Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Verbetering van een aantal wetten (Veegwet SZW 1999) (26722).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Wilders (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Ik spreek hier mede namens mevrouw Schimmel van de D66-fractie en de heer Harrewijn van de GroenLinks-fractie. Ik heb nog even overwogen om mijn tekst aan te passen, maar ik heb dat toch maar niet gedaan.

Ook vanaf deze plaats complimenteer ik de regering met het feit dat men in tegenstelling tot vorige jaren, deze Veegwet zoveel mogelijk heeft weten te beperken tot meer technische wijzigingen, zoals het ook hoort. De VVD-fractie kan met de voorgestelde wijzigingen instemmen, behoudens die ten aanzien van het opschorten van de intrekking van het Besluit beslistermijnen socialeverzekeringswetten, zoals door de regering voorgesteld. Het is de VVD-fractie al geruime tijd een doorn in het oog dat de huidige termijnen waarbinnen uitvoeringsinstellingen, het LISV en de Sociale verzekeringsbank op een aanvraag van een cliënt moeten beslissen, vaak meer dan de helft langer zijn dan de redelijke termijn van 8 weken zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht, namelijk 13 weken. Naar de mening van de VVD-fractie moet het mogelijk zijn de beslissingen eerder dan binnen 13 weken te nemen. Daarbij denken wij bij voorkeur aan de termijn van maximaal 8 weken, zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht.

Mijn fractie is niet erg onder de indruk van de argumenten die de regering aangeeft in de schriftelijke voorbereiding om het Besluit beslistermijnen socialeverzekerings- wetten zonder horizonbepaling voorlopig in stand te houden. De in de memorie van toelichting genoemde millenniumrisico's komen enigszins gezocht over en verklaren bovendien waarom er geen andere intrekkingsdatum wordt genoemd. Ook de validiteit van het gebruikte argument van mogelijk komende SUWI-wijzigingen is niet helemaal helder. Voorzover die al niet binnen enkele jaren kunnen worden gerealiseerd, staan ze een nadere wijziging van de termijnen en de codificatie ervan op dit moment niet in de weg. Wij zien daarom niet in waarom een mogelijke wijziging van de beslistermijnen in de materiewetten, ook op grond van de SUWI, een eerdere verkorting van de termijnen en de codificatie ervan in de weg staat. Bovendien zouden wij een snelle codificatie van die kortere beslistermijnen wenselijk vinden, met of zonder SUWI-dossier.

Waar het kabinet in de schriftelijke voorbereiding stelt, dat men wil kiezen voor maximale flexibiliteit – het staat er letterlijk zo – riekt dat meer naar maximaal uitstel. De VVD-fractie is daar geen voorstander van. Redelijke en dus kortere en meer cliëntvriendelijke beslistermijnen zijn van groot belang. Het feit dat verkortingen ook kunnen worden gerealiseerd zonder wetswijziging en codificatie, namelijk door een aanpassing van het Besluit beslistermijnen, doet daar wat ons betreft niets aan af. De VVD-fractie hecht aan een snelle invoering en codificatie van kortere beslistermen. Omdat wij druk op de ketel willen houden, heb ik samen met mijn collega's mevrouw Smits van de PvdA-fractie en mevrouw Schimmel van de D66-fractie een amendement ingediend op stuk nr. 8, strekkende tot het laten vervallen van het Besluit beslistermijnen per 1 januari 2001. Het voorkomen van het risico dat de regering hierin ziet, namelijk dat de termijnen snel weer moeten worden gewijzigd, heeft de regering zelf in de hand. Bovendien vinden wij, zoals gezegd, dat de beslistermijnen los van welke andere discussie, zoals over de SUWI, snel moeten worden geregeld, verkort en gecodificeerd. Met dit amendement heeft het kabinet van de coalitiepartijen nog ruim een jaar de tijd gekregen om een en ander te regelen. Mij dunkt dat dit voldoende tijd moet zijn. Nogmaals, wij hechten aan het realiseren van redelijke beslistermijnen voor de cliënten. Het codificeren ervan vinden wij van groter belang dan de wetstechnische en procedurele argumenten die de regering daartegen inbrengt. Vandaar ons amendement.

Mevrouw Smits (PvdA):

Ik sluit mij aan bij de algemene opmerkingen van de heer Wilders over de Veegwet. De Algemene wet bestuursrecht geeft aan dat acht weken een redelijke termijn is voor het nemen van een besluit. In de sociale zekerheid duurt dat meestal langer. Het betekent concreet dat een beslissing op een WAO-aanvraag nu 13 weken mag duren. Het is mijn overtuiging dat het sneller kan. Het voornemen was om de termijn voor de besluiten te bekorten en in afzonderlijke wetten op te nemen. Dat is mooi. Het voorstel was vervolgens om dit uit te stellen vanwege de gevolgen voor de automatisering. Wij zouden in problemen komen als gevolg van het millennium. Dit zou kunnen leiden tot een kort uitstel, bijvoorbeeld van vier maanden. Het is jammer dat het niet is gebeurd en het niet meer haalbaar is. Eén jaar uitstel lijkt vervolgens redelijk, maar de staatssecretaris kiest ook daar niet voor. Hij hanteert het argument dat wij bezig zijn met de operatie die bekend staat onder de afkorting SUWI, de uitvoeringsstructuur. Dit kan een uitstel betekenen van langer dan twee jaar. De staatssecretaris geeft dat zelfs toe in de nota naar aanleiding van het verslag. In feite betekent dit een onbepaald uitstel. Wij zijn het daar niet mee eens. Bovendien gaat het bij de SUWI om een andere materie. Het gaat daar om de uitvoering en de onderlinge verhouding van socialezekerheidsorganen. Dat is iets anders dan het regelen van redelijke beslistermijnen. Om die redenen dienen wij het amendement in.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter! In de toekomst zal hoe dan ook per socialezekerheidswet geregeld moeten worden wat een redelijke beslistermijn is. De Algemene wet bestuursrecht biedt naar ons gevoel te weinig flexibiliteit met die ene termijn van acht weken. Mevrouw Smits noemde het voorbeeld van de beslissing over een WAO-uitkering. Dat is bij uitstek een gecompliceerde en tijdrovende beslissing, met een administratieve voorbewerking en een claimbeoordeling, die weer uit twee onderdelen bestaat: de medische en de arbeidsdeskundige beoordeling. Verder is er sprake van een administratieve nabewerking. Het is echt moeilijk om dat in alle gevallen binnen een termijn van acht weken te realiseren. Wij zullen aan de Kamer een wet voorleggen, waarin dat per socialezekerheidswet wordt nagegaan. Ik heb begrepen dat de Kamer daar haast mee heeft. Het is niet mijn voorstel om uitstel voor onbepaalde tijd mogelijk te maken. Ik kan dus een eind met de Kamer meegaan en een tijdslimiet hanteren.

Wij hebben voorgesteld om dit samen te laten lopen met de SUWI-operatie, omdat deze twee zaken samenhangen. SUWI zal gevolgen hebben voor bepaalde beslistrajecten in de uitvoering. Het is dan ook heel logisch om die twee dingen met elkaar te laten samenvloeien. Ik heb goede hoop dat wij dat per 1 januari 2002 zouden kunnen regelen. Ik kan mij voorstellen dat de Kamer wil dat die datum van 1 januari 2002 de uiterlijke datum is voor het invoeren van de wet. Ik wil de Kamer tegemoet komen. Wij gaan er geen onbepaalde uitsteloperatie van maken, maar wij zullen een datum vastleggen. De Kamer heeft gekozen voor 1 januari 2001. Als het echt moet, zal dit wel mogelijk zijn, maar dan moet het wetsvoorstel wel in het eerste kwartaal van het volgend jaar bij de Kamer liggen. Het lijkt mij beter om 1 januari 2002 als uiterste datum te hanteren. Dan heeft de Kamer een duidelijke einddatum en word ik aangespoord om haast te maken met de SUWI-operatie.

Mevrouw Smits (PvdA):

Tijdens de schriftelijke behandeling is gemeld dat tot nu toe nog niet is begonnen met wetgeving omdat men bezig was met andere ingrijpende wetswijzigingen. Koppeling aan het SUWI-dossier heeft het gevaar in zich dat men opnieuw in tijdnood komt, want iedereen concentreert zich natuurlijk op dat dossier. Ik pleit ervoor, 2001 als einddatum aan te houden. Op die manier wordt druk op de ketel gehouden om eerst dit af te werken.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Ik heb aangegeven dat er wel degelijk een inhoudelijke samenhang is tussen de SUWI-operatie en de nadere besluitvorming over de beslistermijnen. Er is sprake van een zekere interne logica. De regeling terzake kan heel goed per 1 januari 2001 als zelfstandige wet door de Kamer worden aangenomen. Dan bestaat echter het risico dat wij bij een volgende veegwet toch weer om uitstel moeten vragen. Ik maak er geen halszaak van, maar ik vraag de Kamer om zo praktisch mogelijk te werk te gaan. Als het amendement wordt gehandhaafd, zullen wij ons uiterste best doen om het voor 2001 te regelen. De einddatum van 2002 lijkt mij gewoon praktischer.

De heer Wilders (VVD):

Voorzitter! Wij prijzen de staatssecretaris ervoor dat hij zijn uiterste best wil doen om het volgend jaar te regelen. Als dit niet lukt, is er inderdaad het instrument van de veegwet. Wij hechten echter zeer aan realisering ervan op korte termijn. Als eerste ondertekenaar van het amendement merk ik dan ook op dat wij het willen handhaven in de huidige vorm.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter! Ik heb hier niets aan toe te voegen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Weisglas

Naar boven