Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 21 maart 2001 over de privatisering van lokale netwerken.

De heer Crone (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Dit debat is de voortzetting van een reeks van overleggen waarin wij de besluitvorming proberen af te ronden. De PvdA-fractie heeft bij deze besluitvorming altijd een aantal uitgangspunten gehanteerd die ik nu niet hoef te herhalen. Deze uitgangspunten zijn neergeslagen in een motie die ik zo dadelijk zal voorlezen. Het gaat daarbij om de volgende punten:

  • - De netbeheerder wordt weer volledig eigendom van de overheid. Het juridisch eigendom gaat dus terug naar de overheid en wordt niet geprivatiseerd. Dit is voor ons een cruciaal basispunt.

  • - Het netbedrijf wordt een volwaardige, zelfstandige ondernemer met het eigen kapitaal, de kabels in de grond, op de eigen balans.

  • - Het bedrijf heeft volwaardig eigen personeel.

  • - Het bedrijf heeft een volstrekt onafhankelijke directie en raad van commissarissen.

  • - Het bedrijf heeft geen aanbestedingsrelatie met anderen binnen een holding. Hierdoor wordt kruissubsidie onmogelijk.

  • - Het bedrijf mag winst inhouden om te investeren.

Mevrouw de voorzitter! Het wordt dus een volwaardige netbeheerder, een volvette en geen anorexia. In de wet wordt vastgelegd dat het publieke eigendom overeind blijft, ook na 2004, als een volvette netbeheerder. Als het zo in de wet wordt geregeld, is marktwerking te overwegen en geen bezwaar. Wij stemmen er dan ook mee in dat de minister een aantal varianten daarvan onderzoekt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij het beschermen van consumenten en bedrijvenCrone publieke belangen en het garanderen van echte marktwerking en concur- rentie de energienetwerken een centrale rol spelen;

overwegende dat commerciële energiebedrijven (producenten, leveranciers en handelaren) geen enkele invloed mogen hebben op het beleid en functioneren van netwerken;

van mening dat de regering de publiekrechtelijke regelgeving dient te versterken om het netwerkbedrijf zelfstandig en onafhankelijk te positioneren zodat belangenverstrengeling wordt uitgesloten;

verzoekt de minister van Economische Zaken, wetgeving voor te bereiden gericht op afscheiding van de netwerken met de volgende uitgangspunten:

  • - de netbeheerder heeft de bedrijfsmiddelen (netten, gebouwen, enz.) op de eigen balans en heeft voldoende personeel, zodat zelfstandig kan worden geïnvesteerd en gewerkt;

  • - deze wordt afgescheiden in een volwaardige vennootschap waarbij wordt gerealiseerd dat het blote juridisch eigendom (aandelen) bij de overheid blijft of komt;

  • - de benoeming van bestuurders en commissarissen wordt zodanig geregeld dat volledige onafhankelijkheid van de eigenaar wordt gegarandeerd;

  • - in de statuten wordt vastgelegd dat bestuurders en raad van commissarissen de bevoegdheid hebben om jaarlijks een bedrag uit de winsten te reserveren voor investeringen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van haar taken, zoals onderhoud, uitbreidingen en milieu;

verzoekt de minister, aanvullend op deze voorwaarden, te rapporteren over de volgende opties (inclusief conceptbeleidsregels) ten aanzien van het economisch vruchtgebruik en de vergoeding die de aandeelhouder daarvoor kan bedingen:

  • - het juridisch eigendom en economisch vruchtgebruik blijven bij de overheid (eventueel met minderheidsparticipatie van institutionele beleggers);

  • - het juridisch eigendom blijft bij de overheid en het economisch vruchtgebruik gaat via minderheidsparticipatie naar andere private partijen (waaronder de huidige energiebedrijven). Tussen deze private participanten (en met haar verbonden bedrijven) en het netbedrijf mogen geen aanbe- stedingsrelaties bestaan ten aanzien van de kerntaken van het netbeheer;

spreekt uit dat private minderheidsparticipatie als genoemd eerst door de minister van Economische Zaken kan worden goedgekeurd per 1 januari 2002 en nadat deze rapportage en beleidsregels met de Kamer zijn besproken en dienovereenkomstig door de minister zijn vastgesteld. Na evaluatie in 2004 en bespreking van door de Tweede Kamer eventueel nader te stellen criteria en regels zal overwogen worden of met verdere privatisering kan worden ingestemd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Crone, Voûte-Droste en Van Walsem. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (27250).

De heer Crone (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Uit deze motie wordt duidelijk dat er slechts sprake kan zijn van minderheidsparticipatie in het economisch vruchtgebruik, maar dat het juridisch eigendom volstrekt bij de overheid zal blijven. Verder vraagt de motie dat op basis van een evaluatie in 2004 kan blijken dat wij het daar bij laten. Een verdere participatie in het economisch vruchtgebruik zal dan niet aan de orde zijn. Op deze manier worden de publieke belangen beschermd, de bedrijven verzelfstandigd en blijft de overheid eigenaar van het netwerkbedrijf.

De voorzitter:

Ik zal de leden een vraag laten stellen want ik heb begrepen dat er al een algemeen overleg over dit onderwerp gehouden is. De vragen mogen echter alleen de motie betreffen.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Voorzitter! Ik heb met betrekking tot de motie twee vragen. Allereerst over het eerste punt van het tweede deel van de motie. Daarin staat dat het juridisch eigendom en economisch vruchtgebruik bij de overheid blijven, eventueel met minderheidsparticipatie van institutionele beleggers. Dit lijkt mij in tegenspraak met hetgeen de heer Crone daarboven betoogt en roept twijfel op over de vraag of het juridisch eigendom onderdeel kan zijn van hetgeen tussen haakjes volgt.

De heer Crone (PvdA):

Ik denk dat de heer Van Dijke een goed punt noemt. Het juridisch eigendom blijft voor 100% bij de overheid, maar het economisch vruchtgebruik kan ofwel voor 100% bij de overheid blijven ofwel gedeeld worden met institutionele beleggers. Het juridisch eigendom blijft dus voor 100% bij de overheid, net als in het tweede punt van het tweede deel.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Er kan slechts sprake zijn van verhuur of anderszins. Het eigendom blijft echter bij de overheid.

De heer Crone (PvdA):

Ja. Participatie in het economisch vruchtgebruik kan plaatsvinden door middel van een soort lease- of verhuurconstructie. Dat is niet letterlijk van toepassing, dus mag het niet op die manier gezegd worden. De auto blijft van de eigenaar en degene die de auto least, rijdt erin. Als hij het slecht doet, dan kunnen wij hem er zo uitgooien.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Mijn tweede vraag betreft de laatste regel van het dictum: "Na evaluatie in 2004_". Als de heer Crone vertrouwen heeft in de gekozen constructie, waarom heeft hij die regel dan nodig? Als een en ander later niet goed blijkt te functioneren, kan hij het onderwerp alsnog op de agenda zetten. Daarvoor hoeft deze regel niet te worden opgenomen in het dictum.

De heer Crone (PvdA):

Aan de ene kant is dat natuurlijk waar, maar aan de andere kant wil men vanuit de sector weten waar men aan toe is. Men wil weten of er later over meer gesproken kan worden, als nu reeds onder strikte randvoorwaarden een zekere minderheidsparticipatie wordt toegestaan. Ik heb met de mede-indieners alleen maar willen uitdrukken dat wij die discussie open zullen voeren. Wij zien dan wel op welke manier een en ander geëvolueerd is.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Zelfs als je het oogmerk van de indieners deelt en zekerheid wilt geven aan de sector, dan moet je dit niet doen. Op deze manier wordt er gezegd: wij doen het nu zo, maar in 2004 kan het weer helemaal anders.

De heer Crone (PvdA):

Dan zeg ik het anders. Wij willen niet de verwachting wekken dat dit zonder meer het begin is van meerderheidsprivatisering. Wij waarschuwen de sector, voor 2004 nergens op te rekenen. Sterker nog, als de sector zijn best doet, zodat iedereen vertrouwen krijgt in marktwerking, kan de sector bij wijze van beloning voor het vruchtgebruik misschien een meerderheidsparticipatie verkrijgen. Het juridisch eigendom wordt echter niet geprivatiseerd.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Ook niet na 2004?

De heer Crone (PvdA):

Ook niet na 2004.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Waarom nu al de deur openen naar meerderheidsprivatisering na 2004? Hoe denkt de heer Crone op dat moment in een evaluatie zodanig zicht te krijgen op de gevolgen, dat hij een dergelijk besluit kan nemen? Ik begrijp verder uit de motie dat hij in 2002 al toestemming wil geven voor minderheidsprivatisering, maar dat de wetgeving waarin alle voorwaarden geregeld moeten worden, nog niet rond is.

De heer Crone (PvdA):

In ieder geval is er in 2004 een evaluatie voorzien. Dat hadden wij al afgesproken. Het is goed om de sector te laten weten dat er op dat moment niet automatisch geprivatiseerd of niet-geprivatiseerd wordt, maar dat er dan een open debat gevoerd zal worden. Als er niets wordt opgeschreven, kan de sector bepaalde verwachtingen koesteren. Als in de wet staat dat privatisering niet is uitgesloten, kan de sector er wellicht van uitgaan dat het op een zeker moment wel zal plaatsvinden. Gelet op de geschiedenis van de laatste twee jaar is het verstandig om de sector te laten weten dat er na 2004 niets vaststaat.

De datum van 1 januari 2002 wordt genoemd omdat op die manier niemand kan verwachten dat er voor die tijd, voor de beleidsregels zijn vastgesteld, wat gebeurt. De beleidsregels, gebaseerd op de rapportage van de minister, zullen net zo hard zijn als de wetgeving, die technisch niet zo snel rond zal zijn. Ik heb daar vertrouwen in omdat de minister toestemming moet geven. Zij kan zichzelf aan haar eigen beleidsregels binden. Het opstellen van willekeurige beleidsregels om andere partijen aan te binden, zou te zwak zijn, maar dat is ook niet aan de orde omdat de minister toestemming moet geven.

De heer Van den Akker (CDA):

Daar komt nu juist het warrige tevoorschijn.

De voorzitter:

Uw eigen mening hoor ik graag in uw eigen bijdrage. Ik verzoek u alleen vragen te stellen over de motie.

De heer Van den Akker (CDA):

In het eerste deel van het laatste dictum staat: "spreekt uit dat private minderheidsparticipatie zoals genoemd eerst door de minister van Economische Zaken kan worden goedgekeurd per 1 januari 2002 en nadat deze rapportage en beleidsregels met de Kamer zijn besproken en dienovereenkomstig door de minister zijn vastgesteld". Als DTE niet is uitgebreid qua personeel en handhavingsbeleid, als van marktwerking nog niet echt sprake is per 1 januari 2002 jaar en als er ook geen scheiding heeft plaatsgevonden, kan de minister dan goedkeuring geven aan die privatisering? Ik hoor hierop graag een duidelijk ja of nee. Het is zo warrig.

De heer Crone (PvdA):

Wij zullen straks een motie krijgen over versterking van DTE. Per 1 januari kan al een hoop zijn gerealiseerd. Wij zullen dat toetsen.

De heer Van den Akker (CDA):

Ook in de praktijk.

De heer Crone (PvdA):

Exact. De bedrijven moeten qua kwaliteit snel groeien met de markt. Ik denk dat het snel kan. De beleidsregels zullen er moeten zijn. Daarin staat onder meer dat de afsplitsing compleet moet zijn. De bedrijven kunnen dan alleen maar toestemming krijgen als de minister en DTE hebben getoetst of de afsplitsing van de netbedrijven voldoende is. De bedrijven zitten nu zelf met de bewijslast dat zij aan deze eisen voldoen. Als zij aan die bewijslast voldoen kan de minister ja zeggen, want dan zal het aan de beleidsregels worden getoetst. Aan die helderheid ontbrak het.

De heer Van den Akker (CDA):

U zegt in de motie dat sprake moet zijn van een goede marktwerking. Stel, dat de marktwerking absoluut nog niet functioneert, dat er aan het einde van het jaar nog geen buitenlandse concurrentie is en dat daardoor de prijzen in Nederland niet onder druk komen te staan en dus de gebruikers er geen voordeel van hebben. Mag de minister dan toch privatiseren?

De heer Crone (PvdA):

Wij zullen toetsen of het proces van veiling en importcapaciteit...

De heer Van den Akker (CDA):

Zegt u nu ja of nee. Mag de minister dan privatiseren of niet? Het is alleen maar ja of nee.

De heer Crone (PvdA):

Ik bepaal zelf of ik ja of nee zeg. Als de minister constateert dat de marktwerking op gang is gekomen en dat de veilingen leiden tot een open transparante importcapaciteit met een daarbij behorende prijs, dan kan de minister zeggen dat het werkt. Wordt het een chaos met die veilingen, dan zal de minister als eerste zeggen: nu moet ik eens achter mijn oor krabben.

De heer De Wit (SP):

De minister heeft bij het laatste overleg...

De voorzitter:

Nee, alleen over de motie.

De heer De Wit (SP):

De minister heeft dringend gevraagd om nu toestemming te geven voor verkoop van een aantal bedrijven. Houdt de motie in dat u dat nog niet wilt doen en dat u eerst een aantal maatregelen wilt nemen?

De heer Crone (PvdA):

Precies. De bedrijven moeten eerst een ontbundeling van netwerken organiseren. Vervolgens moeten zij de aandelen van het netwerkbedrijf teruggeven aan de overheid. Na de regels en de bespreking hierover met de Kamer kan er pas sprake van zijn. Daarom is het goed om een datum te noemen. Anders denken ze dat ze binnen enkele maanden een recht hebben.

De heer De Wit (SP):

De VVD en D66 hebben de motie ondertekend. Dat betekent dat alle coalitiepartijen het daarover eens zijn? Er kan op dit moment nog niet worden verkocht.

De heer Crone (PvdA):

Dat is evident de conclusie van de motie.

De her De Wit (SP):

Mag ik dan nog wat vragen over de inhoud van de motie?

De voorzitter:

Heel kort. Het overleg moet niet worden overgedaan.

De heer De Wit (SP):

De motie beslaat een A4'tje. Dat is veel. De vraag rijst wat wij besluiten als wij voor of tegen stemmen.

De voorzitter:

Wat u zelf vindt, mag u in uw eigen bijdrage vertellen.

De heer De Wit (SP):

Werpt u niet een enorm rookgordijn op door een scheiding te maken tussen de juridische eigendom en de economische eigendom? Garandeert de economische eigendom dat er absoluut geen monopoliegedrag kan ontstaan? Alle bezwaren die u in de AO's tegen de privatisering naar voren hebt gebracht...

De heer Crone (PvdA):

Ik heb nooit gezegd dat ik tegen privatisering ben. Het mag pas als de publieke belangen beschermd zijn. Dat is thans het geval, want het publieke belang zit vooral in het netwerk. Dat wordt apart gezet, volwaardig met eigen geld en eigen mensen. Het wordt eigendom van ons. Wij zijn de juridische eigenaar. Mocht sprake zijn van misbruik, ondanks toezicht en allerlei andere regelingen, dan gooien wij die netbeheerder eraf. Dan zijn wij niet meer in een afhankelijkheidsrelatie. Wij zijn de eigenaar. Vergelijk het met de lease-auto. Iemand die een lease-auto misbruikt, wordt er door het verhurende bedrijf van afgehaald. Een ander kan dan meteen met die auto gaan rijden. Iedere vergelijking gaat mank, maar vooruit.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter! Eurocommissaris Bolkestein sprak vorig jaar over de poolwind die opgestoken was tegen liberalisering. Hij had het toen over Europa. Vorige maand en ook zeer onlangs werden wij opgeschrikt door de gevolgen van liberalisering in Californië. Op de Europese top in Stockholm is de nodige terughoudendheid met name van de kant van Frankrijk getoond als het gaat om de privatisering van regionale bedrijven. Kortom, er is op dit front de nodige beweging.

De SP-fractie heeft tot nu toe steeds op grond van een aantal argumenten het standpunt ingenomen dat geen privatisering dient plaats te vinden. Ik heb een en ander verwerkt in een motie die ik nu wil voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de liberalisering van de stroomvoorziening het gevaar met zich meebrengt dat er onvoldoende onderhoud zal worden gepleegd aan de netwerken;

overwegende dat de scheiding tussen netbeheer en neteigenaar onvoldoende is om te verzekeren dat geen misbruik wordt gemaakt van het monopolie op het net;

overwegende dat de liberalisering van de productiebedrijven leidt tot een kleinere overcapaciteit en daarmee tot een groter gevaar voor stroomtekorten;

overwegende dat liberalisering heeft geleid tot een hogere import van bruinkool- en kernenergiestroom en tot het sluiten van milieuvriendelijke energiecentrales in Nederland;

voorts overwegende dat de energievoorziening een publieke voorziening is die te belangrijk is om aan de markt over te laten;

verzoekt de regering, niet over te gaan tot de privatisering van regionale energiebedrijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (27250).

De heer De Wit (SP):

Voorzitter! Uit de motie blijkt duidelijk het standpunt van de SP-fractie met betrekking tot de voorgestelde privatisering. Wij vinden dat de energievoorziening een publiek belang is dat niet uit handen mag worden gegeven. De constructie die verwoord is in de motie die de heer Crone heeft voorgesteld, biedt wat ons betreft niet de garantie dat het niet fout loopt.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Voorzitter! De VVD zet bij liberalisering en privatisering van de energiesector het belang van de consument centraal. Daarbij zijn drie zaken voor ons essentieel:

1. De extra waarborgen van het publieke belang moeten in wetgeving meer democratisch worden vastgesteld.

2. De mogelijkheid om eerst minderheidsprivatisering en bij echte marktwerking meerderheidsprivatisering tot stand te brengen is van essentieel belang.

3. Op die manier creëert men een win-winsituatie voor de mensen in Nederland, dat wil zeggen een goede prijs/kwaliteitsverhouding en keuzevrijheid in de diensten, alsmede innovatie. Bovenal geldt: het licht blijft branden.

Het kale juridische eigendom van het net blijft om niet bij de overheid. Het economisch vruchtgebruik, het economisch belang blijft bij de bedrijven. Daarmee kan dan minderheidsprivatisering plaatsvinden. Ik verzoek de minister daarop haar visie te geven.

Teneinde de echte marktwerking volgens de spelregels van de wet te laten plaatsvinden, dien ik een motie in ter versterking van de toezichthouder (DTE) als een echte waakhond van de democratische spelregels op de markt.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Doordat u de motie van de heer Crone mede heeft ondertekend, is uw positie veranderd ten opzichte van de positie die u innam in de afgelopen tijd. Als voorwaarde voor marktwerking dat het licht bleef branden en dergelijke vond u het nodig dat de netten in private handen kwamen...

De voorzitter:

En de vraag is?

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Wat is er veranderd – is bij u het licht gaan branden – dat nu het net in overheidshanden blijft, terwijl u toch de door u geroemde marktwerking als punt kunt opvoeren?

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Het gaat erom dat het kale juridische eigendom van het net om niet bij de overheid blijft. Het economisch vruchtgebruik van het net blijft echter bij het energiebedrijf, de holding. Dat nu kan worden geprivatiseerd, óf de overheid kan beslissen om het te houden. Dat staat in de motie die de fractie van de VVD heeft ondertekend. Interessant is dat de wet nu aangeeft dat de netbeheerder bij wandrag van zijn functie kan worden ontheven. De minister van EZ kan dan een nieuwe netbeheerder aanwijzen. Het probleem was dat in dat geval het net zou moeten worden onteigend. Dat is juridisch lastig. Nu het net als kaal juridisch eigendom om niet bij de overheid berust, kan men de netbeheerder bij wanbeheer gemakkelijker vervangen door een andere netbeheerder.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Deze redenering klinkt heel plausibel maar zij is anders dan de redenering die u tot nu toe verkondigde. Wij merken dat nu ook bij uw fractie ten aanzien van het blote juridische eigendom van het net het licht is aangegaan. Daar kunnen wij slechts blij om zijn.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Voorzitter! Als reactie hierop...

De voorzitter:

Het gaat om een eigen mening van de heer Van Dijke.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Dat begrijp ik, maar wellicht is hij bereid om mijn motie mede te ondertekenen. Dat zou buitengewoon welkom zijn, omdat die motie voorziet in de juiste oplossing, gericht op een win-winsituatie voor de mensen in Nederland.

De heer Van den Akker (CDA):

Voorzitter! Mevrouw Voûte heeft tijdens het overleg van de afgelopen maanden steeds benadrukt dat er al sprake was van voldoende marktwerking en dat daarom de distributiebedrijven waar de netwerken in zitten, zouden kunnen worden geprivatiseerd. Dat is een standpunt dat zij steeds heeft ingenomen.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Voorzitter! Mag ik dat corrigeren? Ik heb gezegd dat de grote energiebedrijven gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om keuzen te doen. Voor die grote bedrijven is er een vorm van marktwerking; voor het MKB en de consumenten geldt dat niet.

De voorzitter:

Mijnheer Van den Akker, wat is de vraag die u mevrouw Voûte wil voorleggen?

De heer Van den Akker (CDA):

Ik wil toch even zeggen dat de markt vrij is sinds 1 januari van het vorige jaar...

De voorzitter:

Neen, mijnheer Van den Akker! Ik houd er nu echt mee op. Ik probeer u allemaal nog eens uit te leggen wat de behandeling van een verslag van een AO inhoudt, maar dat wilt u kennelijk niet. Als u uitvoeriger wenst te discussiëren, moet u een vervolg-AO of een nieuw AO aanvragen, maar u kunt niet op deze wijze het al gevoerde debat overdoen. Eigen meningen kunnen woordvoerders in hun eigen bijdrage naar voren brengen.

De heer Van den Akker (CDA):

Maar, voorzitter, hier is echt sprake van een heel nieuwe situatie.

De voorzitter:

Dan had u een extra procedurevergadering moeten aanvragen. Dat heb ik al vaker uitgelegd. In dat geval moet u om een nieuw debat vragen. Het kan niet nu bij de behandeling van een verslag van een AO.

De heer Van den Akker (CDA):

Mijn vraag is heel kort. De waarde van de distributiebedrijven zit in de netten. Als die netten het juridisch eigendom blijven van provincies en gemeenten, hoe kan men dan die waarde te gelde maken als er buitenlandse investeringen moeten worden gedaan, wat die bedrijven graag willen?

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Het economisch vruchtgebruik, dus datgene wat de economische waarde en het belang van het net is, zit in het energiebedrijf, in de holding. Dat kan dus ook te gelde worden gemaakt als aandelenbezit voor de aandeelhouders, c.q. provincies en gemeenten. Daarmee is alles gewaarborgd wat wij graag willen, zowel het belang van juridisch onderbrengen van het net bij de overheid als het economisch vruchtgebruik voor de bedrijven.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

In de motie wordt gesproken over de opties A en B. Zegt u nu al dat het economisch vruchtgebruik sowieso moet worden geprivatiseerd? Moet dat bij de bedrijven blijven en vervreemd kunnen worden? Wat de evaluatie in 2004 betreft vraag ik mij af wat die naar uw mening dient in te houden. Is het dan nog mogelijk om die meerderheidsprivatisering stop te zetten?

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Provincies en gemeenten kunnen, als aandeelhouders van de regionale bedrijven, kiezen. Ze kunnen het in handen houden maar ook kiezen voor een minderheidsprivatisering onder de voorwaarden zoals ze nu zijn geformuleerd. Of in 2004 tot meerderheidsprivatisering kan worden overgegaan, hangt ervan af of er een goede marktwerking plaatsvindt. Het gaat om de vraag of men in Nederland kan kiezen voor ten minste twee aanbieders. Als dat niet het geval is, is er sprake van een monopoliepositie. Verder gaat het om de vraag of uit de evaluatie blijkt dat er voldoende capaciteit op de netten is. Tot slot gaat het om de vraag of de netbeheerder zich goed gedraagt, dus klantgericht is.

Voorzitter! Ik dien de volgende motie in over de versterking van de marktwerking door de toezichthouder, de DTE, als echte waakhond.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een krachtige toezichthouder noodzakelijk is voor goede marktwerking;

constaterende dat de regering alle middelen dient in te zetten opdat goede marktwerking zo snel mogelijk tot stand komt teneinde afnemers (bedrijven en consumenten) te laten profiteren van de beste prijs-kwaliteitsverhouding en keuzevrijheid;Voûte-Droste

verzoekt de Dienst uitvoering en toezicht energie (DTE) als toezichthouder kwalitatief en kwantitatief op korte termijn substantieel te versterken en hierover de Tweede Kamer jaarlijks te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voûte-Droste, Crone en Van Walsem. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40 (27250).

De heer Van den Akker (CDA):

Voorzitter! Wij hebben drie maanden over dit onderwerp overleg gevoerd, maar de situatie is niet verhelderd door de motie-Voûte-Droste c.s. Ik wil vier moties indienen en de eerste motie heeft alles met het proces van liberalisering te maken.

De voorzitter:

En haalt u dat binnen twee minuten?

De heer Van den Akker (CDA):

Ik hoop het.

De voorzitter:

Dat zal dan wel moeten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het beleid "eerst liberaliseren en dan pas privatiseren" door de regering is verlaten op 7 december 2000 en dat sindsdien door de regering wordt gesteld dat privatisering en liberalisering tegelijkertijd kunnen plaatsvinden;

constaterende dat:

  • - van echte marktwerking en concurrentie nog geen sprake is door het ontbreken van voldoende buitenlandse concurrentie;

  • - het hoogspanningsnet voor elektriciteit en het hogedrukleidingnet voor gas nog niet voor 100% in overheidshanden zijn overgegaan;

  • - het onafhankelijk functioneren van netwerkbedrijven binnen de energiedistributiebedrijven nog niet is aangetoond en de regelgeving onvoldoende waarborgen bevat voor het goed en onafhankelijk doen functioneren van de energienetwerken, in het bijzonder in relatie tot eigenaren;

  • - het toezicht door de onafhankelijke toezichthouder, de DTE, qua personeel, bevoegdheden en handhavingsbeleid nog niet op orde is;

spreekt uit dat zolang niet aan bovengenoemde voorwaarden is voldaan, de minister van Economische Zaken geen goedkeuring mag verlenen aan het volledig of gedeeltelijk privatiseren van energiebedrijven die eigenaar zijn van netwerken alsmede van de netwerken zelf,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie wordt voorgesteld door het lid Van den Akker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41 (27250).

De heer Van den Akker (CDA):

Voorzitter! Een tweede motie heeft betrekking op de landelijke netbeheerder.

De voorzitter:

Ik zou deze tussenzin maar weglaten. U bent al aan uw twee minuten spreektijd en u wilt nog drie moties indienen, terwijl u niet eens ingetekend had voor dit debat. Dit moet mij wel even van het hart.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de leveringszekerheid van elektriciteit te allen tijde gegarandeerd dient te zijn;

voorts overwegende dat TenneT als landelijke netbeheerder via de Elektriciteitswet onder meer tot taak heeft, deze leveringszekerheid en een betrouwbare energievoorziening te waarborgen;

verzoekt de regering, een wettelijke regeling te treffen opdat TenneT over voldoende informatie kan beschikken voor de uitvoering van de aan haar opgedragen wettelijke taak met betrekking tot de waarborging van leveringszekerheid en een betrouwbare energievoorziening,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Akker, Crone, M.B. Vos, Van Walsem en Van Dijke.

Zij krijgt nr. 42 (27250).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de wetgever in artikel 93 van de Elektriciteitswet 1998 heeft bepaald dat de minister goedkeuring moet verlenen aan financieringsconstructies van netwerken, waaronder leaseconstructies, teneinde te voorkomen dat het onafhankelijke netbeheer wordt beïnvloed als gevolg van zekerheidsstelling ter nakoming van de financieringsverplichtingen;

spreekt uit dat voor alle nieuw af te sluiten financieringsconstructies vooraf de schriftelijke goedkeuring van de minister is vereist, teneinde zeker te stellen dat bij het geven van zekerheden ter nakoming van de financieringsverplichtingen het onafhankelijke netbeheer niet in gevaar komt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Akker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43 (27250).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de wetgever in artikel 93 van de Elektriciteitswet 1998 heeft bepaald dat de minister goedkeuring moet geven aan financieringsconstructies van netwerken, waaronder leaseconstructies, teneinde te voorkomen dat het onafhankelijk netbeheer wordt beïnvloed als gevolg van zekerheidsstellingen ter nakoming van de financiële verplichtingen;

constaterende dat de sinds de inwerkingtreding van de Elektriciteitswet 1998 afgestoten leasecontracten niet door de minister zijn goedgekeurd en zelfs nooit zijn ingezien ter beoordeling van het onafhankelijk netbeheer;Van den Akker

verzoekt de regering, de sinds de inwerkingtreding van de Elektriciteitswet 1998 afgestoten leasecontracten alsnog grondig te laten controleren teneinde vast te stellen of en, zo ja, in welke mate, door de gegeven zekerheden inbreuk wordt c.q. kan worden gemaakt op het onafhankelijk netbeheer en dit aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Akker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (27250).

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! GroenLinks heeft grote moeite met de weg die de minister inslaat bij de privatisering van de netwerken voor de energievoorziening. Wij vinden dat die netwerken van cruciaal belang zijn om het publieke belang te waarborgen. Wij zeggen ook dat netwerken an sich, naar hun aard monopolist zijn. Wanneer je die privatiseert, ontstaan er private monopolisten. Wij hebben gezegd dat je netwerken niet zou moeten privatiseren. Wij hebben dan ook grote problemen met de weg die de minister inslaat. Daarbij geldt ook dat als je ze eenmaal verkocht hebt, je die netwerken dus ook kwijt bent. Dat is een onomkeerbare situatie. Als er dan dingen misgaan, is dat niet meer terug te draaien.

Voor ons ligt de motie die door de paarse coalitie in een gezamenlijk compromis wordt voorgelegd. Eerlijk gezegd vinden wij het een onduidelijke motie. Het lijkt erop dat de heer Crone erin geslaagd is een soort van liberaliseringsspaghetti voor ons neer te leggen, waarvan wij nog maar moeten afwachten hoe wij deze kluwen gaan ontwarren en wat dit uiteindelijk in de praktijk zal betekenen voor het voldoende onafhankelijk en voldoende toezicht houden op die netwerken. Het is volstrekt onduidelijk waar wij heen gaan. Dat kan ook niet anders, want anders was deze paarse coalitie natuurlijk niet tot een compromis gekomen. Als wij aan het debat terugdenken, lagen de standpunten van de heer Crone van de PvdA en mevrouw Voûte van de VVD ook volstrekt uit elkaar. Dat zij tot elkaar zijn gekomen, mag een wonder heten. Ik vind het geen helder wonder en geen wonder waar wij heel erg veel van kunnen verwachten. Kortom, dit compromis waarborgt onvoldoende het publieke belang. Het leidt ook niet tot een heldere marktwerking. Er wordt vooruitgelopen op volledige privatisering na een evaluatie in het jaar 2004. Wij zijn daar volstrekt op tegen. Ook is onduidelijk wat er na januari 2002 moet gebeuren, wat er dan moet zijn aan wet- en regelgeving. Wij zullen in elk geval deze motie niet steunen. Wij zijn tegen de inzet op privatisering van de netwerken.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Mevrouw de voorzitter! Ik ben verheugd dat wij vandaag een afrondend debat kunnen hebben over de privatisering van energiebedrijven. Dat is ook nodig, want het lijkt mij verstandig dat wij proberen enige helderheid te verschaffen. Wij hebben de afgelopen tijd inderdaad zeer frequent met elkaar van gedachten gewisseld over de voorwaarden waaronder privatisering mogelijk zou kunnen zijn. In die discussie is het voor mij altijd van belang geweest, dat in een Europese geliberaliseerde markt ook Nederlandse energiebedrijven de mogelijkheid moeten hebben om de concurrentieslag te kunnen aangaan.

In de inhoudelijke discussie met de Kamer heeft met name de onafhankelijke positionering van het netwerk voortdurend centraal gestaan. Ik heb overigens ook steeds het belang daarvan onderschreven door heel serieus naar de vragen te luisteren en te proberen daarop een adequaat antwoord te geven. Ik heb op dat punt al een aantal extra randvoorwaarden en waarborgen toegezegd, te weten de netbeheerdersverklaring die partijen moeten meesturen met het privatiseringsverzoek, de toetsing door DTE op het punt van het onafhankelijkheid van het netbeheer alvorens ik instemming verleen met de privatisering en de toezegging dat DTE meer structureel aandacht zal besteden aan de onafhankelijke positionering van de netwerken. Ik heb de Kamer ook toegezegd, niet te zullen aarzelen om de DTE verder uit te breiden als dat nodig is. Ik kom er dadelijk nog even op terug. In het debat met de Kamer heb ik ook voortdurend aangegeven dat ik bereid ben, de regelgeving aan te passen, waar dat nodig is, om extra waarborgen te scheppen voor een onafhankelijke positionering van de netwerken. Immers, niet het aandeelhouderschap van energiebedrijven, maar goede en gedegen regelgeving is voor mij de aangewezen weg om publieke belangen te borgen. Bij die regelgeving hoort natuurlijk het toezicht op dat punt.

Ik kijk nu even naar de moties. Ik ben wat verbaasd over de opmerking van mevrouw Vos. Zij zei: onvoldoende helder. Als ik het goed lees – mijn interpretatie is volgens mij conform datgene wat ik net gezegd heb – moet ik zeggen dat ik de motie redelijk helder vind. Ik vind het wel interessant dat er in deze Kamer in elk geval een poging gedaan is – ik haal de uitspraken van de heer Melkert en van mijzelf maar even aan – "nee, tenzij" en "ja, mits" bij elkaar te brengen. Ik heb steeds gezegd dat ik vermoed dat wij daar met elkaar heel goed uit moeten kunnen komen. Wij hebben het immers over hetzelfde onderwerp. De een gaat uit van het standpunt: "nee, tenzij het goed geregeld kan worden". De ander zegt: "ja, mits het goed geregeld kan worden". Dat kan nooit leiden tot grote meningsverschillen. Daar moeten wij dus uit kunnen komen.

