Noot 1 (zie blz. 5808)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister van Financiën, op vragen gesteld in de eerste termijn van de behandeling van het Jaarverslag van het Rijk en de financiële verantwoordingen.

Vraag Vendrik (GroenLinks): In het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2000 staan alleen de intensiveringen voor het jaar 2000 opgenomen. Het overzicht van de ombuigingen ontbreekt.

In het algemeen overleg met de vaste commissie voor Financiën over de financiële verantwoording van hoofdstuk IXA en IXB is aangegeven dat het kabinet qua presentatie van ombuigingen en intensiveringen in het vervolg een meer evenwichtiger presentatie zal kiezen. Naast een overzicht van de intensiveringen per cluster zullen ook de ombuigingen, indien van toepassing, zichtbaar gemaakt worden. De eerste gelegenheid zal in de Miljoenennota 2002 zijn. Overigens zal vanaf het volgende financiële jaarverslag jaarlijks in een bijlage een meerjarig, meer gedetailleerd overzicht worden opgenomen met daarin de voortgang van de intensiveringen en de ombuigingen.

Vraag Vendrik (GroenLinks): Is het mogelijk om in het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2000 een aparte paragraaf op te nemen over de extra middelen die worden ingezet voor milieudrukcompensatie?

In overleg met de minister van VROM is afgesproken dat een paragraaf over milieudrukcompensatie vanaf volgend jaar in de financiële verantwoording van het ministerie van VROM wordt opgenomen.

Vragen Hessing (VVD), Bakker (D66),Vendrik (GroenLinks): Kan de regering inzicht verschaffen in de voortgang van de in het regeerakkoord afgesproken rijksbrede taakstellingen inzake (1) personeelsreductie van 5%; (2) verbetering inkoopbeleid; (3) inhuur van externen; en (4) reductie van de administratieve lasten.

Kan inzicht worden gegeven in de stand van zaken rond de inhuur van externen. Bij regeerakkoord is door de regering een taakstelling opgelegd en de Kamer heeft geen inzicht in de vraag of deze taakstelling is gerealiseerd.

Bij regeerakkoord is een efficiencytaakstelling opgelegd aan de departementen, te realiseren door het inkoopbeleid te verbeteren. Deze efficiencytaakstelling bedroeg 1%, leverde in 2002 246 mln op en is naar rato taakstellend opgelegd aan de departementale begrotingen. Eerder is de Kamer in antwoord op Kamervraag 18 bij de Miljoenennota 2001 reeds gemeld dat de begrotingsramingen uit hoofde hiervan taakstellend structureel zijn verlaagd en dat er zich geen besparingsverliezen hebben voorgedaan. Voorts is door het kabinet in 1999 een actieplan Professioneel inkopen en aanbesteden opgesteld. Dit actieplan is er onder andere op gericht om tot een strikte naleving te komen van de Europese aanbestedingsprocedure en om meer gezamenlijk in te kopen, bijvoorbeeld door te werken met raamcontracten. De precieze invulling is verder aan de departementen gelaten.

Bij regeerakkoord is een taakstelling opgenomen ter beperking van de inhuur van externen. De maatregel met een opbrengst van 54 mln in 2002 is naar rato toegedeeld aan de departementen. Eerder is in antwoord op Kamervraag 18 bij de Miljoenennota 2001 gemeld dat de begrotingsramingen uit hoofde hiervan taakstellend structureel zijn verlaagd waarmee in budgettaire zin de ombuiging is gerealiseerd. Overigens is de beslissing over de inhuur van externen versus het zelf uitvoeren van taken door de overheid een afweging die elke keer opnieuw dient te worden gemaakt via integraal management. Daarbij dient het antwoord te worden gevonden op de vraag hoe de doelen het beste kunnen worden gerealiseerd tegen zo laag mogelijk kosten. Ook hier is de precieze invulling verder aan de departementen gelaten. Hiervoor verwijs ik naar de antwoorden op de vragen die gesteld zijn bij de verschillende departementale financiële verantwoordingen.

Bij de behandeling van de begroting van het ministerie van BZK in de Eerste Kamer op 22 november 2000 is door het lid De Boer (GroenLinks) c.s. een motie ingediend, waarin de regering wordt verzocht om als onderdeel van de beleidsverantwoording in mei 2001 een nota te presenteren waarin ingegaan onder andere antwoord zou worden gegeven van de aard, omvang en kosten van externe advisering per ministerie. De regering heeft hierop geantwoord het verstandig te achten, dat de ministers van BZK en Financiën een notitie over dit thema zullen opstellen. Deze notitie is in voorbereiding en zal tevens naar de Tweede Kamer worden verzonden. Ook de taakstellingen betreffende de arbeidsproductiviteit in de collectieve sector en de volumetaakstellingen departementen zijn ingevuld.

Vragen Hessing (VVD) en De Haan (CDA): Kan de verantwoordingsrapportage van het CTG niet worden vervroegd (zodat de verantwoording van de zorgsector beter en sneller kan)?

Gaat de regering concrete voorstellen doen om de financiële verantwoording in de zorgsector verder te verbeteren?

– Amper een half jaar geleden heeft de regering haar «plan van aanpak informatievoorziening zorgsector» aan de Kamer gestuurd. Dit plan is nu volop in uitvoering en heeft onder meer geleid tot de presentatie van het Jaarbeeld Zorg op de derde woensdag in mei, en niet zoals gebruikelijk op Prinsjesdag in september.

– Dit soort veranderingen kosten nu eenmaal tijd. Op korte termijn is een verdere versnelling niet mogelijk, zonder dat de kwaliteit in gevaar komt.

– Daarnaast zal in de stelselbrief (begin juli naar de Kamer) verder uit de doeken worden gedaan hoe het kabinet aankijkt tegen de verantwoordelijkheidsverdeling en verslaglegging in een nieuw zorgstelsel.

Vraag De Haan (CDA): Kan de minister van Financiën een reactie geven op de reactie van de minister van VWS op het rapport van de Rekenkamer over de onrechtmatigheid van miljarden uitgaven in de zorgsector?

Er is een verschil in visie tussen de minister van VWS en de Algemene Rekenkamer over de mate waarin zij verantwoordelijk is voor de ziekenfondsen. De benadering van de Rekenkamer is in lijn met haar rapport over Rechtspersoon met een wettelijke taak (RWT). De Rekenkamer hanteert in een sterke top-downbenadering waarbij een minister in wezen rechtstreeks verantwoordelijk is voor het doen en laten van een RWT. In de reactie op het AR-RWT-rapport heeft het kabinet aangegeven dat een minister niet kan worden aangesproken op het dagelijks management van op afstand geplaatst instellingen. Primair leggen de betrokken instellingen zelf verantwoording af aan belanghebbenden over de rechtmatige besteding van middelen en het financieel beheer. Goede verantwoordingen zullen de minister in staat stellen op het beleidsrelevante niveau van een sector verantwoording af te leggen aan het parlement. De verantwoordingen op het laagste niveau vormen de basis voor een goed verantwoordings- en toezichtstructuur. Toezicht heeft hierbij een complementaire en corrigerende functie. Het neemt niet de verantwoordelijkheid van de RWT over. Dit laatste klinkt echter sterk door in de benadering van de AR.

De toezichtstructuur in de sector verplichte verzekeringen, zoals deze per 1 april jl. van kracht is geworden volgt de hierboven beschreven bottom-upbenadering.

Vraag Vendrik (GroenLinks): De raming van de prijscompensatie bij V en W is bijgesteld van 3% naar 2%, waardoor extra investeringsruimte is ontstaan. De prijsontwikkeling is nu hoger, wie lost dat probleem op?

Aanvankelijk is bij de uitwerking van de RA-bereikbaarheidsimpuls ad 12 mld uit het FES, door V en W gerekend met een reservering voor prijsbijstelling van 3%. Gebruik was namelijk dat uit het FES geen prijscompensatie werd uitgekeerd, op grond waarvan V en W veiligheidshalve zelf een behoedzaam geraamde voorziening uit de impuls had gecreëerd. Nadere analyse gaf destijds evenwel aan dat de gemiddelde prijsontwikkeling in de jaren daarvoor rond de 2% lag, reden om de V en W raming neerwaarts bij te stellen. Dat leidde tot extra investeringsruimte.

Bij de vormgeving van de nieuwe impuls (met name Bereikbaarheidsoffensief Randstad, BOR), is besloten om voortaan voor alle FES-bijdragen prijsbijstelling toe te kennen. Daartoe is in het FES een voorziening opgenomen. Budgettaire problemen als gevolg van hogere prijsontwikkelingen dienen te worden bezien binnen het totaal van de FES-ramingen, waarbij bijvoorbeeld dollarkoers olieprijzen van belang zijn.

Vraag Van Dijke (ChristenUnie) en Vendrik(GroenLinks): Hoe kan het dat er onderuitputting is op duurzame energie? Wat is er gedaan met de subsidies duurzame energie? Zijn de doelstellingen bereikt?

De doelstelling voor duurzame energie voor 2000 is niet bereikt. Het beleid ten aanzien van duurzame energie wordt nu tegen het licht gehouden. In de toelichting op de EZ-begroting 2002 wordt nader ingegaan op resultaten van deze herbezinning van het duurzame energiebeleid en de te volgen strategie. De beschikbare budgetten voor duurzame energie zijn de afgelopen jaren met name verplicht door middel van (meerjarige) programmaovereenkomsten met Novem. In de praktijk blijkt dat de toezeggingen van Novem aan derden steeds later in het jaar en zelfs in het daaropvolgende jaar plaatsvinden. Oorzaak is onder andere het op het laatste moment indienen van subsidieverzoeken en de benodigde behandeltijd om tot een zorgvuldige toezegging te komen bij Novem. Een gevolg van het later toezeggen is dat de kasbetalingen op deze toezeggingen ook later in de tijd plaatsvinden dan geraamd, hetgeen een aanpassing (verschuiving naar achteren) van de kasramingen impliceert. Daarnaast is het declaratiegedrag van de subsidieontvangers moeilijk te voorspellen. De raming van de uitgaven wordt op basis van de realisatie en de meest recente verwachtingen in de loop van een jaar regelmatig aangepast. Een verlaging van de uitgavenraming in een jaar leidt – ten minste voor een deel – tot een verhoging van de betalingen in latere jaren. Overigens lopen de fiscale regelingen voor duurzame energie goed. Uit de subsidieregelingen voor duurzame energie zijn projecten ten aanzien van onderzoek, ontwikkeling en demonstratie voor verschillende duurzame-energieopties gesubsidieerd. Daarnaast is een informatiecentrum voor duurzame energie gesubsidieerd.

Vraag Van Dijke (ChristenUnie): De administratieve lasten zouden ten opzichte van 1994 met 25% dalen. Dat is niet gehaald. Hoe gaat de minister dit aanpakken?

De gecreëerde infrastructuur blijft bestaan, want er zijn geen aanwijzingen dat deze niet voldoet. Daarnaast komt er ook een interdepartementale task-force om departementen bij te staan in het realiseren van een substantiële lastenreductie

Vraag Vendrik (Groenlinks): Het Kamerlid Vendrik verzoekt om een toezegging om het onderzoek naar de topinkomens te verbreden naar de topinkomens in de publieke sector, en dan met name bij de ZBO's.

Het onderzoek van SZW naar de ontwikkeling van de topsalarissen richt zich op de partijen in de private sector. Deze zijn vertegenwoordigd in de Stichting van de Arbeid (STAR), en zijn betrokken bij het onderzoek.

Dit onderzoek kan niet ineens uitgebreid worden naar de publieke sector. De reden hiervoor ligt in de verantwoordelijkheidsverdeling:

– een onderzoek toegespitst op de beloningen in de collectieve sector is primair een verantwoordelijkheid van het ministerie van BZK;

– aanvullend hierop geldt dat niet SZW, maar BZK gaat over de instrumenten en ontwikkeling ten aanzien van het beloningsbeleid in de publieke sector.

Vraag Vendrik (GroenLinks): Het Kamerlid Vendrik heeft gevraagd om de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voortaan in het jaarverslag van SZW te laten rapporteren over de koopkrachtontwikkeling in het verslagjaar. Hij deed daarbij de suggestie om het verschil tussen de MEV bij de presentatie van de begroting en het CEP na afloop van het begrotingsjaar expliciet aandacht te geven.

De minister van SZW heeft ervoor gekozen de analyse van koopkrachtontwikkelingen in eerste instantie in de Sociale nota op te nemen, die in september wordt uitgebracht. Zo kan in een eerder stadium naar de koopkrachtontwikkeling in het verslagjaar worden gekeken dan in het voorstel van de heer Vendrik. In september ligt de koopkrachtontwikkeling van het lopende jaar immers vrijwel vast. Bovendien kan het dan ook in samenhang met het totale sociaal-economische beleid worden beschouwd.

Vraag Van Dijke (ChristenUnie): Waaraan is de stijging van het beroep op de WAO is te wijten?

Bij de stijging van het beroep op de WAO spelen onder meer de volgende factoren een rol:

– ten eerste de groei en samenstelling van de werkende beroepsbevolking. De werkgelegenheid en de verzekerde populatie voor de WAO zijn in omvang toegenomen. Wat betreft de samenstelling van de verzekerde populatie, is zowel het aandeel ouderen als het aandeel vrouwen in de beroepsbevolking gestegen. Hierdoor stijgt de gemiddelde instroomkans in de WAO;

– ten tweede zijn op de krappe arbeidsmarkt de laatste jaren mensen tot de arbeidsmarkt toegetreden met een relatief hoog uitvalrisico. Met name in sectoren als de uitzendbranche, met relatief veel nieuwe toetreders, is te zien dat het WAO-risico nu veel hoger dan gemiddeld is.

Deze factoren bieden echter geen afdoende verklaring voor de stijging van het WAO-volume. Omdat het kabinet veel waarde hecht aan dit onderwerp, heeft het kabinet – zoals u weet – de SER om advies gevraagd naar aanleiding van het rapport van de commissie-Donner.

Vraag Van Dijke (ChristenUnie): Kamerlid Van Dijke vraagt of de onderuitputting op de sector SZA samenhangt met slecht/mislukt beleid in de arbeidsmarktregelingen.

De onderuitputting op de arbeidsmarktregelingen in de sector sociale zekerheid en arbeidsmarkt hangt deels samen met de gunstige arbeidsmarktsituatie. Deze heeft een aanzuigende werking ten opzichte van de arbeidsmarktregelingen als de I/D-banen en de WIW. De uitstroom uit de regelingen is daarbij makkelijker en de belangstelling voor instroom geringer. Tevens komt dit tot uiting in een lager aantal uitkeringsgerechtigden dan mee rekening was gehouden ten tijde van het regeerakkoord.

Vraag Van Dijke (ChristenUnie): Wat is het beleid van het kabinet ten aanzien van het saldo van de sociale fondsen?

In het regeerakkoord en bij het gevoerde budgettaire beleid van het kabinet worden de belastingen en premies in samenhang bezien. Zo worden in de meevallerformule belasting- en premie-inkomsten gelijk behandeld en is de lastenverlichting van 4,5 miljard een saldo van belasting- en premiemutaties. Vanuit deze benadering wordt de premievaststelling bij de sociale fondsen en de hieruit volgende ontwikkeling van de vermogens- en exploitatiesaldi mede bezien tegen de achtergrond van het integrale lastenbeeld (belastingen en premies) en de koopkracht- en lastenontwikkeling.

De samenhangende benadering van belastingen en premies komt onder andere tot uitdrukking in de wijze waarop de uitgaven van de sociale fondsen en de premieontvangsten zijn meegenomen in de budgettaire systematiek van respectievelijk de uitgavenijklijnen en inkomstenijklatten. Ook ten aanzien van de vaststelling van het EMU-saldo worden uitgaven van de sociale fondsen en premieontvangsten hetzelfde behandeld als overige collectieve uitgaven en inkomsten.

Voor de werknemersverzekeringen geldt dat, hoewel de exploitatie- en vermogenssaldi vanuit het totaal van de collectieve sector bezien niet problematisch zijn en de overschotten geen reden op zich zijn voor lastenverlichting, het vanuit het oogpunt van de sociale fondsen in de rede ligt binnen de hierboven geschetste systematiek te bezien in hoeverre exploitatie- en vermogenssaldi in de toekomst weggewerkt kunnen worden (equivalentiegedachte). Daarbij dient trouwens te worden aangetekend dat deze overschotten voor een deel conjunctureel van aard zijn. Ook zij opgemerkt dat in 2001 een verlaging van de premies, bovenop de lastenverlichting in het kader van de introductie van het nieuwe belastingstelsel, niet verantwoord werd geacht. Ten slotte kan nog worden verwezen naar het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte. De Studiegroep beveelt aan om in de tweede helft van dit jaar een ambtelijke werkgroep een nadere analyse naar de exploitatie- en vermogenssaldi van de overschotten van de werknemersfondsen te laten opstellen.

Voor de volksverzekeringen geldt dat via de introductie van de Bijdrage in de Kosten van de Kortingen (BIKK) in 2001 reeds een bijdrage wordt geleverd aan het wegwerken van de exploitatie- en vermogenssaldi. De BIKK is in 2001 ingevoerd om de fondsen te compenseren voor de verschuiving van premieopbrengsten naar belastingopbrengsten, die optreedt als gevolg van het nieuwe belastingstelsel (zie Miljoenennota 2001, pagina 117). De omvang van de BIKK wordt hierbij structureel lager vastgesteld dan op basis van deze derving noodzakelijk zou zijn. Deze lagere BIKK komt ten laste van de exploitatiesaldi. Voorts wordt de BIKK in 2001 en 2002 eenmalig lager vastgesteld om ook de vermogensoverschotten bij de volksverzekeringen af te bouwen.

Vraag Duivesteijn (PvdA): Verzoek om het onderzoek van de commissie-Koning door te trekken naar het EFRO en het EOGFL.

De ARK heeft recent onderzoek gedaan naar structuurfondsgelden, waaronder ook EOGFL en EFRO. Bij dit onderzoek is met name geconstateerd dat de toezichtstructuur verbetering behoeft. Voor de nieuwe periode 2000-2006 zijn door EZ en LNV met de provincies hier betere afspraken over gemaakt. Van fraude zoals bij het ESF is vooralsnog geen sprake bij het EFRO en het EOGFL.

Vragen De Haan (CDA), Vendrik (GroenLinks),Duivesteijn (PvdA), Van Dijke (ChristenUnie) enBakker (D66)

Er is door de leden een aantal vragen gesteld over de ernstige tekortkomingen bij Defensie, Justitie en EZ en het bezwaaronderzoek bij het KLPD. Tevens is gevraagd wat er door het kabinet wordt gedaan om deze tekortkomingen weg te nemen.

Hoewel er verbeteringen nodig zijn bij deze departementen, moet er ook oog blijven voor de door de AR genoemde positieve ontwikkelingen bij deze departementen en met name op de reeds door deze departementen in gang gezette acties op deze punten.

a. Defensie

Ernstige tekortkomingenMaterieel beheer Koninklijke Luchtmacht Koninklijke Marechaussee

Positieve opmerkingen AR in Rapport bij FV

«De AR constateert dat Defensie in 2000 verbeteringen in het financieel beheer heeft aangebracht».

«Hieruit (uit het onderzoek van de Rekenkamer) bleek dat de Koninklijke Luchtmacht de bestaande problemen in het financieel beheer, materieelbeheer en personeelsbeheer op een goede wijze in kaart heeft gebracht. Het verbeterplan dat op basis van deze informatie is gemaakt, voldoet aan alle door de Rekenkamer gestelde criteria en vormt een goede leidraad voor de aansturing, uitvoering en monitoring van het verbeterproces. Het verbeterproces is in het jaar 2000 over het algemeen conform de planning gerealiseerd en de monitoring heeft goed gewerkt. De toezeggingen van de minister zijn grotendeels gerealiseerd.» (pagina 2)

«ter verbetering van het financieel beheer heeft de Kmar een forse inspanning geleverd om inhoud te geven aan de uit de gestelde topprioriteiten voortvloeiende verbetermaatregelen.» (pagina 18)

Acties ter verbetering

Materieel beheer: de interne controle programma's zijn aangepast, op basis van door DAD geconstateerde tekortkomingen zullen blijvend verbeterplannen worden opgesteld dan wel geactualiseerd en de implementatie zal op stelselmatige wijze worden gevolgd, materieelbeheer blijft aangemerkt als topprioriteit waardoor het automatisch wordt opgenomen in de reguliere planning & control-cyclus en hierover wordt gerapporteerd aan het politiek beraad.

Koninklijke Luchtmacht: in 2001 zijn de inspanningen verder opgevoerd en worden de gerealiseerde verbetermaatregelen in eerste instantie getoetst door de decentrale interne controleorganen; structurele toetsing van de uitvoering van de decentrale controleactiviteiten vindt plaats door middel van de inmiddels ingestelde interne controlemonitors. Vervolgens wordt de kwaliteit daarvan en van de daadwerkelijke realisatie van verbeterpunten getoetst door auditreviews. Tot slot vindt afstemming plaats in het periodiek overleg tussen het hoofd van de afdeling Beleidsevaluatie en Audits van de Koninklijke Luchtmacht en de departementale accountantsdienst.

Koninklijke Marechaussee: er wordt binnenkort een (gedetailleerd) plan van aanpak verbetering financieel beheer door de bevelhebber opgeleverd, waarin eisen zijn opgenomen van een goede aansturing, uitvoering en monitoring . In projectverband zal dit plan van aanpak worden uitgevoerd, waarbij wekelijks de voortgang wordt besproken onder leiding van de bevelhebber. Maandelijks zal de voortgangsrapportage worden besproken in de Marechausseeraad; in aansluiting op het maandelijkse monitoroverleg met de concerncontroller en de wekelijkse voortgangsbesprekingen onder leiding van de bevelhebber.

b. Justitie

Ernstige tekortkomingen

Outputsturing Stichting Reclassering Nederland (SRN) Personele uitgaven

Financieel beheer Directie Rechtspleging en Openbaar Ministerie (OM)

Positieve opmerkingen AR in Rapport bij FV

«Er zijn in 2000 vorderingen gemaakt in de verbetering van het financieel beheer op een aantal punten waarop de Rekenkamer in haar rechtmatigheidonderzoek 1999 kritiek had. Ten opzichte van vorig jaar is de naleving van de Europese aanbestedingsregelgeving verbeterd» (pagina 1) «Uit het bezwaaronderzoek naleving EAR van de Rekenkamer over 2000 blijkt dat het ministerie in 2000 conform de toezeggingen en de planning een groot aantal verbeteractiviteiten heeft gestart en uitgevoerd. Gezien de geconstateerde daling in onrechtmatigheden en onzekerheden bij de Europese aanbestedingen in 2000 hebben deze maatregelen voor het jaar 2000 tot verbeteringen geleid...».

Acties ter verbetering

Stichting Reclassering Nederland (SRN): Voor het gehele project outputsturing SRN wijkt de realisatie niet noemenswaardig af van de planning, alleen de planningen van sommige deelprojecten zijn niet geheel gehaald. Het Cliëntvolgsysteem is bijna in het gehele land ingevoerd, alhoewel het systeem nog dit jaar moet worden aangepast voor nieuwe productdefinities (ontwikkeling gereed 1 september 2001, invoering wijzigingen op 1 januari 2002). Implementatieplan outputsturing is medio mei 2001 gereed.

Personele uitgaven: Op basis van de door de accountantsdienst van Justitie uitgevoerde audits is Justitie bezig met een geïntegreerde aanpak van het beheer van personele uitgaven met voorrang voor meest urgente knelpunten. Justitie heeft in de tweede helft van 2000 forse inspanningen geleverd om tot structurele verbeteringen te komen. In de loop van 2001 zal dit tot resultaat moeten leiden. In 2001 wordt een risicoanalyse uitgevoerd voor de verbeterpunten die nog niet zijn gerealiseerd.

Rechtspleging en Openbaar Ministerie: Bij de Dienst Rechtspleging is een project uitgevoerd waarbij de verbetering van het financieel beheer op korte en lange termijn centraal staat. De kortetermijnverbetermaatregelen zullen in de tweede helft van 2001 na implementatie worden getoetst door een externe accountant. Op basis van de resultaten hiervan zullen structurele verbeterplannen worden opgesteld. De verschillende knelpunten bij het OM worden afzonderlijk aangepakt door middel van verbeterplannen, aanpassing administratieve organisatie/interne controle, auditprogramma's en de instelling van werkgroepen.

c. EZ

Ernstige tekortkomingen

Toezicht op besteding EFRO-gelden

Positieve opmerkingen AR in Rapport bij FV

«De kwaliteit van het financieel beheer ten opzichte van 1999 is gelijk gebleven».

EFRO: «De Rekenkamer is het met de minister eens dat het ministerie inmiddels voldoende mogelijkheden heeft voor controle en toezicht op de rechtmatige (en nuttige) besteding van structuurfondsmiddelen.» (namelijk door afsluiten nieuwe convenanten met provincies per 11 april 2001).

«De EVD heeft een grote stap vooruit gezet in het financieel beheer,...». (pagina 26)

Acties ter verbetering

Een belangrijke aanzet voor verbetering van het tweedelijns toezicht is door EZ gegeven in zijn beschrijving van de beheer-, controle- en toezichtmaatregelen voor de programmaperiode 2000-2006. Het komt er nu op aan door implementatie van deze maatregelen – mede gelet op bij reviews aan het licht komende aandachtspunten – te komen tot een actieve en alerte vorm van toezicht, waarbij EZ de betrokken decentrale autoriteiten zo nodig gericht aanstuurt bij de implementatie van verbetermaatregelen.

d. Bezwaaronderzoek BZK – KLPD

Kern van het bezwaar

In 2000 waren er ernstige tekortkomingen in onder andere de bestuurlijke informatievoorziening, de bezetting van de financiële functie en het onderhoud van de AO.

Wat is er gedaan:

Het KLPD heeft onlangs een «Operationeel plan 2001 van het meerjarig plan van aanpak verbetering bedrijfsvoering KLPD» opgesteld. Hierin is het plan voor de verbetering van het financieel beheer op korte termijn (task-force verbetering financieel beheer) opgenomen in relatie met de reorganisatie van de bedrijfsvoering van het KLPD en het meerjarig plan voor de verbetering van de bedrijfsvoering. Deze task-force richt zich met name op het vermijden van de financiële risico's over 2001 en het kwalitatief versterken van de financiële functie binnen het KLPD. Er is een projectorganisatie opgezet om het plan voor de verbetering van het financieel beheer uit te voeren. Het plan is aan de Algemene Rekenkamer voorgelegd. BZK en Financiën maken deel uit van een begeleidingsgroep, de zgn. Quality Assurance Groep, die het KLPD adviseert over het verbeterproces.

Naar boven