Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 10 mei 2000 over de brief van de minister van Buitenlandse Zaken over de Russische positie in de Raad van Europa.

De voorzitter:

De regel van maximaal twee minuten zal strikt worden gehandhaafd, nu de Kamer zo ingebroken heeft in de agenda.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter! De fractie van de PvdA is teleurgesteld in de terughoudendheid waarmee de leden van het Comité van ministers van de Raad van Europa reageren op de aanbevelingen die gedaan zijn door de parlementaire assemblee van de Raad van Europa waarbij ook leden van dit huis aangesloten zijn. Ik dien een motie in, mede namens mijn collega's Verhagen en Karimi.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de parlementaire assemblee van de Raad van Europa ín aanbevelingen 1444 en 1456 aan Rusland eisen heeft gesteld met als doel het conflict in Tsjetsjenië te beëindigen, de rechtsstaat te herstellen en de mensenrechten te eerbiedigen;

overwegende, dat de parlementaire assemblee in aanbeveling 1456 het Comité van ministers heeft opgeroepen een statenklacht krachtens artikel 33 EVRM tegen Rusland in te dienen;

overwegende, dat de parlementaire assemblee het Comité van ministers heeft opgeroepen de procedure voor schorsing van Rusland krachtens artikel 8 van het statuut van de Raad van Europa in gang te zetten, indien geen substantiële en aantoonbare vooruitgang wordt geboekt;

van mening, dat Rusland tot op heden niet waarneembaar is tegemoetgekomen aan de voornaamste twee politieke eisen van de parlementaire assemblee, namelijk een onmiddellijk en volledig staakt het vuren en een politieke dialoog zonder voorafgaande voorwaarden met de verkozen Tsjetsjeense autoriteiten;

spreekt uit dat indien niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat er waarneembare verbeteringen in de mensenrechtensituatie zijn opgetreden, de regering in het Comité van ministers van de Raad van Europa dient te bevorderen dat de aanbevelingen van de parlementaire assemblee worden overgenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Timmermans, Verhagen en Karimi. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (25668).

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Tijdens het algemeen overleg bleef er een verschil van mening bestaan tussen de Kamer en de bewindslieden over de vraag of er substantiële vooruitgang is geboekt door Rusland terzake van de mensenrechten. Daarnaast bleef er een fundamenteel verschil van mening bestaan over de consequenties die eraan verbonden moeten worden. Er is een aanbeveling gedaan door de parlementaire assemblee van de Raad van Europa waarin het Comité van ministers wordt opgeroepen een aantal stappen te zetten. De minister weigert die aanbevelingen over te nemen. Hij stelt: wij laten de opschorting boven de markt hangen en dat is voldoende dreiging. De CDA-fractie meent, dat ieder lid van de Raad van Europa altijd die dreiging boven de markt heeft hangen. Dat voegt dus geen extra druk toe. Derhalve menen wij – en dat is de reden van ondertekening van de motie van de heer Timmermans – dat de aanbevelingen wel degelijk moeten worden overgenomen. Het onomstotelijk vaststellen van substantiële en waarneembare verbetering zien wij aldus, dat de bewijslast bij de regering ligt. Zij zal moeten aantonen dat er geen waarneembare verbeteringen in de mensenrechtensituatie zijn opgetreden die overeenkomen met een substantiële en aantoonbare vooruitgang zoals gevraagd door de parlementaire assemblee. Daarom roepen wij de bewindslieden op om zich morgen in het Comité van ministers ervoor in te spannen dat de aanbevelingen van de parlementaire assemblee worden overgenomen. Indien zij dat niet doen, moeten zij onomstotelijk aantonen dat er substantiële en aantoonbare vooruitgang is geboekt. Wij hopen dan ook dat de ministers morgen in het Comité van ministers een andere opstelling kiezen dan hedenmiddag in het algemeen overleg.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter! In het eerdere debat is duidelijk gebleken dat het eigenlijk gaat om een consistente houding ten opzichte van Rusland. Het gaat dus om een consistent Ruslandbeleid en een consistent mensenrechtenbeleid. Als Rusland als een serieuze partner in de Raad van Europa en van het EVRM gezien wordt, is het terecht als beschikbare instrumenten van de organisatie en het verdrag gehanteerd worden om aanhoudende en stelselmatige schendingen van mensenrechten te sanctioneren.

Wij verwachten tegen deze achtergrond morgen een zodanige houding van de regering dat Rusland serieus genomen wordt, evenals de Raad van Europa en de mensenrechten. Uit het feit dat wij de motie hebben ondertekend, blijkt dat wij menen dat in de huidige situatie geen waarneembare verbeteringen onomstotelijk kunnen worden vastgesteld. Vandaar onze vraag aan de regering om morgen een andere houding aan te nemen.

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie zal deze motie niet steunen, omdat zij met de minister van mening is dat er wel degelijk voortgang in Tsjetsjenië is geboekt, zij het in beperkte mate. Als wij ons en de instituties, zoals de Raad van Europa, echter serieus willen nemen, dienen wij ons nu niet te conformeren aan allerlei sancties en dienen wij deze uit te stellen. Wij dienen Rusland ook de gelegenheid te geven, ook conform de in de VN-mensenrechtencommissie aangenomen resolutie, voor een duurzame vrede te zorgen. Rusland moet ook de gelegenheid krijgen om ervoor te zorgen dat de mensenrechten worden gerespecteerd. Zoals gezegd, wijzen wij de motie thans af.

Mevrouw Van 't Riet (D66):

Voorzitter! Ik heb in het algemeen overleg al het dilemma van mijn fractie aangegeven. Bij deze moeilijke afweging kan de balans uitslaan naar handhaving van de dialoog met Rusland met als uitkomst een verbeterde positie in Tsjetsjenië. De balans kan ook uitslaan naar het in gang zetten van de procedure om Rusland te schorsen, waarmee aan Rusland het signaal wordt gegeven dat het zo niet verder kan met de schending van de mensenrechten. Voor D66 staat voorop dat schending van de mensenrechten een probleem is dat goed aangepakt moet worden. Daarbij moet de doelstelling zijn dat de mensenrechten door elke lidstaat en elk land gerespecteerd worden.

Ik had nader beraad nodig met mijn fractie. Dat is inmiddels gebeurd en de conclusie is dat de visie van de regering weliswaar zeer gerespecteerd wordt door mijn fractie, maar dat zij het toch verkiest om de onderhavige motie te steunen. Dat dient als signaal van Nederland dat Rusland te ver is gegaan met het schenden van de mensenrechten.

Minister Van Aartsen:

Mijnheer de voorzitter! Zoals door de regering in het algemeen overleg al is gezegd, is het op dit moment de verkeerde weg om over te gaan tot een schorsing of tot het indienen van een statenklacht jegens de Russische Federatie, zoals enige tijd geleden bepleit door de parlementaire assemblee. De reden die de regering daarvoor naar voren heeft gebracht, is dat er sinds enige tijd beweging te zien is in de standpuntbepaling en de handelwijze van de Russische Federatie. Dat kan overigens verschillend worden gewaardeerd, zoals ik zojuist al in het overleg heb gezegd. De druk die de afgelopen periode is uitgeoefend van de zijde van de Europese Unie, en de druk die ook bilateraal is uitgeoefend op de Russische Federatie – ik herinner aan het bezoek dat ik aan collega Ivanov mocht brengen – heeft ertoe geleid dat op een aantal fronten de Russische Federatie in beweging is gekomen. Ik wijs op datgene wat de Russische Federatie heeft gedaan in de richting van de terugkeer van de OVSE en het Internationale Rode Kruis. Die terugkeer is gerealiseerd. Half gerealiseerd – maar ook hierbij zal nog de nodige druk op de Russische Federatie worden uitgeoefend – is de overkomst van mensenrechtenexperts van de Raad van Europa naar het bureau van de mensenrechtenexpert van de Russische Federatie. De VN heeft nu toestemming om humanitaire hulp te verlenen. Een zeer belangrijke recente ontwikkeling die tot stand is gekomen dankzij de druk die is uitgeoefend, is dat de Russische Federatie serieuzer dan voorheen zoekt naar een politieke oplossing voor het conflict met Maschadov en zijn medestanders.

Is dit al hetgeen wij van de Russische Federatie vroegen? Nee, dat is het niet. Dat is dan ook de reden dat de Europese Unie morgen, tijdens de vergadering van het Comité van ministers, de Russische Federatie zeer duidelijk zal maken dat er meer nodig is, dat men in ieder geval werkelijk dat onafhankelijk onderzoek zal moeten inzetten en dat men werkelijk zal moeten streven naar een politieke oplossing, waarvoor een staakt-het-vuren als eerste stap nodig is. Het is zeer ongebruikelijk en het is dus geen gewoonte in de gang van zaken in de Raad van Europa dat namens de Europese Unie in die richting een verklaring worden afgelegd. De Nederlandse regering zal pogen in die verklaring een tweetal elementen op te nemen, opdat in ieder geval duidelijk is dat datgene wat de parlementaire assemblee vroeg, namelijk de mogelijkheid van het onderzoeken van een statenklacht en de schorsing van de Russische Federatie, volledig boven de markt blijft hangen. Maar die instrumenten op dit moment inzetten zou leiden tot het verder isoleren van de Russische Federatie. En dat is niet in het belang van het proces, juist nu er beweging en dynamiek te constateren is. Het is nog niet voldoende, maar er zijn op dit front de nodige stappen gezet.

Het volgen van de gedachten die zijn neergelegd in de motie die is ingediend, zou ertoe leiden dat ook een effectief gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid niet kan worden gevoerd in het totaal van de Europese Unie. Wij zouden ons dan plaatsen buiten de consensus van de Europese Unie en buiten de consensus die op dit gebied bestaat van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Het zou ook onze bilaterale relatie met de Russische Federatie schaden. In die relatie hebben wij de afgelopen periode al een aantal zaken kunnen bereiken. Het bewandelen van de weg die in de motie is opgenomen, zou de geloofwaardigheid van de Nederlandse buitenlandse politiek in het kader van de Europese Unie niet te stade komen. Ten aanzien van deze motie moet de conclusie dan ook zijn dat de regering aanneming van deze motie ontraadt.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik zal de vergadering even schorsen, opdat iedereen voldoende tijd heeft om uit alle hoeken van het gebouw hierheen te komen voor de stemming over de motie.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

In stemming komt de motie-Timmermans c.s. over de Russische positie in de Raad van Europa (25668, nr. 9).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de PvdA, D66, het CDA, de RPF, het GPV en de SGP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Naar boven