Ik kom bij de motie van de heer Crone, mevrouw Voûte en de heer Van Walsem over de aanscherping van de regelgeving. Aan de ene kant is de motie zeer vergaand te noemen, zeker waar het de aanpassing in de wetgeving betreft en de gevolgen voor de bedrijven. Anderzijds passen, als ik de motie goed lees, de voorgestelde aanpassingen wel degelijk binnen de structuur en de gedachte van de wet. Ik begrijp de strekking van de motie zo dat de activa van het netbedrijf op de balans van de netbeheerder komen en dat het blote juridische eigendom in handen blijft van de huidige publieke eigenaren. Vervolgens hebben die publieke eigenaren de vrijheid om zelf het economisch vruchtgebruik te behouden. Dat is altijd hun vrijheid geweest. Ik heb nooit voorgeschreven dat iemand moet privatiseren. Mevrouw Vos probeert mij dat wel in de mond te leggen, maar ik vind dat aandeelhouders zelf beslissingen moeten nemen en ook zelf de zaken moeten overwegen. Het zou heel goed zijn als zij dat een beetje bewust deden. Men mag het houden, maar men mag het ook verkopen aan private partijen of het laten zitten in het eigen bedrijf en dat daarna voor een deel geprivatiseerd wordt. Het laatste dient wel zodanig te geschieden dat in geval van slecht functioneren van het netbeheer, snel en adequaat kan worden ingegrepen. Dat wil zeggen: alleen in het geval waarin een nieuwe netbeheerder wordt aangewezen, gaat het geheel weer terug naar de publieke aandeelhouder. Wat dat betreft lijkt het erg op de Schiphol-constructie: "bij gebleken grove nalatigheid" of een dergelijke terminologie. Waar dat nog niet zo voor zichzelf sprak, beslissen gemeenten en provincies zelf wat zij willen met het netbeheer. Ook wat de verkoop van de eigen aandelen betreft heeft iedere gemeente individuele vrijheid om te beslissen. Dat hebben die gemeenten nu ook en dat basisrecht wordt hun niet ontnomen. Ik denk dan ook dat onder omstandigheden, als men keuzes maakt, beursgang mogelijk is. Wel vind ik het jammer – dat is ook het enige wat ik er jammer aan vind – dat de indieners de bedrijven nog geen definitieve duidelijkheid bieden over de vraag of en, zo ja, wanneer en onder welke condities meerderheidsprivatiseringen mogelijk zijn. Ik heb toch wel met enig optimisme naar de heer Crone geluisterd, want hij zei: het is nu aan hen om te bewijzen dat zij het waard zijn. Dat ben ik met hem eens. Er is op dit moment sprake van een open debat. Ik had liever gezien dat er wat meer duidelijkheid over bestond; maar goed, het is niet anders.

De heer Crone (PvdA):

Ik stipuleer nog even dat het wat de privatisering betreft een open debat in 2004 is, maar niet voor het juridische blote eigendom, want dat blijft altijd bij de overheid.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Wij kiezen ervoor, het blote juridische eigendom bij de overheid te laten. Maar over meerderheidsprivatiseringen van de gehele bedrijven c.q. van het economisch vruchtgebruik van het net willen de indieners een open debat voeren. Dat is op zichzelf al gunstig. De indieners zeggen niet: nu niet en nooit niet. Wat de heer Crone zei, is op zichzelf terecht; laat men nu aantonen dat men het verdient, om het zo maar eens te zeggen. En nogmaals, ik vind het jammer dat wij niet een ietsje positiever insteek kunnen geven. Maar dat zullen de indieners mij niet kwalijk nemen.

Ik vind het van groot belang, te benadrukken dat, als wij het met elkaar eens zijn over de inhoud van de beleidsregels, er niet meer gewacht behoeft te worden tot de hele wetgeving afgerond is, alvorens ik instemming kan verlenen met minderheidsprivatisering. Ik heb goed begrepen dat de indieners denken dat het vanaf 1 januari 2002 mogelijk zal moeten zijn. Ik ben het daarmee eens. Het zal overigens wel zo zijn dat de bedrijven, als zij al zoiets willen, nog wel enige tijd nodig zullen hebben om hun regelgeving aan te passen, laat staan de huidige aandeelhouders. Ik streef ernaar om uiterlijk eind mei de conceptbeleidsregels aan de Kamer toe te zenden en ik hoop dan dat we vóór het zomerreces de discussie daarover kunnen voeren.

De heer Van den Akker (CDA):

De heer Crone heeft heel duidelijk uitgesproken dat noch vóór de datum van 1 januari 2002, noch daarna kan worden geprivatiseerd, als u niet aan de duidelijke voorwaarde hebt voldaan van een goed werkende DTE, een goede marktwerking, een onafhankelijk netbeheer waar ook de scheiding goed heeft plaatsgevonden, en dergelijke. U interpreteert nu de woorden van de heer Crone toch iets anders; ik zou daar graag duidelijkheid over willen hebben.

Minister Jorritsma-Lebbink:

U probeert altijd alles door elkaar te husselen. Ik kan het wel blijven uitleggen dat de complete marktwerking er pas is op het moment dat ook de consumentenmarkt geliberaliseerd is. De eerste marktwerking is nu voor de grootverbruikers. Mijn indruk is overigens dat dit redelijk verloopt, voorzover het past binnen het overgangsregime. We moeten ons goed realiseren dat in het overgangsregime een aantal beperkingen zitten; dat is vervelend genoeg. Ik wilde dat we helemaal geen beperking hadden, maar ik heb altijd geleerd dat je je ook aan oude verplichtingen moet houden. Ik weet dat u dat graag vergeet, maar dat doe ik toevallig niet. Daar is overigens een meerderheid in de Kamer het met mij over eens.

De heer Van den Akker (CDA):

Het is niet voor niets dat "Brussel" een onderzoek is gestart. Het is niet voor niets dat het hele bedrijfsleven...

De voorzitter:

Ik mag toch hopen dat dit in het overleg aan de orde is geweest?

De heer Van den Akker (CDA):

De minister mag het wel zeggen en ik niet?

De voorzitter:

Ja, want de minister mag nu antwoord geven op het finale debat dat nu hier een eind vindt, zo denken we.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik heb toen ook gemeld dat Brussel altijd een onderzoek moet doen, als er een klacht komt. Zo werkt dat nu eenmaal. Dan kan Brussel niet zeggen: het is jammer, ik heb een klacht gekregen, maar ik heb geen zin in een onderzoek. Men moet een klacht onderzoeken en dat gebeurt op dit moment; dat is terecht. Overigens weet u ook wat ik over de Brusselse goedkeuring heb gezegd. Daar heb ik het nodige over gezegd, zij het niet op uw instigatie.

Voorzitter! Ik constateer dat de motie ingrijpend is en vérgaand, niet in de laatste plaats voor de bedrijven en voor de huidige aandeelhouders, maar zij reflecteert de discussie die wij met elkaar hebben gehad. Ik zal dan ook de motie uitvoeren. Ik denk dat deze daarmee een combinatie van twee dingen inhoudt.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

In deze motie ligt het blote juridische eigendom bij de overheid, hetgeen een heel beperkt eigendom is. Het wil zeggen dat als het gaat om sturing, als men meer investeringen wil inzake het milieu en als dingen niet goed gaan, de overheid met dit juridische eigendom helemaal niets in handen heeft.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Dan moet u wel de hele motie lezen. Het ene is het blote juridische eigendom, waarvan ik begrijp dat dit met name gericht is op het feit dat bij grove taakverwaarlozing geen onteigeningsprocedure nodig is om te zorgen dat de overheid het net weer in handen krijgt of dat het naar een andere netbeheerder kan overgaan. Dat is de ene extra garantie die gevraagd wordt. De andere extra garanties zijn nu juist gericht op datgene wat u heeft onderstreept. Dat is mijns inziens verwoord achter de eerste gedachtestreepjes, waarbij de netbeheerder de bedrijfsmiddelen op zijn eigen balans moet hebben staan en voldoende personeel moet hebben; waarbij het net afgescheiden moet worden in een volwaardige vennootschap; waarbij wordt gerealiseerd dat het blote juridische eigendom bij de overheid is; waarbij de benoeming van de bestuurders en commissarissen de onafhankelijkheid garandeert, en waarbij in de statuten een aantal dingen wordt vastgelegd, juist om die andere zaken transparanter te maken, zodanig dat de toezichthouder daar voldoende toezicht op kan houden. Dat zijn mijns inziens de extra eisen zoals deze nu zijn vastgelegd. Ik vind dat nogal helder.

Dan kom ik bij de motie-Voûte-Droste c.s. op stuk nr. 10, inzake de versterking van de DTE. Zoals ik in het debat heb aangegeven, vind ook ik een sterke toezichthouder van groot belang om het liberaliseringproces goed vorm te geven. Wij zijn nu bezig met een versterking van vijftien naar vijfentwintig. Als dat nodig is, sluit ik een verdere groei niet uit. De toezichthouder moet zijn werk volwaardig kunnen doen. Ik heb dus geen bezwaren tegen die motie en zal haar ook uitvoeren.

Met de motie van de heer De Wit op stuk nr. 39 kan ik niet zoveel. Zij is een door elkaar halen van ongeveer alles waar wij mee bezig zijn. "De liberalisering van de productiebedrijven leidt tot een kleinere overcapaciteit", staat in de motie. Bovendien is de scheiding wel voldoende geregeld als we doen wat in de ene motie staat. De energievoorziening is een publieke voorziening, zoals terecht in de motie staat geschreven, en dat is de reden waarom wij al deze regelgeving hebben gemaakt. Uit de inbreng van de heer De Wit maak ik op dat hij helemaal tegen de liberalisering is, maar dat proces hebben we echt achter de rug. Het gaat nu om de vraag hoe de distributiebedrijven gepositioneerd worden. Ik moet aanvaarding van deze motie dan ook dringend ontraden. Overigens is Frankrijk niet tegen privatisering, maar tegen liberalisering en het is momenteel een van de weinige landen die niet voldoen aan de richtlijnen. De andere landen die niet voldoen aan de richtlijnen, zijn bovendien verder.

De heer De Wit (SP):

In het dictum van mijn motie staat dat wij tegen de privatisering van de energiebedrijven zijn; daarover gaat de discussie vandaag en de maanden hiervoor. Het gaat om de privatisering die mogelijk wordt gemaakt als de motie-Crone c.s. op stuk nr. 38 wordt aangenomen.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik moet de Kamer aanneming van uw motie alleen al ontraden omdat ik aanneming van de motie-Crone niet heb ontraden. Sterker nog, ik heb gezegd dat ik die motie zal uitvoeren als zij wordt aangenomen. Die motie doet namelijk een uiterste poging om opinies bij elkaar te brengen. Nogmaals, daar ben ik voortdurend op uit geweest. U zult begrijpen dat ik, als ik bereid ben de ene motie uit te voeren, de andere motie sowieso alleen maar kan ontraden. Maar als ik dan ook nog kijk naar de overwegingen, zeg ik u dat u goed uit elkaar moet houden wat liberalisering en privatisering precies inhouden op de verschillende onderdelen. Een aantal overwegingen in uw motie slaan helemaal niet op het dictum!

De heer De Wit (SP):

Het dictum is het belangrijkste, en daarin gaat het om de privatisering. Ons standpunt is daarbij heel helder.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Mijn advies blijft hetzelfde.

Voorzitter: Weisglas

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! De heer Van den Akker probeert weer te zeggen dat wij het omkeren. Wij liberaliseren eerst, en daarna privatiseren we. De eerste stappen op het terrein van de liberalisering zijn gezet, en nu gaan we de eerste stappen zetten op het terrein van de privatisering.

De heer Van den Akker (CDA):

De minister heeft zelf in het debat van 21 maart gezegd, dat liberalisering en privatisering gelijk op kunnen gaan.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Nee, ik heb gezegd dat we in die zin versnellen, dat we niet nu het hele proces van liberalisering aflopen alvorens te privatiseren. Overigens, dit komt door maatschappelijke ontwikkelingen en door mensen die daarmee te maken hebben. Ik wijs erop dat gemeenten en provincies hierin ook een rol spelen. Zij voeren ook een debat met elkaar. Als provincies en gemeenten tot de conclusie komen dat zij mogelijk publiek geld, dat zij tot nu toe in hun bedrijf hebben zitten, ook op een andere manier willen inzetten, moeten wij daarover een serieus debat voeren. Dan moeten wij bespreken, onder welke condities dat moet kunnen. Dat debat hebben wij gevoerd. Dat betekent niet eerst privatiseren en dan liberaliseren. Nee, we gaan iets sneller: wij liberaliseren voor een deel en we beginnen met privatisering. Maar dat proces is niet afgerond. Dat gebeurt op het moment dat de totale liberalisering heeft plaatsgevonden. De heer Van den Akker heeft een aantal moties ingediend. Aanname van zijn eerste motie brengt de staat in uiterst grote moeilijkheden. De onderhandelingspositie van de staat zou er op onderdelen ernstig door worden verzwakt. Alleen al om die reden ontraad ik dringend aanneming ervan. Voor het overige heb ik op de andere onderdelen in een reactie op de motie van de heer Crone, mevrouw Voûte-Droste en de heer Van Walsem al gezegd wat ik daarover te melden heb.

De heer Van den Akker (CDA):

Waarom zou de aanname van mijn motie de staat in grote moeilijkheden brengen?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik zal u een simpel voorbeeld geven. Het hogedrukleidingennet voor gas is op dit moment voor 50% in handen van de overheid. Als de Kamer nu uitspreekt dat dit zonder meer volledig in handen moet komen van de overheid, dan kunnen de partijen waarmee ik over het gehele gasgebouw moet onderhandelen, rustig achteroverleunen en afwachten. Aanname van de motie brengt mij dus in een onmogelijk positie waarbij ik met de handen op de rug gebonden moet onderhandelen.

De heer Van den Akker (CDA):

Tijdens de behandeling van de Gaswet hebben wij ook hierover gesproken. Toen was de vraag of de CDA-fractie een amendement op dit punt zou indienen. Dat is niet gebeurd, om de door u genoemde redenen. De CDA-fractie heeft toen echter wel gezegd dat zij ervóór is dat het hogedrukleidingennet en het hoogspanningsnet in overheidshanden komen. U heeft toen beloofd dat het hoogspanningsnet in handen van de overheid zou komen, maar dat is nog steeds niet het geval. Ten aanzien van hogedrukleidingennet zouden wij nog een notitie krijgen, maar die is er nog steeds niet.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Als ik zo moet debatteren, houdt het voor mij echt op. Er is een precieze procedure afgesproken over het laatste onderwerp en daar houd ik mij gewoon aan. De Kamer weet precies hoe dat gaat. Ik ben blij dat de Kamer toen niet zo'n uitspraak heeft gedaan, want dan zou de belastingbetaler het gelag moeten betalen en daarvoor wil ik niet verantwoordelijk zijn. Als de heer Van den Akker iets zou snappen van onderhandelingsstrategie, dan had hij deze opmerking echt niet gemaakt.

Hetgeen in de tweede motie van de heer Van den Akker wordt gevraagd heb ik al letterlijk toegezegd. Het is dus jammer dat hij haar toch heeft ingediend. De Elektriciteitswet bevat een artikel waardoor gewaarborgd is dat TenneT alle noodzakelijke informatie kan krijgen. De motie is dus echt volstrekt overbodig. Alleen al om die reden moet ik aanneming ervan ontraden. Het ontstaan van de actuele situatie in Californië wordt onderzocht en er zal bezien worden of er op basis daarvan nog aanvullende regelgeving nodig is. Als dat zo is, kom ik er in de loop van dit jaar bij u op terug.

De heer Crone (PvdA):

Ik heb deze motie medeondertekend omdat zij overeenkomt met hetgeen ik hierover op 2 februari heb gezegd. Ik weet dat wij nog een nota terzake krijgen.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik heb al gezegd dat er nog een onderzoek hiernaar gaande is. Als blijkt dat aanvullende regelgeving noodzakelijk is, zal ik daar uiteraard voor zorgen. Daar heb ik geen motie voor nodig. Het lijkt mij het beste om deze motie aan te houden tot het moment dat het onderzoek is afgerond. Als ik dan een onwillige hond blijk te zijn, mag u mij onmiddellijk deze motie aan de broek smeren.

De heer Van den Akker (CDA):

Twee jaar geleden is bij de wijziging van de Elektriciteitswet het zogenaamde calamiteitenamendement aangenomen. TenneT moet de leveringszekerheid waarborgen om te voorkomen dat wij met Californische toestanden geconfronteerd worden. TenneT geeft nu aan, dit niet waar te kunnen maken omdat essentiële informatie voor de langetermijnplanning niet beschikbaar is. Met deze motie proberen wij hier een oplossing voor te bieden. Als u het ermee eens bent, is dat natuurlijk prima.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Het calamiteitenplan is gericht op de leveringszekerheid voor de korte termijn. Daarop gelet, heeft TenneT voldoende mogelijkheden om informatie van de bedrijven te krijgen. Ik heb al aangegeven dat voor de maatregelen op lange termijn eerst een onderzoek verricht moet worden om na te gaan wat er nodig is. Wellicht blijkt dat TenneT meer mogelijkheden nodig heeft om informatie in te winnen, maar dat hoeft niet. Als de resultaten van het onderzoek bekend zijn, kom ik hier zo snel mogelijk op terug. Ik heb helemaal geen motie nodig om eventueel aanvullende regelgeving op te stellen. Ik ben toch geen malle Pietje!

De derde motie van de heer Van den Akker gaat over goedkeuring verlenen aan de leaseconstructie sinds de inwerkingtreding van de E-wet. Ik heb na een uitvoerig advies van de landsadvocaat gezegd hoe ik het aangaan van een lease met uitsluitend een financieel doel zie. Daar heb ik geen bezwaar tegen, omdat de onafhankelijke, adequate bedrijfsvoering van de netten daarmee in stand blijft. Alleen bij een voorgenomen uitwinning van de zekerheden is instemming vereist. Zo werkt het, dat is duidelijk. Partijen weten dat. Ik heb er geen behoefte aan om weer een bureaucratische slag te maken om dat toch te doen. Hetzelfde geldt voor de vierde motie.

De heer Van den Akker (CDA):

Voorzitter! De achtergrond van het artikel in de wet was dat het onafhankelijke netbeheer niet in de war wordt gebracht doordat er zekerheidsstellingen worden gegeven bij leaseconstructies. De minister heeft deze contracten nooit gezien. Hoe kan zij dan zeggen dat het niet is gebeurd? Het gaat erom dat wij de sector en de bedrijven willen beschermen voor mogelijke claims.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik herhaal wat ik hierover heb gezegd in het algemeen overleg. Het is niet mogelijk om tot uitwinning over te gaan, omdat daarmee de zaak nietig is geworden. Ik heb mij hierover laten adviseren door de beste deskundigen die er zijn. Ik vind het onzin om allerlei administratieve procedures in te voeren, met alle bureaucratie van dien, als zij niet nodig zijn. De bedrijven weten precies waar zij aan toe zijn.

De heer Crone (PvdA):

Mag ik erop wijzen dat de moties nr. 43 en nr. 44 zijn gedrukt op papier voor het Vluchtelingenbeleid? Ik vraag de heer Van den Akker om het debat toch te blijven bijwonen.

De voorzitter:

Zeer veel dank voor uw alertheid. Dit zal hersteld worden, met excuses. Er komt een herdruk.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Dat bespaart mij misschien een gang naar de Kamer bij de stemmingen.

Ik ben blij dat wij een stap voorwaarts hebben gezet. De stap is iets kleiner geworden dan ik mij bij het begin van het debat had voorgesteld, maar het is wel een heldere stap. Gelet op de inhoud van de moties denk ik dat er een modus is gevonden waarmee recht wordt gedaan aan de inbreng van een groot aantal deelnemers aan het debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven