Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Naar verluidt vindt er morgen op een nader te bepalen plek en tijdstip overleg plaats tussen de fractievoorzitters van de coalitie en leden van de regering. Dit overleg gaat over de vraag of de Zalmnorm in de huidige situatie moet of kan worden gecontinueerd. Van vorige overleggen weten wij heel goed wie tot de spelregelcommissie behoort en wie de spelregelcommissie controleert. De fractie van GroenLinks is bovengemiddeld geïnteresseerd in wat er morgen en mogelijkerwijs daarna wordt besproken. Dat leidt mij tot het verzoek aan de voorzitter om de regering of de minister-president te vragen ons in procedurele dan wel inhoudelijke zin te informeren over dat overleg in coalitieverband, omdat ik denk dat dit zeker de interesse van de Kamer heeft, in ieder geval van mijn fractie. Dat kan wel eens van invloed zijn op de debatten die wij hebben over de sociaal-economische situatie, de publieke sector in dit land en alles wat daarmee annex is.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Middel.

De heer Middel (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Bijna twee weken geleden lekten via het Nieuwsblad van het noorden de conclusies uit van een vertrouwelijk rapport van de regiopolitie Groningen, getiteld Asielzoekers crimineler? Voor alle duidelijkheid merk ik nog op dat er een vraagteken achter "Asielzoekers crimineler" staat en geen uitroepteken. Navraag leerde dat het rapport al in 1999 was opgesteld en vorig jaar ook ter kennis was gegeven aan de toenmalige staatssecretaris van Justitie, dus aan de regering. De fractie van de PvdA heeft daarop ogenblikkelijk schriftelijke vragen gesteld, waarvan met name vraag 2 interessant is, namelijk: "Bent u bereid dit ogenschijnlijk suggestieve rapport zo spoedig mogelijk aan de Kamer te doen toekomen en openbaar te maken?"

Inmiddels heeft de korpsbeheerder onder wie de regiopolitie Groningen valt publiekelijk opgeroepen, een openbaar debat te houden – politiek, maatschappelijk – over het onderwerp dat in dat geheime rapport, dat hij kent en wij niet, aan de orde wordt gesteld. De PvdA-fractie schuwt dit debat allerminst. Integendeel, wij willen er graag over praten. Wij willen graag verifieerbare feiten op tafel hebben. Wij willen zelf onze conclusies kunnen trekken en als het nodig is ook ons beleid bijstellen, maar dan is het wel gewenst, zo niet noodzakelijk, dat wij over het rapport beschikken. De staatssecretaris heeft het rapport. De vragen zijn gesteld aan de minister van Binnenlandse Zaken, maar die gaat over de politie, en aan de staatssecretaris, maar die gaat over het asielbeleid.

Daarom vraag ik nu, bijna twee weken na het indienen van de schriftelijke vragen, aan de regering en met name aan de staatssecretaris van Justitie om het rapport Asielzoekers crimineler?, waarover zij beschikt, per ommegaande aan de Kamer te doen toekomen en openbaar te maken. Per ommegaande betekent dat het liefst vandaag nog moet gebeuren, maar dat het eventueel morgenochtend ook nog kan. Ik heb de indruk – ik heb het niet precies gecheckt – dat deze vraag eigenlijk namens de gehele Kamer gesteld kan worden.

De voorzitter:

Er zijn veel mensen die het woord willen hebben. Ik neem aan dat u weet dat bijval niet hoeft.

De heer Wijn (CDA):

Voorzitter! Het is toch bijval. Wat de heer Wallage nu doet...

De voorzitter:

Nee, mijnheer Wijn, zo doen wij dat dus niet. Wij hebben bepaalde procedures in de Kamer en wij hebben met elkaar afgesproken dat wij het niet hoeven te zeggen als wij het eens zijn met wat er wordt gevraagd. Het politieke statement komt wel op het moment dat wij inhoudelijke debatten hebben en niet bij de regeling van werkzaamheden.

De heer Wijn (CDA):

Ik wil graag nog wat toevoegen aan het verzoek. Wil de regering ingaan op het rapport en ook een oordeel geven over de stemmingmakerij van de heer Wallage?

De voorzitter:

Ik zal niet twee keer hetzelfde tegen u zeggen, mijnheer Wijn. Die eer komt u op dit moment niet toe.

De heer Hoekema (D66):

Mevrouw de voorzitter! Ik wil er nog iets anders aan toevoegen. Wil de regering ook ingaan op de mogelijk heden in het huidige asiel- en vreemdelingenbeleid om de asielzoekers die criminele vergrijpen op hun naam hebben staan te straffen?

De voorzitter:

Dat lijkt mij dezelfde vraag als de vraag die de heer Wijn heeft gesteld.

De heer Hoekema (D66):

Nee, dit is een heel andere vraag. Ik wil graag behalve toezending van het rapport, ook een positiebepaling van de minister van Binnenlandse Zaken en de staatssecretaris van Justitie over de huidige beleidsmogelijkheden om op te treden tegen asielzoekers die criminele vergrijpen op hun naam hebben staan. Dat is een wezenlijk ander verzoek dan dat van de heer Wijn.

De voorzitter:

De heer Wijn en ik twijfelen daaraan.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter! De voormalige staatssecretaris Cohen heeft al een notitie toegezegd over criminele illegalen. Ik denk dat het ter voorkoming van stemmingmakerij in deze Kamer tijd wordt dat de staatssecretaris tegelijkertijd met toezending van dit rapport aangeeft wanneer die notitie hier komt.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter! De heer Wallage kent het rapport. Dat geldt ook voor de heer Cohen en mevrouw Kalsbeek en wij zouden het ook graag kennen.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Kamp, doet u dat nou niet. Beperk u tot wat u wilt vragen.

De heer Kamp (VVD):

Ik wil nog opmerken dat het ons niet gaat om de individuele gegevens in dat rapport. Het gaat ons er niet om, eventueel strafrechtelijk onderzoek in de weg te zitten. Het gaat ons om de materiële inhoud van het rapport, dat ook wij het liefst vandaag nog krijgen.

De heer Rouvoet (RPF/GPV):

Voorzitter! Ik heb een vraag aan de heer Middel die daarbij aansluit. Is de heer Middel geïnteresseerd in openbaarmaking van het gehele rapport? Er is natuurlijk al het een en ander gezegd, ook in de publiciteit, over wat wel en niet mogelijk of wenselijk zou zijn. Of kan hij zich ook vinden in openbaarmaking van relevante passages en in ieder geval de conclusies en de onderbouwende passages?

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter! Juist omdat de heer Middel terecht voorstelt om op die basis in de toekomst een debat te voeren, wil ik aan de vraag toevoegen om andere rapporten waarover in de media is gesproken, die hetzelfde onderwerp betreffen en beschikbaar zijn, ook aan de Kamer toe te zenden, opdat een zo volledig mogelijk beeld van de problematiek wordt verkregen.

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! Over de heer Wallage heb ik niets te zeggen, want de PvdA-fractie gaat niet over de heer Wallage.

De voorzitter:

Precies! Daarop hoeft u dus niet in te gaan, maar ik dacht dat u dat wel had begrepen.

De heer Middel (PvdA):

De heer Wijn wellicht niet; ik vond dat hij dat even moest weten.

Met betrekking tot de vraag van de heer Hoekema het volgende: een van de schriftelijke vragen van de PvdA-fractie gaat juist over welke gegevens inzake criminaliteit onder asielzoekers en statushouders in relatie tot de Nederlandse bevolking de regering beschikt. Dus: over welke gegevens beschikt de regering en kan zij deze zo spoedig mogelijk aan de Kamer doen toekomen? Naar aanleiding van de vraag naar de huidige maatregelen stel ik dat na de breed aangenomen motie-Middel een en ander reeds is toegezegd. Die discussie is overigens voor een deel al gevoerd. Op de vraag van de heer Rouvoet antwoord ik dat als de regering heel goede argumenten zou hebben – ik ken ze niet, maar je weet nooit – om het rapport niet openbaar te maken, het voorstelbaar is dat de Kamer het rapport vertrouwelijk ter inzage krijgt. Voor ons is het inzien van een deel van het rapport niet aan de orde, omdat gegevens dan niet kunnen worden gecontroleerd op onderzoeksmethodiek en verifieerbaarheid. Wij hebben dus liever het gehele rapport. Tegen de heer Van der Staaij zeg ik dat ik er een beetje benauwd voor ben dat alles op een hoop wordt geveegd; zoiets bleek ook wel uit de publicaties naar aanleiding van dit rapport. Laten wij dus voorzichtig zijn en andere onderzoeksrapporten die niet over precies hetzelfde gaan maar er wel ten dele aan raken, niet op een hoop gooien en laten wij de regering vragen om op de kortst mogelijke termijn alle beschikbare informatie op een geordende manier op tafel te leggen, zodanig dat wij de feiten kunnen checken en onze eigen conclusies kunnen trekken.

De voorzitter:

Tegen de heer Middel zeg ik dat het misschien ook verstandig is om de staatssecretaris te vragen tegelijk zijn schriftelijke vragen te beantwoorden.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van de Camp.

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter! De Belgische regering heeft afgelopen donderdag besloten om het gebruik van softdrugs in België gedeeltelijk te gedogen. Het gebruik en het in bezit hebben van kleine hoeveelheden voor eigen gebruik worden toegestaan. De vraag is alleen: waar komen die drugs vandaan? Daarover heeft de Belgische regering geen besluit genomen. Ik vraag de ministers van Justitie en van Buitenlandse Zaken om een brief over het besluit van de regering-Verhofstadt. Ik heb reeds de eerste klachten uit de grensgemeenten gekregen. Daar wordt gezegd dat de koffieshops voor het eigen publiek zijn. Graag zie ik dat in die brief in ieder geval twee elementen aan de orde komen, namelijk of er overleg is geweest met de Nederlandse regering en hoe het besluit van de Belgische regering zich verhoudt tot artikel 2, lid 2, van het Verdrag van Schengen, waarin staat dat de nationale politiek van België de nationale politiek van Nederland niet mag blokkeren.

De voorzitter:

Zou er echt het woord blokkeren staan?

De heer Apostolou (PvdA):

Voorzitter! Aansluitend op de vraag van de heer Van de Camp vraag ik de minister om antwoord te geven op de inbreng van de Kamer naar aanleiding van de aangenomen motie over de achterdeur. Wij kunnen een en ander dan gezamenlijk behandelen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Poppe.

De heer Poppe (SP):

Mevrouw de voorzitter! Aanstaande donderdag zal de gemeenteraad van Den Haag beslissen over het al dan niet slopen van een complex sociale woningen, de Zwarte Madonna, in verband met nieuwbouw van twee ministeries. Dit zijn zeer aantrekkelijke en gezochte socialehuurwoningen waar veel vraag naar is en die slechts vijftien jaar oud zijn.

De voorzitter:

Mijnheer Poppe, u weet wat ik wil zeggen.

De heer Poppe (SP):

Over deze sloopplannen heb ik op 22 december 2000 schriftelijke vragen gesteld aan staatssecretaris Remkes. Op 17 januari heb ik een bericht van uitstel van antwoord ontvangen. Inmiddels heb ik van de heer Duivesteijn begrepen dat hij vanmorgen aanvullende vragen heeft gesteld. Ik verzoek de staatssecretaris om de antwoorden op mijn vragen en de vandaag gestelde vragen op z'n laatst morgen aan de Kamer te doen toekomen. Ik doe dit verzoek, omdat die antwoorden in het belang kunnen zijn van de besluitvorming door de gemeenteraad van Den Haag over de nieuwbouw van deze ministeries.

De voorzitter:

Ik neem van u aan dat de heer Duivesteijn inderdaad schriftelijke vragen heeft gesteld, want ik heb ze zelf nog niet gezien. Het is echter duidelijk dat u het antwoord op beide reeksen vragen morgen wilt hebben.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rabbae.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Na overleg met de andere woordvoerders op het onderwerp Wet tegemoetkoming studiekosten, wil ik u vragen om de beraadslaging over dit wetsontwerp te heropenen. De reden voor dit verzoek is dat tijdens het debat zes van mijn collega's amendementen hebben ingediend die ertoe strekken, te voorzien in een tegemoetkoming in de reiskosten van studenten in het MBO. Deze amendementen zijn echter uit verschillende gezichtshoeken ingediend en verschillen zodanig dat het praktisch onmogelijk is om voor welk amendement dan ook een meerderheid te vinden. Met het oog daarop zouden de woordvoerders graag met elkaar overleggen om zo mogelijk een oplossing te vinden.

De voorzitter:

Ik kan hiermee instemmen. Wij hebben daardoor minder tijd nodig voor de stemmingen en daarom stel ik voor om deze heropening hedenmiddag te doen plaatsvinden. Ik heb namelijk begrepen dat een heropening later deze week problemen oplevert voor zowel de agenda van de minister als die van de woordvoerders.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Wij hebben wel tijd nodig om met elkaar te overleggen. Het is onmogelijk om die heropening aansluitend aan de stemmingen te laten plaatsvinden.

De voorzitter:

Als dat zo is, kan die heropening op z'n vroegst pas ergens volgende week plaatsvinden.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Dat is prima.

De voorzitter:

Ik voel mij door deze gang van zaken enigszins schuldig tegenover de minister. Hij heeft namelijk pas laat gehoord dat er vandaag niet zal worden gestemd over het wetsvoorstel. Ik verzoek de Kamer om in de toekomst een verzoek om uitstel van de stemmingen eerder in te dienen dan vlak voor de stemmingen op dinsdag.

Mijnheer Rabbae, is het wel mogelijk om vandaag te stemmen over de moties die bij dit wetsontwerp zijn ingediend?

De heer Rabbae (GroenLinks):

Ik verzoek u om de stemming over de moties eveneens uit te stellen.

De voorzitter:

Dan zullen wij bij de stemmingen over dit wetsvoorstel ook stemmen over de moties.

Op verzoek van de heer Buijs stel ik voor, zijn motie (27583, nr. 1) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven