Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel op verzoek van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor, de wens uit te spreken nadere inlichtingen te ontvangen over de voorgenomen oprichting van de stichting Forum voor democratische ontwikkeling (26709).

De vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken heeft mij het advies toegezonden om de leden van de Staten van de Nederlandse Antillen en die van de Staten van Aruba geen spreekrecht toe te kennen bij het debat in het kader van de interpellatie-Van Oven. Ik stel voor, overeenkomstig dit advies te besluiten.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Bos.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter! Ik vraag u het verslag van het algemeen overleg over energie-efficiency op de agenda van de plenaire vergadering te plaatsen. Mijn fractie wordt graag in de gelegenheid gesteld om een tweetal moties over dit onderwerp in te dienen. Onze voorkeur gaat uit naar een tijdstip ergens in de volgende week.

De voorzitter:

Ik neem aan dat tegen dit verzoek geen bezwaar bestaat. Ik zal de Kamer hiertoe een nader voorstel doen.

Het woord is aan mevrouw Karimi.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter! Aanstaande donderdag zal een debat worden gevoerd over de Staat van de Europese Unie. Twee weken geleden is er hierover een informele bijeenkomst geweest van de ministers die deelnemen aan de JBZ-raad. Wij willen graag voor het debat van donderdag de tekst ontvangen van het voorstel dat de Duitse en Franse minister hebben gedaan over minimumnormen voor het asielbeleid. Deze tekst ontbreekt in de stukken die de regering naar de Kamer heeft gestuurd ter voorbereiding van de JBZ-raad.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Wit.

De heer De Wit (SP):

Mevrouw de voorzitter! Hedenmiddag ontving mijn fractie de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken, waarin zij een aantal details bekendmaakt en een uitwerking geeft van de nota Arbeid en zorg. Het kabinet heeft afgelopen vrijdag bekendgemaakt dat er een gedeeltelijke arbeidsplicht komt voor alleenstaande ouders in de bijstand met kinderen beneden de leeftijd van 5 jaar. Dit voorstel heeft veel commotie en onrust veroorzaakt. Ik heb u reeds gevraagd mij in de gelegenheid te stellen om de staatssecretaris hierover te interpelleren. De brief die ik vanmiddag heb ontvangen, is voor mij geen aanleiding om daarop op dit moment terug te komen. Ik vraag derhalve de Kamer toestemming om de staatssecretaris van Sociale Zaken te interpelleren over de voorgenomen invoering van een gedeeltelijke arbeidsplicht.

Mevrouw Terpstra (VVD):

Voorzitter! Als voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid realiseer ik mij goed dat het tot de mores van de Kamer behoort om een interpellatieaanvraag niet te weigeren. Ik geef collega De Wit echter in overweging om de nota en de aanvullende brief van de staatssecretaris en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in procedure te nemen op een manier die past bij een nota waarin zulke belangrijke beleidsvoornemens aan de orde zijn. Het is mij gebleken dat verschillende leden van de vaste commissie er prijs op stellen dat dit belangrijke onderwerp niet in een interpellatie wordt behandeld Voor een interpellatie is immers maar weinig spreektijd beschikbaar. Zij stellen voor om de nota en de brief te behandelen in een gedegen voorbereid algemeen overleg dat eventueel kan worden afgerond in een plenair debat. Ik ben er natuurlijk niet op uit om de heer De Wit een interpellatie te weigeren, maar ik vraag hem toch dringend om zijn verzoek te amenderen.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Er is misschien een tussenweg mogelijk tussen hetgeen de voorzitter van de commissie voorstelt en hetgeen de heer De Wit nu aangeeft. Een spoeddebat vraagt iets meer voorbereiding en zorgt ervoor dat wij de nota nog eens goed kunnen lezen. Hierdoor kan er meer over dit specifieke onderwerp gezegd worden. Ik kan mij voorstellen dat ook een debat op hoofdlijnen over de gehele nota zo spoedig mogelijk plaatsvindt.

De voorzitter:

Uw voorstel is dus dat er zo snel mogelijk een debat op hoofdlijnen plaatsvindt, voordat de echte behandeling plaatsvindt?

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Neen, ik stel voor om een spoeddebat te houden dat alleen gaat over één onderdeel van deze nota, namelijk de arbeidsplicht voor bijstandsvrouwen met kinderen onder de 5 jaar.

De voorzitter:

Ik begrijp het.

De heer Van Dijke (RPF):

Voorzitter! Ik kan mij voorstellen dat de heer De Wit dit verzoek om een interpellatie indient, omdat hij zo snel mogelijk de suggestie wil wegnemen dat de Kamer achter dit specifieke onderdeel uit de nota staat. Ik kan mij ook voorstellen dat in de samenleving al duidelijk is geworden dat een heel grote meerderheid in de Kamer hier helemaal niets voor voelt en het dus niet meer nodig is om dit in het land bekend te maken. Het prangende karakter lijkt mij dus niet zo aan de orde. Ik zal mij dan ook scharen achter het voorstel van de commissie.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Mijn fractie deelt de mening van de heer Van Dijke en mevrouw Terpstra dat een interpellatie op dit moment niet adequaat is. Als er een spoeddebat komt, zoals de heer Harrewijn voorstelde, zouden wij wel graag zien dat dit een debat op hoofdlijnen is.

De heer Van der Vlies (SGP):

De fractie van de SGP heeft ook met enige ergernis kennisgenomen van de voorstellen. Op zichzelf hebben de bezwaren die hiertegen gemaakt worden, dan ook onze steun. De vraag is nu wat de meest geëigende weg is. De brief van de regering zal een eigen procedure moeten krijgen. Onze gedachten gaan daarbij uit naar een debat op hoofdlijnen, waarbij dit element eruit gelicht zou kunnen worden.

De heer Kamp (VVD):

Voor het evenwicht meld ik even dat de VVD-fractie zich aansluit bij hetgeen mevrouw Bussemaker heeft gezegd.

De heer De Wit (SP):

Er is een aantal redenen voor mijn keuze voor een interpellatie. Zo is er in juni een debat geweest over de nota Arbeid en zorg, waarbij de standpunten van alle partijen over dit onderdeel uit de nota helder waren. Er is echter geen vervolg op dit debat geweest en er zijn ook geen moties voorgesteld. Nu doet het kabinet een voorstel en dat gaat in tegen de opvattingen van een meerderheid van deze Kamer. Daarmee is in mijn ogen de zaak afgerond en kan die in een interpellatiedebat, voorzien van een motie, worden afgedaan. Ik ben er dus nog steeds van overtuigd dat een interpellatie een geschikt middel zou kunnen zijn om tot overeenstemming in deze Kamer te komen en om, gezien de onrust op dit moment, duidelijkheid te laten ontstaan.

Maar ik kan natuurlijk niet heen om de meerderheid die zich aftekent en die dit onderwerp liever op een andere manier wil bespreken. Ik zou daar zelf twee voorwaarden aan willen verbinden. In de eerste plaats vind ik dat er op korte termijn een debat moet komen over met name de voorgestelde arbeidsplicht. In de tweede plaats vind ik dat dit onderwerp een belangrijke rol, zo niet de belangrijkste rol kan spelen in een debat, of het nu gaat om een hoofdlijnendebat of om een algemeen overleg. Of wij nu kiezen voor een spoeddebat op hoofdlijnen of voor een algemeen overleg, ik vind het belangrijk dat dit op korte termijn plaatsvindt, zodat de plannen van het kabinet zo snel mogelijk bediscussieerd en afgestemd kunnen worden.

De voorzitter:

Mijnheer De Wit, het lijkt mij goed om vast te stellen dat niemand in de Kamer heeft gezegd dat hij of zij tegen een verzoek tot interpellatie zal stemmen.

Er wordt u in overweging gegeven om het op een andere manier te doen, want veel fracties hebben er behoefte aan om er iets langer over te kunnen spreken dan de paar minuten die beschikbaar zijn tijdens een spoeddebat. De keuze is dan tussen het voorstel van de voorzitter van de vaste commissie, die vraagt om een volwaardige voorbereiding met een algemeen overleg en eventueel een afronding, of het voorstel voor een debat op hoofdlijnen. Mag ik van u horen waar uw voorkeur naar uitgaat? Ik zal daarna de andere leden vragen wat zij ervan vinden.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter! Wat mij betreft zou het een debat op hoofdlijnen moeten zijn, waarbij de tijd en de nodige spoed een rol moeten spelen. Dit onderwerp moet daarbij echter bovenaan staan.

Mevrouw Terpstra (VVD):

Voorzitter! Ik prijs de heer De Wit voor de realistische benadering van dit procedurele probleem. Ik benadruk nogmaals dat wij geen interpellatie zullen tegenhouden. Het komt echter ook de kwaliteit van het debat ten goede als wij er wat meer tijd voor zouden nemen. Ik wil graag tegemoetkomen aan de wens van de heer De Wit om binnen redelijk afzienbare tijd een volwaardig debat te houden. Ik wil dan ook, als voorzitter van de vaste commissie, de heer De Wit voorstellen om reeds vanmiddag, alhoewel niet geagendeerd, de beleidsbrief in de procedurevergadering te behandelen. Wij kunnen daar dan bespreken hoe wij verder zullen gaan.

De voorzitter:

Ik heb de indruk dat veel leden daarmee instemmen. Misschien is het goed dat ik meegeef dat de heer De Wit uiteindelijk de voorkeur geeft aan een hoofdlijnendebat op een zo kort mogelijke termijn. Ik neem aan dat dit in de procedurevergadering aan de orde zal komen.

De heer De Wit (SP):

U heeft dat goed verwoord. Mijn voorkeur blijft overeind. Ik zal het voorstel dan ook verdedigen in de procedurevergadering.

De voorzitter:

Prima. Ik neem aan dat ik de uitslag wel zal horen, zodat wij hierover morgen eventueel bij de regeling van werkzaamheden nadere voorstellen mogen verwachten.

Naar boven