventarisatie van vaccins en dergelijke bij biologische wapens gemaakt te worden.

Wapenbeheersing

Het gaat vooral om de versterking van het gehele vlechtwerk van de multilaterale wapenbeheersing, inclusief de conventies, de exportcontroleregimes en diplomatieke inspanningen. Nederland blijft op dit vlak zeer actief.

In het bijzonder wil ik noemen het belang van inwerkingtreding van het Kernstopverdrag, het CTBT. Ik zal hiervoor een pleidooi houden tijdens de CTBT-conferentie in New York half november.

Daarnaast is Nederland actief betrokken bij de ontwikkeling van een multilateraal instrument op het gebied van de non-proliferatie van ballistische raketten. Binnen dit zgn. MTCR is vanaf 1999, destijds onder Nederlands voorzitterschap, gewerkt aan een ontwerp Gedragscode tegen de proliferatie van ballistische raketten. Dit ontwerp zal het komende jaar in een internationaal onderhandelingsproces mogelijk verder worden aangepast. De regering heeft zich in beginsel bereid verklaard aan het eind van 2002 een conferentie te organiseren waar de Gedragscode ondertekend kan worden.

BW

De EU heeft zich in de afgelopen jaren consequent ingezet voor universaliteit van BW en CW-verdrag.

Tijdens de a.s. BW-toetsingsconferentie (nov-dec 2001) is de Nederlandse inzet in eerste instantie gericht op het behouden van perspectief op spoedige hervatting van onderhandelingen over een effectief instrument ter versterking van de naleving en daarnaast op directe maatregelen ter versterking van het BW-regime.

OPCW

Als gastland doet Nederland er alles aan om bij te dragen aan het soepel functioneren van de OPCW, ook in financiële zin. Nederland, samen met vele andere donoren, blijft actief betrokken bij hulpverlening aan RF bij de vernietiging van haar voorraden chemische wapens. Nederland zit een regulier donoroverleg in dezen voor.

In de OPCW wordt op het ogenblik ook gekeken naar assistentie die zou kunnen worden verleend in geval van terroristische aanslagen met chemische middelen.

CW en BW terrorisme

Vragen over de nationale voorbereiding op eventuele terroristische aanslagen met biologische of chemische wapens worden geadresseerd in de voortgangsrapportage van de regering inzake de diverse elementen van het recent vastgestelde actieplan. Internationaal zijn echter verschillende initiatieven ontplooid.

Op een EU bijeenkomst van de directeuren-generaal voor civiele bescherming is onder meer afgesproken een group of experts in te stellen op het terrein van Nucleaire, Biologische en Chemische rampen en aanvallen. Deze groep zal 24 uur per dag bereikbaar en beschikbaar zijn voor assistentie aan één van de lidstaten. Tevens is afgesproken om informatie in de lidstaten over serums, vaccins en antibiotica te bundelen.

Ook in NAVO-kader vindt momenteel een inventarisatie plaats van de nationale middelen die kunnen worden ingezet voor de bescherming van de bevolking bij een eventuele aanslag. Inmiddels is ook een begin gemaakt met afstemming tussen NAVO en EU op dit gebied.

Kleine wapens

Nederland zal een actieve rol spelen bij de follow up van de VN Kleine Wapensconferentie. Wij willen ook andere landen ondersteunen bij het uitvoeren van het New Yorkse actieplan.

6. VVD – Blaauw

Het volledig bevaarbaar maken van de Donau is voor alle oeverstaten van groot belang, waarom gaat het allemaal zo traag. Nederland draagt financieel bij, kan druk uitgeoefend worden dat men vaart moet zetten?

Het werk aan de Donau vordert inderdaad traag. Er is nu echter een start gemaakt met het puinruimen ter hoogte van Novi-Sad en het bevaarbaar maken van een kanaal in de Donau. Het kanaal zal in principe voor de winter van 2001 open zijn. Na de winter zal het kanaal verbreed worden zodat de rivier ook bevaarbaar is voor bredere vrachtschepen (tweede fase). De internationale aanbesteding voor het uitvoeren van de werkzaamheden vindt thans plaats.

Een probleem is dat de lokale Servische autoriteiten ook hebben ingezet op de voor hun belangrijke bouw van een nieuwe brug over de rivier. Voor de overige oeverstaten is de bevaarbaarheid van de rivier zelf echter de topprioriteit. Nederland heeft als één van de bilaterale donoren – de Commissie betaalt het leeuwendeel – bij bilaterale contacten met Joegoslavische en Servische autoriteiten meerdere malen op het belang van grotere uitvoeringssnelheid gewezen. Ook hebben zowel premier Kok als ikzelf meerdere malen binnen de EU om aandacht voor de kwestie gevraagd.

7. PvdA – Koenders

Hoe staat het nu echt precies met de Nederlandse voorbereiding van het gastheerschap voor het Internationale Strafhof?

De voorbereidingen voor het Nederlandse gastheerschap van het Internationaal Strafhof zijn in volle gang en op schema. Dat heb ik ook recentelijk bij de VN in New York, en met name in een speech voor de Voorbereidingscommissie Internationaal Strafhof (Prepcom ICC) bevestigd. Ik heb een team samengesteld dat het proces zal aanjagen en managen. Bovendien zijn hiervoor voldoende financiële middelen veilig gesteld. Internationaal is er vertrouwen in het Nederlandse voorbereidingsproces.

In het kader van de huisvesting van het Hof in Den Haag zijn inmiddels belangrijke besluiten genomen, zowel ten aanzien van de tijdelijke, als ten aanzien van de permanente huisvesting. De tijdelijkehuisvesting zal door Nederland aan het Hof ter beschikking worden gesteld vanaf het moment dat het Hof operationeel wordt. Zoals bekend zal het Hof als definitieve vestigingsplaats een deel van de huidige Alexanderkazerne krijgen.

Ik reken op inwerkingtreding van het Statuut tegen de zomer van 2002. Dat geeft alle aanleiding, juist ook voor de internationale gemeenschap, om hard te trekken aan het voorbereidingsproces. Om dat mede te bevorderen heb ik toegezegd om financieel te willen bijdragen aan de eerste Bijeenkomsten van de Staten Partijen. Daarenboven zal Nederland ook andere internationale bijeenkomsten in dit kader deels of geheel financieren. Een eerste en voor Nederland belangrijke bijeenkomst is een «lessons-learned»-bijeenkomst van internationale experts, vertegenwoordigers van het Joegoslavië Tribunaal, vertegenwoordigers van NGO's en vertegenwoordigers van het gastland die in december onder Nederlandse auspiciën in Arnhem zal worden gehouden.

8. SGP – Van den Berg

Wij vragen en marge om verscherpte aandacht voor de rol van Irak in het Midden-Oosten en wijder, mede i.v.m. terrorismebestrijding en sporen van miltvuur die naar dit land wijzen.

Het aangetoonde bezit – en gebruik – van massavernietigingswapens (WMD) door Irak in het verleden maken dit land zonder meer tot onderwerp van scherpe aandacht door de internationale gemeenschap, waaronder ook ons land. Irak voldoet niet aan de resoluties van de VN-Veiligheidsraad inzake de ontmanteling van zijn WMD, waardoor het land onderhevig blijft aan sancties. Daar komt bij dat het nu al geruime tijd weigert de inspecteurs van UNSCOM op zijn grondgebied toe te laten, zodat deze situatie van niet-voldoen voor onbepaalde tijd voortduurt. Irak heeft de aanslagen van 11 september niet veroordeeld. Er zijn evenwel op dit moment geen indicaties die Irak met het terrorisme rond de aanslagen van 11 september in verband kunnen brengen.

9. PvdA – Koenders

Ik zou overigens in de zijlijn willen vragen of de Nederlandse regering nog nieuwe verzoeken heeft ontvangen voor eventuele militaire steun, hetzij als backfill in het Caraibische gebied of anderszins.

Neen, de Nederlandse regering heeft tot dusverre geen verzoeken voor daadwerkelijke militaire steun ontvangen, en derhalve ook niet voor «backfill» in het Caraibisch gebied. Wel onderzoeken vertegenwoordigers van de Chef Defensiestaf samen met het desbetreffende Amerikaanse hoofdkwartier de concrete invulling van het aanbod van een militaire bijdrage van ons land in de strijd tegen het terrorisme (zie verslag aan de Kamer d.d. 23 oktober jl.).

10. VVD – Blaauw

Toe te juichen is het Amerikaanse besluit om achterstallige betaling aan de VN te voldoen, maar wanneer gaat het geld over?

Nadat de Senaat de betaling van USD 582 miljoen (de tweede tranche van de Helms-Biden wet) op 7 februari van dit jaar had goedgekeurd, heeft het Huis van Afgevaardigden deze op 24 september bekrachtigd. Wanneer er daadwerkelijk wordt overgemaakt, kan ik U niet met zekerheid zeggen, maar dat is nu een kwestie van administratieve uitvoering waarmee een paar dagen meer of minder kunnen zijn gemoeid. Overigens is in de Helms-Biden wet ook nog sprake van een derde en laatste tranche van USD 244 miljoen aan achterstallige betalingen. Wanneer deze laatste tranche zal worden betaald is nog niet bekend.

11. VVD – Blaauw

1. De transatlantische economische relatie stond laatste tijd onder druk wegens diverse geschilpunten. Door de economische steunmaatregelen van Bush zou verdere distorsie met daarbij protectionisme kunnen optreden, zie de staalsector en luchtvaart. Worden deze ontwikkelingen door de EU gevolgd en geanalyseerd op mogelijke gevolgen voor de EU en de transatlantische relatie?

2. Welke opstelling heeft Canada in dezen?

De EU volgt ontwikkelingen op de voet, waarbij speciale aandacht uitgaat naar de economische maatregelen die de VS neemt op het gebied van de luchtvaart en staal. De EU streeft ernaar, om in goed overleg met de VS, ervoor te zorgen dat (eventuele) Amerikaanse maatregelen zo weinig mogelijk repercussies hebben voor de Europese economie.

Op 10 oktober heeft de Commissie een mededeling aangenomen met een analyse van de economische gevolgen van de aanslagen en een aantal voorstellen voor Europese actie.

De VS reageerde op de gebeurtenissen van de 11e september jl. met het geven van 15 miljard dollar aan directe steun voor de eigen luchtvaartindustrie. De EU heeft besloten niet terug te vallen op het geven van directe vormen van staatssteun. Alleen compensatie wordt geboden voor de sluiting van het Amerikaanse luchtruim gedurende de eerste 4 dagen na de aanslagen. Verder steunt de EU de Europese luchtvaartindustrie door het overnemen van de verzekering tegen molestschade (een maand gratis, daarna tegen een redelijke premie) en het hanteren van flexibele regels ten aanzien van de landingsrechten van Europese luchtvaartmaatschappijen.

De Amerikaanse staalindustrie heeft geklaagd dat ze door de crisis er onderdoor aan zal gaan. Het Amerikaanse congres heeft ingestemd met de mogelijkheid beschermende maatregelen te nemen. Dit zou onder meer kunnen betekenen dat staal afkomstig uit de EU tegen hoge importtarieven op de Amerikaanse markt wordt gebracht. Dit is echter nog niet besloten.

De Amerikaanse minister van Handelszaken, Robbert Zoellick, heeft gezegd niet van plan te zijn dergelijke maatregelingen te treffen.

Ten aanzien van de positie van Canada geldt dat dit land zich nog niet (publiekelijk) uitgesproken over de Amerikaanse economische maatregelen.

12. GroenLinks – Karimi

Gaat de regering met voorstellen komen om de importen uit de bezette gebieden onder preferentieel tarief uit de Unie te weren?

Zoals de regering reeds eerder heeft laten weten, is het overleg over deze kwestie tussen de Commissie en Israël nog gaande. Nederland heeft zich er sterk voor ingezet dat een Europese oplossing gevonden wordt voor de importen, en zal dit ook blijven doen. De Commissie heeft het Europese standpunt, dat importen uit de bezette gebieden naar de Unie onder een Israëlisch oorsprongscertificaat ontoelaatbaar zijn, herhaalde malen verwoord. Dat gebeurde onder meer tijdens het Associatie-comité in mei van dit jaar, en tijdens het gespecialiseerde EU-Israël sub-comité voor douanezaken in juli. De regering zal zich ervoor inzetten dat de kwestie aan de orde wordt gesteld tijdens de associatieraad van 20 november aanstaande.

13. SGP – Van den Berg

Wat Indonesië betreft, kan gesteld worden dat de overgang naar het bewind Soekarnoputri tamelijk geruisloos verlopen is. Tegelijk is er blijvende zorg. De nieuwe president heeft ervoor gewaarschuwd dat Indonesië een tweede Balkan wordt als etnische conflicten niet opgelost worden. Wil de regering ingaan op de opleving van moslimfundamentalisme a.g.v. de aanslagen in de VS? Wij vragen de MinBuza wanneer het onderzoek dat het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis verricht naar de gang van zaken rond de Act of Free Choice te verwachten is. Hoe ziet de regering het perspectief voor de bevolking van Papoea na recente aanname van de nieuwe autonomiewet? Er is 20 miljoen uitgetrokken voor wederopbouw op de Molukken, een goede zaak. Uit de vraagbeantwoording blijkt dat met de wederopbouw slechts ten dele een aanvang kan worden gemaakt, omdat de situatie op Ambon nog niet stabiel genoeg is. Is er uitzicht op verbetering?

Op de Molukken lijkt het beter te gaan dan de afgelopen twee jaar. Dan moet wel de Laskar Jihad bedwongen blijven of worden. Wat is de inschatting van de regering? Hoe beoordeelt de minister de nieuwe autonomiewetgeving voor Papoea? Kan Nederland een bijdrage leveren aan dit proces van decentralisatie? Er is in ons land nog altijd relatief veel bestuurlijke kennis van dit vroegere landsdeel. Wil de minister zich er sterk voor maken dat de missie van EU-ambassadeurs in december doorgaat?

Ook ik blijf de ontwikkelingen in Indonesië met grote aandacht volgen. De aanslagen van 11 september hebben een dimensie toegevoegd aan het toch al ingrijpende en langdurige proces van politieke en economische hervormingen. Een proces waaraan president Megawati zich bij haar aantreden heeft gecommitteerd. De president moet balanceren om rekening te houden met gevoeligheden onder grote delen van de moslimbevolking. Politieke tegenstanders spelen handig in op deze gevoeligheden. Van een opleving van moslimfundamentalisme op grote schaal is overigens geen sprake. Wel heeft een groot deel van de moslimbevolking grote moeite met de aanvallen op Afghanistan. De Indonesische regering heeft de in omvang beperkte demonstraties onder controle gehouden. De oproep tot demonstraties van radicale, anti-Amerikaanse moslims vindt gelukkig vooralsnog geen massale navolging.

Een van de grootste uitdagingen voor president Megawati is het vinden van een verstandige en vreedzame oplossing voor de conflicten in de Molukken, Aceh en Irian Jaya. Tijdens mijn bezoek aan Jakarta eind augustus heb ik benadrukt dat de autoriteiten het vertrouwen van de lokale bevolkingen in de conflictgebieden zouden kunnen herwinnen door op twee terreinen voortgang te boeken: in de eerste plaats een zorgvuldige implementatie van de speciale autonomie wetten voor Aceh en Irian Jaya, in de tweede plaats eerbiediging van de mensenrechten.

Een verheugende ontwikkeling is de recente parlementaire goedkeuring van de speciale autonomie wet voor Irian Jaya, die een sleutel zou kunnen zijn naar een vreedzame oplossing van het conflict in deze provincie. Een comité van Papoea intellectuelen heeft de basis voor deze wet geschreven. De wet bevat een aantal elementen met een belangrijke symbolische waarde: het gebruik van de eigen vlag, volkslied en naam. Verder komt er een Commissie van Waarheid en Verzoening, die ook onderzoek moet doen en een bijdrage moet leveren aan een dialoog over de gebeurtenissen rond de integratie van Papoea in de Republiek Indonesië. In dit verband kan ik u informeren dat het historisch onderzoek van het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis in 2003 zal worden afgerond. In de autonomie wet verder aandacht voor de rechten van de inheemse bevolking en herverdeling van inkomsten tussen provincie en de centrale overheid. Daadwerkelijke verbetering van sociaal-economische omstandigheden staat of valt uiteraard met een zorgvuldige implementatie en socialisering van deze wet. Hieraan kan ook de internationale gemeenschap een steentje bijdragen. Nederland zet zich in voor EU-steun bij de opbouw van capaciteit teneinde de lokale autoriteiten en de samenleving te helpen hun nieuwe verantwoordelijkheden te nemen. De door Nederland geïnitieerde EU-missie naar Irian Jaya, die hoogstwaarschijnlijk nog dit jaar zal plaatsvinden, kan hier een katalyserende rol spelen. Ook beziet Nederland op welke wijze kan worden bijgedragen aan in voorbereiding zijnde multilaterale programma's die beogen op lokaal niveau sectorale steun te bieden.

Op de Molukken is het beeld inderdaad gemengd. Waar in de Noorden Zuidoost-Molukken reeds een aanvang kan worden gemaakt met wederopbouw, blijft de situatie in Ambon en omringende eilanden gespannen. Tijdens mijn bezoek aan Jakarta heb ik juist ook ten aanzien van de Molukken benadrukt hoe belangrijk versterking van de rechtsstaat is. Tegen infiltraties van buitenaf, van welke bevolkingsgroep ook, zou krachtig moeten worden opgetreden. Nederland blijft, bilateraal en in EU-verband, alert op de ontwikkelingen in de Molukken en zal waar mogelijk bijdragen aan noodhulp en de wederopbouw.

14. D66 – Hoekema

Dan Suriname. In de week dat wij het overlijden van de heer Lachmon te betreuren hebben – terecht eindigde collega Koenders zijn bijdrage daarmee – is ook het vonnis tegen Bouterse nu onherroepelijk. Een beroep in cassatie is door de Hoge Raad verworpen. De man moet nu voor de rechter. Dat kan en mag in Suriname. Hoe staat het met het dossier in Suriname en hoe staat het met het opsporings- en aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd? Kunnen we Bouterse aanhouden in een derde land? Heeft Nederland met alle landen waar het om gaat nu die verdragen gesloten?

Rond Bouterse spelen twee zaken: het gerechtelijk vooronderzoek in Suriname naar de Decembermoorden en de Nederlandse strafzaak inzake de invoer van drugs in Nederland.

Inzake de Decembermoorden geldt het volgende: de Hoge Raad heeft bepaald dat Bouterse niet door het OM in Nederland kan worden vervolgd. Bouterse kan wel in Suriname voor de Decembermoorden worden vervolgd. Het gerechtelijk vooronderzoek in Suriname is in november 2000 gestart. De voortgang van het vooronderzoek in Suriname is een interne aangelegenheid van Suriname. Na de uitspraak van de Hoge Raad in Nederland zal uitvoering van rechtshulpverzoeken uit Suriname weer mogelijk worden. Het initiatief ligt aan Surinaamse zijde.

Inzake de drugs strafzaak in Nederland geldt dat het beroep in cassatie door de Hoge Raad is verworpen. De veroordeling van Bouterse voor het medeplegen van invoer in Nederland van een partij cocaïne is onherroepelijk. Het internationale opsporingsen aanhoudingsbevel blijft gehandhaafd. De inspanningen van de Nederlandse regering zijn onverkort gericht op een aanhouding en uitlevering aan Nederland van de heer D. Bouterse indien hij zich buiten Suriname begeeft. Alle terzake benodigde maatregelen zijn genomen. Operationele informatie kan in het belang van een succes volle opsporing en daadwerkelijke uitlevering niet worden verstrekt. Het bestaan van een verdrag biedt nog geen absolute garantie tot uitlevering; afgezien van de juridische aspecten is een besluit tot uitlevering in veel landen uiteindelijk een politieke beslissing. In het geval van Trinidad en Tobago is geconcludeerd dat een nieuw bilateraal uitleveringsverdrag nodig is. De onderhandelingen zijn in een vergevorderd stadium. De autoriteiten van Trinidad en Tobago hebben aangegeven dat een laatste, mondelinge onderhandelingsronde voldoende zal zijn, maar hebben op het laatste moment te kennen gegeven dat de voorgestelde data in juli jl. niet schikten. Er wordt nu naar gestreefd om deze laatste onderhandelingsronde zo spoedig mogelijk te laten plaatsvinden, uiterlijk januari 2002.

15. PvdA – Koenders

Daarnaast willen wij graag precies geïnformeerd worden over de initiatieven die Nederland neemt tijdens de komende toetsingsconferentie van het Conventionele Wapens Verdrag om de problematiek van de clusterbommen meer in het algemeen aan de orde te stellen.

Zoals bekend deelt de regering uw zorg over de niet-ontplofte submunities van clusterwapens. In dat verband vroeg de heer Koenders naar de Nederlandse initiatieven met het oog op de komende Toetsingsconferentie van het Conventionele Wapens Verdrag.

De regering heeft het afgelopen jaar – mede op verzoek van de Kamer – een internationale voortrekkersrol op zich genomen om te komen tot een juridisch instrument, dat de problematiek van deze zogenaamde «Explosive Remnants of War» zoveel mogelijk beperkt.

Dit jaar werd in maart in het Ministerie van Buitenlandse Zaken een internationaal seminar georganiseerd om de problematiek van ontplofbare oorlogsresten (Explosive Remnants of War) te bespreken. Vervolgens zijn door Nederland twee seminars georganiseerd in Genève en tijdens de officiële voorbereidende bijeenkomsten werden de discussies over dit onderwerp door Nederland, als «Friend of the Chair», voorgezeten.

De regering hoopt dat de Nederlandse inspanningen er toe leiden dat tijdens de Toetsingsconferentie in december overeenstemming kan worden gevonden over de oprichting van een Expert-Groep, die de mogelijkheden voor een nieuw Protocol bij dit Verdrag over ontplofbare oorlogsresten zal onderzoeken.

Over de voorbereidingen van de Toetsingsconferentie en over de andere voorstellen die tijdens deze conferentie zullen worden besproken zal ik u nog schriftelijk informeren.

16. PvdA – Koenders

Daarnaast vraag ik naar uitvoering van de Motie over de Soeharto-gelden waar gevraagd werd om een eigenstandig onderzoek eventueel losstaand van een Indonesisch verzoek. Waar ligt hier nu precies het probleem waar de Regering toegezegd heeft de Motie uit te voeren?

Over de vorderingen in deze zaak heb ik u, mede namens mijn collega van Justitie, op de hoogte gehouden. Op basis van deze informatie blijf ik bij de conclusie dat de Nederlandse regering doet wat binnen de mogelijkheden ligt om de mogelijke relatie tussen de familie Soeharto en Nederlandse banken bloot te leggen. Mag ik hier het volgende aan toevoegen: na de uitspraken van de voormalige Indonesische procureur-generaal Darusman op 6 november 2000 en zijn hierop volgend bezoek aan Nederland op 29 en 30 januari 2001 is de gevraagde informatie van de Indonesische autoriteiten, ondanks herhaalde rappellen van bevoegde Nederlandse instanties, nog niet ontvangen. Zoals u eerder is toegelicht heeft het Openbaar Ministerie laten weten dat deze aanvullende informatie nodig is om te kunnen beoordelen of alsnog uit eigen beweging een onderzoek kan worden gestart.

17. VVD – Blaauw

Het binnenlands bestuur is door Poetin op de schop genomen, de deelrepublieken zijn beter onder het centrale gezag gekomen, wet- en regelgeving zijn gestroomlijnd, belastingsysteem op poten gezet. (1) Zijn hier al resultaten van waar te nemen? (2) Vooral het strafrechtstelsel schijnt nog gebrekkig te werken, is hier een taak voor de Raad van Europa, prioriteit voor komend Nederlands voorzitterschap? (3) Nederland heeft een grote inbreng gehad bij het tot stand komen van het Burgerlijk Wetboek in de RF, zijn er nog andere wetgevende en regelgevende gebieden waar Nederland bilateraal hulp heeft aangeboden of kan aanbieden?

De hervormingen van binnenlands bestuur en stroomlijning van wet- en regelgeving die Poetin in gang heeft gezet zijn een proces van langere duur dat nog niet is afgerond en waarvan nog niet op grote schaal zichtbare resultaten mogen worden verwacht.

Problemen bij de werking van het rechtstelsel in de RF zijn zeer divers van aard. De Raad van Europa heeft reeds enkele programma's in uitvoering die zich richten op deelproblemen die ook de werking van het strafrechtstelsel belemmeren. Het gaat dan veelal om samenwerkingsprogramma's waarin directe, concrete en kwalitatieve kennisoverdracht plaatsvindt door – onder meer Nederlandse – juristen en experts aan Russische specialisten op cruciale posten (*).

In Nederlandse ogen is deze vorm van samenwerking van groot belang.

In het kader van het MATRA-programma wordt binnen de thema's «wetgeving en recht» en «mensenrechten», behalve aan de opstelling en uitvoering van het Burgerlijk Wetboek, aandacht besteed aan een flink aantal andere terreinen van wet- en regelgeving. Voorbeelden zijn praktische ondersteuning van het Russische Openbaar Ministerie bij het onderzoek en de vervolging van strafzaken, steun bij de modernisering van het kinderrechtsstelsel en steun bij het opzetten van een zomerschool voor mensenrechtenorganisaties.

(*) twee voorbeelden:

RvE-programma «Federalisme in Rusland» dat ondersteuning biedt bij wetgevingsprocedures en implementatie van wetgeving met gevolgen voor verhouding tussen federaal centrum en de regio's;

Gezamenlijk Programma van Europese Commissie en RvE met RF gericht op versterking van de federale structuur, introductie van mensenrechtenmechanismen en hervorming van het juridisch stelsel.

18. D66 – Hoekema

Kan de minister van Buitenlandse Zaken meedelen of naast het verdrag dat is gesloten andere alomvattende antiterrorismeverdragen op de agenda staan? Is er een initiatief van India? Zo ja, wat is daarvan de meerwaarde?

Het alomvattend antiterrorismeverdrag is inderdaad een initiatief geweest van India. De onderhandelingen daarover worden in New York gevoerd. De meerwaarde is dat dit verdrag aanvullend en overkoepelend zal zijn met betrekking tot de reeds bestaande 12 sectorale antiterrorismeverdragen in VN-kader. Ik wil in dit verband ook gaarne verwijzen naar de brief die ik uw Kamer toezond op 23 oktober jl., waarin nader wordt toegelicht wat de stand van zaken is met betrekking tot de diverse antiterrorismeverdragen

19. D66 – Hoekema

Een vraag over het bericht in de NRC van 31 augustus dat een Colombiaanse groepering na een tien maanden durende ontvoering een Nederlander zou hebben vrijgelaten voor een losgeld van 5 mln. dollar. Dat is geen gering bedrag. Wat is in deze de beleidslijn? Uiteraard het redden van Nederlanders maar wat gebeurt er met dat losgeld? Is er niet het risico dat dit geld in het criminele drugscircuit terechtkomt?

Het beleid van de Nederlandse regering is dat bij ontvoeringen en gijzelingen geen losgeld, beschermingsgeld o.i.d., wordt betaald. Ook wordt door Nederlandse overheidsvertegenwoordigers geen bemiddelende rol gespeeld bij betaling door derden. Deze beleidslijn is gevolgd in het door de heer Hoekema genoemde geval van de Nederlander die van november 2000 tot juli 2001 in Colombia ontvoerd is geweest. Uiteraard zijn door mijn departement in deze periode in het kader van consulaire bijstandsverlening inspanningen verricht om de vrijlating van deze Nederlander te bewerkstelligen. Of er in deze zaak inderdaad losgeld is betaald kan ik u niet bevestigen.

20. D66 – Hoekema

Er zijn grote economische en politieke problemen in Argentinië. Kan de minister aangeven of hierbij een rol is weggelegd voor de internationale gemeenschap, behalve het IMF?

Een gedeeltelijke of volledige financiële ineenstorting van Argentinië zal verstrekkende gevolgen hebben voor de financiële markten in Latijns Amerika en wellicht ook voor andere delen van de wereld, op een als gevolg van de financiële nasleep van de gebeurtenissen op 11 september jl. toch al precair tijdstip.

Zoals bekend heeft Argentinië een stand-by programma met het IMF, dat echter ondanks een recente optopping niet voldoende lijkt te zijn om het land uit de gevarenzone te halen.

Argentinië is lid van de Mercosur. Het medelid Brazilië is er alles aan gelegen om een deconfiture van Argentinië te voorkomen, gezien de verstrekkende gevolgen voor haar zelf.

21. VVD – Blaauw

Het Nederlandse MKB heeft interesse om te expanderen naar de RF, doch ondervindt niet altijd de steun die zij van de Nederlandse overheid uitgaande van bestaand beleid mag verwachten. De strakke definitie van de noodzaak van partners in de RF, en overigens ook in Oekraine, is niet behulpzaam. Kan nagegaan worden of hier enige versoepeling kan komen?

Het Ministerie van Economische Zaken heeft een scala aan financiële instrumenten ontwikkeld, waarbij bedrijven ondersteuning kunnen krijgen bij economische samenwerking, investeringen en het verwerven van exportorders. In het geval van het Programma Samenwerking Oost-Europa worden Nederlandse bedrijven uitgenodigd projectideeën aan te dragen, waarbij reeds sprake moet zijn van een projectpartner in het ontvangende land. De voorwaarden om gebruik te kunnen maken van de export- en investeringsbevorderende instrumenten, verschillen echter per instrument. Niet in alle gevallen moet reeds een partner zijn geselecteerd. Bij het monitoren en verder ontwikkelen van het instrumentarium besteedt Economische Zaken aandacht aan de vraag in hoeverre dit toegankelijk is voor de MKB-sector.

Ik verwijs verder naar de ruime aandacht die vanuit EZ is besteed aan de betreffende landen dit jaar. Staatssecretaris Ybema bracht van 23–29 september jl. een succesvol bezoek met handelsmissie aan de Russische Federatie en eind februari een bezoek met handelsmissie naar Oekraïne. In beide gevallen was het MKB ruim vertegenwoordigd in de bedrijvendelegatie.

22. D66 – Hoekema

Het Vredesfonds kent een forse onderuitputting. Valt «conflictpreventie» ook onder het Vredesfonds, of wordt voor activiteiten op dit terrein gekeken naar de middelen van Defensie, in lijn met de motie van GroenLinks-Kamerlid Harrewijn van twee jaar geleden?

Voor het programma is, conform het amendement Koenders, jaarlijks EUR 6,8 miljoen (NLG 15 miljoen) beschikbaar binnen de HGIS/non-ODA. Het ministerie van Buitenlandse Zaken beheert het Vredesfonds, maar ook activiteiten die bijvoorbeeld door Defensie worden uitgevoerd komen in aanmerking voor ondersteuning lastens het Vredesfonds zolang aan de criteria van het Vredesfonds wordt voldaan. Voorbeeld daarvan is de bijdrage van Defensie aan de Afrikaanse regionale militaire oefening van vredesoperaties, genaamd Tanzanite 2002, welke uit het Vredesfonds zal worden gefinancierd.

23. VVD – Blaauw

Is de OVSE nog actief om oplossingen tot stand te brengen, of ligt hier door afzijdig te blijven een concessie aan Poetin voor deelname aan de grote coalitie? Is er sprake van spillover van het conflict naar Georgië?

De ontwikkelingen sinds 11 september hebben niet geleid tot verminderde druk van de OVSE op de RF over de noodzaak te streven naar een politieke dialoog en oplossing voor Tsjetsjenië. Een oplossing kan niet van buitenaf tot stand worden gebracht, maar wel kan druk worden uitgeoefend en kunnen activiteiten worden gesteund die helpen de vertrouwensbasis te vormen die nodig is voor een duurzame oplossing. Zo stimuleert de naar Tsjetsjenië teruggekeerde OVSE Assistance Group onder meer verbeterde samenwerking en dialoog op lokaal niveau tussen Tsjetsjeense bevolking, het federale gezag en de door Moskou geïnstalleerde lokale Tsjetsjeense bestuurders.

De situatie in Georgië en de Georgische deelrepubliek Abchazië is bijzonder gespannen. Van een aantal recente gebeurtenissen, zoals bombardementen op dorpen in de Khodorivallei, is niet volledig duidelijk hoe deze zich hebben afgespeeld. Het is mogelijk dat bij schermutselingen in de Khodorivallei ook een groep Tsjetsjeense strijders is betrokken. In met name EU-verband wordt in diverse contacten met Georgische en Russische autoriteiten veel aandacht besteed aan het grote belang van vergaande terughoudendheid in deze gespannen situatie. Deze oproep aan alle betrokken partijen is ook opgenomen in de verklaring die de EU uitbracht over dit onderwerp op 12 oktober.

24. VVD – Blaauw

Biedt de RF minder hard verzet tegen de NMD-plannen en daaraan gekoppeld aanpassingen van het ABM-verdrag?

In het kader van de besprekingen tussen beide landen over een nieuw strategisch raamwerk wordt thans getracht een brede oplossing te vinden voor de wensen van de Amerikanen een raketschild in te kunnen voeren en de zorgen van de Russen over de eigen strategische positie. Hoewel een definitieve oplossing nog niet aanstaande is, lijken beide partijen oprecht bereid daar aan te werken. Het aanstaande bezoek van President Poetin aan President Bush geeft hopelijk een belangrijke impuls aan een nieuwe strategische relatie tussen beide staten.

25. ChristenUnie – Van Middelkoop

Wat zijn de overwegingen geweest om de MP en de minister van OS af te laten reizen naar Pakistan?

Doel van het bezoek was enerzijds, om uit de eerste hand een beter inzicht te verkrijgen in de complexe humanitaire crisis die zich afspeelt in de regio en in de humanitaire hulpverlening. Hiertoe is gesproken met de autoriteiten, VN-hulpverleningsorganisaties en NGO's. Tevens werd een vluchtelingenkamp bezocht. Anderzijds beoogde het bezoek waardering en steun over te brengen aan President Musharraf voor diens moedige besluit zich onverkort achter de internationale antiterrorisme coalitie te scharen. Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om met de Pakistaanse autoriteiten over de Nederlandse ontwikkelingssteun aan dat land van gedachten te wisselen.

Het verslag over deze reis is op 29 oktober jl. naar de Tweede Kamer verzonden (kenmerk DMV11/2001).

26. VVD – Blaauw

Wanneer komt het moment dat de internationale gemeenschap haar aanwezigheid in Kosovo kan afbouwen? Krijgt Kosovo net als Vojvodina van Belgrado de vroegere autonomie terug?

Vooralsnog is het niet mogelijk om aan te geven wanneer het moment is gekomen dat een internationale aanwezigheid in Kosovo niet meer nodig is. De verkiezingen van 17 november a.s. zijn een belangrijke mijlpaal op de weg naar een situatie van goed en autonoom bestuur, waarin serieus overleg over de toekomstige status van Kosovo zinvol wordt. Die situatie bestaat nu nog niet, met name omdat zonder intensieve steun van UNMIK en KFOR aan een minimum van goed en autonoom bestuur nog niet voldaan wordt.

Ik denk dat het onverstandig is, en ook niet goed mogelijk, om een voorschot te nemen op de uitkomst van een overleg, waarvoor nu niet eens de basisvoorwaarden bestaan.

27. VVD – Blaauw

Zijn de ministers bereid op korte termijn een actualisering te geven van de voortgang en de resultaten van het Stabiliteitspact?

Ja, daartoe zijn wij bereid. Wij zullen de Kamer zo spoedig mogelijk schriftelijk informeren over voortgang en resultaten van het Stabiliteitspact.

28. SGP – Van den Berg

Over de EU wil ik enkele opmerkingen maken. Vorige week heeft Prodi Cyprus bezocht en gezegd dat snelle toetreding mogelijk is, ongeacht of het vraagstuk van de deling opgelost is of niet. De SGP-fractie heeft behoefte aan nadere uitleg over deze merkwaardige uitspraak.

Commissievoorzitter Prodi stelde tijdens zijn bezoek aan Cyprus op 25 en 26 oktober jl. dat een oplossing van de kwestie Cyprus toetreding tot de EU zou vergemakkelijken en de voorkeur heeft, maar dat dit tegelijkertijd geen voorwaarde is voor toetreding. Daarnaast verwelkomde hij de verbetering van de relaties tussen Griekenland en Turkije, waarvan hij hoopte dat dit de zoektocht naar een oplossing van de kwestie Cyprus zou vergemakkelijken. Prodi zei ervan overtuigd te zijn dat een oplossing binnen bereik was, waarschijnlijk in de eerste helft van volgend jaar.

Naar mijn oordeel is de Commissievoorzitter in zijn uitspraken niet afgeweken van hetgeen er in de conclusies van de Europese Raad van Helsinki staat en wordt onderschreven door de Nederlandse regering:

«De Europese Raad onderstreept dat een politieke regeling de toetreding van Cyprus tot de Europese Unie zal vergemakkelijken. Indien op het moment van afronding van de toetredingsonderhandelingen geen overeenstemming is bereikt, zal de Raad het besluit betreffende de toetreding nemen zonder dat het bovenstaande daarbij als voorwaarde vooraf geldt. In die zin zal de Raad rekening houden met alle relevante factoren.»

29. SGP – Van den Berg

De SGP-fractie hoopt dat de Amerikaanse acties er spoedig aan bij zullen dragen dat Bin Ladens Al Qu'aida ontmanteld wordt, mede omdat wij vernomen hebben dat deze organisatie ook actief is op het terrein van christenvervolging (prof. Marshall). Zo zijn er banden met Laskar Jihad op Ambon. Heeft de regering aandacht voor deze relatie met christenvervolging? In dit verband vestig ik ook de aandacht op het feit dat in diverse landen binnen de antiterrorismecoalitie christenen een benarde positie innemen. Ik noem Pakistan, waar de christen Masih ter dood veroordeeld is – wij hebben daar vragen over gesteld – en waar begin deze week 18 christenen vermoord werden, Turkmenistan – waar christenvervolging dramatisch verergerd is –, Oezbekistan en Iran. De noodzakelijke coöperatie mag nooit ten koste gaan van de aandacht voor de behandeling van christenen door deze landen.

Als onderdeel van het mensenrechtenbeleid zet de regering zich in voor de bevordering en bescherming van de vrijheid van godsdienst of overtuiging wereldwijd en voor steun aan slachtoffers van schendingen op dit gebied. Dit geldt ongeacht hun godsdienst of overtuiging. Schendingen worden in het kader van de EU, OVSE, VN en in bilaterale contacten met derde landen aan de orde gesteld, bijvoorbeeld in Pakistan, Iran, Indonesië, Turkmenistan, Oezbekistan, Kazachstan, China, Nigeria, Soedan. Zo is de kwestie Masih ook aan de orde gesteld. Dit werd reeds bij de beantwoording van die vragen gemeld.

Bij de schriftelijke beantwoording van kamervragen n.a.v. de begroting* is reeds aangegeven dat de gebeurtenissen van 11 september vooralsnog geen aanleiding geven om het mensenrechtenbeleid, zoals uiteengezet in de recente Notitie Mensenrechtenbeleid 2001, aan te passen.

30. VVD – Van Baalen

Is de Minister bereid om – mochten er Europese afspraken hierover bestaan – verstrekking van visa voor privé bezoeken van Taiwanese officials (d.w.z. Taiwanese President, vice-president, MP, M en MinDef), die volgens brief van juli aan de Kamer nu niet worden verleend, in Europees verband aan te kaarten en mogelijk te maken?

Evenals de andere EU-lidstaten voert Nederland een één-China-beleid, hetgeen inhoudt dat het Taiwan niet als soevereine staat erkent en geen politieke contacten met Taiwan

* betreft antwoord op vraag 60 «Welke aanpassingen verdient het mensenrechtenbeleid sinds 11 september 2001».

onderhoudt. Zoals gesteld in mijn brief aan de Tweede Kamer van 20 augustus jl. (kenmerk DPC/VV-727/cw) gaat Nederland ervan uit dat ook privé-bezoeken van de Taiwanese president, de vice-president, de minister-president, de minister van buitenlandse zaken en de minister van defensie een politiek karakter dragen. Verstrekking van een visum zou dan ook indruisen tegen het één-China-beleid. Deze gedragslijn bij de beoordeling van individuele visumaanvragen wordt door alle EU-lidstaten gevolgd. Het gaat hier om een gedragslijn, en niet om formeel vastgelegde afspraken. Het vigerende één-China-beleid biedt mijns inziens geen ruimte om deze gedragslijn te herzien.

In reactie op een schriftelijke vraag van Europarlementslid Graham Watson aan de Europese Commissie over visumverstrekking aan Taiwanese regeringsvertegenwoordigers heeft Commissaris Patten er op 22 mei jl. aan herinnerd, dat iedere visumaanvraag volgens de bepalingen van de Schengen-overeenkomst een individuele beoordeling vereist. Hierbij kan ook het effect van visumverstrekking op de internationale betrekkingen van een lidstaat (in dit geval de bestaande afspraken met de Volksrepubliek China inzake het één-China-beleid) een punt van overweging vormen.

31. PvdA – Koenders

Als laatste uitdaging voor het Ministerie zie ik de binnenlandisering en de relatie tussen asiel / migratie en terugkeer. Ik vraag om een plan van aanpak om samen met UNICEF en IOM en de nieuwe ideeën van de Wereldbank over remigratie- en terugkeerbanken hierop in te spelen. Tevens vraag ik naar een overzicht van de overnameovereenkomsten ook bij normale verdragen, Ook zou ik per land graag gespecificeerd zien hoe de Nederlandse invulling is van de Europese alomvattende aanpak met landen van herkomst waarbij aandacht besteed wordt aan politiek en mensenrechten en ontwikkelingsprofielen in regio's en landen van herkomst. Wij hebben ten aanzien van Noord-Irak daar twee jaar geleden een motie over ingediend.

De noodzaak om de vraagstukken van asiel, migratie en terugkeer te integreren in het buitenlands beleid is al geruime tijd erkend. De toename van de verwevenheid tussen onderwerpen als asiel en migratie en het buitenlands beleid is onvermijdelijk; het was ook één van de redenen waarom Nederland in 1997 het initiatief heeft genomen een Europese Werkgroep op Hoog Niveau voor Asiel en Migratie (HLWG) op te richten.

Met betrekking tot de uitvoering van de HLWG-activiteiten, waaraan Nederland actief meewerkt, wordt uw kamer regelmatig op de hoogte gehouden door toezending van alle verslagen van de HLWG. In deze verslagen worden de actuele ontwikkelingen structureel per landgebonden actieplan weergegeven. De meest recente vergadering van de HLWG heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2001. Het verslag van deze vergadering zal uw kamer zo snel mogelijk toegezonden worden. Door de Staatssecretaris van Justitie is aan uw Kamer een nader schriftelijk standpunt toegezegd ten aanzien van het terugkeerbeleid.

In de schriftelijke voorbereiding van het begrotingsdebat in uw kamer is de Minister van Buitenlandse Zaken ingegaan op de wijze waarop de regering omgaat met de uitvoering van de Motie Koenders.

32. D66 – Hoekema

Vraag 1

Turkije. Er blijft bij mijn fractie grote zorg over de mensenrechten en de uitvoering van de uitspraken van het Europees Hof van de Rechten van de Mens. Hoe ziet het comité van Ministers overigens toe op de uitvoering van die uitspraken?

Zoals bekend is in het EVRM vastgelegd dat het Comité van Ministers toeziet op de naleving van de uitspraken van het Europees Hof. Uitspraken van het Europees Hof van de Rechten van de Mens zijn bindend voor de lidstaten.

Zo worden alle Hofuitspraken geplaatst op de agenda van het Comité van Ministers ter monitoring van de nationale uitvoering van de uitspraken. Iedere zes maanden wordt beoordeeld of de getroffen maatregelen van de desbetreffende lidstaat overeenkomstig de hofuitspraak zijn.

Deze supervisie vindt in principe plaats door het Comité van Ministers dat specifiek voor dit doel bijeenkomt.

Wat betreft Turkije geldt dat in deze bijeenkomsten van het Comité van Ministers dat land zeer regelmatig kritisch wordt benaderd. Dit heeft geresulteerd in verscheidene resoluties van het Comité van Ministers waarmee extra druk op Turkije wordt uitgeoefend.

Vraag 2

Ik denk dat er in Turkije een hoop moet verbeteren, voordat de toetredingsonderhandelingen kunnen starten. Tegelijkertijd moeten wij Turkije wel gelijk behandelen. Daarom wil ik de staatssecretaris vragen waarom de Algemene Raad begin oktober heeft besloten om niet over te gaan tot screening van het acquis. Wat zijn de redenen daarvoor?

Tijdens de Algemene Raad van 8–9 oktober in Luxemburg is kort gesproken over Turkije. De Raad ziet nog geen aanleiding om tot acquisscreening over te gaan. Er is in de huidige fase van het toetredingsproces nog zoveel werk te verrichten aan beide zijden, dat het reeds thans starten van het screeningsproces prematuur en mogelijk zelfs contraproductief zou kunnen zijn.

Overigens wordt Turkije uiteraard gelijk behandeld aan de overige kandidaat lidstaten in die zin, dat het land wordt getoetst aan de hand van dezelfde politieke en economische criteria, de zogenaamde Kopenhagen-criteria.

33. PvdA – Koenders

Tevens vraag ik de Regering de moties met betrekking tot de democratische controle op de tweede pijler breder uit te voeren dan middels seminars. Ook op regeringsniveau zijn initiatieven nodig nu de bureaucratie in Brussel in de tweede pijler zich snel uitbreidt met nieuwe acroniemen en effectieve controle nodig is.

De Nederlandse regering doet alles er aan om een lans te breken voor de versterking van de democratische controle van de tweede pijler, met inbegrip van het EVDB. Overigens is vooralsnog de belangstelling onder EU-partners voor dit belangrijke onderwerp gering.

Ik wil hierbij andermaal benadrukken dat de inspanningen van de Nederlandse regering op dit gebied, o.m. ter uitvoering van de motie Koenders, zich geenszins beperken tot het organiseren van seminars e.d. (hoe nuttig uiteraard ook!).

Ik breng hierbij in herinnering dat Nederland begin december vorig jaar een non-paper onder EU-partners heeft verspreid. Nederland vraagt, niet alleen op het niveau van ambtelijke experts, maar juist ook op het politieke niveau van de Algemene Raad en ook Europese Raad, aandacht voor dit belangrijke onderwerp. Niet voor niets besteedt de Regering in de notitie «De toekomst van de Europese Unie» veel aandacht aan dit thema.

De Regering rekent het tot haar taak en zelfs plicht om dit onderwerp op de Europese agenda te houden en zich ervoor in te zetten de parlementaire controle over de tweede pijler verder uit te breiden. Om dat te realiseren zal de regering gebruik blijven maken van alle instrumenten die daartoe op gelegen momenten dienstig kunnen zijn. Ik denk daarbij onder meer aan een duidelijke stellingname binnen de Raad, het aandacht vragen voor deze kwestie in bilaterale contacten, het gebruik van position-papers en andere middelen.

Uiteraard zal ik hierover nauwe voeling houden met het Europees Parlement en Uw Kamer. Het Europese parlement en de nationale parlementen van de EU-landen hebben hier immers een belangrijke betrokkenheid, en kunnen wellicht een rol spelen om de aandacht voor deze belangrijke kwestie verder te onderstrepen en vergroten.

34. D66 – Hoekema

Mag ik de regering commentaar vragen op een concreet punt, namelijk een instituut in Bulgarije voor geestelijk gehandicapten Insana di Novo, waar onder de standaarden voor behandeling van geestelijk gehandicapten wordt gewerkt?

Amnesty International heeft mij, na haar perspublicaties terzake, op de hoogte gesteld van haar mening over de situatie in het Sanadinovo Social Home for Mentally Disabled Women. Uit de rapportage van AI komt inderdaad een schrijnend beeld naar voren. In het algemeen is de zorg voor psychiatrische patiënten in grote delen van Centraal-Europa (ver) onder de standaarden die wij daarvoor hanteren. In de voorbereiding op EU-toetreding is dat ook een van de elementen waarover wij in gesprek zijn en waarvoor ook vanuit Nederland expertise en concrete hulp ter beschikking wordt gesteld. Op diverse niveaus overigens. Zo is mij bekend dat de gemeente Rotterdam heel concrete hulp verschaft aan een dergelijk instituut in Bulgarije. Via het Matra-programma van mijn ministerie wordt NL expertise overgedragen aan de Bulgaarse psychiatrische zorginstellingen. Er lopen nu drie projecten van ca. NLG 0.4 mln tot 1.0 mln, waarvan één gericht op de hervorming van het systeem van geestelijke gezondheidszorg en twee concrete projecten voor het opzetten/moderniseren van behandelcentra voor psychiatrische patiënten.

35. D66 – Hoekema

Is nu ook eindelijk de kwestie van homoseksualiteit in Roemenië opgelost?

Begin september 2001 heeft de Roemeense Senaat het voorstel tot wetswijziging waarmee art 200 uit de Strafwet komt te vervallen, met een grote meerderheid aangenomen. Hiermee is homoseksualiteit vanuit wettelijk oogpunt volledig geaccepteerd. De komende periode zal moeten worden benut om ook de praktijk hiermee in overeenstemming te brengen.

36. GroenLinks – Karimi

Israël. Is de Minister van BZ bereid vervolgstappen te zetten? Waarom geen opschorting van het EU-associatieakkoord? Waarom niet Verdragslanden van de Geneefse Conventie bijeen roepen? Denk ook aan maatregelen tegen misbruik van handelspreferenties en initiatieven voor stationering van mensenrechtenwaarnemers.

Opschorting van het associatieakkoord is niet aan de orde. Met het associatieakkoord wordt een bijzondere relatie vormgegeven, waarin de partners hun problemen bespreken en gezamenlijk naar een oplossing zoeken. In het associatieakkoord is bovendien neergelegd dat problemen worden besproken in de Associatieraad, en dat in gezamenlijk overleg naar een oplossing wordt gezocht, voordat de vraag naar opschorting aan de orde komt.

Over de import uit de nederzettingen onder Israëlisch oorsprongscertificaat het volgende. Zoals reeds eerder aan de Kamer werd gemeld, heeft Nederland steeds een actieve rol gespeeld in dit dossier. Tijdens het EU-Israël sub-comité voor douanezaken, dat op 23 en 24 juli in Jeruzalem bijeen kwam, is de kwestie mede op sterk aandringen van Nederland door de Commissie opnieuw aan de orde gesteld. De Commissie heeft daar opnieuw bijzonder helder uiteen gezet dat de EU geen importen uit de nederzettingen kan accepteren onder preferentieel tarief. Tijdens de vergadering is geen overeenstemming bereikt over een oplossing, en derhalve hebben de Commissie en Israël afgesproken dat verder contact nodig was, informeel en op technisch niveau. In de loop van de maanden september en oktober is op deze wijze gezocht naar een oplossing. Het volgende formele overleg is de EU-Israël Associatieraad op 20 november. De regering zal zich inzetten om de kwestie daar op de agenda te krijgen.

Zoals bekend wordt thans in Genève onderhandeld over het bijeenroepen van de verdragspartijen bij de IV Geneefse Conventie teneinde de humanitaire situatie in de Palestijnse Gebieden te bespreken. Belangrijkste uitgangspunten van de EU bij deze onderhandelingen zijn dat een bijeenkomst van Verdragspartijen een verbetering van de humanitaire situatie ter plekke moet helpen bewerkstelligen en dat hij het vredesproces niet negatief mag beïnvloeden. Het lijkt er op dat de EU-uitgangspunten in toenemende mate weerklank bij de andere Verdragspartijen vinden en dat het uitzicht op een spoedige bijeenkomst van de Verdragspartijen thans toeneemt.

37. D66 – Hoekema

Heeft de minister van Buitenlandse Zaken signalen dat de Verenigde Staten hun positie ten opzichte van het Strafhof willen heroverwegen? Ik heb hier met collega Van Oven ook schriftelijke vragen over gesteld. Ik ben benieuwd naar een reactie. Is Nederland overigens klaar voor de huisvesting van het Strafhof? Is er verder aanleiding om de discussie over terrorisme als misdrijf onder het Statuut van Rome te heropenen?

Ik heb geen signalen uit de Verenigde Staten ontvangen die erop zouden duiden dat de VS de positie ten opzichte van het Strafhof zouden hebben gewijzigd. De Amerikaanse Regering heeft onlangs schriftelijk aan Senator Helms meegedeeld dat zij de aangepaste versie van de «American Service Members Protection Act» steunt. Als dit wetsvoorstel kracht van wet zou krijgen, zou dat schadelijke gevolgen kunnen hebben voor de oprichting van het Internationaal Strafhof. Deze wetgeving is evenwel recentelijk niet aangenomen in de Senaat. Daarmee is het gevaar niet geweken. De EU heeft daarom besloten zich binnenkort opnieuw tot de Amerikaanse Regering te richten om grote zorgen te uiten over de regeringssteun voor dit wetsvoorstel, zich daarbij baserend op het gemeenschappelijke standpunt dat de EU in juni van dit jaar heeft aangenomen. De EU is van mening dat het Statuut zo snel mogelijk in werking moet treden en dat de VS partij moeten worden. In ieder geval zou de ASPA wetgeving schadelijk zijn voor het ICC en derhalve niet mogen worden gesteund.

Ten aanzien van de huisvesting en Nederland als gastland van het Strafhof, het volgende.

Het is de ga bekend dat dit onderwerp een van mijn prioriteiten is. Ik voel mij unaniem gesteund door de beide Kamers.

De voorbereidingen voor het Nederlandse gastheerschap van het Internationaal Strafhof zijn in volle gang en op schema. Dat heb ik ook recentelijk bij de VN in New York, en met name in een speech voor de Voorbereidingscommissie Internationaal Strafhof (Prepcom ICC) bevestigd. Ik heb een team samengesteld dat het proces zal aanjagen en managen. Bovendien zijn hiervoor ruim voldoende financiële middelen veilig gesteld. Internationaal is er vertrouwen in het Nederlandse voorbereidingsproces.

In het kader van de huisvesting van het Hof in Den Haag zijn inmiddels belangrijke besluiten genomen, zowel ten aanzien van de tijdelijke, als ten aanzien van de permanente huisvesting.

De tijdelijke huisvesting zal door Nederland aan het Hof ter beschikking worden gesteld vanaf het moment dat het Hof operationeel wordt. Zoals bekend zal het Hof als definitievevestigingsplaats een deel van de huidige Alexanderkazerne krijgen.

Ik reken op inwerkingtreding van het Statuut tegen de zomer van 2002. Dat geeft alle aanleiding, juist ook voor de internationale gemeenschap, om hard te trekken aan het voorbereidingsproces.

38. D66 – Hoekema

Mag ik in dat kader vragen of er nu eindelijk eens een nieuwe voorzitter van de AIV kan worden benoemd?

De benoeming van een nieuwe voorzitter van de AIV kost inderdaad tijd en vereist zorgvuldigheid. Meteen na het vertrek van de heer Lubbers, begin dit jaar, is geregeld dat de heer Andriessen het voorzitterschap van de AIV waarneemt, zodat het advieswerk van de AIV onder zijn voortreffelijke en energieke leiding thans plaatsvindt. Dat heeft ons de mogelijkheid geboden zorgvuldig na te gaan – vanzelfsprekend in overleg met betrokkenen – hoe deze strategisch belangrijke positie het best kan worden vervuld. Dat proces nadert nu zijn einde. Ik kan de heer Hoekema toezeggen dat voor het einde van het jaar een nieuwe voorzitter voor de AIV zal worden benoemd.

39. D66/PvdA – Hoekema/Koenders

Verhouding Ministerie van Algemene Zaken en Buitenlandse Zaken: coördinatie door departementen en portefeuilleverantwoordelijkheden bewindslieden; zulks in relatie tot mogelijke ontwikkeling Algemene Raad tot twee Raden (voor horizontale coördinatie en voor buitenlands beleid, met verwijzing naar notitie AZ/BZ).

Het antwoord op de door de heren Koenders en Hoekema gestelde vragen over de coördinerende rol van Buitenlandse Zaken op het Europese vlak en de rol daarin van de Algemene Raad luidt als volgt:

er wordt in Europa wel hier en daar gefilosofeerd over mogelijke toekomstige evolutie van de Algemene Raad (AR);

maar de Unie en Nederland menen dat vermindering van het aantal Raadsformaties gewenst is (referte: Trumpf-Piris rapport en de Nederlandse positie daarover);

uitbreiding van het aantal Raden door de AR te splitsen is dus niet aan de orde;

de vraag naar aanpassing van coördinatie verantwoordelijkheden tussen bewindslieden op BZ of tussen BZ en AZ is evenmin aan de orde, omdat die coördinatie – zoals ook de notitie aan de Kamer constateert – goed functioneert in de zin van politiek helder, effectief en resultaatgericht, inclusief het vermogen tot het beslechten van ambtelijke en politieke verschillen van inzicht.

Dat neemt niet weg dat de notitie met het oog op de toekomst een zevental lijnen uitzet aan de hand waarvan de interdepartementale coördinatie en het anticiperend en strategisch vermogen op het Europese vlak verder versterkt kan worden.

Er is echter geen reden tot aanpassing van de interdepartementale coördinatie mechanismen en de verdeling van politieke verantwoordelijkheden. De institutionele discussie in de EU geeft daar geen aanleiding toe en evenmin bestaat daartoe de binnenlands-politieke noodzaak.

40. GroenLinks – Karimi

Zal aandacht voor de mensenrechten worden afgezonderd van de benadering ten opzichte van de coalitie tegen terrorisme? De deelname van Rusland en andere landen zoals Pakistan, Sudan, China aan de coalition of the willing mag niet leiden tot een politiek gedoogbeleid ten aanzien van de mensenrechtenschendingen. In hoeverre bestaat er nu nog ruimte om deze landen via de verschillende verdragen, dialogen en gremia aan te spreken? In hoeverre werkt deelname aan de coalitie geen dubbele standaarden in de hand?

Deelname aan de coalitie tegen het terrorisme is belangrijk maar betekent niet dat Nederland/EU die deelname zou moeten «kopen» door een meer tegemoetkomende houding ten aanzien van principiële kwesties als mensenrechten. Nederland en de Europese Unie blijven derde landen dan ook op dezelfde manier aanspreken als voor 11 september, ook landen die actief deelnemen in de coalitie. Ik zal u enkele voorbeelden geven:

De EU-China mensenrechtendialoog is vorige week gewoon doorgegaan, en de agenda is niet veranderd naar aanleiding van de gebeurtenissen op 11 september.

Tijdens de EU-Rusland top op 3 oktober heeft premier Verhofstadt de Europese zorg over de situatie in Tsjetsjenië aan de orde gesteld.

Het is bovendien belangrijk te constateren dat ook de VS signalen afgeeft die erop wijzen dat het mensenrechtenbeleid niet veranderd zal worden. Zo heeft president Bush tijdens de recente APEC-top China nog eens op het hart gedrukt terrorismebestrijding niet als excuus te gebruiken voor het onderdrukken van minderheden.

Het zou ook kortzichtig zijn om de aandacht voor de mensenrechten te laten verslappen als gevolg van de strijd tegen terrorisme. Als wij de wereld voor de lange termijn vrij van terreur willen maken, dan zal respect voor de rechten van de mens een centrale plaats in ons buitenlands beleid moeten hebben en houden.

41. CDA – Verhagen

Wat heeft Nederland nu in feite ondernomen ten faveure van onze belangrijkste bondgenoot?

Meteen na de aanslagen heeft Nederland concreet medische assistentie en het Rampen Identificatie Team aangeboden. Daarnaast is Washington gemeld dat Nederland iedere andere assistentie zou verlenen die ons ter beschikking stond. Duidelijk werd verschaft over de Nederlandse beleids- en uitvoeringsstructuur inzake terrorismebestrijding. Ook inzake de bestrijding van financiering van terrorisme, waaronder het bevriezen van tegoeden van verdachte organisaties, wordt nauw en effectief samengewerkt.

Nederland is actief in EU-verband bij de intensivering van de terrorismebestrijding, bijvoorbeeld op het punt van implementatie van VN-resolutie 1373, bevriezing van tegoeden en volledige naleving van de OESO/FATF-reguleringen op het gebied van witwassen, samenwerking met de VS inzake informatie-uitwisseling tussen inlichtingendiensten, dreigingsanalyses, wederzijdse rechtshulp en preventie van terrorisme.

Samen met zijn NAVO-bondgenoten heeft Nederland de VS zijn solidariteit betuigd, militair en anderszins. Als uitvloeisel daarvan heeft Nederland ingestemd met een achttal bondgenootschappelijk maatregelen voor de operationalisering van artikel 5 van het Noord-Atlantisch Verdrag, waarover de Kamer per brief werd ingelicht. Aan een aantal van deze maatregelen zoals verplaatsing van staande NAVO-vlootverbanden en het activeren van het NAVO Precautionary System heeft Nederland inmiddels ook nationaal uitvoering gegeven. Verder heeft Nederland ten overstaan van de VS meermalen zijn bereidheid uitgesproken tot militaire ondersteuning van de strijd tegen het internationale terrorisme. Inmiddels bespreken Nederlandse militaire planners in de VS de mogelijkheden voor concrete Nederlandse bijdragen aan de Amerikaanse operatie Enduring Freedom.

42. ChristenUnie – Van Middelkoop

Nederland kan als onafhankelijk land een activerende rol spelen in het vredesproces in Soedan. Gebeurt dat ook en hoe? Zijn er mogelijkheden om aansluiting te zoeken bij de Bush-administratie, die op verzoek van Amerikaanse kerken nieuwe initiatieven wil ontplooien, onder meer gericht op het bestrijden van de slavernij?

Voor wat betreft het vredesproces in Soedan zal Nederland, naast de omvangrijke humanitaire hulp, vooral actief blijven via het IGAD Partner Forum. Via dat forum blijven wij streven naar een bundeling van de belangrijkste vredesinitiatieven die momenteel bestaan, te weten het IGAD-vredesproces, het Lybisch-Egyptisch vredesinitiatief en een recent Nigeriaans initiatief om partijen bij elkaar te brengen.

De nieuwe Amerikaanse administratie heeft aangegeven zich actiever met het vredesproces te willen gaan bezighouden. Ook de VS, dat lid is van het IPF, streeft overigens naar een bundeling van de reeds bestaande initiatieven en bij dat beleid kan worden aangesloten. Wij vinden het wel essentieel dat de internationale gemeenschap zich ten opzichte van de partijen zo neutraal mogelijk opstelt.

Daarnaast blijft het van belang dat de EU-dialoog met de Soedanese regering wordt voortgezet om zodoende een vinger aan de pols te houden. Aan het eind van de tweede fase van de dialoog (einde van dit kalenderjaar) zal een evaluatie worden gemaakt. Aan de hand daarvan zal bepaald moeten worden of deze dialoog voldoende vruchten afwerpt. Een mogelijkheid die overwogen moet worden is het zenden van een EU trojka missie op voldoende hoog niveau om extra resultaat uit de discussie met de regering in Khartoum te halen.

43. ChristenUnie – Van Middelkoop

Na het overleg over MFP-breed zijn er nog vragen blijven liggen. Zoals die naar de plaats van het zogenaamde frontoffice. Is de minister daar al uit?

Er komt nog een beleidskader voor het MFP-smal. Mogen de desbetreffende organisaties rekenen op een qua volume met de huidige subsidiestroom vergelijkbaar budget? En hoe smal of breed wordt dit beleidskader? Wil de minister toezeggen dat zij niet opteert voor het keurslijf van one-issue organisaties of organisaties die zich uitsluitend op een land richten? Kortom, mag het ook iets meer zijn?

De gedachten over het Front office zijn nog niet afgerond. Er is een werkgroep van de MFO's, NCDO en OS ambtenaren hard aan het werk. Ik zal u informeren wanneer de invulling en opzet van het Front office gereed is.

Dat zelfde geldt voor de invulling van het MFP-smal. De ideeën daarover zijn nog niet uitgekristalliseerd. Op de vragen die u stelt kan ik op dit moment dan ook geen antwoord geven. Ik zal u na het kerstreces informeren. Ik kan u wel toezeggen dat het volume dat ik via maatschappelijke organisaties zal uitgeven, niet zal afnemen.

44. D66 – Van 't Riet

Waarom is gezondheidszorg in Zuid-Afrika eigenlijk geen aangewezen hulpsector?

Ik wil de minister vragen naar haar reactie op een projectvoorstel van de Medical Research Council uit Zuid Afrika. Dit voorstel is ontwikkeld door een kerngroep van deskundigen uit vier landen – Engeland, Nederland, Zimbabwe en Zuid Afrika – en behelst het voorkomen van Aids bij jonge schoolkinderen. Is zij bereid dit voorstel te steunen?

In overleg met en op verzoek van de Zuid-Afrikaanse autoriteiten werden destijds de volgende vier sectoren overeengekomen voor de bilaterale samenwerking: justitie, jeugd, onderwijs en lokaal bestuur. Gezondheidszorg is derhalve niet door de Zuid-Afrikaanse regering opgebracht als sector binnen de bilaterale samenwerking.

Door middel van een regionaal aidsprogramma (ad 58 miljoen NLG voor 5 jaar) worden wel initiatieven van NGO's op het gebied van aidsbestrijding gefinancierd.

Bovendien wordt in de dialoog met de Zuid-Afrikaanse overheid over de vier gekozen sectoren onder meer bijzondere aandacht besteed aan HIV/Aids.

Een voorstel van de Medical Research Council South Africa zal na ontvangst bestudeerd worden.

45. VVD – Blaauw

De VVD-fractie vindt dat Nederland, mede gezien de speciale bilaterale relatie met Macedonië, zwaar moet inzetten om de bevolkingsgroepen nader tot elkaar te brengen. Speerpunten moeten daarbij liggen bij onderwijs, justitie en politie, en good governance. De internationale gemeenschap zal op de komende donorconferentie – wanneer vindt die nu eindelijk plaats -moeten tonen dat men het crisisgevaar onderkent, en zal dus ruimhartig moeten opereren.

Ik ben het geheel eens met hetgeen de heer Blaauw meldde over het belang van adequate internationale ondersteuning voor Macedonië. Het gaat hierbij om zowel steun voor het politieke proces als daadwerkelijke donorsteun. Zoals ik al meldde in de brief die ik de Tweede Kamer zond naar aanleiding van mijn reis naar Macedonië begin september: Nederland doet al het mogelijke om bij te dragen aan de gewenste positieve ontwikkelingen in de Macedonische samenleving. Dat deden we overigens al voordat het gewelddadige conflict in februari jl. de aandacht van de hele wereld op Macedonië deed vestigen. De aandachtsgebieden die de heer Blaauw noemt zijn exact degenen die de kern van de activiteiten van het bilaterale hulpprogramma uitmaken: onderwijs, politie en openbaar bestuur. Wat dat laatste aangaat concentreren we ons al een tijd voornamelijk op de financiële sector, omdat een goed draaiend financieel bestuur essentieel is voor de verdere ontwikkeling van het land. Wat onderwijs betreft verwijs ik naar onze bijdrage aan de SEE-university, het initiatief van Max van der Stoel, en de ondersteuning die we bieden bij de nadere concretisering van de onderwijsstrategie.

Nederland is met de Commissie en het Verenigd Koninkrijk betrokken bij het in kaart brengen van de kosten van de implementatie van het Framework Agreement. Een groot deel van de door mij toegezegde verdubbeling van de bilaterale hulp aan Macedonië zal activiteiten in dit kader ondersteunen.

Ik ben het ook met de heer Blaauw eens dat een donorconferentie zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden. Voorwaarde is echter dat het politiek proces ter implementatie van de Ohrid-overeenkomst stevig op de rails staat. Daarvoor dient primair het parlementair goedkeuringsproces voor grondwetswijzigingen en wet op lokaal bestuur voltooid te zijn. Dat bleek op de oorspronkelijk geplande datum van 15 oktober nog niet het geval, waarop de conferentie moest worden afgeblazen. De kosten van het uitvoeren van de Ohrid-overeenkomst kunnen alleen met financiële en politieke steun van de internationale gemeenschap gedragen worden. Overigens dient voordien aan donorzijde aandacht gegeven te worden aan de coherentie van het optreden van de verschillende leden van de internationale gemeenschap die bij conflictresolutie in Macedonië een rol spelen. Het mag niet zo zijn dat het IMF Macedonië in een financiële dwangbuis wenst, terwijl tegelijkertijd internationale bemiddelaars bij de regering aandringen op extra uitgaven in het kader van implementatie van gelijkberechtiging van minderheidsgroepen in het land.

46. ChristenUnie – Van Middelkoop

Ik hoor van NGO-zijde dat ze er last van hebben dat Nederland geen enkele relatie met Haïti heeft. Nu is dat geen voldoende argument om dat land op een lijst te plaatsen. Echter, wat verzet zich ertegen om een van de meest miserabele landen op de GMV-lijst te plaatsen?

De bestuurlijke situatie op Haïti is dermate slecht dat het land niet voldoet aan de minimale voorwaarden voor plaatsing op de GMV-lijst, die immers ook samenwerking met de regering impliceert. Nederland laat ook onder de huidige omstandigheden Haïti niet links liggen. Zo is er via het multilaterale en particuliere kanaal, dankzij de reguliere bijdrage uit de OS-begroting aan de MFO's en multilaterale organisaties als UNDP, UNHCR en UN-Aids sprake van een, zij het indirecte financiële betrokkenheid van mijn ministerie bij Haïti.

47. PvdA – Koenders

Interventie van Koenders. Ideeën van de Wereldbank over «remigratie en terugkeerbanken».

U doelt waarschijnlijk op een initiatief van de Wereldbank in Mexico voor het verstrekken van micro kredieten aan terugkerende Mexicaanse migranten uit de VS. Het initiatief zou zijn gebaseerd op een interne Wereldbankstudie over Migration Finance & SME Development.

Indien de Wereldbank bereid is dergelijke programma's op te stellen ten behoeve van landen waar remigratie uit Nederland relevant zou kunnen zijn, zal ik die van harte steunen.

48. PvdA – Dijksma

Moet de rol van de UNHCR in deze als coördinator van het vluchtelingenvraagstuk niet drastisch worden versterkt? In Soedan, Jordanië en Libanon dient de UNHCR eveneens actiever te kunnen zijn m.b.t. vluchtelingen. Hoewel dit in principe korte termijnoplossingen zijn, is het wel een mogelijkheid om (relatieve) rust te creëren.

Wat betreft Jordanië en Libanon gaat het vrijwel uitsluitend om Palestijnse vluchtelingen. Hiervoor heeft de UNRWA de verantwoordelijkheid. Nederland is vierde donor van UNWRA en heeft onlangs de bijdrage verhoogd. In complexe crises, zoals Soedan, heeft OCHA de coördinerende rol voor humanitaire aangelegenheden. OCHA werkt daar nauw samen met alle VN-organisaties, dus ook met UNHCR. Ik heb geen aanwijzingen dat UNHCR, de belangrijkste speler in de hulpverlening aan Soedanese vluchtelingen in de landen rondom Soedan, onvoldoende actief zou zijn.

49. ChristenUnie – Van Middelkoop

Hoe gaat de minister om met het voorstel van o.a. de secretaris-generaal van de VN, Kofi Annan, om een onafhankelijk panel van beoordelingsexperts (van het houdbaar schuldenniveau) in te stellen?

De secretaris-generaal van de VN heeft in december 2000 in zijn rapport aan de voorbereidingscommissie voor de Financing for Development-conferentie voorgesteld de potentiële waarde van een bemiddelingstype-mechanisme in overweging te nemen, dat aan schuldenlanden ter beschikking kon worden gesteld als een additionele, vrijwillige optie bij de herstructurering van schulden van private en officiële bilaterale crediteuren.

Ook Jubilee 2000 heeft in februari jl. in een brief aan de Kamercommissies van Financiën en Buza gepleit voor een onafhankelijk arbitrage-mechanisme tussen crediteuren en debiteuren.

Samen met de andere EU-landen heeft Nederland in de voorbereiding op de Financing for Development-conferentie het standpunt ingenomen, dat geen aanleiding bestaat om over te gaan tot aanpassingen van de mandaten van de bestaande organisaties die zijn belast met schuldenaangelegenheden. Deze instellingen zijn reeds goed toegerust om op objectieve en transparante wijze de externe schuldenpositie van landen in kaart te brengen. Ze doen dit ook altijd in overleg met en op basis van de gegevens verstrekt door het desbetreffende land. Ook bij het zoeken naar oplossingen voor het meer houdbaar maken van de schuldenlast wordt het desbetreffende land altijd intensief betrokken. Tenslotte dient de aandacht niet te worden afgeleid van waar het werkelijk om gaat: het genereren van meer financiële middelen ter financiering van het HIPC-initiatief en de hiermee samenhangende armoedebestrijdingsstrategieën.

In het meest recente document, dat is opgesteld ter voorbereiding van de Financing for Development-conferentie, is overigens niet op dit voorstel van de SG ingegaan.

50. SGP – Van den Berg

Er is 100 miljoen extra beschikbaar gemaakt voor waterbeheer in OS. We hebben kritiek op de concentratie op het multilaterale kanaal. Hierdoor komen Nederlandse partijen in de watersector te weinig aan bod.

De additionele middelen die beschikbaar zijn gesteld voor verbeterd waterbeheer in OS-landen zullen de eerste jaren ten goede komen aan vraaggerichte regionale en wereldwijde activiteiten m.n. via multilaterale kanalen worden besteed. Reden hiervoor is dat de opnamecapaciteit in de meeste OS-landen beperkt is en de waterprogramma's van een aantal landen nog in ontwikkeling zijn. Het streven is de komende jaren een deel van de additionele middelen te gebruiken ter ondersteuning van bilaterale programma's. Ook hier wordt vraaggericht gewerkt. Dit betekent dat Nederlandse bedrijven niet automatisch zullen profiteren in de vorm van opdrachten. De beslissing wie wordt ingeschakeld bij de uitvoering ligt bij de ontvangende overheid, c.q. de uitvoerende organisatie uiteraard op grond van deugdelijke tenderprocedures.

De beoogde synergie via de interdepartementale werkgroep tussen projecten die bekostigd worden uit de ODA-middelen en andere projecten verloopt zeer moeizaam. Datzelfde geldt de implementatie van het programma Partners voor Water. De werkgroep bij V&W zou de aanvragen te traag afhandelen en aan andere zaken prioriteiten geven.

Hoewel het snijvlak van activiteiten in de watersector in de praktijk beperkt is, worden in de landen waar meerdere Ministeries actief zijn activiteiten zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Zo zijn er een aantal landen waar een OS-programma wordt uitgevoerd in de watersector en waarmee het Ministerie van V&W een Memorandum of Understanding heeft afgesloten (zoals in Bangladesh, Mozambique en Vietnam). De Nederlandse Ambassade in het betreffende land speelt een belangrijke rol bij die afstemming. Tegelijkertijd vindt afstemming plaats in Den Haag, door elkaar tijdig en adequaat te informeren en evt. (follow-up) activiteiten op elkaar af te stemmen. Naar mijn mening loopt de afstemming in het algemeen adequaat. Afstemming over beleidsmatige aangelegenheden betreffende waterbeheer vindt plaats binnen de Interdepartementale Stuurgroep Partners voor Water. Deze Stuurgroep wordt voorgezeten door het Ministerie van V&W en coördineert bijvoorbeeld de input van Nederland in het Derde Wereld Water Forum in Japan in 2003.

De implementatie van het programma Partners voor Water heeft aanvankelijk vertraging opgelopen in verband met financieel-procedurele problemen. Het programma ligt inmiddels echter goed op koers. Een specifieke activiteit die door het programma wordt gefinancierd, en waar door OS nauw wordt samengewerkt met V&W, betreft de recent gestarte «Dialogue on Water and Climate». Deze dialoog zal een van de hoofdthema's vormen op het Derde Wereld Water Forum. Nederland heeft Japan in juni jl. aangeboden het secretariaat van de Dialoog te financieren, welk aanbod door Japan is aanvaard. Zowel OS als V&W hebben zitting in de internationale stuurgroep.

51. PvdA – Dijksma

Ziet de Minister mogelijkheden om de ontwikkeling van eigen onafhankelijke publieke omroepen binnen het Cotonou-verdrag en de komende WTO/GATT rondes toe te voegen? En zou de EU hiervoor de ACS-landen financiële ondersteuning kunnen geven zoals de Unie dat ook doet voor haar eigen audiovisuele industrie?

Media spelen een cruciale rol in het vormen van de publieke opinie en het bieden van mogelijkheden voor participatie in het openbare leven. Informatievoorziening is een eerste vereiste voor het beïnvloeden van politieke en sociale processen. Dit betekent echter wel dat de media onafhankelijk moeten zijn. Er moet ruimte zijn voor feitelijke informatie, maar ook voor het verkondigen van uiteenlopende meningen voor de publieke opinievorming. In conflictsituaties is de rol die haatradio in bijvoorbeeld Rwanda heeft gespeeld welbekend. Maar de media kunnen ook worden ingezet in vredesopbouwactiviteiten, hetgeen in diverse projecten reeds gebeurt.

Momenteel worden ter uitvoering van het Cotonou-verdrag Country Strategy Papers en Nationale Indicatieve Programma's opgesteld, die respectievelijk het algemene en het specifieke kader voor de toekomstige ontwikkelingssamenwerking onder het Cotonou-verdrag vormen. Deze programma's komen tot stand in nauwe samenwerking tussen de EU en de ontvangende landen (inclusief de civil society). In de programma's kunnen de ontvangende landen dan ook specifiek de wens tot ondersteuning van de onafhankelijke publieke omroepen te kennen geven.

Overigens zij vermeld dat stimulering van de ontwikkeling van eigen onafhankelijke publieke omroepen past binnen de bepalingen van het Cotonou-verdrag, aangezien artikel 27 is gewijd aan de samenwerking op het gebied van culturele ontwikkeling. Tevens zou genoemde ontwikkeling in het belang zijn van de civil society, wier belangen een belangrijke plaats innemen in het Cotonou-verdrag. Vanwege deze voorzieningen zou de EU terzake de ACS-landen financiële ondersteuning kunnen geven.

Het is niet nodig om «het ontwikkelen van eigen onafhankelijke publieke omroepen» aan de WTO/GATS-rondes toe te voegen. Publieke diensten, waaronder ik ook de publieke omroepen reken, zijn binnen de GATS vrijgesteld van privatisering of deregulering en derhalve zijn regeringen vrij deze diensten te reguleren.

De rol van de media ter ondersteuning van pluriforme en vrije meningsuiting krijgt steun in de 17+3 en de GMV landen uit het Nederlandse OS-budget. Dit gebeurt onder meer via de Nederlandse Stichting Communicatie en Ontwikkeling (SCO), die via een groot aantal initiatieven de media in ontwikkelingslanden steunt. Per jaar ontvangt SCO NLG 4 miljoen subsidie. Voorbeelden in Afrika zijn: de ondersteuning van de Media Council of Tanzania ter verbetering van vrije nieuwsvoorziening, van de Southern Africa Media Services Organisation (SAMSO) ten behoeve van regionale trainingen van fotojournalisten in Zuidelijk Afrika met het doel om milieuproblemen op visuele wijze onder de aandacht van het publiek te brengen, en van Radio Parana, een radiostation in Mali dat voorlichting geeft over gezondheidszorg, landbouw, onderwijs, vrouwenemancipatie en cultuur. Voorbeelden in Azië en Latijns Amerika zijn de ondersteuning aan ISIS International Manilla ter verbetering van de informatie- en communicatiemogelijkheden voor vrouwen in Azië en de Pacific, en van de Asociación Latinoamericana de Educación Radiofónica (ALER) voor de versterking van de radio en de democratisering van de media in Latijns Amerika om zo bij te dragen aan een participatieve en democratische samenleving.

Ook wordt subsidie verleend aan het Radio Nederland Training Centre (RNTC). Het RNTC geeft mediatraining aan programmamakers en ander middenkader van media-instellingen in ontwikkelingslanden. Trainingen omvatten thema's als democratisering en corruptiebestrijding, kinderen en media, media in educatie en voorlichting, en «community media». De basissubsidie bedraagt momenteel 2,6 miljoen gulden per jaar.

Daarnaast ontvangen o.a. PANOS, IPS, One World en World Press Photo tezamen een jaarlijkse subsidie van ongeveer NLG 8 miljoen.

52. SGP – Van den Berg

Bij de invulling van de structurele relatie met Indonesië zou waterbeheer een belangrijk thema worden. Waarin kunnen wij dat bij de uitwerking terug zien? Dan het multilaterale kanaal: de eerste resultaten van de Nederlandse bijdragen lijken positief. De SGP-fractie wil wel benadrukken dat we een structurele bilaterale hulprelatie hebben met Indonesië. Het multilaterale kanaal mag bij de invulling niet dominant zijn.

Op verzoek van Indonesië is waterbeheer inderdaad geselecteerd als aandachtssector in de OS-relatie. In het kader daarvan was het de bedoeling al in 2000 substantieel bij te dragen aan een groot programma van Wereldbank en Indonesische overheid voor integraal waterbeheer. Een reorganisatie van het ministerie van Huisvesting en Regionale Ontwikkeling in Jakarta heeft echter samen met de langzamer verlopende hervormingen op het terrein van waterbeheer geleid tot vertraging bij de formulering van het grote waterprogramma met de Wereldbank. Dat programma is uiteindelijk pas in 2001 van de grond gekomen en heeft dit jaar een Nederlandse bijdrage van ruim NLG 5 miljoen ontvangen. In totaal heb ik voor steun aan dit programma NLG 26 miljoen uitgetrokken. U zult hopelijk begrijpen dat het nog te vroeg is om nu al iets te kunnen zeggen over concrete resultaten van dit jonge programma.

Wat uw opmerking over het karakter van de OS-relatie met Indonesië en het multilaterale kanaal betreft: Bij de invulling van de OS-relatie vorig jaar is uitgangspunt geweest dat Indonesië op afzienbare termijn een zodanige economische groei zou kunnen realiseren dat het zijn ontwikkelingsprioriteiten weer goeddeels zelf zou kunnen financieren. Daarom is toen voor een beperkte periode van in principe vijf jaar, dus niet structureel langjarig, een relatie aangegaan. Een relatie ter ondersteuning van de transitie in Indonesië naar een pluralistische, democratische rechtsstaat met een transparante, marktgerichte economie. Zoals u weet verloopt dat transitieproces trager dan gehoopt.

Vorig jaar is ook met Indonesië afgesproken om de fondsen onder die tijdelijke bilaterale relatie via multilaterale kanalen te besteden. Dat is een bewuste keuze geweest. Want de al lopende programma's van multilaterale instellingen als Wereldbank en UNDP bieden het beste perspectief om snel en zichtbaar resultaten te boeken.

53. ChristenUnie – Van Middelkoop

Kan Nederland een bijdrage leveren aan het proces van decentralisatie in Papoea?

De huidige OS met Indonesië weerspiegelt het belang dat ik hecht aan het decentralisatieproces, in de vorm van substantiële ondersteuning van het Partnership for Governance Reform en andere activiteiten onder het OS-programma voor Goed Bestuur. Ik zal ook bezien hoe in de nabije toekomst kan worden bijgedragen aan in voorbereiding zijnde multilaterale programma's die sectorale steun beogen op lokaal niveau in o.a. Irian Jaya en Aceh.

54. CDA – Verburg

De vraag is natuurlijk of niet te vaak internationale conferenties worden afgesloten met mooie beloften waaraan vervolgens onvoldoende invulling wordt gegeven door betreffende landen. Is het niet rechtvaardiger en beter voor geloofwaardigheid en draagvlak om de lat minder hoog te leggen en afspraken te maken over scherpe doelen en monitoring? Ook hier is VBTB-denken noodzakelijk. Graag reactie.

De suggestie dat de minister voor ontwikkelingssamenwerking ooit gezegd zou hebben dat VBTB niet toegepast zou kunnen worden bij internationale organisaties is niet correct. Integendeel. Een aantal internationale organisaties heeft de laatste jaren grote vordering gemaakt op het terrein van prestatiemeting. Hierover is met de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken tijdens het AO op 5 april 2001 over VBTB-zaken van gedachten gewisseld. Dit heeft geleid tot de uitgebreide proefrapportage over rechtmatigheid en prestatiemeting bij de UNDP aan de Kamer in juni (brief van 11 juni 2001, NDS buza 000 305), gevolgd door rapportage over andere VN-organisaties en IFI's in juli van dit jaar (brief van 16 juli 2001, NDS buza 000 387). Internationale organisaties waren al volop bezig met «results-based management», «results-oriented annual reports» en «performance management» systemen, voordat wij in Nederland met de VBTB-opzet begonnen.

55. SP – Van Bommel

In de Ecofin is afgesproken dat er een onderzoek naar de mogelijkheid voor de invoering van de Tobin-Tax komt. Het lijkt me goed als ons land in die discussie een voorhoederol gaat vervullen.

De laatste tijd wordt weer veel aandacht gegeven aan het idee voor een belasting op kapitaaltransacties, de Tobin Tax. Nederland heeft zich daar terughoudend over getoond. Een antispeculatiebelasting heeft positieve aspecten, maar de praktische uitvoerbaarheid ervan is klein. Studies wijzen elke keer weer op de grote uitvoeringsproblemen die aan het voorstel zijn verbonden. Ontwijking van de belasting is heel moeilijk tegen te gaan. Bovendien is het niet doenlijk goed onderscheid te maken tussen korte termijn kapitaalstromen en lange termijn kapitaalstromen. Zeker in het huidige kwetsbare internationale klimaat zou een belasting op lange termijn kapitaal een verkeerd signaal zijn voor ontwikkelingslanden. Genoemde praktische bezwaren werden recent toegelicht in de antwoorden op vragen van de leden Koenders en Crone over de Tobin Tax (brief van Minister van Financiën van 22 oktober jl.).

56. VVD – Hessing

Wat is de betrokkenheid van Jemen bij het terrorisme? Zijn er Al-Qaïda kampen in Jemen? Zijn er redenen om Jemen kritischer te bekijken?

In Jemen zijn veel veteranen uit de in de tachtiger jaren in Afghanistan gevoerde oorlog tegen Rusland, en sympathisanten van radicaal-islamitische stromingen aanwezig. Dat er (al dan niet met Osama Bin Laden en Al-Qaïda gelieerde) terroristische cellen aanwezig zijn in Jemen kan niet worden uitgesloten. De Jemenitische regering verwerpt echter elke vorm van terrorisme en verleent geen steun aan het terrorisme. Jemen werkt op het gebied van terrorismebestrijding nauw samen met de internationale gemeenschap, inclusief de VS. Sinds de aanslag op de USS COLE in oktober vorig jaar en na de aanslagen in de VS is die samenwerking opgevoerd en verbeterd. De Amerikaanse ambassadeur in Sana'a liet recentelijk nog weten: «Yemen is a partner, not a target!»

Evenwel, het overheidsgezag in Jemen is, zeker buiten de steden, beperkt. De samenleving heeft nog een sterk tribaal karakter met de daarbij behorende machtsstructuren. Deze situatie, waarin het voor de goedwillende regering moeilijk opereren is, wordt helaas doelbewust bestendigd door financiering vanuit het buitenland. Het is dan ook van belang, juist nu, de regering te ondersteunen in haar pogingen het centrale gezag te versterken. Wanneer de internationale gemeenschap de handen van Jemen zou aftrekken, zou dat kunnen leiden tot het ontstaan van een nieuw Afghanistan.

Tijdens mijn recente overleg in Washington sprak ook de Administrator van USAID, Andrew Natsios, zich welwillend uit over het juist nú verhogen van de hulp aan Jemen. De Jemenitische regering voert met succes een op armoedebestrijding en democratisering gericht ontwikkelingsbeleid. Een goed voorbeeld daarvan is het onderwijsbeleid. Met kracht wordt gewerkt aan de integratie van het bijzonder onderwijs (de religieus-islamitische onderwijsinstellingen van basis- tot en met universitair onderwijs incl. de zgn. «koranscholen») in het regulier openbaar onderwijs. Nederland steunt dit beleid en heeft in 2000 het onderwijs als vierde sector aan het hulpprogramma met Jemen toegevoegd. Goed algemeen onderwijs voor iedereen draagt uiteraard bij aan het vormen van mondige burgers, het kweken van begrip en respect voor andere culturen en religies en het voorkomen van extremisme. Van onze jaarlijkse bilaterale hulp aan Jemen van ca 80 mln gulden wordt de komende jaren ongeveer een kwart aan de onderwijssector besteed. Nederland beziet met andere donorlanden en organisaties hoe de hulp aan de onderwijssector nog verder kan worden opgevoerd.

57. VVD – Hessing

Wat doet minister aan ontwikkeling van de private sector specifiek in context van speciale GCA activiteiten/plannen op dat gebied.

De Global Coalition for Africa is een informeel discussieforum van politici en NGO's uit Afrika en het Noorden dat de afgelopen jaren een breed spectrum van onderwerpen met betrekking tot Afrikaanse ontwikkeling op de agenda gezet heeft.

Vorige week vond in Botswana de 5-jaarlijkse Plenaire Vergadering van de GCA plaats, mede door Nederland gefinancierd, die dit keer geheel in het teken stond van de rol van de private sector in de ontwikkeling van Afrika. Afrikaanse regeringen, donoren, internationale organisaties, parlementariërs, NGO's en niet in de laatste plaats vertegenwoordigers van de private sector wisselden van gedachten over de rol van respectievelijk Afrikaanse overheden, ontwikkelingspartners en de private sector zelf in de versterking van de private sector in Afrika. De informele discussie door een gevarieerd samengestelde deelnemersgroep die de GCA vergaderingen kenmerkt is een belangrijke reden voor Nederland om de GCA te blijven ondersteunen.

58. CDA – Verburg

De overheid kan/moet zijn verantwoordelijkheid willen nemen als het gaat om het scheppen van voorwaarden. Waarom wordt niet gedacht aan fiscale regelingen met betrekking tot R&D?

Investeringen in R&D voor het ontwikkelen van geneesmiddelen voor armoedeziekten komen in het algemeen niet via de normale marktmechanismen tot stand.

Voor geneesmiddelen voor ziekten die ook in rijke landen voorkomen is er meestal geen probleem. Voor dergelijke geneesmiddelen kan de koopkracht op de rijke markten immers ook de beschikbaarheid in arme landen zekerstellen.

Wanneer voor geneesmiddelen echter uitsluitend een commercieel weinig aantrekkelijke afzetmarkt bestaat, zal R&D langs andere weg gestimuleerd moeten worden. Fiscale regelingen zouden theoretisch misschien interessant kunnen lijken; voordat dergelijke regelingen zouden zijn uitonderhandeld en internationaal op instemming zouden kunnen rekenen, zijn we echter vele jaren verder.

Er dient dus gezocht te worden naar andere, werkzamere, manieren om investeringen in R&D te vergroten. Patenten zijn geen voldoende stimulans; de bottleneck is het ontbreken van koopkracht. Ik beschouw de lancering van verschillende publiek-private samenwerkingsverbanden in de afgelopen jaren als een hoopgevende ontwikkeling om dit probleem aan te pakken. Soms gaat het om ondersteuning van onderzoek in de private sector door de publieke sector in ruil voor harde prijsafspraken, zoals bijvoorbeeld gebeurt rondom medicijnen voor malaria en aids. Een andere mogelijkheid, zoals onder meer Jeffrey Sachs die heeft uitgewerkt, is het door middel van OS-fondsen zeker stellen van de afname van de te ontwikkelen geneesmiddelen – op voorwaarde natuurlijk, dat die werkzaam blijken te zijn. De Global Alliance for Vaccines and Immunization (GAVI) is daarvan een goed voorbeeld. Het feit dat een groot fonds bestaat waarop ontwikkelingslanden een beroep kunnen doen om nieuwe vaccins aan te schaffen, heeft na korte tijd al flinke stijgingen in R&D naar vaccins tegen armoedeziekten laten zien.

59. GroenLinks – Karimi

Mw. Karimi stelde een vraag over user-fees en de Interim PRSP in Tanzania. Zij kwam terug op beantwoording van de vraag van december 2000, die niet correct zou zijn.

Vorig jaar zijn schriftelijke kamervragen van Mw Karimi over dit onderwerp beantwoord. Deze antwoorden zijn aan de kamer zijn toegegaan met de brief aan de Griffier d.d. 6 dec 2000, kenmerk 2000103330.

Mw. Karimi stelde dat het antwoord niet correct zou zijn. Ik meen dat het antwoord wel juist was, inclusief de verwijzing naar de PRSP van Tanzania over het beleidsvoornemen van de overheid om user-fees voor onderwijs af te schaffen.

Uit het recente PRSP voortgangsrapport (Progress Report van Tanzania PRSP, 14 augustus 2001) blijkt dat de user-fees onderwijs inderdaad zijn afgeschaft.

Ik baseer me nu dus op de inhoud van de nationale documenten van Tanzania en dit is waar het om gaat: de nationale armoedestrategieën van het land. Daarop moeten de kredietovereenkomsten tussen het land en de Wereldbank zijn gebaseerd.

Als achtergrond bij deze vraag wil ik nog graag kort toelichten wat mijn standput tav user-fees is: user-fees zijn op zich niet verkeerd, maar het gaat om de vraag voor wie? Niet voor de kwetsbare groepen dus die dan geen toegang meer krijgen tot de sociale diensten zoals gezondheid en onderwijs.

De inzichten bij de Wereldbank op dit terrein zijn inmiddels ook verder ontwikkeld en het beleid is niet meer zo duidelijk «pro user-fees». Men vindt bij de Bank bijvoorbeeld niet meer dat cost recovery en user-fees voor sociale diensten ingevoerd moeten worden voor alle lagen van de bevolking.

60. VVD – Hessing

Erger nog: uit de ASV 47 en 166 blijkt dat de Minister nog steeds niet in staat is aan te geven hoeveel geld van het NL-OS budget naar onderwijs gaat. We kunnen 160 mln Euro traceren. Dat is 4% van het totale OS budget. Dat gaat via het bilaterale kanaal. Maar hoeveel gaat er via het multilaterale en het particuliere kanaal naar onderwijs? Dat is niet bekend. Dat inzicht moet echt op korte termijn verbeteren.

Natuurlijk hebben we wel degelijk een beeld van wat rechtstreeks wordt uitgegeven aan basic education. Dat betreft dit jaar 292 miljoen gulden. Daarnaast is in 2001 ongeveer 86 mln. toe te rekenen aan basic education via andere kanalen: macro hulp, noodhulp, andere thema's en via multilaterale organisaties, zoals is aangegeven in de bijgevoegde factsheet. Dit is een verdubbeling ten opzichte van de 43 miljoen die in 2000 is uitgegeven. Daarnaast, zoals ik al schreef in mijn brief aan de kamer van 31 mei jl., hebben de MFO's in 2000 vanuit onze bijdrage 68 miljoen gulden uitgegeven aan basic education. Dit komt neer op ongeveer 10%. Gegevens voor dit jaar zijn nog niet bekend. Overigens valt het op dat dhr. Hessing bij het opstellen van de begroting van de 21e eeuw heel duidelijk de relatie heeft gelegd tussen doelen, middelen en resultaten, maar dat hij zich heeft beperkt tot de middelen wanneer het onderwerp basic education betreft.

Sinds begin dit jaar zijn veel landen, vooral in Afrika, versneld bezig met onderwijshervormingen. Zij worden hierbij gesteund door bilaterale donoren en financiële instellingen. Bij de internationale coördinatie van de EFA doelstellingen is het een probleem dat UNESCO als multilaterale organisatie niet naar behoren functioneert; dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de rol van de WHO in de gezondheidssector.

De regering waardeert de getoonde belangstelling voor de voortgang op het gebied van de nationale onderwijsplannen als onderdeel van de Dakar follow-up. Rapportage over de voortgang van deze plannen was overigens geen onderdeel van de motie Hessing cs, want hier werd aan de regering gevraagd om meer prioriteit aan onderwijs te geven, meer middelen beschikbaar te stellen voor basisonderwijs, en een beleidsdialoog te bevorderen ten aanzien van het versterken van de onderwijssector. De brief van 31 mei jl. was hier een antwoord op. Toch wil ik graag ingaan op de vraag naar deze onderwijsplannen.

In bijna alle landen waarin wij actief zijn bestaan onderwijsplannen; sommige van voor Dakar. En niet alleen in de landen waar wij actief zijn: een survey van UNESCO wees uit dat in Afrika 93% van alle landen nationale onderwijsbeleidsplannen hebben. In bijvoorbeeld Mali, Bolivia en Mozambique is overigens bij het opstellen van de PRSP's gebruik gemaakt van deze onderwijsplannen. Natuurlijk kan het altijd beter en in een aantal gevallen is men alweer druk bezig met het bijstellen zoals bijvoorbeeld in Zambia, India en Bangladesh. Nederland draagt actief bij aan deze processen.

In Dakar is de belofte gedaan om landen met een goed onderwijsbeleid voor dat beleid voldoende middelen beschikbaar te stellen om het uit te voeren. Helaas liggen de instrumenten nog niet op tafel om die belofte waar te maken. Dit heeft grotendeels te maken met het ontbreken van een goed functionerende VN-organisatie is op dit terrein. Unesco claimt met haar zeer beperkte capaciteit de coördinatie over donoren die samen miljarden op tafel leggen met een veelvoud aan menskracht en expertise. Dat is een onwerkbare situatie.

Vraagsteller informeerde naar de Nederlandse inzet ten aanzien van het Global fund for Education for All. De Nederlandse regering acht dit een goed en zinvol initiatief. De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft daar onlangs in Washington over gesproken. Het fonds is bedoeld om begrotingstekorten te financieren in landen die – ondanks voldoende eigen inspanningen – problemen gaan ondervinden bij het bereiken van de doelstellingen van Education for All. Er wordt hierbij uitgegaan van landen die in het kader van hun PRSP de verbetering van het (basis)onderwijs hoge politieke prioriteit geven – en er dus ook meer geld voor uittrekken. Bij verbetering gaat het dan niet alleen om betere toegang, maar ook om hogere relevantie, versterking van de onderwijsinstituties en versterking van de betrokkenheid van de civil society.

Uit ervaringen met de opzet van andere fondsen is duidelijk geworden hoe belangrijk het is om dit fonds goed te funderen. Daarom heeft Nederland via het partnership programma met de Wereldbank 1,5 mln. US$ ter beschikking gesteld. Dat geld is onder meer bestemd voor de uitvoering van financiële analyses in 32 landen en voor de ontwikkeling van voorstellen voor de werkwijze en het beheer van het fonds. Het is de bedoeling dat het fonds in april tijdens een workshop in Den Haag gelanceerd wordt. Dit is mede afhankelijk van de betrokkenheid en deelname van andere donoren en multilaterale instellingen.

Collega Clare Short van het VK heeft twijfels heeft bij de eenzijdige aanpak van Oxfam. Analfabetisme kan niet alleen worden opgelost door het beschikbaar stellen van grote sommen geld, het probleem is complexer en bovendien is dit input- in plaats van resultaatgericht. Bovendien is het van belang niet uit het oog te verliezen dat uiteindelijk het merendeel van de kosten van onderwijs opgebracht moet worden door de ontvangende landen zelf.

De Nederlandse uitgaven voor basisonderwijs blijven overigens flink stijgen, geheel in lijn met de wens van de Kamer. De verwachte directe uitgaven belopen dit jaar 292 mln. NLG en aan additionele uitgaven, zoals macrohulp, komt daar nog 86 mln. NLG bij.

61. PvdA – Dijksma

Punt van aandacht blijft «het verantwoord kunnen wegzetten (lees: uitgeven) van al dit geld». Op dat punt zal de minister in dit laatste jaar zelf meer actie moeten ondernemen om haar staf te kunnen uitbreiden, zij heeft daarvoor van de Kamer de ruimte gekregen omdat zij nu ook ODA-middelen hiervoor mag gebruiken. De minister heeft de handschoen die de Kamer haar aanreikte inmiddels opgepakt. Over ruim een half jaar zullen de eerste van negentig vacatures gaan worden vervuld, dat kan de PvdA-fractie echter niet snel genoeg gebeuren. Waarom zo lang wachten en over hoeveel van die mogelijk 90 vacatures hebben wij het dan?

Het proces van het formaliseren van nieuwe formatieplaatsen, maken van functieomschrijvingen, werving en selectie van medewerkers (intern dan wel extern) en de daadwerkelijke aanstelling kost tijd. Het selecteren van een zo groot aantal medewerkers vraagt ook om versterking van de personeelsdienst. Dit hele proces gaat maanden duren; korter is praktisch niet haalbaar, en het is moeilijk te zeggen hoeveel mensen dan concreet zullen aantreden. Dat is mede afhankelijk van de kandidaten die zich aandienen. Prioriteit wordt gegeven aan het vervullen van de meest urgente behoeften aan kennis en vaardigheden. Wat wel haalbaar is en wat reeds gebeurt is dat specifieke deskundigen die we graag willen binnenhalen vooruitlopend op de formele procedure nu reeds op basis van tijdelijke contracten worden aangenomen. Zo is de directie Afrika bijvoorbeeld reeds versterkt met de macro-economische en capaciteitsopbouw expertise die dringend noodzakelijk was en zijn reeds deskundigen op de terreinen van public expenditure reviews en handel en OS aangetreden.

62. CDA – Verburg

Welke mogelijkheden ziet de minister om het stuwmeer van zo'n 18 miljard Euro bij het EOF weg te werken door het effectiever maken van de processen aan de vraagzijde?

Hoe het bedrag van 18 miljard Euro becijferd wordt is mij niet geheel duidelijk. Waarschijnlijk neemt mevrouw Verburg het nog niet operationele deel van het 9e EOF mee (13.5 miljard Euro tot 2007), maar dat is niet terecht. Daarnaast wordt er thans gefinancierd uit eerdere EOF-fondsen, die eerst uitgeput dienen te worden voordat uit het 9e EOF getrokken kan gaan worden.

Ik deel wel de zorgen van mevrouw Verburg over de inefficiënte procedures bij de Commissie en, de andere kant van de medaille, het onvermogen van sommige ACS-landen om met geschikte projectvoorstellen te komen. Overigens bestaat er een budget (20 Meuro) voor Technische Assistentie voor ACS-landen.

Momenteel worden er voorzieningen getroffen tot deconcentratie van de bevoegdheden van Brussel naar de EU-delegaties in ACS-landen. Dit betekent niet alleen dat de EOF-uitvoeringsprocedures zullen worden verlicht, ook kan worden verwacht dat de communicatie tussen EU en ACS-landen wordt verbeterd, temeer daar in het kader van de deconcentratie de EU-delegaties qua personeel en uitrusting worden uitgebreid en versterkt. Aldus ontstaat er meer capaciteit om beter in te gaan op de wensen van de ACS-landen zélf: dit laatste is, zoals U weet, voor mij cruciaal vanuit de ownership-gedachte.

Daarnaast worden er in ACS-landen thans meer EOF-projecten geïdentificeerd die beogen het overheidshandelen van ACS-landen efficiënter en gecoördineerder te maken. Doelstelling daarbij is ondermeer het verbeteren van de absorptiecapaciteit in de ontvangende landen.

Voorts vindt er thans tussen de EU en de ACS-landen intensief overleg plaats over meerjaren Country Strategy Papers. Via dit beleidsinstrument zal de samenwerkingsrelatie onder het 9e EOF van de Cotonou-overeenkomst vorm worden geven. Deze meerjaren beleidsdocumenten zullen naar verwachting leiden tot een meer strategische benadering, zowel in de EU als in de ontvangen landen, m.b.t. besteding onder het EOF.

Tot slot is vermeldenswaardig dat een EU-ACS kader wordt gestreefd naar een grotere bewustwording en betere organisatie van de civil society. Via betere inschakeling van het maatschappelijke middenveld in de ontvangende landen wil de EU ondermeer komen tot efficiëntere bestedingen van EOF-gelden.

Voor het overige wordt verwezen naar het AO van 31/10 inzake de Nederlandse inzet in de OS-raad.

63. GroenLinks – Karimi

Dwingt de WTO ontwikkelingslanden hun publieke sector open te stellen voor concurrentie door de private sector? Wat vindt de minister daarvan?

Het gaat hier om de vraag of het bestaande GATS-akkoord (General Agreement on Services) en de onderhandelingen over verdere liberalisering van de handel in diensten ontwikkelingslanden dwingt hun publieke diensten open te stellen voor private dienstenaanbieders uit andere landen.

Staatssecretaris Ybema heeft reeds uitgebreid met NGO's gesproken over hun zorgen over de relatie tussen GATS en publieke diensten zoals elektriciteitsvoorziening, onderwijs en gezondheidszorg.

Ik wil de punten die hij daarbij naar voren heeft gebracht gaarne onderstrepen:

1. GATS verplicht regeringen niet tot deregulering of privatisering van publieke diensten

2. GATS erkent volledig het recht van regeringen om regelgeving toe te passen ten behoeve van nationale beleidsdoelen

3. Wat betreft liberalisering kent GATS een «bottom-up»-benadering: elk land kan vrijelijk bepalen in welke sectoren het marktopeningsverplichtingen aangaat en welke het maar beperkt of helemaal niet wil openstellen.

Canada, Japan, de EU en de Verenigde Staten brengen dezer dagen een speciale verklaring over dit punt uit, waarin ze bovengenoemde uitgangspunten van GATS herbevestigen en verklaren dat dit wat hen betreft in de nieuwe onderhandelingen niet zal veranderen.

Foute informatie over GATS is onproductief voor het onderhandelingsklimaat.

Als er één WTO-akkoord ontwikkelingsvriendelijk is dan is het GATS, door de «bottom-up»-benadering die ik beschreef.

Ontwikkelingslanden hebben voor de versterking van hun economie veel te winnen bij het aangaan van verplichtingen in b.v. transport, bankwezen, telecommunicatie. Overigens kunnen in GATS aangegane verplichtingen worden teruggedraaid.

64. VVD – Hessing

Vooruitlopend op een apart AO over de «Aanvulling op de nota OtA», hoeveel gaat de implementatie van het actieplan kosten en hoe dat doorwerkt in de MJR? Zowel via het bilaterale als het multilaterale kanaal? En misschien ook wel via het particuliere kanaal.

De «Aanvulling op OtA» laat zien dat Ontwikkelingssamenwerking al veel besteedt aan pro-poor economische ontwikkeling. In 2000 werd ongeveer 2,5 miljard gulden direct of indirect hieraan uitgegeven. Ongeveer de helft hiervan is ingezet op de in de Aanvulling uitgewerkte thema's, zoals goed bestuur, markttoegang, marktwerking, financiële sector ontwikkeling, infrastructuur, kennisontwikkeling en capaciteitsopbouw. De middelen werden zowel via het bilaterale, multilaterale als het particuliere kanaal ingezet. In hoofdstuk 3 van de Aanvullende notitie wordt hierop uitgebreid ingegaan.

De implementatie van het actieplan hoeft geen groter beslag te leggen op de ODA-middelen dan nu het geval is. Het gaat er meer om bestaande middelen effectiever in te zetten, zodat een grotere bijdrage wordt geleverd aan pro-poor economische ontwikkeling. Het Actieplan geeft specifieke informatie over de beleidsprioriteiten.

Bij de implementatie van het actieplan gaat het voorts niet om geld. Nederland lobbiet bijvoorbeeld in internationale fora voor marktopeningen voor ontwikkelingslanden maar ook ten aanzien van het verbeteren van de nationale «enabling environment» gaat het niet om geld maar om beleid (zoals bijvoorbeeld De Soto nadruk legt op het belang van eigendomsrechten).

65. VVD – Hessing

De tabel met internationale indicatoren wordt ieder jaar ter illustratie in de begroting opgenomen. Die tabel zegt echter niets over de prestaties van het Nederlandse beleid. Maar die suggestie wordt wel gewekt. Dat is misleidend. In de tabel is hoegenaamd niets veranderd ten opzichte van vorig jaar. Moet ik daaruit de conclusie trekken dat het beleid ook niets heeft opgeleverd? Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Dus moet de Minister betere en meer resultaatgerichte informatie verschaffen over de resultaten van het Nederlandse OS-beleid.

Allereerst wordt verwezen naar hetgeen besproken is over dit onderwerp tijdens het begrotingsonderzoek op 18 oktober jl.

Internationale statistieken zoals opgenomen in de tabel in de MvT geven de prestaties van ontwikkelingslanden weer op diverse terreinen. Deze prestaties kunnen inderdaad slechts indirect worden gerelateerd aan de Nederlandse hulpinspanningen, ze zijn eerst en vooral afhankelijk van de inspanningen van de partnerlanden zelf (vide ook het gestelde in de mondelinge beantwoording). Hiernaast zijn er nog steeds aanzienlijke problemen met de kwaliteit van de statistische gegevens in veel ontwikkelingslanden. In OESO/WB-verband wordt gepoogd hier een helpende hand te bieden (initiatief Paris 21).

Het feit dat bij sommige indicatoren de gegevens ongewijzigd zijn ten opzichte van vorig jaar heeft als verklaring dat voor naar schatting 50 % van deze indicatoren tussen beide begrotingen geen actualisering heeft plaatsgevonden.

Op dit moment beschikt het departement over diverse monitoringen evaluatiesystemen (wat dit laatste betreft inclusief IOB). Er wordt thans gewerkt aan een geïntegreerd systeem dat ook beter in staat is de resultaten te presenteren. De verwachting is dat dit systeem eind 2002 in werking kan treden. Om het grote belang aan te geven dat gehecht wordt aan e.e.a. ligt het in de bedoeling een projectdirecteur aan te stellen om het vervolgtraject te leiden.

Medio 2002 zal het eerder de Kamer toegezegde waarderingssysteem in werking treden.

66. VVD – Hessing

Wat is de minister bijvoorbeeld van plan met het NCDO?

Uiteraard blijft de NCDO het eerst aangewezen loket voor educatie en lobby; zoals tijdens het AO MFP van 27 september jl. is toegezegd, zal het beleidskader MFP-breed op dit punt overeenkomstig worden aangepast. Inmiddels hebben ook gesprekken plaatsgevonden tussen de MFO's en de NCDO hierover. Samenwerking staat bij beiden hoog in het vaandel.

67. PvdA – Dijksma

Water is een bron voor gezondheidsschade. Nederland heeft naar aanleiding van het internationale waterforum extra middelen uitgetrokken voor de opbouw van expertise op dit gebied. Wat is daarvan terechtgekomen?

Water is inderdaad een belangrijke bron van gezondheidsproblemen. Uit de extra middelen worden activiteiten ondersteund op het gebied van verbeterde hygiëne, sanitatie en veilige drinkwater voorziening, bijv. via programma's van de Water Supply and Sanitation Collaborative Council, UNICEF en het IRC. Gezien het verband tussen gezondheid en het beheer van irrigatiewater krijgen de bestrijding van Malaria en Bilharzia veel aandacht. Het merendeel van deze activiteiten omvat belangrijke componenten voor capaciteitsopbouw in de landen.

Zie overigens het antwoord op vraag 9 van de heer Van den Berg (SGP).

68. PvdA – Dijksma, D66 – Van 't Riet en GroenLinks – Karimi

Vragen van geachte leden Dijksma, Van 't Riet en Karimi over grensoverschrijdende waterissues, de toepassing van de stroomgebiedbenadering en het eco-regionaal concept.

Zoals ik u eerder berichtte worden deze concepten door ons omarmd en toegepast. Ik zal het nogmaals voor u kort op een rij zetten en zal daarbij onderscheid maken tussen de verschillende kanalen.

In de voortgangsnotitie milieu en armoedebestrijding die u onlangs toeging, worden geen eco-regio's en stroomgebieden met name genoemd, maar wordt expliciet gezegd dat de Nederlandse steun zich niet beperkt tot het betrokken land alleen. Ook de omliggende landen in de eco-regio of het betreffende stroomgebied kunnen daarbij worden betrokken.

Eerst inhoudelijk: de ecosysteembenadering van het biodiversiteitsverdrag is een flexibele, integrale benadering waarbij de samenhang van en de processen tussen de componenten van de biodiversiteit in een brede context worden gegarandeerd. Het is een lange termijn strategie voor geïntegreerd beheer van natuurlijke hulpbronnen waarbij sociale en economische factoren naast ecologische factoren meegenomen worden. Het is gericht op een adaptieve benadering van elke functionele eenheid (vandaar ecosysteem) op elk niveau. In het biodiversiteitsverdrag wordt de samenhang en het juiste interventieniveau vanuit de centrale ecosysteem benadering beredeneerd. Een uitwerking van de ecosysteembenadering is het eco-regionaal concept waarbij het beheer van grensoverschrijdende ecosystemen opgepakt wordt in de regionale context van een ecologische zone.

Mijn bilaterale milieubeleid richt zich zoals bekend op een beperkt aantal landen. Het betreft 17+3 landen waar milieu als sector is gekozen en de zogenaamde themalanden milieu. Dat betekent een doelbewuste keus om niet in alle ontwikkelingslanden, eco-regio's en stroomgebieden bilateraal meer aanwezig te zijn. Binnen de landen waar we wel actief zijn volgen wij op milieugebied een eco-regionale en/of stroomgebied benadering waar dat gegeven de aard van de milieu problematiek aan de orde is. Dat is vaak het geval bij natuur of waterproblemen. Is er bijvoorbeeld in de waterhuishouding bovenstrooms een probleem dat benedenstrooms in een land waar wij actief zijn opgelost moet worden dan kan dat. Anders dan in het verleden is echter de landenfocus en niet een eco-regio de eerste overweging om bilaterale betrokkenheid te overwegen. Soms heeft dat zure gevolgen. Met bijvoorbeeld het beëindigen van onze overheid tot overheid relatie in Kameroen, het enige land in die eco-regio waar wij actief waren, vervalt ook de aanleiding om via grensoverschrijdende problemen in nabuurlanden als Gabon aanwezig te zijn. In die gevallen was sprake van een eindige exitstrategie. In het geval van de door mw. Van 't Riet genoemde natuurparken in Gabon waarbij de Stichting Tropenbos betrokken is heeft het World Wildlife Fund inmiddels aangegeven vanaf 2002 de financiering over te nemen.

In de screening die destijds plaatsvond is het zeer rijke Gabon waarmee nooit een OS-relatie bestond uiteraard niet bekeken. Dat heeft als gevolg dat Nederland in die eco-regio niet meer actief is via het bilaterale kanaal. Zoals gezegd de beëindiging van onze aanwezigheid gaat vergezeld van een verantwoorde exit strategie maar deze is wel eindig.

Via het niet gouvernementele en multilaterale kanaal is in die zin meer mogelijk althans met organisaties waarmee wij beleidsmatig en beheersmatig op een lijn zitten. Anders dan in het verleden streef ik waar mogelijk naar financieringsmodaliteiten boven het niveau van individuele activiteiten. Multilaterale en niet-gouvernementele organisaties waarmee wij beleidsmatig op een lijn zitten en die beheersmatig een goed track-record hebben, ontvangen bij voorkeur kernfinanciering voor hun gehele programma dat zich in die situatie uiteraard niet hoeft te beperken tot de bilaterale landenlijst. Ook van deze organisaties verwacht ik overigens wel strategische keuzes. Dat geldt ook voor de activiteiten van de Stichting Tropenbos. Gegeven de nagenoeg volledige financiering uit OS-fondsen zou ik het liefst zien dat de Stichting zich beperkt tot landen en eco-regio's waar wij een Nederlandse bilaterale presentie hebben. Dat zou reeds een onevenredig groot werkterrein impliceren. Indien de Stichting aannemelijk kan maken dat hiermee structurele kapitaalvernietiging optreedt ben ik bereid de mogelijkheden iets te verruimen.

69. CDA – Verburg

In reactie op de ontbinding van hulp aan MOL's heeft de Minister NLG 100 mln (afgerond EURO 45.4 mln) vrijgemaakt voor investeringen in de sociaal economische infrastructuur binnen de MOL's.

Op welke wijze gaat zij dit geld inzetten? Is hierover overleg met het bedrijfsleven?

In het kader van de ontbinding van hulp aan MOL's heb ik in overleg met EZ NLG 100 mln. van de onder ORET/MILIEV gebonden fondsen ontbonden en overgebracht in een speciaal hiervoor opgezet MOL's Infrastructuur Fonds bij de FMO.

Dit Fonds treedt op 1 november 2001 in werking. De bijdrage lastens mijn begroting bedraagt NLG 100 mln. op jaarbasis, voorlopig voor 4 jaar. In de loop van het vierde jaar wordt het Fonds geëvalueerd. Blijkt het Fonds te voldoen, dan kan een verdere bijdrage overwogen worden.

Het Fonds moet bevorderen dat in MOL's infrastructuur tot stand komt, zoveel mogelijk beheerd en gefinancierd op een bedrijfsmatige wijze. De investeringen die uit het Fonds worden gedaan moeten private financiering katalyseren. Deze doelstelling heb ik aan de FMO meegegeven. Het is aan de FMO om te bepalen hoe dit, mede in overleg met geïnteresseerde particuliere bedrijven en investeerders, het beste kan plaatsvinden. Gegeven het per definitie ontbonden karakter van het Fonds kan daarbij geen voorkeurspositie van het Nederlandse bedrijfsleven mogelijk zijn. Ik heb aangegeven dat ik van FMO verwacht dat naast de directe investeringen door FMO lastens het Fonds, wordt gezocht naar deelname in multilaterale fondsen. Een voorbeeld van dit laatste is de ook door DFID gesteunde African Private Investment Financing Facility.

Naar boven