Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 16 september 1999 over grenspompstations.

De heer Stroeken (CDA):

Voorzitter! Nobele bedoelingen, maar een dramatisch slecht besluit. Door het besluit werd het aantal gereden kilometers in 1997 en daarna nauwelijks verminderd. Het werd zelfs verhoogd door tientallen miljoenen omgereden kilometers, door tankbeurten over de grens. De voorwaarde tot compensatie aan de pomphouders in de grensstreek, circa 1500 pompstations met enkele duizenden werknemers, werd niet gehaald. Na het mislukte vergoedingssysteem, de Zalmstroken, en na de mislukte compensatie per tankstation wordt nu ook de minimale compensatie per bedrijf door Brussel teruggefloten. Afspraak is afspraak, de voorwaarde gesteld door de Kamer werd niet gehaald, resteert slechts op de blaren zitten en lapwerk. De pomphouders voelen zich terecht bedrogen.

Voorzitter! Het siert minister Zalm en staatssecretaris Vermeend dat zij aan de accijnsverschillen in het grensgebied een eind willen maken. De besloten verhogingen in Duitsland maken een reductie tot nul in de toekomst mogelijk. Hoe is die ontwikkeling richting België? Verschillen in milieubelasting en in BTW, binnenkort te verhogen, blijven echter bestaan. De CDA-fractie verzoekt de minister te bevorderen dat de fiscus en de banken zich de komende tijd soepel opstellen bij financiële problemen rond de grenspomphouders. Ik dien daartoe twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de Kamer voor de verhoging van de benzineaccijns op 1 juli 1997 als voorwaarde had gesteld dat er deugdelijke compensatie verstrekt zou worden aan de benzinestations in de grensstreek;

overwegende, dat de Europese Commissie eist dat de bijdragen van 450 ondernemers in de grensstreek worden teruggevorderd;

overwegende, dat de regering beroep heeft aangetekend tegen dit besluit van de Europese Commissie;

verzoekt de regering het uiterste te doen om daadwerkelijke terugvordering van de uitbetaalde gelden te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stroeken. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (26800 IXB).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat er grote onrust heerst onder 450 kleine ondernemers in de grensstreek omtrent het voornemen van de regering, op last van de Europese Commissie de compensatie van maximaal f. 220.000 per onderneming terug te vorderen;

overwegende, dat de regering de accijnzen op benzine niet wenst te verhogen, totdat het verschil met het aangrenzende buitenland tot nul is gereduceerd;

overwegende, dat door beoogde verhogingen van de accijnzen in Duitsland deze situatie uiterlijk over twee jaar bereikt lijkt;

voorts overwegende, dat de automatische wettelijke inflatiecorrectie op benzineaccijns de komende jaren een verhoging van jaarlijks circa 2,5 cent per liter betekent;

verzoekt de regering zodanige maatregelen te treffen dat de beoogde inflatiecorrectie op benzineaccijns achterwege blijft, totdat het verschil met het aangrenzende buitenland tot nul is gereduceerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie wordt voorgesteld door het lid Stroeken. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (26800 IXB).

De heer Kuijper (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Wij hebben twee weken geleden uitgebreid gesproken over dit onderwerp en eigenlijk zouden wij er hier niet meer op terug moeten komen, behalve dan om moties in te dienen. Er is echter een opmerking van het CDA die mij een beetje in het verkeerde keelgat is geschoten, namelijk dat de pomphouders zich terecht bedrogen voelen. De fractie van de PvdA betreurt het dat wij in deze situatie terecht zijn gekomen. Wij erkennen dat een aantal pomphouders in de grensstreek in problemen dreigen te komen, maar het gaat mij te ver om te zeggen dat de pomphouders zich, terecht, bedrogen voelen. Niet ontkend kan worden dat deze problemen grotendeels zijn ontstaan door de opstelling van de brancheorganisaties, die categorisch geweigerd hebben om de door de Europese Commissie gevraagde inlichtingen te verstrekken. De heer Stroeken gaat daar ook categorisch aan voorbij.

De heer Stroeken (CDA):

Het is niet zo dat de brancheorganisaties de schuld hebben. Hier is een Kamerbesluit genomen, waaraan een voorwaarde was verbonden, namelijk dat er een deugdelijke compensatie zou komen. Die voorwaarde is nu tot driemaal toe niet vervuld. Daarom kan ik mij goed voorstellen dat deze mensen zich bedrogen voelen. Ik heb overigens respect voor de goede bedoelingen om de zaak voor de toekomst wel goed te regelen. Ik vind, mijnheer Kuijper, dat u dat toch iets anders moet zien.

De heer Kuijper (PvdA):

Ik zie het ook iets anders dan u. In die zin vinden wij elkaar dus wel. Vanaf 1997 was het volstrekt helder dat als er sprake zou kunnen zijn van eventuele steun, die alleen gegeven zou worden aan individuele pomphouders. Dat was bij iedereen bekend, ook bij de brancheorganisaties en bij de individuele pomphouders. Het was ook volstrekt duidelijk dat geen steun zou worden verleend aan de oliemaatschappijen. In die zin hoeft het voor niemand een verrassing te zijn dat Europa haar regels heeft uitgelegd zoals het dat heeft gedaan.

De voorzitter:

Ik ben niet bij het AO aanwezig geweest, mijnheer Stroeken, maar mijn procedurele intuïtie zegt mij dat u nu het AO over aan het doen bent. U mag nog één korte opmerking maken.

De heer Stroeken (CDA):

De CDA-fractie heeft een motie ingediend om de accijnsverhoging niet door te laten gaan, omdat er geen deugdelijke compensatie was. Ik blijf bij mijn standpunt.

De heer Kuijper (PvdA):

Voorzitter! Wij spreken uit dat wij voldoende redenen hebben om de Nederlandse regering te prijzen en te volgen in haar beleid. Zij heeft geprobeerd zo breed mogelijk steun te geven. Zij heeft die steun bepleit bij de Europese Commissie en heeft de branche terzijde gestaan bij het zoeken naar oplossingen. In het AO heeft de regering aangegeven dat zij in beroep zal gaan en zal proberen een aantal pomphouders alsnog onder het regime van de steunregeling te krijgen. In die zin ben ik erg tevreden met de beslissingen. Ik hoop dat de twee laatste zaken nog soelaas zullen bieden.

Het CDA stelt in een motie voor om de terugvordering zoveel mogelijk te voorkomen. Ik vind dat onhaalbaar en ongewenst. Ik vind het eerlijk gezegd ook een hellend vlak, omdat het CDA nu vraagt om de regels die wij in Europa hebben opgesteld maar naast ons neer te leggen en de regels alleen daar toe te passen waar het ons het beste uitkomt. De motie over de automatische inflatiecorrectie kan ik ook niet steunen, omdat wij in het regeerakkoord hebben afgesproken dat prijsindexering van de accijnzen zal worden voortgezet, juist om te voorkomen dat autorijden structureel goedkoper wordt dan andere vormen van vervoer. De heer Stroeken heeft bovendien geen dekking voor zijn plan gegeven.

Mevrouw Remak (VVD):

Mijnheer de voorzitter! De VVD-fractie heeft zich in het verleden altijd sterk gemaakt voor de positie van de pomphouders in de grensstreek met Duitsland, en zal dat ook in de toekomst blijven doen. Mijn fractie is van mening – dat is verwoord door de heer Hofstra in het AO van 16 september – dat het zuur is dat de verleende compensatie op basis van de beschikking van de Commissie in een aantal gevallen zal moeten worden teruggevorderd. De VVD-fractie is dan ook van mening dat de staatssecretaris namens de minister een uiterste inspanning dient te leveren om al datgene te doen wat in zijn vermogen ligt binnen de bandbreedte van de Europees-rechtelijke context. In dit verband wil mijn fractie van de staatssecretaris horen wat die uiterste inspanning zoal zal gaan omvatten.

Voorzitter! De VVD-fractie ziet graag dat de staatssecretaris de mogelijkheid beziet om de nog niet uitgekeerde compensatie in te zetten ten behoeve van de inflatiecorrectie inzake lichte olie. Op die manier worden de pomphouders niet geconfronteerd met een nog grotere prijsstijging dan nu het geval is en wordt het prijsverschil van benzine tussen Duitsland en Nederland kleiner. Een bijkomend voordeel is dat er waarschijnlijk minder autokilometers worden afgelegd om in Duitsland goedkope benzine te tanken.

De VVD-fractie is blij dat de minister heeft aangegeven beroep aan te tekenen tegen de beschikking van de Europese Commissie. Zij steunt de minister bij zijn inzet voor een herkansing voor de pomphouders die een negatieve beschikking van de Europese Commissie hebben ontvangen omdat zij niet tijdig de gevraagde informatie hebben verschaft.

De heer Kuijper (PvdA):

Voorzitter! Mevrouw Remak stelt voor, een deel van de compensatie die niet wordt uitgekeerd te gebruiken om de inflatie te dempen. Realiseert zij zich dat daarmee wordt afgeweken van het regeerakkoord?

Mevrouw Remak (VVD):

Er wordt niet afgeweken van het regeerakkoord, omdat met ons voorstel het milieu wordt gediend. Het aantal kilometers dat extra wordt gereden om in Duitsland te tanken, wordt teruggebracht omdat dit niet meer loont.

De heer Kuijper (PvdA):

Deze maatregel geldt niet alleen voor de pomphouders in de grensstreek, maar alle Nederlandse automobilisten profiteren hiervan. In het regeerakkoord staat dat voorkomen moet worden dat het gebruik van de auto goedkoper wordt dan andere vormen van vervoer. Ik begrijp dit voorstel van de VVD dan ook niet.

Mevrouw Remak (VVD):

Voorzitter! Wij willen niet dat de kosten van het gebruik van de auto dalen, maar wij willen dat deze niet verder stijgen. Dat is de essentie van ons voorstel. Wij vragen de staatssecretaris of het mogelijk is en wat zijn oordeel hierover is. Ons doel is iets voor de pomphouders in kwestie te doen. Wij vinden dat er iets aan de huidige situatie gedaan moet worden.

De heer Stroeken (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Men zal zich kunnen voorstellen dat ik niet wil treden in een discussie over het regeerakkoord.

Ik bedank mevrouw Remak voor haar steun aan ons voorstel en ik wil tegelijkertijd ook de heer Hofstra bedanken die dat al eerder heeft gedaan. Op een gegeven moment zullen er minder accijnzen naar Duitsland vloeien en meer in Nederland blijven. Is het de bedoeling dat die gelden worden meegeteld? Ik begrijp natuurlijk dat die middelen niet voor een sluitende financiering kunnen zorgen.

Mevrouw Remak (VVD):

Op zichzelf steunen wij het voorstel van de heer Stroeken. Hij heeft in de betreffende motie echter niet aangegeven op welke wijze voor een dekkende financiering kan worden gezorgd als de inflatiecorrectie niet wordt doorgevoerd. Wij steunen de motie daarom vooralsnog niet.

De heer Kuijper (PvdA):

Voorzitter! Ik constateer dat de VVD-fractie hiermee nadrukkelijk afstand neemt van het regeerakkoord.

Mevrouw Remak (VVD):

Die interpretatie is zeker niet de onze. Misschien kan dat ook in de Handelingen worden opgenomen?

De voorzitter:

Alles wat u hier zegt, wordt vanzelfsprekend door de 150-jarige Stenografische dienst in de Handelingen opgenomen.

Mevrouw Giskes (D66):

Het is misschien een beetje flauw om mevrouw Remak voor te houden dat in het algemeen overleg diezelfde vraag door de VVD al aan de minister is gesteld. Hij heeft daarop een heel duidelijk antwoord gegeven, namelijk dat het onmogelijk is. Houdt de VVD-fractie toch maar vast aan haar oorspronkelijke inzicht?

Mevrouw Remak (VVD):

Wij vragen de staatssecretaris om een uiterste inspanning te leveren om de situatie voor een aantal pomphouders te verbeteren. Dat verplicht ons ertoe om hetzelfde te doen en daarom stellen wij deze vraag, want wie weet, is er sprake van voortschrijdend inzicht bij de bewindslieden en is het nu wel mogelijk. In een paar weken tijd kan immers veel veranderen.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! De aanleiding voor dit debat is het besluit van de Kamer om het variabiliseren van de autokosten te stimuleren. De Kamer wil dat het gebruik duurder en het bezit goedkoper wordt gemaakt. D66 ziet zich niet graag gedwongen om van dat principe af te wijken. Toen dat besluit werd genomen, hebben wij ons natuurlijk wel gerealiseerd dat er hierdoor een probleem voor de pomphouders in de grensstreek kon ontstaan. Dat is ook gebleken en doet ons bepaald geen genoegen. Wij waren daarom zeer blij met de poging die gedaan is om gebruik te maken van de "de minimis"-regeling. Wij vinden het uitermate vervelend dat dat nog steeds niet volledig zijn beslag heeft gekregen en ook nog tot problemen lijkt te leiden. Wij hebben dat ook in het algemeen overleg naar voren gebracht. Momenteel verkeren wij in het stadium dat de kleine bedrijven, zo'n 183, gelukkig gecompenseerd zijn, een aantal bedrijven nog geen compensatie heeft gekregen omdat er om welke onduidelijke reden dan ook te weinig informatie verstrekt is, terwijl een aantal bedrijven vooralsnog niet in aanmerking is gekomen. Dat zijn over het algemeen grotere bedrijven die meer dan één pomp hebben, dus niet de meest kwetsbare bedrijven.

Voorzitter! Wij zijn er dus nog niet van overtuigd dat het probleem niet toch op een aanvaardbare manier tot een oplossing zal komen. Het doet ons deugd dat de staat in beroep zal gaan tegen de uitspraak van Europa. De minister heeft toegezegd dit op een zodanige manier te zullen doen dat niet allerlei individuele bedrijven ook zelf nog in beroep moeten gaan. Wij hopen dat de staatssecretaris dat plenair nog eens zal bevestigen. Ik heb ook vorige keer al bepleit dat niet al te enthousiast teruggevorderd zal gaan worden, waar onverhoopt teruggevorderd moet worden. Dat is echter iets anders dan in een motie uitspreken: er wordt niet teruggevorderd.

De heer Stroeken (CDA):

Voorzitter! Mevrouw Giskes zegt dat 183 kleine bedrijven wel worden gecompenseerd. Het betreft ongeveer 1500 tankstations die oorspronkelijk allemaal gecompenseerd zouden worden. Later werd dit teruggebracht tot 600 bedrijven. Dat zijn bijna allemaal aparte BV's. Vergist zij zich niet? Betreft het niet 1500 kleinere of grotere bedrijven?

Mevrouw Giskes (D66):

Ik heb geen aanleiding om te twijfelen aan de cijfers die ons in die brief van de minister gepresenteerd zijn. Dat ging niet om 1500 bedrijven. Het kwam in de buurt van 600.

De heer Stroeken (CDA):

Er worden 450 bedrijven niet gecompenseerd. Die 450 bedrijven exploiteren ruim 1000 tankstations. Een heel groot deel wordt dus niet gecompenseerd en slechts een zeer klein deel wel.

Mevrouw Giskes (D66):

Wij zijn in ieder geval blij dat die bedrijven die er slechts één pompstation op nahouden, wel gecompenseerd mogen worden. Ik vind dat heel prettig. Verder is er een schemergroep, waarvan niet duidelijk is waarom de informatie onvoldoende was. Dan is er nog een groep die blijkt er meer dan een pomp op na te houden. Je moet je dan afvragen of al die pompen in de grensstreek staan en allemaal zo kwetsbaar zijn als u nu doet voorkomen. Ik heb daar graag eerst meer uitsluitsel over voor ik uw dramatische verhalen geloof.

Voorzitter! Wij hebben inderdaad in het regeerakkoord afgesproken dat we accijnsverhogingen acceptabel vinden, mits het verschil qua accijns met het buurland kleiner wordt. Ik heb geen reden om daar op dit moment een andere gedachte over te hebben, niet omdat het toevallig in het regeerakkoord staat, maar omdat ik denk dat dit een zinnige afspraak is geweest.

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Ik kan kort zijn. In het algemeen overleg is uitvoerig van gedachten gewisseld over alle aspecten die verband houden met deze problematiek. De bijdrage van de heer Stroeken is dezelfde als zijn bijdrage in het algemeen overleg. Hij heeft nu een aantal van zijn uitspraken geconcretiseerd in de moties. Ik begin met de motie waarbij aan de Nederlandse regering wordt verzocht om het uiterste te doen om daadwerkelijke terugvordering van de uitbetaalde gelden te voorkomen. Ik wijs erop dat dit in strijd zou zijn met de Europese regelgeving, wat kan leiden tot een gerechtelijke procedure tegen Nederland. De Nederlandse regering houdt zich aan de Europese regelgeving. Ik moet aanneming van deze motie dus ontraden.

Voorzitter! De tweede motie betreft het verzoek aan de Nederlandse regering om de afspraken in het regeerakkoord om inflatiecorrectie toe te passen, achterwege te laten. Deze afspraken passen echter in het beleid van het kabinet zoals afgesproken in het kader van het beperken van de automobiliteit. Ook aanneming van deze motie wordt door mij ontraden.

Voorzitter! Mevrouw Remak heeft gevraagd of ik wilde bevestigen dat wij alles zullen doen wat in ons vermogen ligt, binnen de grenzen van het recht en binnen de grenzen van het Europese recht. Het antwoord is "ja". Dit heeft betrekking op twee punten: het beroep en de zogenaamde herkansing.

Zij heeft voorts het idee geopperd om de mogelijkheid te bezien om datgene wat wij aan de ene kant overhouden, aan de subsidiekant weer in te zetten voor een verlaging van de inflatiecorrectie. Daar maak ik de volgende opmerkingen over. In de eerste plaats is de inflatiecorrectie die wordt toegepast een zelfstandig onderdeel van het regeerakkoord, dat te maken heeft met de automobiliteit en de afspraken die daarover zijn gemaakt. Als daaraan wordt getornd, handelen wij in strijd met het regeerakkoord en met het beleid dat betrekking heeft op automobiliteit. In de tweede plaats gaat het bij pompsubsidies om de uitgavenkant van de begroting en bij de accijnzen om de lastenkant daarvan. Dit betekent een doorkruising van de begrotingssystematiek die wij hanteren. In de derde plaats ligt er ongeveer 3,6 mln. op de plank om de accijnsverhoging niet door te laten gaan. Als de inflatiecorrectie niet toegepast zou worden, zou de accijnsverhoging de schatkist bijna 200 mln. kosten. Ook dit zou dus weinig soelaas bieden, althans op dit moment. Dit voorstel moet ik dan ook om een aantal redenen afwijzen.

Voorzitter! Mevrouw Giskes heeft een opmerking gemaakt over bedrijven. Ik heb al aangegeven dat wij in beroep zullen gaan en waarom. Bedrijven zijn natuurlijk vrij om zelf in beroep te gaan. Niettemin zijn wij momenteel bezig met een plan van aanpak op dit terrein.

Mevrouw Giskes (D66):

Volgens mij zou de staatssecretaris proberen om het zo in te kleden dat bedrijven niet per se in beroep hoeven en toch mee kunnen lopen.

Staatssecretaris Vermeend:

Dat klopt. Maar in beginsel zijn zij vrij.

De heer Stroeken (CDA):

Ik had de staatssecretaris nog twee vragen gesteld. Heeft hij voor de Belgische grens eenzelfde doel met betrekking tot de reductie van de accijnzen als voor de Duitse grens? Daarvoor bestaat immers een duidelijk plan. Voorts heb ik gevraagd of de regering, voorzover dat in haar vermogen ligt, in de komende tijd soepelheid wil betrachten indien zich financiële problemen voordoen bij de pompstationhouders.

Staatssecretaris Vermeend:

In antwoord op vragen van mevrouw Remak heb ik al opgemerkt dat het kabinet alles zal doen, binnen de grenzen van de Europese regelgeving en binnen de grenzen van het Nederlandse recht. Daarbinnen kunnen wij doen wat mogelijk is.

Voor een antwoord op de vraag over België verwijs ik naar het regeerakkoord. Dit is in het algemeen overleg ook uitvoerig aan de orde geweest. Wij kijken niet naar één grens, maar naar twee grenzen, dus naar die van beide buurlanden en niet alleen naar die van Duitsland.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven