Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 22 november 2000 over gekkekoeienziekte (BSE).

De voorzitter:

Gisteravond van acht uur tot kwart voor twaalf is er een algemeen overleg geweest, dus ik mag aannemen dat het onderwerp daar voldoende besproken is. Volgens afspraken die wij hebben gemaakt, kan daarom nu ter afronding van het debat tot het indienen van moties worden gekomen.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Ik dien drie moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het uitgangspunt van de regering, maximale bescherming van de consument, alle steun verdient;

van mening, dat het testen op BSE van slachtrunderen geen absolute garantie biedt, maar met de huidige stand van de kennis onderdeel vormt van de maximale bescherming;

verzoekt de regering binnen de kortst mogelijke tijd een BSE-test op slachtrunderen te verplichten, waarbij de BSE-test verplicht wordt gesteld op de leeftijd waarop de eerste symptomen van BSE getraceerd zouden kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (24668,21501 -16).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het in het kader van de voedselveiligheid ongeloofwaardig is dat er in Nederlandse slachthuizen twee verschillende regimes voor specifiek risicomateriaal bestaan;

constaterende, dat er voor Franse koeien meer delen als SRM worden aangemerkt;

van mening, dat een BSE-besmetting geen onderscheid maakt naar de nationaliteit van de koe;

verzoekt de regering voor alle in Nederland te slachten runderen, de zwezerik, darmen en T-bone steak als zeer hoogrisicomateriaal te beschouwen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Poppe en M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40 (24668,21501 -16).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat koeien van nature herbivoor zijn;

van mening, dat hergebruik van dierlijke resten het gevaar met zich meebrengt dat voor de volksgezondheid schadelijke ziektekiemen via de veevoerlijn worden rondgepompt;

van mening, dat de voerlijn van het allergrootste belang is in de preventie van BSE;

verzoekt de regering alle maatregelen te nemen die nodig zijn om te verzekeren dat herkauwers in ons land nog slechts vegetarisch voedsel krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Poppe, M.B. Vos en Ter Veer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41 (24668,21501 -16).

De heer Ter Veer (D66):

Mevrouw de voorzitter! De door mij in te dienen motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat in de Landbouwraad van 20 november jl. is besloten dat géén kadavers meer in het veevoer zullen worden verwerkt;

van mening, dat dit leidt tot het wijzigen van het ophaalregime van kadavers bij de boerderijen;

van oordeel, dat daardoor de aan de Kamer ter kennis gebrachte voorgenomen destructietarieven veranderd moeten worden;

verzoekt de regering:

  • 1. zo spoedig als mogelijk is kadavers niet meer in twee gescheiden werkgangen (HRM en SRM) in te zamelen, maar dit te doen in één werkgang;

  • 2. met ingang van 1 januari 2001 een nieuw tariefsysteem in te voeren;

  • 3. over de openstaande rekening van het jaar 2000 voor de verleende diensten van Rendac een financiële regeling te treffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ter Veer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42 (24668,21501 -16).

De heer Oplaat (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Ik heb twee moties in te dienen. De eerste gaat over het testen op BSE en luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat het kabinet pas vanaf 1 juli 2001 onder voorwaarden voornemens is om de verplichting in te stellen tot onderzoek op BSE van alle geslachte runderen in Nederland ouder dan 30 maanden;

overwegende, dat verwacht wordt dat het technisch reeds voor 1 juli 2001 mogelijk is om alle geslachte runderen ouder dan 30 maanden te testen op BSE;

verzoekt de regering zo snel mogelijk de verplichting in te stellen tot het onderzoek op BSE van alle geslachte runderen in Nederland ouder dan 30 maanden, of zoveel jonger als op basis van voortschrijdend wetenschappelijk inzicht reëel is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Oplaat, Waalkens, Stellingwerf, Van der Vlies en Atsma.

Zij krijgt nr. 43 (24668,21501 -16).

De heer Oplaat (VVD):

Voorzitter! De tweede motie heeft betrekking op runderen van Franse herkomst en op de discussie over importverboden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat alle in Nederland ingevoerde runderen van Franse herkomst, ouder dan twaalf maanden, bij slachting op BSE worden getest;

overwegende, dat wanneer dezelfde runderen in Frankrijk worden geslacht, een dergelijke test niet plaatsvindt;

voorts overwegende, dat dergelijk vlees zonder enige belemmering op de Nederlandse markt terecht kan komen;

van mening, dat er nog geen sprake is van een uniforme Europese aanpak;

verzoekt de regering:

  • - de Franse regering te bewegen om dieren die geslacht worden voor export, een BSE-test te laten ondergaan;

  • - gedurende deze periode te komen tot een uniforme Europese aanpak, af te ronden tijdens de Landbouwraad van 4 december;

  • - verdergaande nationale maatregelen te treffen, zoals een importverbod op niet getest vlees, indien er vóór dat tijdstip geen overeenstemming is bereikt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Oplaat, Waalkens en Ter Veer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (24668,21501 -16).

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter! Zou de heer Oplaat kunnen aangeven of hij met deze motie wil bewerkstelligen dat er op dit moment geen Frans vlees bij de consument terechtkomt?

De heer Oplaat (VVD):

Er is al Frans vlees in Nederland en ik verneem dan ook graag het oordeel van het kabinet over de periode tot 4 december. Het dictum komt erop neer dat al het vlees dat naar Nederland wordt geëxporteerd, een BSE-test moet ondergaan. Wordt hierover geen overeenstemming bereikt in de Landbouwraad van 4 december a.s., dan zou het kabinet moeten overgaan tot een importverbod van dieren uit bijvoorbeeld Frankrijk.

De heer Atsma (CDA):

En het voorverpakte vlees dat nu dagelijks over de grens komt, mag gewoon in de supermarkten verkocht worden? Dat mag gewoon doorgaan, wat u betreft?

De heer Oplaat (VVD):

Ik hoor graag wat er naar de mening van de minister in de tussentijd moet worden gedaan.

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Onze fractie wil twee moties indienen, een over de tarieven voor de destructie van de runderen en een over het bijeenroepen van een Landbouwraad en het nemen van maatregelen tegen de invoer van Frans vlees en Frans vee.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • - de tarieven voor de destructie met terugwerkende kracht onevenredig worden verhoogd;

  • - de aangekondigde tarieven nu alAtsma leiden tot ontduiking en ontwijk gedrag waarbij kadavers worden begraven, gedumpt, of anderszins buiten de destructie worden gehouden;

  • - dit gedrag volstrekt wordt afgekeurd en onwenselijk is, omdat het kan leiden tot onnodige risico's voor de volks- en diergezondheid;

verzoekt de regering af te zien van de aangekondigde verhoging van de destructietarieven en op korte termijn de Kamer nadere voorstellen te doen voor een alternatieve financiering, waarbij producenten, consumenten en overheid gezamenlijk garant staan voor de financiering van de destructie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma, Stellingwerf, Poppe, Van der Vlies en M.B. Vos.

Zij krijgt nr. 45 (24668,21501 -16).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • - de uitkomsten van de deze week gehouden Landbouwraad inzake een gemeenschappelijke aanpak van de BSE-problematiek niet leiden tot de noodzakelijke uniformiteit in beleid;

  • - verschillende maatregelen van de afzonderlijke lidstaten het vertrouwen van de consument in uit de EU afkomstig vlees, vee en andere dierlijke producten doen afnemen, vooral met het oog op de voedselveiligheid;

  • - niet uit te leggen is dat met het oog op de voedselveiligheid een aantal landen een importverbod voor Franse producten heeft afgekondigd en Nederland dat slechts beperkt tot de invoer van uit Frankrijk afkomstig veevoer;

  • - de (Nederlandse) consument en producent een zo groot mogelijke garantie moet worden geboden met het oog op de volks- en diergezondheid en dat bij verschillen van inzicht tussen de lidstaten het voorzorgprincipe uitgangspunt van beleid dient te zijn;

verzoekt de regering:

  • - op de kortst mogelijke termijn de Landbouwraad van de EU bijeen te roepen teneinde te komen tot een door alle lidstaten onderschreven BSE-aanpak en vergelijkbare maatregelen in de afzonderlijke lidstaten;

  • - tot het moment dat de voor consument en producent noodzakelijke uniformiteit in EU-beleid is bereikt, in Nederland vérgaander maatregelen te nemen om de import van Frans vee en vlees te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma, Stellingwerf, Poppe en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46 (24668,21501 -16).

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! De regering heeft een aantal maatregelen aangekondigd en datgene wat op zichzelf goed is verscherpt. Mijn fractie vraagt zich evenwel af of dat voldoende is. Op één punt willen wij in ieder geval meer duidelijkheid en daarom wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de minister heeft toegezegd dat alle in Nederland ingevoerde runderen van Franse herkomst ouder dan twaalf maanden op BSE zullen worden getest;

verzoekt de regering per direct al het vlees van geïmporteerde Franse runderen apart te houden tot het is getest op BSE en gebleken BSE-vrij is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteunt.

Zij krijgt nr. 47 (24668,21501 -16).

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Wij hechten eraan deze motie de Kamer voor te leggen, omdat voor ons niet helder is of per direct al het vlees getest wordt voordat het in de schappen terechtkomt.

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter! Wij willen een motie over de destructietarieven indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de voorgenomen nieuwe destructie- en ophaaltarieven leiden tot illegale dumping van kadavers;

van mening, dat deze situatie grote gevaren voor de volksgezondheid kan opleveren;

verzoekt de regering de voorgenomen ophaaltarieven voor SRM en HRM nu niet vast te stellen;

verzoekt de regering een alternatief financieringssysteem te concipiëren waarbij het volksgezondheidsaspect als gevolg van illegale dumping uitdrukkelijk wordt meegewogen, en de Kamer hierover binnen vier weken te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Waalkens, Ter Veer en Udo. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48 (24668,21501 -16).

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Wordt bij die toekomstige modellen de plaats van de consument nu wel of niet in aanmerking genomen?

De heer Waalkens (PvdA):

Wij hebben geen concrete voorstellen gedaan voor de opbouw van de tarieven. Wij wachten graag de reactie van het kabinet op de voorstellen over het tarief af.

De heer Van der Vlies (SGP):

Maar u weet dat er voor de financiering drie dragers zijn: overheid, producent en consument. Ik begrijp dat die drie bij u in beeld zijn.

De heer Waalkens (PvdA):

Nee, ikWaalkens heb de dragers van de financiering niet benoemd.

De heer Atsma (CDA):

U heeft ze niet benoemd, maar wat u betreft zijn ze wel in beeld.

De heer Waalkens (PvdA):

Ik heb mijn beeld niet op zwart staan.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter! De taakverdeling tussen mevrouw Borst en mij zal zo zijn, dat ik de behandeling van die moties voor mijn rekening neem die in het bijzonder betrekking hebben op de BSE-problematiek en mevrouw Borst de overige, vooral die over de financiering van de destructie.

Met de motie op stuk nr. 39 van het lid Poppe wordt de regering verzocht "binnen de kortst mogelijke tijd een BSE-test op slachtrunderen te verplichten, waarbij de BSE-test verplicht wordt gesteld op een leeftijd waarop de eerste symptomen van BSE getraceerd zouden kunnen worden". Mevrouw de voorzitter! Dit is geheel de inzet van het kabinet. Wij zijn bezig met een aanzienlijke opschaling van het aantal tests en het is van groot belang dat die plaatsvinden. Zoals men weet, wordt voorrang gegeven aan het testen van slachtdieren die ouder zijn dan 30 maanden en aan het testen van risicodieren ouder dan één jaar. Dit is het perspectief waarmee wij ons beleid willen aanpassen. Ik heb dus geen bezwaar tegen aanneming van deze motie.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Ik heb een vraag.

De voorzitter:

Mijnheer Poppe, de minister heeft gezegd dat hij geen bezwaar heeft, maar u wilt dat niet.

De heer Poppe (SP):

Ik vraag om verheldering over de termijn van een jaar en de 30 maanden. Is één jaar traceerbaar? Dat is mij niet helemaal duidelijk geworden.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter! Wij hanteren het voorzorgbeginsel. Vanaf één jaar neemt de mogelijkheid steeds verder toe. Om die reden heeft het kabinet besloten de grens voor risicodieren nu al op een jaar te stellen.

De tweede motie van de heer Poppe vraagt voor alle in Nederland geslachte runderen de zwezerik, de darmen en de T-bone steak als zeer hoog risicomateriaal in te schatten. Op dit moment zijn er geen wetenschappelijke argumenten om ook bij de Nederlandse runderen de zwezerik, de maag, de darmen en de T-bone steak te vermijden en eruit te halen. Dat gebeurt op dit ogenblik in geen enkel Europees land, behalve in Frankrijk. Wij zijn bezig, ook in een wetenschappelijk proces, op weg naar de raad van 4 december. Daarom lijkt het mij niet nuttig om op dit ogenblik meteen voor alle runderen de Franse maatstaven aan te leggen. Het is van belang dat wij proberen dat op Europese basis te bezien. Wij zullen bekijken in hoeverre op grond van dat onderzoek een uitbreiding van de SRM-test noodzakelijk is. Om deze reden zie ik hooguit de richting als een aanmoediging, maar ik denk dat het voorbarig is om deze motie op dit ogenblik te aanvaarden. Om die reden ontraad ik dat.

De derde motie van de heer Poppe verzoekt de regering alle maatregelen te nemen die nodig zijn om te verzekeren dat herkauwers in ons land nog slechts vegetarisch voedsel krijgen. Het is evident een belangrijke inzet van het kabinet dat herkauwers geen dierlijk materiaal meer eten. Nu al bevat het voer geen diermelen meer, behoudens een enkele uitzondering. Bijvoorbeeld over de kwestie van het bloed wordt op dit ogenblik op Europees niveau overlegd. In mijn brief van deze week aan de Kamer heb ik aangekondigd dat aanvullende maatregelen betreffende het veevoer worden overwogen. Tegen die achtergrond zie ik dat deze motie in de richting gaat van het beleid van het kabinet. Zij is eigenlijk een aanmoediging om de preventie nog verder te verbeteren.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Ik vind het prettig te horen dat de motie als een aanmoediging wordt gezien. Op dit moment mogen er nog melen van kippenveren en huiden worden gebruikt. Het gaat om de handhaving van de grote import van diervoer. Gaan de diermelen die ik net heb genoemd er echt uit? Er moet op worden toegezien dat het voer echt vegetarisch is.

Minister Brinkhorst:

Ik zie dit als een toelichting op de motie. Wij hebben op dit ogenblik al twee duidelijk gescheiden kanalen: het veevoer voor herkauwers en het veevoer voor varkens en kippen, die omnivoor zijn. Uiteraard moet het dierlijk materiaal zoveel mogelijk uit het diervoer voor herkauwers worden gehaald. Daarom hebben wij een duidelijk beleid in die richting opgezet.

De heer Atsma (CDA):

De intentie van de motie spreekt ons zeker aan, maar wij kunnen op dit moment de reikwijdte ervan niet overzien. Ik wijs op het product diervet dat bij de destructie vrijkomt en dat vervolgens als bestanddeel wordt gebruikt voor bijvoorbeeld de opfok van kalveren. Wat moet je daar dan mee?

Minister Brinkhorst:

Voorzitter! De heer Atsma stelt een terechte vraag. Om die reden zeg ik dat het kabinet zich inzet om die scheiding nog verder te verfijnen. Ik zie het als het ware als een verfijningsmotie. Tegen die achtergrond moet het diervet erbij worden betrokken.

De eerste motie van de heer Oplaat vraagt de regering zo snel mogelijk de verplichting in te stellen tot onderzoek op BSE van alle geslachte runderen in Nederland ouder dan 30 maanden of zoveel jonger als op basis van voortschrijdend wetenschappelijk inzicht reëel is. Een belangrijk deel van het debat van gisteren is gegaan over het aanscherpen van de tests op runderen, niet alleen risicorunderen, maar alle geslachte runderen in de tweede fase, die ook in Europees verband aan de orde is. Ik kan deze motie zonder meer omhelzen. Het is van groot belang dat wij naar dat systeem van opschaling toegaan. Ik heb gisteren in de Kamer aangegeven dat vooral organisatorische problemen een rol spelen. "Zo snel mogelijk" geeft aan dat er een extra druk op ons wordt gelegd om dat zo snel mogelijk te doen. Ik heb deze motie als een ondersteuning van het beleid van het kabinet gezien.

De heer Oplaat (VVD):

De motie is niet bedoeld als ondersteuning, maar als aansturing. Het kabinet wil vanaf 1 juli alles testen. Wij hebben gewezen op plannen in de sector op grond waarvan verwacht mag worden dat het eerder kan. Dan moet het gewoon ook eerder gedaan worden.

Minister Brinkhorst:

Ik wil niet over woorden strijden. Het is een aanmoedigende aansturing of een aansturende aanmoediging. De motie is geheel in lijn met datgene wat het kabinet voornemens is.

De andere motie van de heer Oplaat is zeer interessant. Enerzijds wordt terecht gepleit voor maximale druk op het Europese besluitvormingsproces. Anderzijds wordt erop gewezen dat wij contraproductieve resultaten moeten verhinderen. In de motie staat de overweging dat dergelijk vlees zonder enige belemmering op de Nederlandse markt terecht kan komen. Ik plaats daarbij een kanttekening. Het Franse vlees wordt onderworpen aan een hogere SRM-test dan het Nederlandse vlees. In Frankrijk worden niet alleen hersenen, ruggenmerg en ilium verwijderd, maar ook zwezerik en darmen. Dit betekent overigens nog niet dat er een algehele BSE-test is, terwijl de Franse regering wordt gevraagd, het vlees voor export zo'n test te laten ondergaan. Eigenlijk zouden alle lidstaten zo'n test moeten hebben. Er zijn andere exportlanden en het is van groot belang dat uniformiteit ontstaat, zoals gevraagd wordt bij het tweede gedachtestreepje van het dictum van de motie.

Er wordt gevraagd om verdergaande nationale maatregelen, zoals een importverbod van niet-getest vlees. Moet niet ook gewezen worden op BSE-vrije bedrijven? Ik vraag de heer Oplaat of hij de passage "c.q. afkomstig van BSE-vrije bedrijven" aan de motie wil toevoegen.

Zoals ik al zei, vind ik het belangrijk dat maximale druk wordt uitgeoefend op het Europese besluitvormingsproces. Juist in deze tijd hebben wij de ruimte om die druk te verhogen. Als geen uniforme aanpak tot stand komt, moet er ruimte zijn voor nationale maatregelen. Ik heb vanaf het begin ingezet op een Europese lijn. Als dat niet lukt, moeten wij tot nationale maatregelen overgaan. Het kabinet ziet de motie als ondersteuning van het beleid.

De heer Oplaat (VVD):

De minister vroeg om een toevoeging aan de motie. Ik ga daar niet op in. Wij hebben afgesproken dat wij in Nederland alles gaan testen.

Minister Brinkhorst:

Ik mag de motie dus zo lezen, dat het gaat om niet-BSE-getest vlees.

De heer Atsma (CDA):

Ik vraag de heer Oplaat of er voldoende garanties zijn, bijvoorbeeld voor het verpakte vlees dat iedere dag de grens over komt. De minister heeft gezegd dat hij daarvan overtuigd is. Wij hebben er vandaag de Italiaanse kranten op nagelezen. De Italiaanse minister blijkt een andere mening te zijn toegedaan.

Minister Brinkhorst:

Ik heb de betrokken Italiaanse artikelen niet gelezen. Ik constateer dat er op dit ogenblik drie landen in Europa zijn die nationale maatregelen hebben genomen. Het beleid is erop gericht – dat is ook ondersteund door die drie landen – om tot een opheffing van die nationale maatregelen te komen. De overige twaalf Europese lidstaten, waaronder Nederland, hebben geen aanleiding gevonden tot nationale verboden, met name omdat zij graag willen komen tot een geüniformeerd beleid. En dat past geheel in de visie van de motie van de heer Oplaat.

Mevrouw Borst zal dadelijk ingaan op de motie inzake de tarieven van destructie.

Ik wil een paar kanttekeningen plaatsen bij de motie van de heer Atsma. Naar mijn gevoel is het oordeel dat hij in de eerste overweging uitspreekt, prematuur. De inzet van de Landbouwraad is geweest om juist wel tot een Europese aanpak te komen en dus te vermijden dat er een verdere aanscherping van de nationale verboden plaatsvindt. Die overweging kan ik dus niet onderschrijven. De tweede overweging zegt dat verschillende maatregelen het vertrouwen doen afnemen. Dat is volstrekt juist. Om die reden is het ook van belang dat wij op dit ogenblik geen extra nationale maatregelen nemen, want dan zou het vertrouwen nog verder worden ondergraven. De derde overweging zegt dat niet uit te leggen is dat een aantal landen een importverbod heeft, maar Nederland niet. Ik onderken dat het een probleem is dat een aantal landen een afwijkend regime heeft. De heer Atsma is echter vergeten om hierbij te vermelden dat er twaalf andere lidstaten zijn die ook geen importverbod hebben. Het is dus een selectieve waarneming van de werkelijkheid. De vierde overweging benadrukt dat Nederland het voorzorgbeginsel onderstreept. Dat is volstrekt juist.

Ik kom nu op het dictum van de motie. Het dictum is in mijn ogen inoperationeel en contraproductief. Het is inoperationeel, omdat de Landbouwraad voorzien is voor 4 december als sluitstuk van de Europese besluitvorming. Ik zie werkelijk niet in hoe het mogelijk zou zijn om nog voor 4 december een andere raad tot stand te brengen. Een goed kenner van de Europese problematiek, zoals de heer Atsma dat is, zou moeten weten dat dit te enen male procedureel ondenkbaar is. In de tussentijd is er een wetenschappelijk comité en een permanent veterinair comité. Bovendien vindt de Landbouwraad al over tien dagen plaats.

Het dictum is contraproductief, omdat ingevolge de besluitvorming die wij zowel nationaal als Europees genomen hebben, op dit ogenblik gegarandeerd is dat de Nederlandse consument door de reserves en de restricties op dezelfde wijze wordt behandeld als de Franse consument. Het is contraproductief om nu in Nederland eenzijdig verdergaande maatregelen te nemen, terwijl in andere lidstaten juist een poging wordt gedaan om tot hetzelfde Europese niveau te komen dat ook volgens de heer Atsma uiteindelijk tot stand moet komen. Ik wil de aanvaarding van deze motie dan ook ten stelligste ontraden.

Hetzelfde geldt voor de motie van mevrouw Vos. Daarin wordt gesteld dat het vlees per direct apart moet worden gehouden. Zoals gezegd, hebben wij enerzijds alle noodzakelijke maatregelen genomen om te komen tot een zekerstelling van de Nederlandse volksgezondheid als primair doel, en willen wij anderzijds geen stappen zetten die kunnen leiden tot het niet bereiken van de gewenste harmonisatie in Europees verband. Ik wil dus ook de aanvaarding van deze motie ontraden.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Ik begrijp dit gewoon niet. Volgens mij wordt in mijn motie materieel niet zoveel anders gevraagd dan in de motie van de heer Oplaat, terwijl de minister die wel ondersteunt. Maar goed, het gaat mij hierom. De regering heeft terecht toegezegd dat alle Franse runderen getest zullen worden. Onhelder is evenwel of wij straks zeker weten dat het rundvlees dat in de winkels ligt, bij de slacht is getest. Ik vind dat die zekerheid per direct geboden moet worden. Dat is hetgeen ik met mijn motie wil bereiken.

Minister Brinkhorst:

Mevrouw de voorzitter! De situatie is nu zo dat op alle runderen een BSE-test wordt gedaan. Verder wordt al het SRM-materiaal eruit gehaald, niet alleen volgens het Nederlandse, maar ook volgens het Franse regime. Als gevolg daarvan worden dus ook de zwezerik en de darmen er uitgehaald. Tegen die achtergrond is er geen enkele reden het vlees van geïmporteerde Franse runderen apart te houden, want de BSE-test is verplicht. Dat geldt op dit ogenblik nog niet voor de andere, Nederlandse runderen. De Kamer ondersteunt het beleid met betrekking tot de opschaling hiervan. Op die manier kan worden gekomen tot tests voor alle runderen. Dat is echter nu nog niet het geval, maar het geldt wel voor Franse runderen. Er is geen enkele zakelijke reden de Franse runderen op dit ogenblik apart te houden, want ze worden zorgvuldiger en scherper gecontroleerd dan de Nederlandse.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

In de motie wordt alleen maar gevraagd het vlees van Franse runderen apart te houden zolang er nog niet is getest. Ik dien de motie in om dit volstrekt helder en zeker te hebben.

Minister Brinkhorst:

Ik begrijp de intentie wel, maar ik heb de indruk dat ik de aard van het slachtproces nog even moet aangeven. Nadat het rund is geïmporteerd, wordt het gedood. Vervolgens wordt er een BSE-test toegepast. Als die test negatief is, dan worden alle SRM-organen eruit gehaald. Er is dus geen enkele aanleiding uitgerekend het Franse rund apart te houden. Ik kan mij indenken dat mevrouw Vos voorstelt runderen uit andere lidstaten apart te houden, maar daar gaat de motie niet over. Ik vind de motie dus inoperationeel en contraproductief.

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter! Er zijn drie moties ingediend betrekking hebbend op de destructietarieven. Ik begin met de motie van de leden Waalkens en Udo. In het dictum wordt ons onder andere verzocht de voorgenomen ophaaltarieven voor SRM en HRM nu niet vast te stellen. Gaat het daarbij om de tarieven voor 2000? Ik zie de heer Waalkens knikken. Voorts wordt ons verzocht een alternatief financieringssysteem te concipiëren, waarbij het volksgezondheidsaspect als gevolg van illegaal dumpen uitdrukkelijk wordt meegewogen. De regering was al van plan om een systeem dat aan dit criterium voldoet met ingang van 1 januari 2001 te ontwerpen.

In de motie worden wij dus verzocht de tarieven voor 2000 niet vast te stellen. In het AO van gisteravond heb ik begrepen dat er geen bezwaren zijn tegen de tarieven die gelden voor het ophalen van de bulk bij de slachterijen. Het ging steeds over het ophalen op de boerderij. Ik zie de heer Waalkens knikken. Ik zou deze zaken echter willen splitsen en Rendac dus wel toestemming willen geven de rekening aan de slachterijen te sturen, omdat het probleem daar niet speelt. Voor de boerderij ontwerpen wij vervolgens een andere regeling. Ik ben daar in principe toe bereid, omdat dit geen enkel effect meer heeft op het dumpen voor dit jaar. Dat wat is gedumpt, dat is gedumpt. Het loopt wel door in 2001. Daar heeft het ook effect. Ik denk wel dat het de overheid ook geld gaat kosten. Dat zou althans kunnen. De heren Waalkens en Udo geven niet aan wie voor dat nieuwe systeem zouden moeten betalen, de producenten, de consumenten, de overheid, samen of alleen de zo genoemde vervuiler. Voorzover dit extra geld gaat kosten van de overheid – ik vermoed dat men denkt aan een bijdrage van de overheid – wil ik dit morgen eerst in het kabinet bespreken, want op dit moment is er geen enkele dekking aanwezig.

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter! Met ons verzoek aan de regering geven wij haar de vrijheid hier bij het nieuwe tarievensysteem invulling aan te geven. Wij achten het wel van belang dat de kwestie van de volksgezondheid wordt meegewogen bij de vaststelling van de tarieven. De minister heeft dit in die zin goed vertaald.

Minister Borst-Eilers:

Ik dank de heer Waalkens voor deze toelichting. Het blijft wel mogelijk – dat geldt ook voor de andere moties – voor 2001 enig extra geld te fourneren, via de Voorjaarsnota. Voor 2000 zijn de boeken eigenlijk gesloten. Ik kom dus met een dekkingsprobleem te zitten als de overheid hieraan een bijdrage moet betalen. Ik ben echter gaarne bereid dit nader te onderzoeken. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer over, maar ik kan haar pas na het kabinetsberaad van morgen nader inlichten.

De motie van de heer Ter Veer bevat drie dicta. Het eerste komt erop neer dat er zo spoedig mogelijk met één werkgang in plaats van twee gescheiden werkgangen dient te worden opgehaald. Dat is wat mij betreft akkoord. Het gebeurt in ieder geval al per 1 maart, omdat er alsdan geen reden meer is voor het ophalen van twee gescheiden werkgangen, omdat toch al het materiaal verbrand moet worden. Ik teken daarbij wel aan dat dit inhoudt dat in het zogenaamde petfood dit materiaal niet meer verwerkt mag worden. Dat betekent dus dat Rendac er nog minder aan verdient of langzamerhand helemaal niets meer, hetgeen financieel een groter beslag op de middelen gaat leggen. Ik neem aan dat de indieners zich dat hebben gerealiseerd. Zoals ik heb gezegd, kan het dus uiterlijk per 1 maart. In de motie staat "zo spoedig mogelijk". Het gebeurt dus zo spoedig mogelijk.

De heer Ter Veer (D66):

Waar huisdieren bij velen beschouwd worden als leden van het gezin, is het niet meer dan logisch dat juist dat petfood aan de hoogst mogelijke eisen moet voldoen. Dus ben ik naar voren gekomen om te bevestigen wat de minister al dacht.

Minister Borst-Eilers:

Ik heb het begrepen.

Het tweede dictum vraagt om met ingang van 1 januari 2001 een nieuw tariefsysteem in te voeren. Ik zie dat als een ondersteuning van het kabinetsbeleid.

Het derde dictum verzoekt om met betrekking tot de openstaande rekening van 2000 voor de verleende diensten van Rendac een financiële regeling te treffen. Wellicht zou de heer Ter Veer kunnen aangeven aan welke criteria dan moet worden voldaan. Ik heb namelijk reeds een financiële regeling getroffen, en wel die voor de tarieven.

De heer Ter Veer (D66):

Dat zouden de tarieven kunnen zijn. Een andere mogelijkheid zou zijn dat u ergens in uw achterzak nog iets vindt of dat er bij de productschappen nog een fondsje of een potje is te vinden, teneinde op die manier de tot 1 januari 2001 te versturen rekeningen een klein beetje minder "rekening boer" te maken.

Minister Borst-Eilers:

Ik dank u voor deze toelichting. Vanwege het derde dictum laat ik het oordeel over de motie als geheel aan de Kamer over. Ik vind die motie sympathiek maar ik moet nog wel even zoeken in die achterzak. De heer Ter Veer weet wellicht dat in vrouwenkleding niet zoveel achterzakken voorkomen als in mannenkleding, behalve dan de spijkerbroek die wij allemaal dragen. Dus het is voor mij iets moeilijker.

De heer Atsma verzoekt in zijn motie om af te zien van een aangekondigde verhoging van de destructietarieven. Ik beperk dat dan weer tot de ophaaltarieven bij de boerderij. Tevens verzoekt hij in die motie nadere voorstellen te doen. Wat betreft de financiering wordt daarin een indicatie gegeven, namelijk producenten, consumenten en overheid zouden alledrie moeten bijdragen. Ten aanzien van de consumenten moet ik erop wijzen dat gisterenavond het Franse systeem door de Europese Commissie is afgekeurd. Wanneer wij het Europabreed zouden invoeren, zou het bezwaar van de Commissie evenwel vervallen, want dat ging over de discriminatie van de lidstaten. Met dit commentaar laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer over.

De heer Atsma (CDA):

Ik ben blij met de opmerking van de minister, dat wanneer Nederland zich sterk zou maken voor het systeem van de heffing op vlees voor de consument en Europa er achter zou staan, dit belangrijke bezwaar van tafel is. Vindt zij het een begaanbare weg om de financiering te laten plaatsvinden door én de producenten, én de consumenten via genoemde heffing, én de overheid?

Minister Borst-Eilers:

Ik denk dat dit een begaanbare weg zal moeten zijn. Ik heb daarover met Europees commissaris Byrne overigens nog geen contact gehad, maar ik zal dat wel zoeken.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het eind van de middag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven