Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Politiewet 1993 en de Wet politieregisters in verband met de overdracht van het beheer van het Korps landelijke politiediensten aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (26461).

(Zie vergadering van 2 november 1999.)

De algemene beraadslaging wordt heropend.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! Vorige week is uitvoerig gesproken over het wetsvoorstel dat de overgang regelt van het beheer over het Korps landelijke politiediensten van de minister van Justitie naar de minister van BZK. In dat wetsvoorstel werd ook een nogal ingewikkelde besluitvorming inzake het beleidsplan en het jaarverslag geregeld. Ik heb toen op dat punt een amendement ingediend met de bedoeling om die procedure te vereenvoudigen. Daarbij was ook de rol van de Raad voor het Korps landelijke politiediensten aan de orde. De bewindslieden toonden zich weinig gelukkig als door dat amendement een wijziging in de rol van het KLPD haar beslag zou krijgen voordat een fundamentele bezinning op de rol en de positie van de Raad voor het KLPD zou hebben plaatsgevonden. De raad is op dit moment met een evaluatie bezig en zal daarover in het voorjaar rapporteren.

Ongelukkige bewindslieden op dit terrein zijn wel het laatste waar de fractie van D66 op zit te wachten. Zij hoeven naar mijn gevoel dan ook niet ongelukkig te zijn. We hebben ons door het debat laten overtuigen dat een wijziging in de rol van het KLPD nu, in het kader van deze technische overgang van het KLPD naar BZK, minder geschikt is. Wij achten het dan ook redelijk en ook chiquer om te wachten op de evaluatie door de raad. Wij zouden het echter op prijs stellen als de raad bij die evaluatie uitdrukkelijk zijn rol bij de vaststelling van het beleidsplan en jaarverslag zou betrekken. Ook de minister onderkende in het debat de ingewikkeldheid van de procedure vaststelling beleidsplan en jaarverslag.

Voorzitter! Dit leidt ertoe dat het op dit moment verstandig is mijn amendement op stuk nr. 9 in te trekken. Tevens wil ik een motie indienen.

De voorzitter:

Aangezien het amendement-Scheltema-de Nie (stuk nr. 9) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening, dat de procedure voor vaststelling van het beleidsplan en jaarverslag voor het Korps landelijke politiediensten een ingewikkelde is;

overwegende, dat dit ook een relatie heeft met de daarbij aan de Raad voor het KLPD toegekende rol;

overwegende voorts, dat deze raad zijn taken en zijn positie evalueert en daarover in het voorjaar van 2000 zal rapporteren;

verzoekt de regering te bevorderen dat bij die evaluatie ook zal worden ingegaan op de in verband met taken en positie van de raad meest aangewezen vorm van betrokkenheid van de raad bij de vaststelling van het beleidsplan en jaarverslag van het KLPD,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Scheltema-de Nie. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (26461).

Minister Korthals:

Mijnheer de voorzitter! Ik ben uiteraard verheugd over het feit dat het amendement is ingetrokken. Daarvoor in de plaats is er een motie van mevrouw Scheltema gekomen. Bij de verdediging van het wetsvoorstel heb ik gezegd dat de positie van de raad wat ons betreft onderwerp van bezinning is. Dat is te vinden op bladzijde 1149 van de Handelingen. Wij hebben dat ook in de stukken aangegeven. Daar zit ook het element bij dat mevrouw Scheltema naar voren brengt. Enerzijds ben ik verheugd met zo veel steun voor het kabinetsbeleid. Anderzijds vind ik dat wat wij als kabinet voornemens zijn, niet altijd geëxpliciteerd behoeft te worden in moties. In die zin heb ik geen behoefte aan deze motie. Ik laat voor het overige het oordeel aan de Kamer.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Wij hebben uitvoerig gediscussieerd over dit punt. Het is daarom nuttig als de Kamer uitspreekt dit punt belangrijk te vinden. Daarom heb ik een motie ingediend. Wij slaan deze weg gezamenlijk in. Wij moeten nu wachten op de evaluatie. Ik vind het echter nuttig een uitspraak van de Kamer op dit punt te horen.

Minister Korthals:

Als de regering voornemens is iets te doen en de Kamer zich daar niet tegen uitspreekt, stemt de Kamer daarmee dus in. Als mevrouw Scheltema desalniettemin een en ander in een motie wil vastleggen, is dat haar goed recht. Wij hebben echter zoveel vertrouwen in het eigen beleid, dat wij er weinig behoefte aan hebben.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, op een nader te bepalen tijdstip te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven