Aan de orde is de behandeling van:

de brief inzake gasboringen in de Waddenzee (26431, nr. 4).

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Bij twijfel geen boringen in de Waddenzee. Dat waren letterlijk de woorden van premier Kok op het 8 uur-journaal van afgelopen vrijdag. En zo is. Het kabinet gaat ervan uit dat het unieke karakter van het Waddengebied als wetland behouden moet blijven. Er mag geen bodemdaling optreden die dat unieke karakter aantast. De facto is dat het voorzorgbeginsel. Voor de fractie van de PvdA staat het voorzorgbeginsel voorop. Dat wil zeggen dat pas toestemming tot voorgenomen activiteiten gegeven mag worden, indien er zekerheid is dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zullen worden aangetast. Oftewel: als niet met zekerheid vaststaat dat de natuurlijke kenmerken niet worden aangetast, moet men zich onthouden van die activiteiten die mogelijk negatieve gevolgen zullen veroorzaken. Omdat er verschil van mening bestaat over de zekerheid dat schade al dan niet zal optreden, vereist het voorzorgbeginsel dat van mogelijke schadelijke activiteiten wordt afgezien.

De PvdA-fractie kan het zich niet voorstellen dat er gas gewonnen kan worden zonder bodemdaling in de Waddenzee. Kijk alleen naar Oost-Ameland waar de bodemdaling na tien jaar boren al zo'n 22 cm is. En we hebben op z'n minst nog tien jaar te gaan, voordat dat veld leeg is. Het wil er bij ons niet in dat dergelijke ingrepen geen blijvende schade aanbrengen. De signalen over het natuuronderzoek dat op het Oerd, het natuurgebied op Oost-Ameland, plaatsvindt, zijn niet bemoedigend. Dit zijn gewone, maar wel praktijkgegevens. Het theoretische NAM-rapport Integrale studie bodemdaling Waddenzee wijst echter zelf ook in de richting van schades. Het rapport van Greenpeace, De schaduwkant van het Waddengas, ondersteunt ons standpunt dat geen zekerheid te verkrijgen is. Wij begrijpen dan ook niet dat mevrouw Jorritsma in Trouw van 9 november 1999 de stelling poneert dat het aanrichten van onherstelbare schade uitgesloten is. Hoe weet de minister zo zeker dat de modellen die de NAM gebruikt heeft en die gebaseerd zijn op het bodemdalingsprofiel van het grote Groningenveld, zonder meer van toepassing zijn op de mogelijke bodembewegingen bij de kleine velden in de Waddenzee? Als de NAM zelf al aan de Kamer meedeelt dat aardschokken niet voorspeld kunnen worden nadat een gasveld vrijwel geheel leeg is – denk bijvoorbeeld aan de situatie in Roswinkel in Zuidoost-Drenthe – hoe komt de minister dan aan een dergelijke eenvoudige stellingname? Naast de Waddenvereniging wijst ook de FNV op gevaren voor verstoring van het ecologisch evenwicht door vervuiling van de zee.

De fractie van de PvdA is van mening dat zorgvuldig en gewetensvol omgegaan moet worden met de opdracht die uit internationale wetgeving en verdragen spreekt. Voor ons vormen ook de afspraken in Rio de Janeiro een leidraad bij de beoordeling van de vraag hoe er moet worden omgegaan met dit unieke getijdenlandschap, dat nergens ter wereld is te vinden. Het is toch niet te verdedigen dat wij het kappen in regenwouden bekritiseren en tegelijkertijd bereid zijn risico's te lopen met qua biodiversiteit te vergelijken gebieden, zoals de Waddenzee in het welvarende Nederland? De conclusie kan niet anders zijn dan dat er twijfel is. Dat betekent: geen risico's nemen en geen nieuwe mijnbouwactiviteiten.

Het gaat mijn fractie er niet om welke wetenschapper of welke deskundige gelijk heeft. Het gaat om de erkenning dat er verschillende belangen zijn en dat die soms niet met elkaar te verzoenen zijn. Voorts spelen er problemen wat betreft de interpretaties van de diverse wetenschappelijke onderzoekingen. Dit alles leidt echter wel tot de conclusie dat er twijfel is over de vraag of boringen het Waddengebied kunnen beschadigen. De maatschappelijke noodzaak om het Waddengas eruit te halen, ontbreekt. Er is de komende 50 tot 70 jaar meer dan voldoende gas. In de Noordzee liggen velden klaar om te worden gewonnen. Dit is een denkrichting om tot een goede aanpak te komen. Daarmee wordt een win-winsituatie gecreëerd. Geen avonturen met de Waddenzee. De bodemschatten in de Noordzee worden benut. Mag de fractie van de PvdA ervan uitgaan dat de regering bereid is uitvoering te geven aan deze denkrichting?

De PvdA meent dat de besluiten van het kabinet daartoe ook aanknopingspunten bieden. Het eerste besluit van het kabinet houdt in dat de nieuwe PKB Waddenzee geen proefboringen in de Waddenzee zal bevatten. Het tweede besluit betreft het treffen van voorbereidingen voor een definitief besluit over het schuinboren naar gas onder de Waddenzee en het doen van proefboringen buiten het nieuwe PKB-gebied. Hoewel het kabinet het begrip "voorzorgbeginsel" niet noemt, is dit de facto wel het uitgangspunt voor het nemen van een definitief besluit over dit onderdeel. Waarom benadert de fractie van de PvdA dit kabinetsbesluit positief? De PvdA stelde de proefboringen in de Waddenzee in 1996 ter discussie. Wie had toen gedacht dat het kabinet-Kok II de PvdA al na drie jaar wat dat betreft gelijk zou geven? Een dikke drie jaar later heeft dit kabinet namelijk besloten van proefboringen af te zien en om de situatie, zoals die gold gedurende het moratorium van 1984-1994, op zijn minst te herstellen. Witteveen-HevingaDe gaswinning uit die velden is voorgoed geblokkeerd. Wie had gedacht dat, toen de PvdA het schuinboren ter discussie stelde, iets wat al sinds jaar en dag mag, dit kabinet dat een paar jaar later ook al geen vanzelfsprekendheid meer vindt? Het licht voor schuinboren stond altijd op groen. Het kabinet zet dat op oranje. Naar onze mening moet het licht nu snel op rood springen.

De argumenten, zoals ik die vanaf 1996 ben tegengekomen – ik noem consistentie van beleid, derving van staatsinkomsten, schadeclaims, maatschappelijke noodzaak, het gas is nodig voor export, het is opgenomen in het plan voor de gasafzet, geen alternatieven, het kleineveldenbeleid, Slochteren zal de balansfunctie niet kunnen uitoefenen, verlies van werkgelegenheid in het kwetsbare noorden – zijn allemaal van de baan. Nu resteert de toets, via het voorzorgbeginsel, van alle voorgenomen activiteiten.

Ik rond af. De fractie van de PvdA is en blijft wijs met de Waddenzee: geen nieuwe boringen.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Voorzitter! Mevrouw Witteveen zegt dat het er niet om gaat welke wetenschapper gelijk heeft. Bij twijfel geen boring. De vraag is dan hoe mevrouw Witteveen het kabinetsbesluit hanteert, want daarin staat dat er nog onderzoek noodzakelijk is.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Wij verschillen wat dat betreft van mening met het kabinet. Wij zijn op basis van eigen onderzoek tot de conclusie gekomen dat het onmogelijk is om zekerheid te creëren over de vraag of er geen schade optreedt.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Het standpunt van mevrouw Witteveen is dus dat een nader onderzoek geen zin heeft, omdat is aangetoond dat er twijfel bestaat en dat er dan op basis van het voorzorgprincipe niet moet worden geboord.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Dat is de conclusie van de PvdA. Absoluut.

De heer Marijnissen (SP):

Misschien kunt u mij uitleggen of er licht zit tussen het kabinetsbesluit en het standpunt van de Partij van de Arbeid?

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Ik meen dat u dat zelf wel kunt concluderen. De Partij van de Arbeid zegt: geen verdere proef- en winningboringen. Het kabinet is een heel eind in die richting. Zoals ik al gezegd heb, hebben wij eigenlijk het oude moratorium terug. Het kabinet doet er nog een schepje bovenop, maar daarmee zijn we er nog niet. Dat is het licht tussen het kabinet en de fractie van de Partij van de Arbeid.

De heer Marijnissen (SP):

Nu is natuurlijk politiek gesproken de vraag of de PvdA een motie die ongetwijfeld vandaag zal worden ingediend in dit debat, stel steunen waarin wordt uitgesproken dat er helemaal geen boringen en gaswinning in de Waddenzee mogen plaatsvinden. Met andere woorden: een motie die de uitspraak bevat die overeenkomt met de meest geciteerde zin van de afgelopen dagen uit het PvdA-verkiezingsprogramma, namelijk dat er geen sprake kan zijn van gaswinning in de Waddenzee.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Als u goed naar mij geluisterd heeft, moet u niet uitsluiten dat wij zelf een dergelijke motie gaan indienen.

De heer Marijnissen (SP):

De route die iedereen vreest, is die via nieuw onderzoek dat echter nooit echt helderheid en zekerheid kan geven over de vraag of er geen sprake zal zijn van daling van de bodem en dus van schade aan het Waddenzeegebied. Dus is mijn vraag of u uiteindelijk zult instemmen met die mogelijke route van het kabinet.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Allereerst heeft het kabinet natuurlijk zijn eigen verantwoordelijkheid. Als ik het kabinet was, hier vandaag de Kamer gehoord hebbende, zou ik denken: ik moet zuinig zijn met geld, dus ik besteed er verder geen aandacht aan. Gelet op mijn eigen ervaringen in de afgelopen jaren, ben ik ervan overtuigd dat verder onderzoek op dit dossier alleen maar oplevert, dat wij er echt van moeten afzien. Het zou mij een lief ding waard zijn wanneer ook de NAM zelf dat soort conclusies zou trekken, het liefst ook samen met het kabinet.

De heer Van Middelkoop (GPV):

In de kranten heb ik wat meer duidelijkheid gekregen op het punt van het mogelijke schadeverhaal dat de NAM wellicht richting de ministers willen plegen. Wat is uw positie daarin? Ik begrijp uit de media dat de PvdA-fractie "bereid is te compenseren". Zo geformuleerd, gaat u er dus van uit dat er een behoorlijk schadeverhaal richting het kabinet komt en dat u bereid bent erover mee te denken.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Ook ik heb het bericht vanochtend gelezen in de Volkskrant. U heeft mijn betoog gehoord over de Noordzee. Uitgangspunt voor de keuze van de Noordzee is het sparen van de Waddenzee. Ik meen dat het heel onverstandig is om ons hier uit te laten over schadeclaims. Dat is iets wat tussen het kabinet en de NAM besloten ligt. Daar zult u mij hier niet over horen speculeren.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Dank voor deze duidelijkheid. Het betekent op dit moment dus dat u een beslissing neemt en dat, mochten er schadeclaims komen, dit later een zorg is van het kabinet, vermoedelijk in het bijzonder de minister van Financiën, maar dat dit niet meer uw positie op dit moment beïnvloedt?

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Neen, dat beïnvloedt onze positie niet. Ik vraag mij ook af of er überhaupt schadeclaims zullen komen. Maar dat is ook al een beetje speculeren en daar wil ik mij eigenlijk niet in begeven.

De heer Van Wijmen (CDA):

Ik hoor mevrouw Witteveen zeggen dat de PvdA van mening is dat er geen gas moet worden gewonnen in de Waddenzee. Is dat juist?

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Ja.

De heer Van Wijmen (CDA):

Dan heb ik nog een vraag over het onderzoek. U zegt daar vertrouwen in te hebben, in de zin dat het uit zal wijzen dat het een juiste beslissing is. Echter, als het onderzoek een andere lijn oplevert, wat is dan uw standpunt?

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Ik moet u eerlijk zeggen dat dit echt mijn voorstellingsvermogen te boven gaat. De afgelopen jaren heb ikzelf heel veel onderzoek gedaan naar wat er precies aan de hand is. De argumenten die mij werden gegeven pro het boren, draaiden zich in tegengestelde richting om. Als het kabinet het laat onderzoeken, hetgeen zijn eigen verantwoordelijkheid is, kan ik mij niet voorstellen dat het geen ondersteuning oplevert van het standpunt van de Partij van de Arbeid.

De heer Van Wijmen (CDA):

Maar het wetenschappelijk risico van een andere lijn uit het onderzoek is aanwezig? Dat zult u toch niet ontkennen?

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Ja, maar er hebben zich nu al zoveel wetenschappers over gebogen. Onafhankelijke mensen hebben zich ermee beziggehouden. Greenpeace heeft wetenschappers ingeschakeld. Ik heb zelf met veel wetenschappers gesproken. Die twijfel wordt alleen maar ernstiger.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Ik wil graag nadere duidelijkheid over de positie van de Partij van de Arbeid. Mevrouw Witteveen zegt dat de Partij van de Arbeid van oordeel is dat er niet geboord mag worden. Het kabinet zegt dat het de mogelijkheid daartoe nog eens wil onderzoeken. Is de Partij van de Arbeid vandaag bereid om haar positie zo helder te maken, dat er over een aantal weken of maanden geen nieuw debat op basis van het onderzoek van het kabinet hier in de Kamer wordt gehouden?

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Dat hangt natuurlijk samen met de onderzoeksvraag. Als het kabinet vandaag goed luistert naar de Kamer zal op dit onderdeel geen nieuw debat over de Waddenzee gevoerd worden, ook niet als het aan de PvdA ligt. Ik ga ervan uit dat de resultaten van dit debat verwerkt worden in een nieuwe PKB Waddenzee.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Is mevrouw Witteveen bereid om namens de PvdA vandaag het laatste debat over eventuele boringen in de Waddenzee te voeren en dat vanmiddag af te ronden met een besluit om daar verder niet meer over te praten en de Kamer de uitspraak te laten doen dat er niet geboord mag worden?

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Als de Kamer vandaag een duidelijke uitspraak doet, zie ik niet welke aanleiding er zou zijn om opnieuw een discussie te starten.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Het kabinetsvoorstel zou die aanleiding kunnen zijn.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Ik heb al gezegd dat dat mijn voorstellingsvermogen te boven gaat. De twijfels zullen alleen maar ernstiger worden. Ik kan zeggen of ik er al dan niet toe bereid ben, maar wat is de waarde daarvan?

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Hoeveel ruimte laat u het kabinet? Waar stuurt u het kabinet mee op pad?

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Ik stuur het kabinet niet op pad. Het kabinet stuurt zichzelf op pad. Dat is zijn eigen verantwoordelijkheid. Dit is echter een verstandig kabinet, waar ik voorlopig op wil vertrouwen.

De heer Van Wijmen (CDA):

Mevrouw de voorzitter! De CDA-fractie kan de penibele situatie waarin met name de PvdA thans verkeert niet beter karakteriseren dan met een gedicht van Frank van Pamelen in Trouw van eergisteren:

  • "Welnee, zegt Pronk, dat boren op de Wadden

  • Dat doet ons socialisten niet zo veel

  • Vooral door die ontbindende bepaling

  • Want daarin staat gewoon heel essentieel:

  • Er mag geen sprake zijn van bodemdaling

  • Wanneer die het karakter blijvend schaadt

  • En verder hebben wij behoorlijk maling

  • Aan wat in ons partijprogramma staat

  • Of wat we aan milieubewustzijn hadden

  • Want dát karakter hebben we alvast

  • Zo goed als onherstelbaar aangetast."

Het standpunt van het CDA over het boren naar Waddengas is dat dit niet dient te geschieden, noch voor exploratie, noch voor exploitatie. Er bestaat geen economische noodzaak, elk maatschappelijk draagvlak ontbreekt en ecologische schade als gevolg van bodemdaling kan niet worden uitgesloten. De Waddenzee is een uniek natuurgebied van mondiale betekenis. Het is zowel op nationaal niveau als volgens internationaal verdragsrecht beschermenswaardig en ook grotendeels concreet beschermd. Een verlengd moratorium is wel het minste waartoe nu dient te worden besloten. De regering mag niet overgaan tot het toestaan van boringen naar Waddengas. Of het nu proefboringen betreft, dan wel boringen voor gaswinning, of die boringen nu op zee plaatsvinden, vanaf de eilanden of schuin vanaf de vaste wal, dat er zich bodemdalingen voordoen staat vast. Men vergelijke het met de situatie in Groningen en op Ameland. Dat daardoor schadelijke effecten ontstaan voor het buitengewoon delicate ecologische evenwicht van de Waddenzee valt geenszins uit te sluiten, zeker niet als ook rekening wordt gehouden met de niet door ons te beïnvloeden zeespiegelrijzing. Het voorzorgbeginsel noopt dus tot een eenduidige beslissing: niet boren.

De brief van het kabinet bevat interne tegenstrijdigheden. Eerst staat er: de nieuwe PKB zal geen proefboringen in de Waddenzee toestaan. Vervolgens staat er dat het unieke karakter van het Waddengebied als wetland behouden dient te blijven. Essentieel daarvoor is dat er geen bodemdaling optreedt die dat karakter blijvend aantast. Verder worden er voorwaarden geformuleerd die tot dit resultaat leiden. Als daaraan voldoende invulling kan worden gegeven – maar hoe weet men dat van tevoren? – dan volgt vergunningverlening voor die schuine boringen vanaf de vaste wal. Dan volgt er een zin die rechtstreeks in strijd is met de zojuist geciteerde PKB-formule. Er staat namelijk: voor Ballum en Ballonplaat wordt in dat geval toestemming gegeven tot het verrichten van een proefboring. Hoe hebben wij het nu? Dan wordt verdere winning mogelijk en zal eventueel toestemming worden gegeven voor proefboringen in de Eemsmond en dan kan weer nadere winning volgen. Moet u eens kijken wat er allemaal gebeurt. Die PKB Waddenzee wordt dus bij voorbaat uitgehold en tot een voos vod gedegradeerd. Er dreigt alleszins aantasting van – ik citeer wederom – "het unieke karakter van het Waddengebied"!

De dichter heeft de brief in elk geval heel goed gelezen. De kabinetsbrief deugt gewoon niet en wij moeten het kwaad in de kiem smoren. Als in het bedrijfsleven of op mijn oude advocatenkantoor een stagiaire zo'n brief schrijft, is dat een reden voor ernstige arbeidsrechtelijke reprimandes. Omdat er geen economische noodzaak tot winning van het Waddengas bestaat, dienen de natuurwaarden te prevaleren.

Het kabinet spreekt sedert vrijdag absoluut niet met één mond. Minister Pronk verklaarde vrijdag uit-en-te-na dat na onderzoek vast zal komen te staan dat onherstelbare schade niet is uit te sluiten; "geen boringen" zegt hij flink. Zijn collega Jorritsma roept ons echter vanaf de voorpagina van dezelfde Trouw waarin op de binnenpagina dat gedicht stond, toe dat hetzelfde onderzoek zal uitwijzen dat geen blijvende schade zal optreden en dat er dus zeker geboord zal worden. Dit nu is ten enenmale onverenigbaar en dus eens temeer een bewijs hoe voos het "compromis" van het kabinet is. De CDA-fractie wenst vandaag te horen wat de juiste interpretatie van het kabinet is, dus wel of niet boren.

De kwestie spitst zich trouwens nog nader toe voor wie zich afvraagt waar de PvdA nu eigenlijk staat. Houdt zij zich bij deze "vrije kwestie" nu wel of niet aan haar eigen verkiezingsprogramma en aan de duidelijke publieke uitlating van partijleider Kok in april 1998, te weten niet boren?

De CDA-fractie wenst vandaag zowel van het kabinet als van de grootste coalitiepartij haring of kuit. Een zichzelf respecterende Tweede Kamer mag zich niet met een dergelijke kluit in het riet laten sturen. De brief is echt slecht. "Handen af van het Waddengas" is het enige motto dat volgens de CDA-fractie gehanteerd mag worden.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Voorzitter! Het Waddengebied, dat loopt van het Deense Esbjerg tot aan Den Helder, is een internationaal erkend natuurgebied, een wetland onder de conventie van Ramsar, een gebied dat valt onder de Europese vogel- en habitatrichtlijn en het grootste aaneengesloten natuurgebied in Nederland. Het herbergt een uniek ecologisch systeem met een grote verscheidenheid aan vogels, met zeehonden en met een uniek bodemleven.

Op 22 december 1993 en op 13 april 1994 diende de fractie van D66 een motie in, die tot doel hadden af te zien van gaswinning in dit gebied. De argumenten van toen waren dezelfde als nu en zij zijn in de jaren alleen sterker geworden. Ik noem de drie hoofdpunten. In de eerste plaats zijn de risico's van schade aan het gebied en het ecologisch systeem groot. In de tweede plaats is er geen maatschappelijke noodzaak tot winning en in de derde plaats is er geen economische noodzaak tot winning. Dat vonden wij in 1994 en dat geldt nog steeds in 1999. In 1994 vonden wij voor dit standpunt onvoldoende aanhang in de Tweede Kamer. In de tussenliggende jaren hebben ook de PvdA en het CDA aangegeven, proef- en winningboringen in het Waddengebied af te wijzen. Ik prijs hen daarvoor.

Mijn fractie vraagt nu opnieuw een duidelijke keuze van het kabinet om definitief boringen af te wijzen, om de deur niet op een kier te zetten, zoals uit de brief van 5 november blijkt, en om nu aan te geven dat er geen exploratie – onderzoek – en geen exploitatie – winning – zal plaatsvinden.

Op tal van plaatsen in vooral Noord-Nederland is bodemdaling opgetreden ten gevolge van boren naar gas of andere delfstoffen. Dat is het geval in Groningen, Friesland en Drenthe. Bodemdaling doet zich soms pas na veel jaren voor, maar soms gebeurt dit veel sneller dan verwacht. Ik geef een voorbeeld. In Harlingen, waar zoutwinning uit gesteente plaatsvindt, was een bodemdaling verwacht van 35 cm over 60 jaar. Na vier jaar blijkt de daling 12 cm te zijn en in 2004 is de 35 cm bereikt. De ondergrond gedraagt zich dus anders dan verwacht. Op land lijdt dit tot schade aan woningen en gebouwen en in een getijdegebied zoals de Wadden zou dat ernstige problemen opleveren aan het ecosysteem, omdat dit afhankelijk is van droogvallen en onderlopen en daarmee extra gevoelig voor bodemdaling.

Voorzitter! Het gas is ook niet nodig voor de eigen bevolking. Er kan veel worden geïmporteerd. Dat er veel gasvoorkomens in het buitenland zijn, blijkt uit het feit dat de aanvankelijk nodig geachte gasopslag op grote schaal nu beperkt blijft tot de locaties Grijpskerk, Langelo, Alkmaar en de Maasvlakte voor het NLG. Hier hebben de NAM en de Gasunie het beleid bijgesteld. Bij de huidige welvaart en economische groei zijn de extra inkomsten uit gas onder het Waddengebied niet nodig en er valt nog veel gas elders te winnen.

D66 vindt de brief van het kabinet een onheldere brief. Niet duidelijk is wat nu wel en niet mag. Niet duidelijk is wat met het aangekondigde onderzoek is beoogd. Niet duidelijk is of het kabinet nog enige ruimte laat om af te zien van boringen. Dat blijkt ook, want de ministers Pronk en Jorritsma geven hier hun eigen interpretatie aan. Ik wil graag in dit debat van beide ministers afzonderlijk horen hoe zij de intentie van de brief uitleggen.

De brief bevat risicovolle formuleringen. Er staat: "Essentieel daarvoor is dat geen bodemdaling optreedt die dat karakter blijvend aantast." Mogen een beetje bodemdaling en een beetje blijvende aantasting dan wel?

Verder staat er: "De nieuwe PKB Waddenzee zal geen proefboringen in de Waddenzee bevatten." Even verderop lezen wij: "Voor Ballum en de Ballonplaat wordt in dat geval toestemming gegeven". Dat er vervolgens winning op zal volgen, blijkt, want de brief stelt nota bene dat een winningsvergunning te zijner tijd zal worden bezien in het licht van de ervaringen met de locaties Paesens, Moddergat en Lauwersoog.

Is dat de "proof of the pudding" waar minister Jorritsma gisteren over sprak? Maakt dat duidelijk dat men een gok wil nemen? Is dit niet een ontkenning van het feit dat het Waddengebied als een samenhangend ecosysteem moet worden gezien, dat kwetsbaar is voor ingrepen aan de randen?

D66 vindt de formulering en de intentie van het kabinetsbesluit onhelder en onwenselijk. De brief zet de deur op een kier voor gaswinning. Wij willen die deur nu definitief sluiten. Wij willen dat het kabinet voluit kiest voor het voorzorgbeginsel, geen verder onderzoek doet naar mogelijkheden voor boringen, en dit grote, unieke natuurgebied nu en in de toekomst spaart.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Klopt mijn waarneming dat uw positie op dit moment politiek dezelfde is als die van de PvdA-fractie?

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Daar probeer ik nu ook steeds helderheid over te krijgen. Volgens D66 moet er geen nader onderzoek plaatsvinden en kunnen wij nu in deze Kamer besluiten dat er geen verdere proef- of winningboringen zullen plaatsvinden in het Waddengebied. Wij hebben geen behoefte aan nader onderzoek, zoals door het kabinet is voorgesteld in de brief.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ik deel de positie die mevrouw Witteveen en u innemen en ik zie er weinig verschil tussen. Wij moeten wel proberen om een meerderheid te creëren.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Zeker, maar dat doen wij pas in tweede termijn. Ik hoop dat er geen verschil is tussen de positie van D66 en die van de Partij van de Arbeid, zoals u veronderstelt, maar ik zie nog wel een verschil. Ik heb mevrouw Witteveen gevraagd of zij een hernieuwd debat wil op basis van het onderzoek dat het kabinet voorstelt. Zij heeft daarop niet klip en klaar gezegd dat het voor haar niet hoeft. Ik denk dat dit verschil nog wel aanwezig is, maar misschien komen wij daar in de loop van het debat uit. Daar hebben wij dit debat ook voor.

De heer Marijnissen (SP):

Ik constateer dat een meerderheid in het kabinet tegen boringen is, te weten van D66 en Partij van de Arbeid, als ik het verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid als referentie neem. Hoe verklaart mevrouw Augusteijn het gegeven dat er toch een kabinetsbrief ligt die zij nu zo afkraakt?

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Het kabinet spreekt met één mond. Ik weet niet welke posities de ministers hebben ingenomen. Ik spreek ook niet namens het kabinet, maar namens de fractie van D66. Ik verzoek het kabinet om af te zien van datgene wat het in de brief voorstelt. De fractie van D66 zegt ook tegen de eigen kabinetsleden dat dit niet de goede weg is.

De heer Marijnissen (SP):

Dat is genoteerd. Wat is nu precies de politieke betekenis van een en ander? Mijn indruk is dat er bijna een meerderheid is. Het hangt op de Partij van de Arbeid, die een bepaald standpunt heeft. Laten wij aannemen dat het kabinet bij zijn positie blijft en de zaak gaat onderzoeken. Wat betekent dat voor de D66-fractie?

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Ik vind het te vroeg om die vraag te stellen. Ik hoop op een heel grote meerderheid tegen boringen in de Waddenzee in deze Tweede Kamer. Ik kan mij niet voorstellen dat het kabinet zich van een dergelijke meerderheid niets aantrekt.

De heer Marijnissen (SP):

Acht u het denkbaar dat de D66-fractie steun blijft verlenen aan een kabinet dat de facto wel tot boringen zal overgaan?

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Ik zal daar op een veel later tijdstip antwoord op geven. Op dit moment zien wij geen aanleiding om te veronderstellen dat het zo uitpakt.

De heer Van Wijmen (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Ik bespeur toch verschil van mening tussen de Partij van de Arbeid en D66. Mevrouw Augusteijn heeft geen behoefte aan onderzoek en vooral niet aan boren. Dat standpunt is bijna universeel. De Partij van de Arbeid lijkt daar anders over te denken. Wat is het standpunt van mevrouw Augusteijn als de Partij van de Arbeid volhoudt dat er wel onderzoek gedaan moet worden?

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Wij hebben een eigenstandige verantwoordelijkheid die in 1994 tot uitdrukking is gekomen en die wij in 1999 ook tot uitdrukking zullen brengen. Wij willen de regering verzoeken, nu reeds te besluiten geen verdere proef- of winningboringen toe te staan. De heer Van Wijmen vraagt mij naar het standpunt van de Partij van de Arbeid. Ik heb net geprobeerd daarover duidelijkheid te krijgen. Dat is nog niet voor 100% gelukt. Ik hoop die nog te krijgen in de loop van het debat. Hij kan mij daar geen verdere vragen over stellen. Wij hebben beiden geprobeerd dat van mevrouw Witteveen te weten te komen. Wij hebben beiden geconstateerd dat het niet echt helemaal gelukt is haar te laten zeggen dat het finale besluit moet zijn dat de Kamer zich tegen winning en proefboringen uitspreekt. Ik hoop dat nog te horen in de loop van het debat.

De heer Van Wijmen (CDA):

Op een finale vraag wil ik het antwoord nog horen. Mevrouw Augusteijn zegt dus geen behoefte te hebben aan onderzoek?

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Dat is volstrekt juist.

De heer Van den Berg (SGP):

Mevrouw de voorzitter! Een van de leidende beginselen van de SGP is het principe van het rentmeesterschap. Bij het rentmeesterschap gaat het volgens de Bijbel om het bouwen en bewaren van Gods schepping. Nu zijn bouwen en bewaren wel eens met elkaar in strijd. Het principe van het rentmeesterschap wijst niet altijd eenduidig in een bepaalde richting, zeker niet bij afwegingen tussen economie en milieu. Vooral bij het thema waarover wij het vandaag hebben, lijken beide aspecten van het rentmeesterschap tegenover elkaar te staan. Dat vereist een zorgvuldige afweging, die mijn fractie ook wil maken.

Die afweging in alle zorgvuldigheid is des te meer noodzakelijk gezien het gebied waarover wij spreken: de Waddenzee. Naar onze mening is dat een kwetsbaar en onvervangbaar natuurgebied met internationale dimensies en waarden. Daarom moet je goed bezien welke risico's bij besluiten aan de orde kunnen zijn. Wij hebben daar bij eerdere discussies over de PKB Waddenzee steeds op gewezen.

Er is al veel onderzoek verricht, met name naar het risico van bodemdaling. Als wij de resultaten beluisteren, met name van de integrale studie naar de bodemdaling van de Waddenzee die in maart 1999 is verschenen, dan zou het met die schadelijke gevolgen best meevallen. Dat moge zo zijn, maar mijn fractie vindt dat niet volstrekt overtuigend. Juist ten aanzien van dit gebied met zijn kwetsbaarheid, zeker op de grens van land en water, heel gevoelig voor de geringste stijging of daling van waterpeil of bodem kunnen moeilijk risico's worden genomen. Bovendien zijn de effecten op langere termijn van dit soort zaken, zeker van gevallen van bodemdaling, niet te voorzien. Uit dien hoofde is de uiterste terughoudendheid geboden.

Aan de andere kant staat het economisch belang. Volgens onze fractie en dat vinden wij in deze discussie een doorslaggevend punt, is absoluut niet aangetoond waarom er op dit moment een dringende noodzaak voor gaswinning zou zijn in dit gebied, afgezien van hetgeen ik zojuist al zei over het gebied als zodanig. Voor de binnenlandse behoefte is het tot in lengte van jaren in ieder geval niet nodig om daar te boren. Onze fractie vindt het ook vanuit een oogpunt van rentmeesterschap veel verstandiger de bodemschatten daar maar te laten zitten, eventueel voor komende geslachten die daarvan zouden kunnen profiteren. Er is dus geen enkele noodzaak dat gas nu te gaan winnen.

Ik kom toe aan de brief van het kabinet. Het is een zeer merkwaardige brief, want wat is eigenlijk het karakter daarvan? Het is geen besluit, zeker niet in juridisch opzicht. Het is hoogstens een aankondiging van voorgenomen beleid. Daar zit overigens ook een positief element in, omdat proefboringen van de baan lijken, hoewel dat niet helemaal zeker is. Mevrouw Augusteijn heeft daar nog wat kanttekeningen bij geplaatst. Toch lijkt dit een positief element uit het kabinetsbesluit. Wat gebeurt er nu verder? Wordt er wel of niet geboord? Dat is de hamvraag en daarover bestaat geen duidelijkheid. Mijn fractie vindt dat daarover wel duidelijkheid moet ontstaan.

Bovendien, en ik moet zeggen dat dit een punt is dat mijn fractie erg irriteert, bestaat er over de interpretatie van de brief volstrekt geen eenheid van kabinetsbeleid. De visies van mevrouw Jorritsma en de heer Pronk, beiden verantwoordelijke bewindslieden voor dit dossier en uit dien hoofde, als het goed is, beiden sprekend namens het kabinet, zijn geheel verschillend. Het moet maar eens afgelopen zijn met die voortdurend verschillende interpretaties van besluiten. Ik begrijp best dat dit een compromis is, maar ook in een dergelijk geval moet de regering met één mond spreken. Wat is nu eigenlijk de juiste interpretatie van dit "besluit"? Dit debat moet ook daarover helderheid verschaffen.

Voorzitter! Mijn fractie bepleit dus zorgvuldigheid vanuit het rentmeesterschap. Dat kan in onze ogen maar tot één conclusie leiden: geen gaswinning in de Waddenzee.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Voorzitter! GroenLinks was en is tegen boringen in de Waddenzee. Nederland heeft het Waddengas absoluut niet nodig. Een citaat van de heer Dekker, hoofd van de afdeling Natural Gas van Shell Nederland, gedaan in april 1998: "We gaan er in onze energiescenario's van uit dat we in de tweede helft van de volgende eeuw voor een groot deel zullen overstappen op duurzame energie. Maar niet omdat het aardgas dan op is. Duurzame energie zal dan gewoon economisch aantrekkelijker zijn dan aardgas". "Een uniek natuurgebied, een wetland in Nederland". Opnieuw citaten, nu van de heer Cornelissen, PvdA-bestuurder in het noorden van het land: "Cornelis, staan wij als partij nog ergens voor?" "Nou, wij staan voor het met rust laten van een internationaal uniek wetland. Die geloofwaardigheid geldt ook naar ontwikkelingslanden toe. Kunnen wij zeggen dat zij hun tropische regenwouden met rust moeten laten als wij onze eigen achtertuin nog niet eens overeind weten te houden?"

Een ander argument is natuurlijk het voorzorgprincipe. Opnieuw een citaat: "Wanneer op basis van de best beschikbare informatie bij de afweging sprake blijkt te zijn van duidelijke twijfel of het achterwege blijven van mogelijk belangrijke negatieve gevolgen voor het ecosysteem, dan zal het voordeel van de twijfel in de richting van het behoud van de Waddenzee gaan: het voorzorgprincipe, hetgeen betekent dat de hoofddoelstelling, namelijk de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee, bepalend is." Dit was een citaat uit een kabinetsstuk, namelijk de PKB Waddenzee.

Ondanks maatschappelijke weerstand, ondanks verkiezingsprogramma's, ondanks verkiezingsbijeenkomsten heeft het kabinet toch besloten om te boren in de Waddenzee. Wij hebben het hier al vaker gehoord: het kabinet heeft daaraan een verschillende uitleg gegeven. Wij volgen op dit moment de uitleg van minister Jorritsma, de eerstverantwoordelijke minister, in Trouw. Wij zijn heel benieuwd naar haar visie op de uitlatingen van minister Pronk en ook naar diens visie op de uitlatingen van minister Jorritsma. Wij hopen daarover vandaag wat duidelijkheid te krijgen.

Natuur en milieu delven het onderspit. Natuur kun je niet op een zakjapanner uitrekenen. Dat is misschien wel de reden voor alle commotie die in Nederland is ontstaan, want het gaat niet alleen om boren: de Wadden zijn een symbool van een samenleving die te veel is doorgeschoten naar materialisme. Iedereen die er wel eens geweest is, kan dit aanvoelen: de Waddenzee is een symbool van een weids natuurgebied, waar rust heerst en waar de natuur prioriteit geniet. Veel mensen in Nederland vinden dat je van dat symbool moet afblijven, om in ieder geval ergens in Nederland nog een dam op te werpen tegen het jachtige materialisme en voor essentiële, onvervangbare waarden die niet te berekenen zijn.

Woordvoerders van Shell en de NAM hebben vanochtend in Trouw uitgesproken dat dit gas van hen is. Ik vind dit een ongelooflijke en feodale opmerking. Het is heel belangrijk dat Shell beseft dat de tijd van Brent Spar en Nigeria voorbij is. Maar Shell zou nog steeds het maatschappelijk ondernemen in zijn vaandel moeten voeren. Ik vraag mij af of dat maatschappelijk ondernemen bij Shell is weggezakt en dat het daarom nodig is dat opnieuw actie wordt gevoerd. Als Shell zegt wellicht een miljardenclaim te zullen neerleggen bij de overheid, moet zij er goed rekening mee houden dat de consumenten haar wel eens miljardenverliezen zouden kunnen bezorgen. Ik hoop dat Shell beseft dat ook zij een maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft en dat zij ons zal helpen dit natuurgebied te behouden.

Voorzitter! De PvdA-fractie is tegen boringen in de Waddenzee. De fracties van D66, CDA, SP en GroenLinks zijn dat ook, net zoals de kleine christelijke fracties en een groot deel van de samenleving. Het gaat echter om het besluit dat vandaag moet worden genomen. De PvdA heeft de afgelopen week bij monde van verschillende woordvoerders laten weten tegen boringen te zijn. De PvdA-woordvoerder in het noorden van het land heeft dit gezegd, maar ook in het kabinet en de fractie is dit geluid gehoord. Vandaag hebben ook de europarlementariërs van de PvdA van zich laten horen. Zij hebben gezegd dat het Europees Parlement moet nagaan of boringen in een dergelijk natuurgebied wel zijn toegestaan. Het is echter de vraag of de echte PvdA vandaag opstaat en aan het kabinet duidelijk maakt dat ook onderzoek naar boringen geen optie is. De PvdA zal zich moeten aansluiten bij een duidelijk Kameruitspraak om ook geen onderzoek te doen. Ik hoop dat de PvdA-fractie bij zal dragen aan een helder besluit en dat zij haar woorden hard zal maken.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ik voer het woord namens de GPV- en de RPF-fractie.

Voorzitter! Het kabinet heeft zich jongstleden vrijdag gebogen over een zaak waarover het regeerakkoord geen uitsluitsel geeft. Het is verder ook nog eens een zaak die zich slecht leent voor een geloofwaardig inhoudelijk compromis. Het was al met al even slikken. Het resultaat is er dan ook naar. Het kabinet heeft er namelijk voor gekozen, niet te kiezen. Het is onze taak dit non-besluit te beoordelen.

Het kabinet heeft ons hierbij in zoverre geholpen dat het een brief heeft geschreven die onze twijfel verder voedt. De brief begint – ook de heer Van Wijmen is dit opgevallen – met de verheugende zin: "De nieuwe PKB Waddenzee zal geen proefboringen in de Waddenzee bevatten". Dat was en is de wens van onze fracties. Leest men verder, dan komt men tot tweemaal toe het voornemen tegen wél tot proefboringen over te gaan en tot tweemaal toe het voornemen een winningvergunning af te geven. Wat het kabinet nu echt wil, moet in dit debat maar eens worden uitgelegd.

Voor onze fracties is de maatschappelijke noodzaak van nieuwe gasboringen in de Waddenzee niet aangetoond. Natuurlijk is de Waddenzee een aantrekkelijk gebied om gas te winnen, maar de noodzaak om dat te doen staat niet vast. Wij verkeren in de situatie een vrije keuze te kunnen maken, echt afhankelijk van het Waddengas zijn wij namelijk niet. Het gas onder de Waddenzee kan voorlopig worden bewaard als een strategische voorraad voor het geval de nood aan de man komt.

Wat wel onomstotelijk vaststaat, is de uitgangssituatie, te weten een uniek natuurgebied van internationale waarde. Tegen de achtergrond van internationale afspraken, het voorzorgprincipe in de nu geldende PKB en de eerdere gerechtelijke uitspraken is het kabinetsbesluit niet uit te leggen. Het kabinet maakt een onmogelijke draai als wordt gesuggereerd dat in overleg met de NAM en derden-deskundigen tot afspraken kan worden gekomen die garanderen dat het unieke karakter van het Waddengebied gehandhaafd blijft. Dat is echt een fictie, want de effecten van gasboringen op de natuur zijn nooit volledig te voorspellen. Dat blijkt ook uit de onderzoeken die in opdracht van de NAM zijn uitgevoerd.

Het kabinet heeft dus, zoals gezegd, een non-besluit genomen. De suggestie dat op basis van nieuw onderzoek, overleg en praktijkervaringen alle risico's kunnen worden uitgesloten, is nergens op gebaseerd en zal leiden tot een ongewenst experiment met dit natuurgebied. Het komt nu aan op een heldere keuze. Je zet het licht op groen door de risico's te aanvaarden en ze vervolgens zo klein mogelijk te houden of je zet het licht op rood, omdat je met dit natuurgebied geen onnodige risico's wilt lopen. De nu beschikbare informatie is te helder om het licht nogmaals op oranje te zetten.

In de discussie speelt ook een aantal juridische vragen. Er is de dreiging van mogelijke schadeclaims. Hoe beoordeelt het kabinet het onderzoek dat enige tijd geleden in opdracht van de Waddenvereniging is uitgevoerd? Dit onderzoek was op dit punt geruststellend. Los daarvan heeft het kabinet ongetwijfeld een eigen opvatting en die verneem ik graag. Verder liggen er ook enkele duidelijke uitspraken van de rechter over het al dan niet geoorloofd zijn van nieuwe boringen. Deze uitspraken lijken een beschermend regiem voor de Waddenzee te hebben geschapen, internationaal-rechtelijke verplichtingen nalevend, waarmee boringen zich slecht verdragen. Hoe resistent is het kabinetsvoornemen tegen een nieuwe rechterlijke afwijzing?

Wat ook op het spel staat, is de geloofwaardigheid van de PvdA-fractie. Ik val niet de commentatoren bij die de socialistische ideologie van stal halen om aan te tonen dat de PvdA altijd voor groei en werkgelegenheid heeft gekozen en dus ecologisch altijd fout zit. Nog even en de PvdA wordt de verdroging en de vervuiling van het Bajkalmeer verweten. Dit neemt niet weg dat de PvdA-fractie staat voor de boeiende keuze tussen: volgen wij ons milieugeweten, ons program, ons verhaal van de laatste tijd of minister-president Kok? De laatste jaren heeft in het bijzonder mevrouw Witteveen van de PvdA de Kamer alert gehouden terzake van de belangen van de Waddenzee en op dit moment zeg ik: chapeau, dank daarvoor. Ik heb dus altijd gedacht dat als wij haar maar volgden het wel goed zou komen. Of die gedachte een reële kan blijven, moet vandaag blijken, maar haar bijdrage in eerste termijn heeft mij veel moed gegeven.

Ten slotte, mevrouw de voorzitter, merk ik op dat waar het in dit debat uiteindelijk om gaat niet is op te lossen met nog meer onderzoek en nog meer techniek. Het gaat om de moed te kiezen. Dat is een voluit politieke zaak. Onze keuze is duidelijk: laten wij de Waddenzee nu eindelijk eens met rust laten.

De heer Marijnissen (SP):

Mevrouw de voorzitter! De minister-president zei afgelopen vrijdag: kennelijk ben ik erin geslaagd iedereen ongelukkig te maken. En dat klopt! Wat wil je ook? Als je de kool en de geit wilt sparen, betaal je daar natuurlijk een prijs voor. Het mag dan zo zijn dat je internationaal op het schild geheven wordt als de godfather van het poldermodel, maar wat zij daar niet weten, weten wij allemaal hier wel, inclusief de heer Kok, namelijk dat iedereen ongelukkig is.

Hoe vaak, mevrouw de voorzitter, is het regeerakkoord niet aangevoerd door de PvdA-fractie in en buiten het kabinet als excuus voor het feit dat men anders stemde dan de eigen overtuiging? Menigmaal was er een meerderheid voor een socialer en groener beleid. Alleen kon die meerderheid zelden tot uitdrukking komen, omdat de PvdA gebonden was aan het regeerakkoord. Maar zo niet als het gaat om het boren in de Waddenzee. Er zijn geen bepalingen over opgenomen in het regeerakkoord en bijgevolg, zou ik zeggen, is het een vrije kwestie. Blijft voor de PvdA-fractie over, dacht ik vanuit het oogpunt van loyaliteit ten opzichte van de kiezer, het anker van het verkiezingsprogramma. Dat verkiezingsprogramma is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Het is klip en klaar en zegt: geen boringen naar gas – ik geloof zelfs dat olie ook nog genoemd wordt – in de Waddenzee.

Mevrouw de voorzitter! Dat is dus een simpele zaak. De VVD is weer geïsoleerd, staat alleen in deze Kamer, zoals de laatste tijd vaker voorkomt, de overgrote meerderheid van Kamer en kabinet wijst gaswinning onder de Waddenzee af, en wij gaan over tot de orde van de dag, zoals het hier heet. Maar de brief van het kabinet – mij is een beetje het gras voor de voeten weggemaaid door de woordvoerder van de CDA-fractie; ik zal niet allemaal herhalen wat hij erover heeft gezegd – meldt niet alleen dat proefboringen in de Waddenzee niet doorgaan doch dat de winning onder voorwaarden kan plaatsvinden, maar ook: "Voor Ballum en Ballonplaat wordt in dat geval" (dus als daar inderdaad gewonnen zal worden) "toestemming gegeven tot het verrichten van een proefboring". Later komt ook nog de Eemsmond in beeld. Dat lijkt mij toch echt iets anders dan de mening van de meerderheid van deze Kamer.

Voorzitter! Voor alle duidelijkheid merk ik op dat wij het hebben over het grootste aaneengesloten en zeer kwetsbare wetland, natuurgebied, van Europa. Ons land heeft een grote verantwoordelijkheid, ook internationaal, om dit gebied te beschermen. Het heeft zelfs de verplichting dit te doen op basis van de Europese habitat- en vogelrichtlijn. Het wad behoort ook tot de ecologische hoofdstructuur. Het onderzoek dat nu de route gaat worden die het kabinet verder wil volgen, een nader zogenaamd objectief onderzoek, vindt de SP-fractie een totaal onnodige, overbodige en ongewenste route, aangezien de wetenschap in dit soort zaken niet waardevrij is. In de brief van de NAM over het rapport dat begin dit jaar is uitgekomen, staat: dit rapport geeft ons een vrijbrief om daar te gaan boren. Zo simpel is het! Zo zullen er altijd controverses blijven tussen mensen uit de wetenschap. Die route is volgens ons dan ook totaal zinloos.

Daarbij komt nog dat er in strategisch opzicht geen enkele noodzaak is voor boringen in de Waddenzee en dat er financieel-economisch ook geen enkele reden voor is. Waarom, waarom, waarom dan, vraag je je af. De indruk van de SP-fractie is dat het in het kabinet toch weer allemaal draait om de VVD. Jawel, de VVD moet binnenboord gehouden worden. En dat is onbegrijpelijk, zeker nu afgelopen weekendde heer Melkert, fractievoorzitter van de PvdA, heeft gezegd: het is nu de tijd voor Paars om te kiezen: gaan wij linksaf of gaan wij rechtsaf? De PvdA zal zich, zo zei hij, in ieder geval duidelijker gaan profileren tegenover de liberalen. Hoe valt dit te rijmen met de stellingname van de PvdA-bewindslieden, inclusief de minister-president?

Mevrouw de voorzitter! De suggestie is gedaan, op de achtergrond een beetje, als zou ook een mogelijke schadeclaim van Shell en Esso zeg ik maar even, de NAM, een rol spelen. Dat is... ik moet even naar het woord zoeken, maar laat ik maar gewoon zeggen: dat is schandalig. Shell en Esso strijken, dankzij een herenakkoord dat onze – ik zal in dezen niet zeggen: illustere – een beetje onverstandige voorgangers in de jaren zestig hebben gesloten, jaarlijks een bedrag op van 5% van wat het gas in Nederland oplevert. Dat gaat zo in de zakken van de heren van Shell en Esso, inclusief de ecotaks die wij hier hebben afgesproken: ook daarvan gaat 5% naar Shell en Esso. Wie denken deze dames en heren wel te zijn? Hoe zit het met hun maatschappelijke verantwoordelijkheid?

Mocht het inderdaad zo zijn, mevrouw de voorzitter, dat Shell en Esso overwegen een schadeclaim in te dienen, dan kan ik hier nu al aankondigen dat de SP een grootscheepse boycotactie zal opzetten tegen deze twee oliegiganten. Het motto zal dan zijn: als u prikt in de Waddenzee, prikken wij in uw portemonnee!

Mevrouw de voorzitter! De heer Melkert heeft gezegd in een commentaar, gisteren op Radio 1 – ik heb dat vandaag nog niet gehoord – dat een claim van de kant van de NAM onzin is, aangezien er weliswaar toestemming was voor de proefboringen, maar die toestemming op zichzelf nooit kan inhouden dat er aanspraak gemaakt zou kunnen worden op schadevergoeding, indien niet zou worden ingestemd met de daadwerkelijke winning. Vanzelfsprekend wil ik graag een reactie van het kabinet hierop.

Mevrouw de voorzitter! Tot slot echt een oproep uit het hart, richting de PvdA-fractie. Ik zou zeggen: spaar geen paarse kolen en geiten, maar spaar het wad. Uw verkiezingsprogramma is heel duidelijk. Het kabinet is erg onduidelijk. Ik denk dat deze dag, vandaag, een historische dag moet worden voor het wad en de mensen die daar wonen en er dagelijks van genieten en al die anderen die er in de toekomst nog van genieten; een historische dag, waarin een streep wordt gezet door de rekening van de NAM.

De voorzitter:

Ik heb nu drie keer rustig de reacties van de publieke tribune aangehoord, maar als u uw instemming of afkeuring blijft melden op de tribune, dan zal ik moeten vragen of u dat ergens anders wilt doen. Als u bij het debat wilt zijn, zult u dat stil moeten doen.

De heer Blaauw (VVD):

Voorzitter! Nederland is een mooi land. Je beseft dat, als je het doorkruist te voet, op de fiets of met de trein of auto. De variatie is immens en ligt vaak om de hoek. Leg Overijssel maar naast Noord-Holland-Noord. Nederland is voor een groot deel gemaakt land en daarbij maakten wij gebruik van alle mogelijkheden, zeer zeker ook van onze bodemschatten. Ook de Wadden en de Waddenzee zijn een onderdeel van ons mooie land. Hoe prachtig die Wadden zijn, kun je pas goed constateren, als je er geweest bent. Maar het moet gezegd: naast de grilligheid van de natuur zie je ook duidelijk de invloed van de mensenhand.

Wij moeten omgaan met ons land met hart en verstand, en uiteraard ook zo met de Waddenzee. Duurzaam behoud gaat ons zeker boven duurzame verstoring, maar wel met verstand. Dit leidt tot een aantal constateringen. Eind jaren zestig zijn eeuwigdurende concessies uitgegeven met betrekking tot het Waddengas. Dit is vastgelegd in een koninklijk besluit en impliciet ook geaccordeerd door de Tweede Kamer. Voor de VVD geldt dat de overheid staat voor haar handtekening, dat de overheid betrouwbaar moet zijn. Daarover rijst overigens al genoeg twijfel in de Nederlandse samenleving.

Daarom mijn vraag, voorzitter, aan de ministers: is de juridische positie van bijvoorbeeld de NAM niet ijzersterk? Is de landsadvocaat hierover geconsulteerd? Uitgaande van de juridische positie: hoe groot kunnen de schadeclaims en nog verdergaande totale financiële en materiële schade zijn, die de staat krijgt te verwerken? Ik noem: reeds gemaakte kosten van de NAM, gederfde verwachte inkomsten voor de NAM, gederfde inkomsten voor de staat en kosten van extra import van gas. Gaat dit niet in de miljarden lopen? Gisteren is er langdurig overleg geweest met de NAM. Kan de minister nader uiteenzetten wat daar over tafel is gekomen?

Voorzitter! De regering, de samenleving en zeker, niet te vergeten, minister Pronk willen een schoner milieu. Hij wil elektriciteitsproductie middels kolen vervangen door die middels aardgas. Maar wel is natuurlijk het minder uit de eigen bodem halen daarmee in tegenspraak.

Voorzitter! De brief van de regering komt halfweg tegemoet aan de gerezen problemen. Onder strikte voorwaarden wordt toestemming verleend om gas te winnen op de locaties Paesens, Moddergat en Lauwersoog. Tevens worden proefboringen mogelijk voor Ballum en Ballonplaat wat betreft de locaties Ameland en Rottemeroog 1. Daarbij wordt zicht geboden op een winningsvergunning in de toekomst. Om welke volumina gaat het in deze vijf locaties? Welk percentage is dat van het geprognosticeerde Waddengas?

Voorzitter! Het probleem is de bodemdaling die een verstoring van de Waddenzee zou kunnen veroorzaken. Dat vormt de grote angstfactor. Vroeger waren dat de vogelpopulatie, vervuiling door ongelukjes, het verjagen van de zeehonden en horizonvervuiling. Maar ergens is de erkenning gerezen dat dit beheersbare problemen zijn. Daarom is het kielzog van de discussie over bodemdaling en schade op het land in Groningen en Friesland het probleem van mogelijke bodemdaling en dus verstoring van de ecologische structuur in de Waddenzee naar voren gebracht.

Over bodemdalingen is al veel gezegd en geschreven. Het debat inzake de Mijnwet zal zeker ook daarover gaan. De VVD-fractie is tot op heden tot de conclusie gekomen dat de bodemdaling per gebied verschillen vertoont en wel om diverse redenen. De tijdsduur van dit debatje belemmert mij echter om daarop in detail in te gaan. Voor de Waddenzee zal natuurlijke compensatie door sedimentatie optreden. Die treedt ook op naast de reeds aanwezige natuurlijke zandhonger van de Waddenzee die op dit moment zelfs lokale bodemstijgingen veroorzaakt.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

De heer Blaauw stelt dat de bodembeweging per veld heel verschillend zal zijn. Hoe beoordeelt hij de uitgangspositie van het NAM-rapport, dat als basis voor de theoretische berekeningen het bodemdalingsprofiel van het Groningenveld heeft genomen. Dat veld is heel erg groot. Hier spreken wij over kleine velden. Daar zal het profiel heel anders zijn.

De heer Blaauw (VVD):

Voorzitter! Ik heb gezegd dat het te ver gaat om nu in details te treden, maar als mevrouw Witteveen mij de gelegenheid geeft daarop in interruptietijd in te gaan, met genoegen!

De bodemdaling in Groningen heeft een bepaalde structuur. Voor de verschillen die daarin kunnen optreden verwijs ik onder andere naar het rapport van het ingenieursbureau Boorsma. Ik zou bijna een geodetische, geofysische verhandeling moeten gaan houden over de mogelijkheden van opgesloten energie ten gevolge van de ijstijd en wat dies meer zij.

Voor het Friese gebied is aangegeven, dat door de verschillende vormen van bodemstructuur bodemdaling aldaar waarschijnlijk meer gebeurt ten gevolge van inklinking van de venen, et cetera.

In de Waddenzee is er sprake van een ander model. Ik ben het met mevrouw Witteveen eens, dat het misschien niet juist is wanneer slechts wordt uitgegaan van één model. Ik zeg ook niet dat het per se de juiste weg is. Ik heb alleen gezegd, dat ik uit de diverse gegevens die ons zijn aangereikt en uit de gesprekken die wij hebben gevoerd moet constateren, dat er in de Waddenzee ook een bepaalde andere compensatie mogelijk is als er bodemdaling optreedt.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Ik constateer dat de heer Blaauw daarmee de uitkomsten van het NAM-rapport in feite ter discussie stelt. Een van de wetenschappers die het rapport heeft beoordeeld, wijst er ook op dat de bodemdaling in de Waddenzee heel anders is en dat er grote kuilen kunnen ontstaan die weer gevolgen hebben voor de waterstroming en bijvoorbeeld voor de kustafslag hier bij Scheveningen. Het is heel erg essentieel dat de heer Blaauw nu zegt dat het NAM-rapport wat dat betreft ook twijfels oproept.

De heer Blaauw (VVD):

Ik heb die opmerking over het NAM-rapport gemaakt omdat hier in de Kamer altijd twijfels worden geuit over dit soort rapporten maar nooit over rapporten die vanuit de milieubeweging komen. Daarbij worden nooit vraagtekens gezet. Die hebben altijd de wijsheid in pacht.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Ik verbaas mij een beetje over de opmerking over wetenschappers die vanuit de milieuhoek hun onderzoek doen. Waarom dan wel de wetenschappers positief beoordelen die wetenschap bedrijven ten behoeve van andere organisaties?

De heer Blaauw (VVD):

U draait het om, mevrouw Witteveen, u beschuldigt mij ervan dat ik alleen maar het NAM-rapport zou staan. Ik zeg dat het meeloopt met alle andere rapporten.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

U hebt mij echt verkeerd begrepen.

De heer Blaauw (VVD):

Wij zullen de band naluisteren.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Dat is prima.

De voorzitter:

Laten wij dat doen!

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

De heer Blaauw wijst op veranderingen in het Waddengebied langs natuurlijke weg. Er treedt altijd al een verandering op, zo stelde hij. Ik heb twee vragen aan hem. Vallen naar zijn mening de eventuele gevolgen van bodemdaling door gaswinning daaronder en, zo niet, accepteert hij dan dat dit bovenop die natuurlijke verschillen komt en dus een extra belasting voor het gebied is? Is hij het met mij eens dat zandafslag en zandaanvulling iets anders is dan het niet meer kunnen droogvallen van met name grote slikplaten?

De heer Blaauw (VVD):

U plakt dingen op een heel slimme wijze aan elkaar, maar wat u er aan het einde ingooit klopt natuurlijk van geen kant. Wij zien dat nu op natuurlijke wijze op bepaalde punten zelfs platen vrijvallen. Is dat correct? Bent u het daarmee eens?

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Ja, maar ik stel u de vraag...

De heer Blaauw (VVD):

Wij hebben ook slikgaten, die op natuurlijke wijze dieper worden. Dat is de grilligheid van de natuur in de Waddenzee.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Ik heb u gevraagd...

De heer Blaauw (VVD):

Ik wil u antwoorden; zegt u het maar. Als je met een antwoord bezig bent, is er altijd de neiging dat men er meteen met een interruptie doorheen komt, zodat je er bijna niet meer uitkomt en het alleen maar een zandpartij wordt.

De voorzitter:

Dat kan soms ook een beetje aan de stijl van antwoorden liggen, mijnheer Blaauw.

De heer Blaauw (VVD):

Ik dacht dat de antwoorden altijd bij mijn kant lagen, voorzitter.

De voorzitter:

Het is ook de stijl. Er is een inhoud en een stijl. Als u een pauze laat vallen, denkt mevrouw Augusteijn dat zij u verder kan interrumperen.

De heer Blaauw (VVD):

Ik laat vaak die pauze vallen om het beter te laten doordringen bij de luisteraars.

De voorzitter:

Daar raken wij ook aan gewend. Wij luisteren nu eerst naar u, want u krijgt de gelegenheid om te antwoorden.

De heer Blaauw (VVD):

Mijn stellingname is dat uit diverse onderzoeken ook de conclusie is te trekken dat er behalve de noodzakelijke natuurlijke in- en uitstroom ook voldoende compensatie zal zijn wanneer mogelijkerwijs bodemdaling zal optreden ten gevolge van gaswinning. Dat vroeg u mij; u krijgt van mij het antwoord.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Bent u van mening dat datgene wat bovenop de natuurlijke veranderingen komt geen probleem behoeft te zijn, omdat die natuurlijke verandering dat wel weer opvangt? Realiseert u zich daarbij dat die natuurlijke verandering zich afspeelt over een lange tijd van jaren en dat bodemdaling ten gevolge van mijnbouwactiviteiten zich afspeelt over een veel kortere periode? Hoe weegt u dat dan?

De heer Blaauw (VVD):

De natuurlijke verandering treedt niet alleen op over een lange periode van jaren. Zware noordwesterstormen hebben door de eeuwen heen grote delen van de Waddenzee verstoord en weggeslagen, maar de natuur heeft dat wel gecompenseerd, soms met de hulp van een mensenhand.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Voorzitter! Ik weet niet of zij die hulp op dit moment kan gebruiken, maar dat is misschien een andere vraag. De heer Blaauw is kennelijk heel deskundig op het gebied van bodem en bodemdaling.

De heer Blaauw (VVD):

Ik krijg de indruk dat u dat ook bent, want wij gebruiken die bodem allemaal.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Betekent dit dat uw mening daarover wel vaststaat? Zegt u: zo'n onderzoek dat het kabinet wil hoeft voor ons niet, want wij weten wel hoe het precies zit?

De heer Blaauw (VVD):

Hebt u mij dat horen zeggen? Ik heb alleen maar aangegeven wat ik kan concluderen uit de brief.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Op grond van de argumenten die u heeft gegeven, de kennis die u tentoongespreid heeft en de stelligheid waarmee u zaken poneert, vraag ik of u nog behoefte heeft aan nader onderzoek, of dat uw mening nog zal veranderen en of u denkt dat het nieuwe feiten oplevert.

De heer Blaauw (VVD):

Ik werk naar de conclusie toe – die wil ik nu wel aangeven, maar dan wil ik wel doorgaan met het debat – dat wij de lijn van de regering volgen. In de lijn van de regering zit ook bepaald onderzoek.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Voor u zou uit het onderzoek kunnen komen dat de schadelijke effecten van boren zodanig zijn dat je het niet moet doen?

De heer Blaauw (VVD):

Je doet toch onderzoek om het van de ene kant of de andere kant te zien? Je mag toch niet op één rapport alleen staan, wat mij net werd verweten door mevrouw Witteveen?

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Uw stelling is dus dat nader onderzoek zou kunnen leiden tot het oordeel dat negatieve effecten zo bepalend zijn dat je niet moet boren?

De heer Blaauw (VVD):

Dat zou kunnen.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Ik hoorde zojuist een fascinerend tussenzinnetje van de heer Blaauw toen hij sprak over het compenseren van de daling van de bodem. Hij zei: dat kan op natuurlijke wijze, maar soms ook met mensenhand. Wat betekent dat?

De heer Blaauw (VVD):

Bent u wel eens in dat gebied geweest? Hebt u ooit gehoord van zandsuppletie voor de stranden van bepaalde eilanden? Hebt u nooit gezien dat kleine dijken worden aangelegd om er slik te laten aangroeien? Dat hebben wij in het verleden gedaan als ze waren weggeslagen. Die mensenhand is er toch geweest?

De heer Marijnissen (SP):

Ja, maar dan kan ik mij inderdaad voorstellen dat het voor u een hele non-discussie is. Als die bodem daar gaat dalen, dan jagen wij er gewoon vrachtwagens in en gaan wij storten. Dat bedoelt u eigenlijk.

De heer Blaauw (VVD):

Neen, neen. Dit is de bekende eenvoudige benadering waar de heer Marijnissen patent op heeft en waar ik hem altijd weer zo dankbaar voor ben.

De heer Marijnissen (SP):

Dank u wel, mijnheer Blaauw. Het is vooral duidelijk. Misschien kunt u ook gewoon duidelijk maken wat u bedoelt met die mensenhand en daar niet zo cryptisch over doen. De tijd van de werkverschaffing waarin wij dat echt met de schop deden, is namelijk voorbij. Wat bedoelt u met de mensenhand? Daarmee bedoelt u toch gewoon zandsuppletie: vrachtwagens erop en storten maar. Iets anders bedoelt u toch niet?

De heer Blaauw (VVD):

Mijn opmerking over hulp van de mensenhand was gekoppeld aan de compensatie die uitgevoerd werd door de natuur na zware noordwesterstormen. Ik heb een en ander nergens gekoppeld aan het feit dat er toevallig een bodemdaling opgetreden zou zijn bij de een of andere boring naar olie of gas. U hebt de zaak keurig uit elkaar gerukt en ik plak het weer aan elkaar. Daar zat die mensenhand.

De heer Van Wijmen (CDA):

Voorzitter! Ik spring er op hetzelfde punt even tussen. Die zandsuppletie is een bestendige zaak die tientallen miljoenen per jaar kost. Die vindt ook plaats aan de Noordzee. Ik vind het een heel slechte zaak om de bodemdalingssituatie op deze wijze tegemoet te treden. Dit is namelijk een ingreep die het liefst als overbodig moet worden beschouwd. In het licht van dynamisch kustbeheer is Rijkswaterstaat al lang bezig om de zandsuppletie ter discussie te stellen. Ik vind het een gevaarlijke redenering en wil vragen wat de heer Blaauw daarvan vindt.

De heer Blaauw (VVD):

Meesterlijke selectieve luisterapparaten houdt u erop na! Ik heb niet gezegd dat de zandsuppletie met mensenhand zou worden toegevoegd, als er in de Waddenzee bodemdaling optrad. Ik heb slechts zandsuppletie genoemd voor het ophogen van de stranden van onder andere de Waddeneilanden. Ik heb niets gezegd over zandsuppletie met mensenhand. Ik heb gesproken over natuurlijke zandsuppletie: suppletie met het in- en uitgaande tij. Dit is verschillend. Ik wil uw opmerkingen er ook nog wel bij nemen. Zullen we verder het astronomische getij erbij betrekken en al die andere invloeden die er kunnen zijn? Kunt u die voorspellen?

De heer Van Wijmen (CDA):

Voorzitter! Dat is een heel belangrijke opmerking. Mijn stelling is namelijk dat er niet antropogeen te sturen effecten zijn en dat de wel antropogeen te sturen effecten die synergieversterkend kunnen zijn, dan ook beter weggelaten kunnen worden. Uit alle rapporten is bekend dat er bij bodemdaling een enorme zandhonger ontstaat. Daar gaan de stranden van afslaan en dan moet je dus extra suppleren. Wat vindt de heer Blaauw van dit gevaarlijke proces?

De heer Blaauw (VVD):

Ik heb in het begin al gezegd dat wij in Nederland ons land voor een heel groot gedeelte hebben gemaakt en bepaalde processen hebben durven inzetten. Voor mij is het dus wel degelijk mogelijk om boringen onder de Waddenzee – niet in de Waddenzee – uit te voeren. Daarbij moet de zaak gecontroleerd bekeken worden en bezien worden in hoeverre zo'n androgene benadering nadelen of voordelen heeft.

Voorzitter! Zoals ik al zei, zien wij dat er na zware noordwesterstormen gecompenseerd wordt door de natuur en op dat moment, zo zeg ik de heer Marijnissen, ook door de mensenhand. Het resultaat van die compensatie is niet identiek aan wat er was, maar juist daarin zit de grilligheid van de Waddenzee. En dat is nou ook precies een deel van de pracht van de Waddenzee. Zoals aangegeven, is de bodemdaling niet overal hetzelfde. Sterker nog, men heeft mij verteld dat er zelfs verhoging is opgetreden op die plaatsen in de Waddenzee waar al meer dan tien jaar wordt gewonnen.

Minister Wijers heeft in de vorige regeerperiode de gedevieerde boring, de schuine boring, omarmd. Voor hem was het zo dat wij niet meer het wad op behoefden te gaan. Hij zag alle ruimte om gas te winnen uit de Waddenzee, zonder de ecologie te verstoren. Thans is ook nog eens door de NAM naar voren gebracht dat gaswinning op gecontroleerde wijze kan geschieden. Bij wijze van spreken met de meetpaal in de hand wordt de winningsklep meer of minder opengezet of zelfs gesloten, als mocht blijken dat er door externe omstandigheden tijdelijk onvoldoende natuurlijke compensatie door zandtoevoer is opgetreden.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Ter voorkoming van een verkeerde weergave van de geschiedenis wil ik de heer Blaauw vragen of hij het niet met mij eens is dat schuin boren geen bedenksel was van minister Wijers. Dat mocht al lang voordat minister Wijers aantrad.

De heer Blaauw (VVD):

Ja, maar ik vond het zo interessant dat een D66-minister dit toen ook ging omarmen.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Daar hebt u gelijk in.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Voorzitter! Weet de heer Blaauw nog hoe dat is gelopen? In 1994 nam de toen nog oude Kamer in grote meerderheid het besluit om te boren, en stuurde daar twee ministers mee op pad. Dat waren mevrouw De Boer van de PvdA en de heer Wijers van D66. Aangezien het een besluit van een grote Kamermeerderheid was, kan de heer Blaauw toch niet volhouden dat het door de omarming van minister Wijers is gekomen dat daarover gepraat werd. Het is immers gebeurd onder de verantwoordelijkheid van de VVD, de PvdA en het CDA, niet van D66.

De heer Blaauw (VVD):

Voorzitter! Waarom voelt mevrouw Augusteijn zich opeens op haar staart getrapt als ik de minister noem?

De voorzitter:

U gaat over de antwoorden, niet over de vragen.

De heer Blaauw (VVD):

Voorzitter! Ik weet eigenlijk niet wat ik op die vraag moet antwoorden. Natuurlijk zijn die ministers op pad gestuurd. Daar was de Kamer toen in meerderheid voor.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Dan hebben wij dat vastgesteld.

De heer Blaauw (VVD):

Vervolgens zijn de ministers op pad gegaan. Als ik daarnaast constateer dat minister Wijers daar heel mooie verhalen over houdt, dan prijs ik hem daarvoor. Ik hoop dat D66 die verhalen ook nog eens doorleest.

Ik noemde gecontroleerde winning en de mogelijkheid dat er tijdelijk zelfs wordt gestopt. Als wij die aspecten op een rij zetten, dan kunnen wij een heel eind komen, ook na alle bezwaren die er terecht of onterecht uit bepaalde hoeken naar voren zijn gekomen. Ik zei in het begin dat de VVD staat voor zorg voor het milieu, maar wel met hart en verstand, met gevoel en redelijkheid. Dat geldt ook voor de Waddenzee. Dat lees ik ook in de brief. Er wordt geen deur voorgoed dichtgeslagen. Er wordt met behoedzaamheid begonnen aan nadere winning, waarbij de technologie en de wetenschap de helpende hand bieden. De Waddenzee is prachtig, internationaal erkend. Dat wordt door de VVD niet lichtvaardig opzij gezet.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb de geest van de heer Winsemius een beetje gemist in het verhaal van de heer Blaauw, maar dat is niet anders. De heer Blaauw heeft vooral de nadruk gelegd op de positie van de NAM. Ik wijs nog op een andere juridische positie. Heel veel proefboringen zijn door de rechter onmogelijk gemaakt. Voorts kunnen bepaalde Europese richtlijnen nog juridische consequenties hebben. Hoe kijkt de heer Blaauw aan tegen die juridische kant van het verhaal?

De heer Blaauw (VVD):

Daardoor is dit debat ontstaan. Dat heeft ook tot de brief van de regering geleid. Er zijn echter rechterlijke uitspraken gedaan met elementen, waaruit blijkt dat die op grond van twijfel zijn gedaan. Daarom wordt gezegd: niet doen. Ik heb die uitspraken niet allemaal nagepluisd. Ik denk dat de heer Van Wijmen dat veel beter heeft gedaan, want hij heeft ervoor doorgeleerd; ik niet. Ik laat het verder aan de regering over om dit uit te zoeken. Het gaat mij om de vraag of de staat een in de miljarden lopende schadeclaim aan de broek kan krijgen. Met dat geld kun je in ons systeem voor dezelfde samenleving veel meer doen.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb de heer Blaauw gevraagd of hij niet eenzijdig de nadruk heeft gelegd op de juridische kant van schadeclaims.

De heer Blaauw (VVD):

Ik vind van niet.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Wij denken dat die kant verwaarloosbaar is, maar hij heeft heel weinig aandacht besteed aan de andere juridische kant, waarmee het kabinet wel te maken heeft. Hoe schat de heer Blaauw de consequenties in van die Europese richtlijnen en de verboden van de rechter als het gaat om proefboringen en gewone boringen?

De heer Blaauw (VVD):

De rechter heeft op bepaalde momenten de uitspraak gedaan dat men niet mocht, maar dit was niet gebaseerd op bepaalde overwegingen dat het nooit zou mogen. Het ging meestal om vormfouten.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Dat is absoluut niet waar. De rechter heeft ook heel nadrukkelijk inhoudelijke argumenten naar voren gebracht. Het gaat niet alleen om vormfouten. Wat dat betreft is mijn opmerking terecht. De heer Blaauw heeft zich daar niet in verdiept. Hij heeft in die juridische kant geen argumenten gezocht om het kabinet daarover te bevragen.

De heer Blaauw (VVD):

In deze samenleving hebben wij een probleem met de juridisering. Wij zien veel vaker elementen, als gevolg waarvan later bij de rechtbank in de fout wordt gegaan. Dat proces moeten wij beheersen. Misschien moeten wij kijken waar de fouten in het verleden zitten. Dat geldt echter niet voor deze kwestie.

De heer Van Wijmen (CDA):

Voorzitter! Brieven van het kabinet, zoals die welke nu voorligt, geven voet aan alle mogelijke juridisering. Ik ga nu echter in op het gestelde door de heer Blaauw over de schadeclaim. De eerste ondertekenaar van de brief, de minister van Economische Zaken, afkomstig uit de VVD, kijkt de schadeclaim volgens mij gewoon in het oog met het gestelde dat de nieuwe PKB Waddenzee geen proefboringen in de Waddenzee zal bevatten. Dat wil ook zeggen dat het kabinet een bepaalde taxatie heeft gemaakt van de schadeclaim, in die zin dat die op lucht berust en dat het om een voos dreigement gaat waar wij allemaal omheen draaien. Met andere woorden, de schadeclaim ligt op tafel, maar wij kijken die gewoon in de ogen.

De heer Blaauw (VVD):

Ik heb daar juist vragen over gesteld aan de regering. Ik kan die toch niet zelf gaan beantwoorden in de richting van de heer Van Wijmen? Zullen wij eerst de termijn van de regering afwachten?

De heer Van Wijmen (CDA):

Akkoord.

De heer Blaauw (VVD):

Ik heb ook gevraagd of de landsadvocaat is geconsulteerd over dit soort zaken.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Naast gedachten over schadeclaims is er ook nog zoiets als bedrijfspolicy. Ik leg u de volgende luitspraak voor van Frans Evers van Natuurmonumenten: "Een mogelijke schadeclaim, dat past niet bij een omvangrijk bedrijf waarvan een van de grootaandeelhouders, de Shell, nog als haar filosofie sprak van people, planet, profit". Wat zegt dat de VVD?

De heer Blaauw (VVD):

Dat is een heel mooie en belangrijke uitspraak, zeker van zo'n zeer belangrijke man als de heer Evers van die organisatie. Die uitspraak moeten wij ons goed ter harte nemen, maar ik heb zaken te doen met de regering en niet met de voorzitter van Natuurmonumenten.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Zo gemakkelijk komt u hiermee niet weg. U zegt namelijk dat er schadeclaims van die bedrijven te verwachten zijn. Waarop baseert u dan die verwachting?

De heer Blaauw (VVD):

Ik vraag aan de regering of er schadeclaims zijn te verwachten. Dan kunt u van mij toch niet het antwoord alvast verwachten? Alleen, ik zie wel wat om de hoek zitten. Als u dat niet ziet, dan heb ik wat andere twijfels.

De vergadering wordt van 11.30 uur tot 11.40 uur geschorst.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Wij spreken vandaag over een brief van het kabinet van vrijdag jongstleden, waarin een tweetal belangrijke besluiten staat. Allereerst staat er dat er geen proefboringen plaatsvinden in het PKB-gebied, oftewel de Waddenzee. Dat is een afwijking, of beperking, ten opzichte van de huidige PKB van 1994, die proefboringen toestaat. Ten tweede mag geen blijvende aantasting van het unieke karakter van de Waddenzee door bodemdaling ontstaan. Winning kan alleen doorgaan, mits zodanig geconditioneerd dat er geen risico's zijn. Ik ben het dus eens met datgene wat mevrouw Witteveen, mevrouw Augusteijn en anderen hebben gezegd, dat het voorzorgprincipe ook voor het kabinet geldt. Indien voorwaarden kunnen worden gecreëerd die dat risico uitsluiten, is het kabinet bereid om door te gaan met winning. Dat betekent dat het kabinet straks "aan de gaskraan zit".

Natuurlijk heeft het kabinetsbesluit het karakter van een compromis. Dit is echter geen compromis in de sfeer van het natuurbelang. Het is een goede balans van een aantal afwegingen. De heer Van Middelkoop heeft gezegd dat het kabinet niet kiest. Ik denk dat het kabinet wél kiest, namelijk voor de optie om geen risico's te lopen. Tegen de heer Van Wijmen zeg ik dat goed rentmeesterschap, volgens oud-premier Lubbers, ook betekent goed gebruik maken van je natuurlijke bronnen. Mevrouw Faber zal straks ongetwijfeld meer zeggen over het natuurbelang. Mijns inziens betekent het dat er geen schade aan de natuur mag worden toegebracht. Er mag dus geen extra bodemdaling plaatsvinden. Verder moeten de uitgangspunten van de habitatrichtlijn verwerkt worden.

Als het gaat over economie en milieu moeten wij het wel hebben over de belangrijke feiten. Het gaat over een substantiële hoeveelheid gas, een mogelijke winning van zo'n 20 miljard kuub, en daarnaast een groot exploratiepotentieel van tussen de 50 en 100 miljard kuub. Het gaat ook om werkgelegenheid en opbrengsten voor de staat. Ik zal straks nog spreken over de juridische positie. Het voorkomt ook vervangende import. Het gaat ook over een betrouwbare overheid. Niet alle verwachtingen van de bedrijven worden gehonoreerd, ondanks toezeggingen. Wij proberen echter de impasse te doorbreken. Het is dus geen absoluut "njet".

De essentie van het besluit is de zorg voor de Wadden. Wij hebben de handen echter niet geheel vrij. Niemand bestrijdt het belang van de Waddenzee als het belangrijkste Nederlandse natuurgebied, zeker ik niet. Ik ken het Waddengebied heel goed. Het is prachtig en dat moet ook zo blijven. Ik vind wel dat wij op moeten passen dat wij ons niet alleen laten leiden door emoties. Het natuurbelang is een heel belangrijke afweging, zeker hier. Het hoeft mijns inziens echter niet ten koste te gaan van andere afwegingen. Het goed samen laten gaan van verschillende belangen is mogelijk. Als dat niet zou kunnen, zou ik hier ook niet staan.

Ik zal een aantal woorden wijden aan de situatie, waarin wij ons bevinden. Het Waddendossier kent een lange aanloop. De concessie van Groningen dateert van 1963 en die van Noord-Friesland van 1969. Overigens zitten wij ook met een erfenis uit het verleden. In die tijd werden dat soort concessies namelijk nog gegeven met eigendomsrechten. Ik moet daar wel meteen bij zeggen dat dat niet betekent dat ook de opbrengst in zijn geheel naar de concessiehouders gaat. Het grootste gedeelte van de opbrengst gaat, terecht, naar de staat.

In 1984 werd de eerste PKB Waddenzee in de Kamer behandeld. Ik heb daar warme herinneringen aan omdat ik deze destijds als Kamerlid zelf mocht behandelen; het eerste onderwerp waar alleen vrouwelijke woordvoerders bij aanwezig waren. Voor die tijd waren er weinig beperkingen ten aanzien van opsporing en winning in de Waddenzee. In 1984 werd een compromis gesloten met de oliemaatschappijen over de activiteiten in de Waddenzee. Dat betrof alleen het PKB-gebied. Het compromis hield een vrijwillige beperking in gedurende tien jaar. Er was wel sprake van aanleg van een platform en winning op de locatie Zuidwal, midden in de Waddenzee, en van winning uit het Amelandveld vanaf een locatie in de duinen aan de oostkant van Ameland en vanaf het platform in de driemijlszone voor Ameland. Dat veld ligt gedeeltelijk in de Waddenzee. Er werd ook besloten tot de aanleg van de F3-pijpleiding door de Waddenzee, die uiteindelijk niet is doorgegaan. De oliemaatschappijen zagen op dat moment vrijwillig af van verdere proefboringen in de Waddenzee.

In 1994 liep het moratorium van 1984 af. De nieuwe PKB was een initiatief van het derde kabinet-Lubbers. De ministers Alders en Andriessen hebben de PKB in de Tweede Kamer behandeld. Het eerste Paarse kabinet nam het daarna over en de ministers Wijers en De Boer verdedigden de PKB in de Eerste Kamer. Die PKB bevat de uitspraak dat er geen winning op een locatie in het PKB-gebied van de Waddenzee mag plaatsvinden. Er is wel sprake van zes tijdelijke proefboringen, natuurlijk onder de nadrukkelijke voorwaarde dat winning vanaf het vasteland moet plaatsvinden. Deze bepaling had de instemming van een grote Kamermeerderheid, ook van het CDA. Dat had waarschijnlijk te maken met de ondersteuning van de eigen minister, maar ook met het feit dat een zorgvuldig beleid werd geformuleerd.

In overleg met de maatschappijen werd begin 1995 een plan van aanpak voor de uitvoering van de PKB ondertekend door de minister van VROM, mevrouw De Boer, en de minister van Economische Zaken, de heer Wijers, en de concessionarissen. Onderdelen van het plan van aanpak uit 1995 zijn: geen winning vanaf platforms in de Waddenzee, maar in principe wel maximaal zes proefboringen als winning vanaf het vasteland mogelijk is, conform de PKB. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over proefboringen buiten de Waddenzee, één proefboring op Ameland en vijf boringen in de Noordzeekustzone.

Voor de MER-procedure werd een begeleidingscommissie vanuit de overheid opgezet. Overigens wordt op dat moment ook afgesproken dat de NAM een integrale bodemstudie zal laten uitvoeren. Voor andere locaties, zoals op het vasteland, werd überhaupt geen apart beleid geformuleerd want die stonden niet ter discussie. Daarvoor golden ook geen bijzondere procedures, dus ook geen MER, maar de regelingen in het kader van de Mijnwet. Concreet betekent dit dat voor de locaties Paesens, Moddergat en Lauwersoog op dat moment zeker geen beperkingen golden. Tot circa een jaar geleden waren daar de gewone standaardprocedures van toepassing. Met andere woorden: tot die tijd kon de NAM ervan uitgaan dat tot winning kon worden overgegaan. De eisen van een NB-vergunning gelden sinds een jaar.

Als uitvloeisel van de PKB en van het plan van aanpak startte de NAM in 1995 twee MER-procedures, de eerste voor Ballum en de Noordzeekustzone en de tweede voor locaties in het PKB-gebied. De heer Van Wijmen zegt dat de brief inconsistenties bevat, als wordt gesteld dat er geen proefboringen mogen plaatsvinden in het PKB-gebied of de Waddenzee. Ballum en de Noordzeekustzone liggen echter niet in het PKB-gebied en ook niet in de Waddenzee.

In 1996 verleent de minister van Economische Zaken locatievergunningen voor Ballum en vier locaties in de Noordzeekustzone, waaronder Ballonplaat. In 1998 doet de rechter in Leeuwarden uitspraak over Ballum en de Noordzeekustzone met als hoofdelementen dat de maatschappelijke noodzaak wordt erkend, dat een betere onderbouwing moet worden gegeven en dat het niet gelijktijdig om vier locaties in de Noordzeekustzone mag gaan maar één voor één. Eigenlijk spoort het standpunt van het kabinet met deze uitspraak. In 1998 publiceert Economische Zaken de conceptvergunning voor boring in het PKB-gebied. De vergunningverlening zelf is aangehouden. Kortom, het is niet zo dat wij met vrije handen werken. De procedures zijn gestart en wij zijn nog steeds gehouden om over de vergunningen op aanvraag te beslissen.

Voorzitter! Ik wil de discussie graag voeren op basis van de feiten. Waar gaat het kabinetsbeleid over? Bekeken is of winning van het gas dat onder de Waddenzee ligt, zonder nadelige gevolgen voor de natuur mogelijk is. Er is ruime ervaring opgedaan en kennis opgebouwd met winning van gas onder de Waddenzee: ten dele bij het Groningenveld, het Amelandveld, het veld Blija en Anjum en geheel bij de Zuidwal. Er is al 20 miljard kuub gas gewonnen uit de Waddenzee.

In het plan van aanpak hebben wij afgesproken dat de NAM een stevige studie naar bodemdaling laat uitvoeren, met bijdragen van het Instituut voor aardwetenschappen van de universiteit van Utrecht, het Instituut voor bos- en natuuronderzoek, het IBN-BLO, het Waterloopkundig laboratorium te Delft en het Nederlands instituut voor onderzoek der zee, het NIOZ. De resultaten zijn in 1998 uitgebracht, begeleid door een commissie onder leiding van Rijkswaterstaat, waarin VROM, LNV, EZ, de NAM, de Waddenprovincies en de Waddengemeenten zijn vertegenwoordigd. De studie is vervolgens beoordeeld door vier externe deskundigen: prof. Verruijt van de TU Delft, prof. Roeleveld van de VU, prof. De Vriendt van de Universiteit Twente en prof. Wolff van de RU te Groningen. De conclusie is dat blijvende aantasting van natuurwaarden niet te verwachten is vanwege de bestaande dynamiek van het Waddengebied. Eventueel zijn nog mitigerende maatregelen mogelijk.

Het Waddensysteem bestaat uit een aantal aparte zeegatsystemen die van elkaar worden gescheiden door hoog liggende platen. Voor de onderdelen van de zeegatsystemen blijken empirische wetmatigheden te gelden die duiden op een dynamisch evenwicht van de morfologie van de onderdelen, met getij en golfklimaat.

Ingrepen in dit systeem zijn op zichzelf niet nieuw. Het kabinet heeft besloten dat deze zo nodig zo georganiseerd en gefaseerd moeten worden dat er geen blijvende, daaraan toe te rekenen geomorfologische schade optreedt. Dan komen wij op de discussie of wij dat ook kunnen. Daarover ben ik een optimist en de heer Pronk wellicht een pessimist. Dat kan bereikt worden door de winning op de voet te volgen en de effecten te monitoren, waarbij de hulp wordt ingeroepen van een commissie van externe deskundigen. Met andere woorden, het is niet zo dat de NAM bepaalt hoe het allemaal zal gebeuren.

Voor alle duidelijkheid, in de brief is aangekondigd dat wij aan de slag gaan om de voorwaarden, de criteria en de toetsingspunten op een rij te zetten, zodat wij de garantie hebben dat er geen risico wordt gelopen. Wij gaan in overleg met de NAM en met externe deskundigen bekijken hoe wij deze kunnen formuleren.

Ik herhaal dat er geen boringen komen in de Waddenzee. Ik kan geen krant openslaan of ik zie weer een boortoren in de Waddenzee, maar zij komen er niet. Wij boren vanaf locaties op het vasteland, als voldaan wordt aan de condities die ik net heb genoemd. Je ziet dus niet die lelijke dingen die steeds op de televisie en in de krant worden getoond.

Er mag geen blijvende schade zijn. Mochten er aanwijzingen komen dat deze dreigt, wat wij niet verwachten, dan wordt de vergunning ingetrokken. Dat moet de conditie zijn.

Voorzitter! Dan kom ik op een aantal opmerkingen over energie en de economische gevolgen. Het Groningenveld is een heel belangrijk veld, maar 60% is al uit dat veld. Dat betekent dat het einde van de functie van het balansveld in zicht komt. Dan wordt het voor kleine velden moeilijker afzet te vinden.

Kleine velden zijn in deze tijd almaar belangrijker aan het worden. Zij moeten zodanig worden geëxploiteerd dat het Groningenveld zo lang mogelijk de balansfunctie kan houden. Kleine velden zijn wezenlijk voor de gasvoorziening. Zij zijn klein, maar gelukkig zijn er veel. Zij zijn tot nu toe heel succesvol. Er is ongeveer 1500 miljard kuub beschikbaar, waarvan ruim de helft al is gewonnen dankzij het gevoerde beleid.

Voor de gasvoorziening in de komende jaren zijn de kleine velden noodzakelijk. In het plan van gasafzet is met voortgaande opsporing en winning rekening gehouden. Daarin zit naast het Noordzeegas ook het gas uit het Waddengebied. Als wij het gas op die plek niet kunnen winnen, ontstaat een gat in de gasvoorziening dat wij waarschijnlijk met import zullen moeten opvullen. Wij moeten ons dan realiseren dat dit de samenleving geld kost.

Paesens, Moddergat en Lauwersoog zijn goed voor 20 miljard kuub. De waarde bij de put bedraagt circa 4 mld. Bij verdere exploratie gaat het om 50 tot 100 miljard kuub en bij de huidige prijzen bij de put om 10 à 20 mld. Het veld bij Paesens, Moddergat en Lauwersoog is ook belangrijk, omdat er al een lang voortraject is. De NAM heeft al proefboringen uitgevoerd en enkele honderden miljoenen geïnvesteerd. Er zijn vergunningen verleend. Alleen de NB-vergunning wacht nog. Ik herhaal dat deze velden van buiten het PKB-gebied worden gewonnen.

Voorzitter! Verdere exploratie is voor het kleineveldenbeleid uitermate wezenlijk. Ballum en Ballonplaat vormen daarin stappen, waardoor wij meer over potentiële andere exploratie kunnen zeggen. Spreiding van boringen is goed vanuit de milieuoptiek, maar je moet heel goed opletten dat je de continuïteit niet in gevaar brengt.

Het werkgelegenheidsaspect heb ik al genoemd. Het is waar dat er dit jaar een sterke terugval is in de exploratieactiviteiten. Oliemaatschappijen investeren nog maar mondjesmaat. Ook de toeleverende industrie en de werkgelegenheid staan daardoor onder druk. FNV Bondgenoten heeft een oproep aan mij gedaan om wat te doen in het kader van het mijnbouwklimaat en gevraagd om een spoedige vergunningverlening, ook gericht op offshore activiteiten. Ik ben bezig te bedenken welke oplossingen ik daarvoor kan verzinnen. Ik kom erop terug in het kader van de Gaswet, het energierapport en de Mijnbouwwet. In een aantal van die wetten moet iets over het kleineveldenbeleid en de balansfunctie van het Groningenveld worden opgenomen.

Voorzitter! Ik wil graag zorgvuldig opereren jegens de betrokkenen. Daar hoort ook de NAM bij. Het besluit gaat immers een paar stappen minder ver dan waarop men rekende. Om die reden hebben de heer Pronk, mevrouw Faber en ik gisteren een gesprek met de NAM gevoerd. Natuurlijk zal de Kamer begrijpen dat de NAM niet gelukkig is met de huidige situatie. Zij hebben om een nadere toelichting gevraagd en die hebben wij ook gegeven. Voorts maakt de NAM zich zorgen over vertraging. Er is veel geïnvesteerd. Er is circa 600 mln. geïnvesteerd in opsporing en circa 100 mln. in productiecapaciteit. De NAM is deze zomer bereid geweest, de vergunningsverleningsprocedure onder de NB-wet opnieuw in te gaan. Maar de tijd begint nu te dringen.

Mijn conclusie is dan ook dat een aantal belangen afgewogen moet worden. De belangen van natuur en energie zijn in die afweging zeker aanwezig. Het besluit geen boringen toe te staan in de Waddenzee ofwel in het PKB-gebied is een belangrijke maatregel. Als winning vanaf de wal kan plaatsvinden, mag dat uitsluitend onder zeer strenge condities die leiden tot het vermijden van het risico van enige aantasting van het gebied.

Voorzitter! Ik wil een paar vragen apart behandelen, omdat ik aanneem dat ik de meeste vragen in het voorafgaande heb beantwoord. Mevrouw Witteveen stelde dat de studie die is verricht, uitsluitend gebaseerd is op de kennis over het Groningenveld. Dat is niet het geval. Er is veel meer kennis ingebracht, ook kennis over kleine velden bij de studie die op kosten van de NAM door al die instituten is uitgevoerd. In onze ogen zijn alle velden buiten het Groningenveld kleine velden. Dat betekent dat in het bodemdalingsmodel veel meer kennis zit.

Er is gevraagd naar het risico van aardschokken in dit gebied. De TU Delft en Grondmechanica Delft hebben hiernaar onderzoek gedaan. Het onderzoek heeft aangetoond dat de dijklichamen niet aantoonbaar verzwakt worden. De belangrijkste vraag betrof namelijk de mogelijke invloed van een aardschok op de dijken.

Mevrouw Witteveen zei dat de bodemdaling op Ameland-Oost zeer ernstig is. Dat is niet zo, want de bodemdaling verloopt volgens de prognose. Het Staatstoezicht op de mijnen publiceert alle gegevens in het jaarverslag. De daling is iets dieper dan bij de aanvraag was voorzien, maar het oppervlak is kleiner, waardoor het totale volume gelijk blijft. Er is dus sprake van een beheerste en beheersbare situatie, die naar de mening van het Staatstoezicht geen onherstelbare schade oplevert.

Het gaat mij te ver om de mogelijke bodemdaling door gaswinning te vergelijken met die door zoutwinning. Dit zijn twee onvergelijkbare zaken: bij zoutwinning is sprake van holten, bij gaswinning niet.

De heer Blaauw vroeg naar schadeclaims. Het lijkt mij niet opportuun om daar thans op in te gaan. Ik heb iets gezegd over dingen die in het verleden hebben gespeeld. Ik heb mij in dezen zeer indringend laten voorlichten door de landsadvocaat.

Mevrouw Augusteijn sprak over de gasopslag. Het beleid van de NAM en de Gasunie daaromtrent is niet bijgesteld. De drie bergingen in Norg, Grijpskerk en Alkmaar zijn volgens plan gebouwd en staan al klaar om capaciteit te leveren in tijden van een piekvraag. Voor de komende jaren is er voldoende capaciteit en volume voor een ongestoorde levering. Het zal echter zeker niet bij deze drie bergingen blijven. Afhankelijk van de vraag en het aanbod – daaronder versta ik ook hetgeen waarover wij vandaag spreken – zullen vroeg of laat een vierde en volgende bergingen nodig zijn; niet alleen voor capaciteitsdoeleinden, maar in de nabije toekomst ook om voldoende volume voorradig te hebben. De Nederlandse gasvoorraad is gewoon eindig.

Voorzitter! Hiermee heb ik volgens mij alle vragen beantwoord.

De heer Van Wijmen (CDA):

Voorzitter! In mijn eerste termijn ben ik uitvoerig ingegaan op de mogelijk dubbele uiting van kabinetszijde in de pers. Is de minister van mening dat het onderzoek positief zal uitvallen en dat er dus geboord zal kunnen worden?

Minister Jorritsma-Lebbink:

De een is optimistischer over de vraag of voorwaarden, criteria en toezicht zo kunnen worden georganiseerd dat er geen risico's ontstaan. Beide minister zijn het eens over het doel, alleen is de ene minister hierover optimistisch en de andere pessimistisch.

De heer Van Wijmen (CDA):

Heeft de brief waarover wij nu spreken een dubbele bodem, een poli-interpretabiliteit? Kan hij op meer manieren worden uitgelegd?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Nee. In de brief is aangekondigd dat de voorwaarden worden opgesteld in overleg met onafhankelijke deskundigen en onze ambtenaren. Uiteindelijk komt een en ander terug in het kabinet. Er is dus geen sprake van een dubbele bodem.

De heer Van Wijmen (CDA):

In de brief staat dat de voorwaarden ertoe "zullen" leiden, niet dat zij ertoe "kunnen" leiden. Eigenlijk weet u het dus al.

Minister Jorritsma-Lebbink:

De voorwaarden zullen daar inderdaad toe leiden. Ik ben ervan overtuigd dat het mogelijk is, maar de andere minister is hierover wat pessimistischer. Ik denk dat dit is toegestaan.

De heer Van Wijmen (CDA):

Ik zal dezelfde vraag straks aan minister Pronk stellen.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Ik wil hier even op doorgaan. In Trouw hebben wij dinsdag allemaal kunnen lezen dat u ervan overtuigd bent dat het mogelijk is. De blijvende schade is een van de punten die in de brief van het kabinet staan. Dat woordje "blijvende" fascineert mij erg. Je zou ook gewoon kunnen zeggen dat je tegen het aanbrengen van schade bent. Wat betekent "blijvend"?

Ik wil hierbij aanhaken op de discussie over de zandsuppletie die ik zojuist voerde met de heer Blaauw. In hetzelfde stuk in Trouw lees ik dat door de boringen op de Wadden volgens minister Jorritsma hooguit een tijdelijke verzakking zal plaatsvinden, die door zandsuppletie snel zal worden hersteld. Waarschijnlijk is deze tekst de weergave van een interpretatie. Kan de minister hierop ingaan?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Het woord "verzakking" gebruik ik alleen maar in een andere betekenis. Ik ga ervan uit dat er zodanige afspraken gemaakt kunnen worden dat er geen sprake zal zijn van blijvende schade aan het gebied en ingrijpen dus niet nodig zal zijn. De dynamiek van het Waddengebied is in mijn ogen zo groot, dat een geringe bodemdaling – daarvan is in het rapport ook sprake – vrijwel onmiddellijk door sedimentatie wordt opgevangen. Daarover gaat het dus. Ik denk dat die geringe bodemdaling op natuurlijke wijze kan worden opgevangen. Ik ben iets terughoudend, omdat wij de voorwaarden moeten formuleren die garanderen dat het zo zal gaan.

De heer Marijnissen (SP):

De minister spreekt nu over sedimentatie. Dat is in het normale taalgebruik inderdaad iets anders dan suppletie. Suppletie betekent immers zandstorten. Zij heeft in het interview met Trouw de woorden "het storten van zand" dus niet in de mond genomen?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik heb daarover niets gezegd.

De heer Marijnissen (SP):

Dat berust dus op een vergissing van Trouw.

De minister zal met de NAM overleggen over de vraag hoe bepaalde voorwaarden zo vorm kunnen worden gegeven dat aan de eisen van het kabinet wordt voldaan. Is het geen vreemde gang van zaken om daarover met de NAM te overleggen? De minister gaat hier toch zeker zelf over?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Daar gaat inderdaad het kabinet over. In besprekingen is de NAM duidelijk gemaakt dat zij niet bepaalt hoe aan die voorwaarden vorm wordt gegeven. Wij moeten echter niet uit het oog verliezen dat er bij de NAM heel veel kennis aanwezig is. Die kennis willen wij graag benutten. Wij horen ook graag het oordeel van de NAM over de criteria. Ik denk dat wij hierover terecht met de NAM overleggen. De uiteindelijke beslissing over de criteria is natuurlijk aan de regering en de Kamer.

De heer Marijnissen (SP):

De minister heeft mij ook op dit punt gerust weten te stellen. Het enige punt dat nog vragen bij mij oproept, is de mogelijkheid van claims. Mevrouw Augusteijn heeft gerefereerd aan een adagium dat blijkbaar in de hogere kringen van Shell opgang doet, namelijk dat de winst op de derde plaats komt. Hoe schat de minister de morele en maatschappelijke verantwoordelijkheid van Shell, Esso en de NAM in? Zullen deze bedrijven afzien van een claim nu het overduidelijk is dat een grote meerderheid van de Kamer tegen boringen is?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik ben niet van plan te speculeren over welke schadeclaim dan ook. Ik wijs er wel op dat het geen liefdadigheidsinstellingen zijn.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Dat zij geen liefdadigheidsinstellingen zijn, bewijzen de winstcijfers van Shell wel.

De minister heeft in het interview met Trouw gezegd dat de boringen op het wad zeker doorgaan.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Dat is de kop boven het interview. Ik heb in het interview slechts gezegd dat ik optimistisch ben dat de boringen doorgang kunnen vinden. Blijkbaar heeft men dat iets anders uitgelegd dan bedoeld.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Misschien toonde de minister zich zo optimistisch dat dit wel de conclusie moest zijn. Wat is echter de waarde van de toekomstige onderzoeken, nu de minister zich zo optimistisch heeft uitgelaten? Haar mening lijkt al min of meer vast te staan.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik vind dat er zodanige criteria moeten worden vastgelegd dat wij er zeker van kunnen zijn dat elk risico wordt vermeden. Verder moet het duidelijk zijn dat de regering beslist of de gaskraan wel of niet opengaat. Ik ben optimistisch dat dit mogelijk zal zijn, maar die criteria moeten wel eerst worden vastgelegd, want op dit moment zijn zij er nog niet. Onze eerste taak is ervoor te zorgen dat de voorwaarden, de criteria, de toetsingspunten en de wijze waarop deze zullen worden gecontroleerd, helder op papier worden gezet.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

De minister heeft inmiddels wel omstandig betoogd dat de boringen die tot nu hebben plaatsgevonden, niet tot problemen hebben geleid. Dat roept de vraag op wat zij nu nog meer wil weten.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Wij willen een aantal garanties. Ik ben optimistisch dat die garanties kunnen worden gegeven, omdat er in het verleden al is geboord en omdat de kennis die daarbij is opgedaan, er niet op wijst dat die garanties niet kunnen worden gegeven. Ik vind het echter heel erg belangrijk dat er garanties worden gegeven, want ik proef in de hele discussie de angst dat het wad risico's loopt. Ik ben er op dit moment nog niet van overtuigd dat wij het niet zo kunnen regelen. Het moet mogelijk zijn om keiharde garanties te geven dat niet gebeurt wat wij allen niet willen.

De heer Van Wijmen (CDA):

De minister zegt dat zij de winning nauwkeurig zal monitoren en de hand aan de gaskraan zal houden. Zij geeft daarmee geen uitsluitsel over wat er zal gebeuren als zich in de toekomst effecten voordoen die nu nog niet zijn te voorspellen. Zij zegt er verder gerust op te zijn dat de bodemdaling opgevangen kan worden. De zeespiegelstijging kan echter het effect van die bodemdaling verdubbelen.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik heb de integrale bodemstudie goed gelezen. Men verwacht dat de stijging van de zeespiegel nauwelijks effect zal hebben, behalve als uitgegaan zou moeten worden van een zeer extreme stijging van een meter per eeuw. Een dergelijke stijging wordt op dit moment in het geheel niet voorzien. Er is één element in het geheel dat goed zal moeten worden onderzocht. Dat is de input van winningsgegevens van de NAM. Dus moeten wij proberen de garantie te krijgen dat er geen grote afwijkingen ontstaan van de input.

De heer Van Wijmen (CDA):

Op toekomstige gegevens.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Juist.

Uit alle onderzoek inzake bodemdaling bij gaswinning blijkt dat de grootste effecten zich in de eerste jaren voordoen en niet in de laatste jaren.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

De minister heeft gezegd dat het kabinet met de brief wil aangeven dat de grootst mogelijke garanties moeten worden gegeven, enz.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Keiharde garanties, heeft de minister-president gezegd.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Dan wil ik u een uitspraak voorleggen die u gisteren hebt gedaan in Den Haag Vandaag. U zei: "the proof of the pudding is in the eating. Zo moet u dat besluit zien". Volgens mij is de vertaling: je neemt een hapje en kijkt wat het resultaat is.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Nee. Ik heb met "the proof of the pudding is in the eating" bedoeld: geef ons de kans die voorwaarden op te schrijven. Daarna zullen wij beoordelen of wij dat risico kunnen uitsluiten.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Het blijkt dat een grote meerderheid van de Kamer geen behoefte heeft aan nieuw onderzoek en nader overleg. Welke conclusie trekt u daaruit?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Ik hoop dat de Kamer bereid is het beleid in zijn totaliteit te voeren. Wij zijn bezig met de eerste termijn waarin de Kamer een aantal opvattingen kenbaar heeft gemaakt. Ik heb getracht aan te geven – en ik neem aan dat de collega's Pronk en Faber daarover ook hun woordje zullen zeggen – welke condities wij willen stellen. Volgens mij gaat het in de kern ook bij de Kamer om de zorg voor mogelijke risico's. Ik heb aangegeven dat wij aan het zoeken zijn naar een methode om risico's uit te sluiten. Ik ben ervan overtuigd dat wij die methode kunnen vinden. Ik vind het iets te gemakkelijk om bij voorbaat te zeggen: wij geloven er niet in, u hoeft niet eens te kijken. Ik vind dat niet getuigen van zorgvuldig omgaan met de hele zaak. Het is geen blanco situatie. In het verleden is er een hoop gebeurd.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Verschillende fracties hebben heel duidelijk aangegeven dat alles bekend is over boringen en wat de meerderheid van de Kamer betreft ook over schadelijke effecten. Als dat in tweede termijn herhaald wordt en de meerderheid van de Kamer het signaal aan het kabinet geeft dat nader onderzoek geen zin heeft, omdat vastgehouden wordt aan...

De voorzitter:

Mijnheer Van der Steenhoven, dit is een merkwaardige interruptie. U wilt van de minister nu weten wat zij vindt nadat de tweede termijn van de Kamer gehouden is. Laten wij daaraan niet beginnen. U kunt een korte vraag stellen.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Verschillende fracties hebben duidelijk uitgesproken geen behoefte te hebben aan nader onderzoek, omdat zij vinden dat alles bekend is. Wat is de reactie van de minister op die stellingname?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Ik ben ervan overtuigd dat wij een poging moeten wagen om de voorwaarden en criteria te formuleren die ertoe moeten leiden dat geen risico geleden wordt.

Minister Pronk:

Voorzitter! De laatste keer dat wij over dit onderwerp spraken, was geloof ik aan het eind van het vorige parlementaire seizoen. Wij hebben toen toegezegd om goed overleg met de Kamer te blijven voeren en geen enkele onomkeerbare stap te nemen, alvorens overleg met de Kamer kon zijn gevoerd. De Kamer moet de brief die haar van de week is toegestuurd in dat licht zien.

Mij is expliciet door enkele geachte afgevaardigden gevraagd: wat is uw interpretatie van datgene wat vandaag ter discussie staat? Mijn interpretatie lijkt als twee druppels water op de interpretatie die de Kamer zojuist heeft gehoord van collega Jorritsma. Houdt die interpretatie in, vroeg de heer Van der Steenhoven, dat het kabinet heeft besloten om toch te boren in de Waddenzee? Ik meen dat dit de openingszin was van het betoog van de geachte afgevaardigde de heer Van der Steenhoven. Het antwoord daarop is: neen. Immers, de eerste zin van de brief luidt: de nieuwe PKB Waddenzee zal geen proefboringen bevatten in de Waddenzee. Wij hebben daar vijftien maanden over gesproken, sinds september vorig jaar. Dat waren interessante, intensieve en geen makkelijke discussies. Ik ben zeer blij met de uitkomst: er wordt niet geboord in de Waddenzee. Laten we dat nu wel als een feit vaststellen en niet deze brief interpreteren in exact de tegenovergestelde zin. Het uitgangspunt, in de eerste zin van deze brief, is een doorbraak, zo hoorde ik een van de geachte afgevaardigden deze week op de radio zeggen: een doorbraak, want er wordt niet geboord in de Waddenzee. De discussie is natuurlijk niet alleen maar daarover gegaan. De discussie is ook gegaan over de vraag: wat doen we met de proefboringen en winningen vanaf het vasteland?

De heer Van Wijmen (CDA):

De minister zegt, mevrouw de voorzitter, dat er niet wordt geboord in de Waddenzee. Maar moet er, nauwkeurig lezend, niet gezegd worden: er wordt niet proefgeboord in het PKB-gebied van de Waddenzee? Dat staat in die brief. Hoe is het nu? Ik wil het duidelijk weten, want het is van groot belang.

Minister Pronk:

Ja, er wordt niet geboord in het PKB-gebied van de Waddenzee. Dat is de stelling die wij als een beleidsvoornemen voorleggen, want deze brief is een brief ter voorbereiding van de PKB Waddenzee. We zouden eerst spreken over het beleid met betrekking tot boringen en proefboringen, voordat we met de Kamer over de nieuwe PKB Waddenzee zouden spreken. Daar is, zoals u weet, nog heel veel niet besloten. Er liggen wel ideeën, zo ongeveer, op tafel maar er is nog niets besloten met betrekking tot de vorm, de grens en de modaliteiten van de nieuwe PKB. We spreken eerst over dit onderwerp – boren of niet boren, proefboren of niet proefboren? – met de Kamer.

Het is een beleidsvoornemen; het is een voortgangsverslag. Dit zeg ik in antwoord op een vraag van de geachte afgevaardigde de heer Van den Berg. Deze brief moet gezien worden als een aankondiging van voorgenomen beleid. Er is één beslissing. Die beslissing is wat ons betreft: geen proefboringen, en dus ook geen boringen, in het PKB-gebied Waddenzee.

En wat nu met betrekking tot proefboringen en winningen vanaf het vasteland? Hebben we daar een beslissing over genomen? Mevrouw de voorzitter! Het lijkt me het allerbeste om daartoe diegene te citeren die het meest in staat is om de beslissingen van het kabinet te interpreteren en dat is de premier. Ik citeer de openingszin van zijn persconferentie. De premier zegt daar: "We hebben besloten om nog geen besluit te nemen." Dat is wat wij u vandaag meedelen: we hebben besloten om nog geen besluit te nemen wat al die andere aspecten betreft.

We hebben alleen één uitgangspunt geformuleerd en dat is de tweede grote doorbraak. Dat is de volgende zin in de brief die vandaag ter discussie staat. Die zin luidt niet: uitgangspunt van het kabinet is dat er zoveel mogelijk gebruik gemaakt moet worden van de natuurlijk hulpbronnen om de toekomst in economische zin van ons land veilig te stellen, of anderszins; talloze belangrijke doelstellingen hadden kunnen worden geformuleerd. Het kabinet heeft als uitgangspunt, als doelstelling, als principe, geformuleerd: "Het kabinet gaat ervan uit dat het unieke karakter van het Waddengebied als wetland behouden dient te blijven. Essentieel daarvoor is dat geen bodemdaling optreedt die dat karakter blijvend aantast." Dat is het uitgangspunt voor het toekomstige voorgenomen beleid met betrekking tot alles: proefboringen en winningen in het PKB Waddengebied... Maar daar hebben we al direct de consequentie uit getrokken: dat gaat niet door. En ook betreft het proefboringen en winningen vanaf het vasteland. Dat is het uitgangspunt, de doelstelling.

Dan komt de derde passage: in het licht van het bovenstaande, van deze net door mij geciteerde hoofddoelstelling – niet in het licht van iets anders – zal het kabinet in overleg met betrokkenen en in overleg met derden-deskundigen voorwaarden formuleren die tot het bovenstaande leiden. Het kabinet zal dus met betrokkenen voorwaarden formuleren die zullen leiden tot het niet blijvend aantasten van het karakter van het Waddengebied. Dezelfde minister-president die ik zo-even citeerde, heeft gezegd: wat mij betreft, betekent voorwaarden formuleren keiharde zekerheden. Dat heeft hij niet één maar drie keer gezegd. Hij heeft een aantal keren "sluitende voorwaarden" genoemd. Hij heeft gesproken over een sluitend systeem. Daarover kan geen misverstand bestaan. Dat waren geen terloopse opmerkingen. Deze voor geen enkel misverstand vatbare formulering vind ik zes à zeven keer in zijn teksten terug. Als dus de geachte afgevaardigde de heer Van Middelkoop mij vraagt of ik het milieu volg of premier Kok, is mijn antwoord: beide, aangezien de heer Kok geen enkel misverstand heeft laten bestaan over de noodzaak om sluitende, keiharde zekerheden te creëren opdat deze doelstelling en geen andere overeind blijft.

PronkDe heer Van Wijmen (CDA):

Dat is duidelijk: voorwaarden die ertoe zullen leiden dat het unieke karakter van het Waddengebied als wetland niet wordt aangetast. Dat is dus een groter gebied dan in de PKB wordt aangewezen? Ja of nee?

Minister Pronk:

Het antwoord is "ja".

Voorzitter! Wat staat er níet in deze brief? Het is wel verstandig daar nogmaals op te wijzen. Het woord onderzoek komt niet in deze brief voor. Ik hoor iedereen over onderzoek spreken, maar het woord onderzoek staat niet in deze brief. In deze brief wordt gesproken over het doel en de voorwaarden die daarvoor moeten worden geformuleerd. Dat gaan wij dus doen.

Of dat kan, daarover hebben wij verschillende verwachtingen. Mevrouw Jorritsma is optimistisch. Dat heeft zij regelmatig uitgestraald. De Kamer kent ook mijn aard, ik ben van nature wat pessimistischer. Het is niet alleen een natuurlijke habitus, het is méér. Ik heb in het afgelopen jaar gesproken, gedacht en gelezen. Ik heb bijvoorbeeld het bodemdalingsrapport gelezen. Dat rapport is ook aan de Kamer toegestuurd. Het is een gedegen rapport, daarover geen misverstand. Maar wat mij betreft waren en zijn er nog steeds twijfels. Een aantal van die twijfels is genoemd. De Kamer heeft het recht te weten of die twijfels blijven bestaan. Het is niet ons rapport. Het rapport is aan de Kamer en mij aangeboden.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Denkt de minister dat er op grond van het kabinetsbesluit uiteindelijk geboord kan worden in de Waddenzee?

Minister Pronk:

Het kabinetsbesluit is, dat wij op dit punt nog geen besluit hebben genomen. Ik heb dat zojuist geciteerd. Wij gaan voorwaarden formuleren, waaronder het unieke karakter van het wetland Waddengebied kan worden gegarandeerd. Daar zijn wij op uit en dat gaat dus ook gebeuren. Of het lukt, is een tweede. Dan zien wij wel weer verder. Wat ons – de premier, collega Jorritsma en mijzelf – betreft, is dát de interpretatie van de brief. Het gaat niet over boren, het gaat over het garanderen van het unieke wetlandkarakter van de Waddenzee.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Ik vraag de minister heel duidelijk, of hij denkt dat, wanneer aan de voorwaarden wordt voldaan, op grond van het besluit uiteindelijk geboord kan worden in de Waddenzee.

Minister Pronk:

Wij gaan eerst eens kijken of dergelijke voorwaarden kunnen worden geformuleerd. Daarover kun je óf optimistisch óf pessimistisch denken. Als die voorwaarden kunnen worden geformuleerd, wordt bekeken of daaraan kan worden voldaan. Ook daarover kun je optimistisch of pessimistisch zijn. Daarover moeten ook vragen gesteld worden aan belanghebbenden.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Wat betekent dat dan voor de vergunningen van 23 november en 8 december? Betekent het dat datgene wat u nu schetst voor die tijd afgerond moet zijn? U brengt nogal wat naar voren aan voorwaarden en datgene wat er moet gebeuren.

Minister Pronk:

Ik breng niets naar voren wat niet in de brief staat. Ik vertaal het woord "voorwaarden" zoals collega Kok dat heeft gedaan in keiharde zekerheden en een sluitend systeem. Ons is misschien niet zo gek veel tijd beschoren, omdat er binnenkort wat data op ons afkomen. Ik meen dat wij ernaar kunnen streven om zonder onderzoek goede voorwaarden te formuleren om bijvoorbeeld de datum 8 december te halen. Misschien lukt dat niet; dat zien wij dan wel weer. Dan zullen wij de Kamer wederom informeren over de uitkomsten van onze pogingen om dergelijke voorwaarden te formuleren.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Als dat niet lukt voor 23 november, neem ik aan dat die vergunningen in uw filosofie niet verleend kunnen worden.

Minister Pronk:

Met de gesprekspartners kan natuurlijk worden gesproken over een serieuze procedure die het kabinet in de gelegenheid stelt om, uitgaande van 8 december, binnen een aantal weken – het kan uiteraard niet binnen een weekend – een sluitend voorwaardensysteem te formuleren. Wij zijn redelijke partners met elkaar. De datum 23 november is naar ik heb begrepen niet dodelijk. De datum 8 december is redelijk. Wij zullen kijken of het lukt. Lukt het niet, dan wordt de Kamer wederom geïnformeerd over de stand van zaken op dat moment. Er gebeurt niets dan nadat er voorwaarden zijn geformuleerd en de uitkomst van de poging om voorwaarden te formuleren weer met de Kamer is besproken. Er wordt door het kabinet op geen enkele wijze een onomkeerbare beslissing genomen.

De heer Marijnissen (SP):

Optimistisch of pessimistisch; "pessimistisch" is overigens een beetje raar, want het is net alsof u direct teleurgesteld bent als er niet kan worden geboord. Maar goed, dat krijg je met dat rare woordgebruik. Er is in het kabinet een meerderheid van D66 en de PvdA, die bij de verkiezingen vorig jaar expliciet hebben gezegd dat er niet wordt geboord en dat er geen wordt gas gewonnen. U weet als PvdA-minister dat er een overgrote meerderheid in de Kamer is, inclusief uw eigen partij, die dat ook niet wil. Hoe kan het dan toch dat er zo'n onduidelijk besluit, dat allerlei mogelijkheden voor de toekomst openlaat, door het kabinet komt?

Minister Pronk:

Voorzitter! Ik bestrijd dat dit een onduidelijk besluit is. Het is een overduidelijk besluit, bestaande uit drie elementen. De eerste beslissing is dat er niet wordt geboord in het PKB-gebied Waddenzee. Duidelijker dan dat kunnen wij niet zijn. Tel uw zegeningen, want er is nogal wat over gesproken en gesteggeld, jarenlang. De tweede beslissing is dat dit het doel is, zoals ik dat net heb geciteerd. Andere doeleinden zijn dus uitgesloten als hoofddoel. De derde beslissing is dat er nog geen andere beslissingen worden genomen. Wij werken eerst de hoofddoelstelling uit in een aantal voorwaarden. Wij hadden gewoon door kunnen praten, volgende week verder in het kabinet en daarna weer verder in het kabinet, zonder de Kamer op de hoogte te stellen van de stand van zaken. De Kamer had ons evenwel gevraagd om haar regelmatig op de hoogte te stellen van de stand van zaken van het overleg in het kabinet. Dat hebben wij nu gedaan, vooral ook omdat u recht heeft op zekerheid dat de toezegging wordt nagekomen dat er geen enkele onomkeerbare beslissing wordt genomen dan na overleg met de Kamer.

De heer Marijnissen (SP):

Dat mag allemaal waar zijn. Die eerste twee punten zijn oké; die zegeningen wil ik best meetellen. Het gaat om het derde punt: het winnen van gas onder de Waddenzee. Het programma van uw partij is er heel duidelijk over en dat van D66 ook. U vormt samen een meerderheid in het kabinet. Ik begrijp niet waarom er dan toch opnieuw zo'n onduidelijk besluit wordt genomen: weer uitstellen, weer onderzoek doen, weer verder kijken. Wij praten hier al jaren over. Er is al jaren onzekerheid over. Daar moet een keer een eind aan komen. Er is nu een politieke meerderheid in het kabinet en in de Kamer. Ik vraag u als PvdA-bewindspersoon hoe het toch mogelijk is dat er nu weer uitstel is en dat er geen klip en klare beslissing is: er wordt niet gewonnen onder het wad.

Minister Pronk:

Zoals collega Jorritsma heeft gezegd, praten wij hier inderdaad al langer over dan jaren. Wij praten er al tientallen jaren over. Het is in de jaren zestig begonnen. Gelukkig is er, zoals mijn collega Jorritsma heeft gezegd, geleidelijk aan meer nadruk gegeven aan vraagstukken met betrekking tot natuur en milieu. Dat vullen wij nu sterker in dan het ooit door welk vorig kabinet dan ook is gedaan. Een formulering, zoals ik die zojuist heb voorgelezen, als uitgangspunt voor alle toekomstige beleidsvoornemens terzake in het desbetreffende gebied is in geen enkel kabinetsstuk vanaf 1964 tot aan 1998 opgenomen. Het is natuurlijk overduidelijk dat daaraan is bijgedragen door het feit dat hiervoor in een aantal verkiezingsprogramma's bepaalde formuleringen zijn gekozen, al heeft dit niet geleid tot een bepaalde tekst in het regeerakkoord. Wij zijn nu bezig om een en ander te vertalen in een kabinetsbeslissing. Premier Kok heeft gezegd: het is een kabinet van drie partijen; PvdA en D66 zijn tegen het boren en de VVD is daar heel erg voor; als coalitiekabinet hebben wij natuurlijk wel de taak om, als iets heel erg moeilijk ligt en bijna splijtend werkt – er is in het regeerakkoord geen afspraak over gemaakt; het ligt dus eigenlijk open – er op een bepaalde manier uit te komen. Dat schept geen onduidelijkheid, zo zeg ik de heer Marijnissen, maar het is een bewuste poging om er in de coalitie gezamenlijk uit te komen. Het is een vrije kwestie waarbij nu voor het eerst een hoofddoelstelling is geformuleerd, namelijk het garanderen van het unieke karakter van het desbetreffende gebied.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Het is een indrukwekkend antwoord. Vooral de woorden van de minister-president kwamen erg overtuigend over. De conclusie kan echter niets anders zijn dan dat het VVD-smaldeel het gewonnen heeft, in zoverre dat er is afgeweken van wat er in het verkiezingsprogramma van de PvdA staat. De conclusie die ik daar politiek weer uit moet trekken, is dat het vandaag inderdaad een historische dag voor de Kamer is, omdat zij nu de kans heeft om het kabinet op dit punt definitief te corrigeren.

Minister Pronk:

Mevrouw de voorzitter! Die conclusie laat ik aan de heer Marijnissen over. Ik heb het gevoel dat wij stap voor stap verder komen in de richting van het garanderen van het unieke karakter van het Waddengebied. Dat is het doel dat alle leden van het kabinet nu hebben. En alle middelen zijn daaraan ondergeschikt. Dat betekent dat wij voorwaarden moeten gaan formuleren. Of dat kan, is een tweede. Ik weet dat niet. Je doet evenwel je best; daarvoor zit je ook in een coalitiekabinet.

Het is wel van belang om vast te stellen dat het onderzoek dat tot nu terzake is gedaan, nog geen zekerheden heeft geboden. In de eerste plaats heb ik nog steeds twijfels op grond van de onzekerheden in de veronderstellingen die aan het bodemdalingsrapport ten grondslag lagen. In de tweede plaats heb ik nog steeds vragen over de naijlingseffecten. Het is natuurlijk een feit dat het geleidelijk aan afloopt, maar de vraag is wanneer het nul is. In de derde plaats vind ik het van groot belang om veel meer inzicht te krijgen in cumulatieve effecten. De effecten van de ene beslissing moeten bezien worden in het licht van de mogelijke effecten van een andere beslissing. Cumulatieve effecten kunnen veel groter zijn dan individuele effecten van boringen en winningen. In de vierde plaats is er naar mijn overtuiging nog lang geen volledige zekerheid over de relatie die er zou zijn tussen bodemdaling en het effect daarvan aan de ene kant en de stijging van de zeespiegel aan de andere kant. Ik heb altijd als standpunt geformuleerd dat je uitermate voorzichtig dient te zijn, ook wanneer het om een marginaal effect gaat ten opzichte van het grote effect van de zeespiegelstijging. Juist datgene wat je kunt beïnvloeden, moet je er dan eigenlijk van weerhouden. In de vijfde plaats ben ik van mening dat er inderdaad sedimentatie plaatsvindt op een natuurlijke manier. Dat is overigens geen zandsuppletie, zoals de heer Marijnissen even veronderstelde. De ecologische gevolgen daarvan moeten nog worden onderzocht. Daarover bestaat nog onzekerheid.

Ten slotte ben ik van mening dat er onvoldoende duidelijkheid is over het kruispunt, het riskante punt tussen het in stand houden van het wad en het eventueel verdrinken als gevolg van een bepaald niveau van bodemdaling. Op die zes vragen...

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Voorzitter! De minister formuleert een zestal uitgebreide vragen, terwijl hij zojuist zei dat er niet is besloten tot het doen van nieuw onderzoek. De terechte vragen die de minister stelt, roepen toch om een nieuw onderzoek? Gaan wij nu nieuw onderzoek doen, of gaat de minister alleen praten over randvoorwaarden?

Minister Pronk:

Voorzitter! Ik had de zesde twijfel nog niet geformuleerd. Het verdrinken van het wad dient te worden voorkomen. Dat was mijn zesde punt. Het is dus van groot belang dat er voorwaarden worden geformuleerd, want op basis daarvan kan worden gegarandeerd dat het unieke karakter van het wad blijft bestaan. Wat mij betreft bieden die een definitief antwoord op deze twijfels. Zoals het kabinet al heeft gesteld, ook collega Jorritsma, is het voorzorgbeginsel het uitgangspunt bij het beantwoorden van dergelijke twijfels. Hoeveel tijd er nodig is voor het formuleren van dergelijke voorwaarden, kan ik op dit moment niet overzien.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Voorzitter! Ik vind dit ongeloofwaardig. De minister zegt dat er geen nader onderzoek nodig is en dat het alleen gaat om het formuleren van randvoorwaarden. Vervolgens formuleert hij terecht een zestal heel indringende vragen. Als je die wilt beantwoorden, dan moet je behoorlijk onderzoek doen. Ik vind dat de minister gewoon eerlijk moet zeggen dat hij flinke bezwaren heeft tegen het boren in de Waddenzee. Dan is er duidelijkheid. Met dit standpunt kan hij zich volgens mij nooit in het kabinetsstandpunt vinden.

Minister Pronk:

Voorzitter! Ik heb niet zoveel toe te voegen aan datgene wat ik zojuist heb gezegd. Het gaat om het doel, zoals het kabinet dat heeft geformuleerd in de brief. Het is van het allergrootste belang dat er voorwaarden worden gecreëerd die dat doel garanderen. Dat is mijn positie. Dat is trouwens ook de positie van de collega's in het kabinet. Wat dat betreft is en wordt er met één mond gesproken. Dat blijkt ook vandaag. Degenen die vandaag hebben gesproken, hebben het over het voorzorgbeginsel. Dat betekent nogal wat.

De heer Van Wijmen (CDA):

Voorzitter! Als ik het goed begrijp, dan heeft men krap vier weken de tijd om de voorwaarden te formuleren. Is dat niet veel en veel te kort voor het redelijk op papier krijgen van een wetenschappelijke reactie op die zes criteria? Dan iets principieels. Zijn die criteria niet dusdanig zwaar dat je als vakman nu al kunt zeggen, hoe je het ook benadert, wetenschappelijk, juridisch of hoe dan ook, dat er moet worden besloten dat er in wezen nooit kan worden geboord? Als dat zo is, dan kan dat beter meteen worden gezegd.

Minister Pronk:

Voorzitter! Ik ben wat dit betreft juridisch en wetenschappelijk geen vakman, maar wel als politicus; al jaren. Als zodanig heb ik zo transparant mogelijk antwoord gegeven op alle aan mij gestelde vragen.

De heer Van Wijmen (CDA):

Dat is geen antwoord, voorzitter.

De voorzitter:

Dat is uw constatering. Ik moet dan weer zeggen dat u over de vragen gaat, maar de anderen over de antwoorden. Daar schieten wij niet zoveel mee op.

Staatssecretaris Faber:

Mevrouw de voorzitter! Wij hebben het hier vandaag over het belangrijkste natuurgebied van ons land, zeker in termen van oernatuur. Ik ben het met de heer Blaauw eens dat het grootste deel van Nederland reeds gemaakt is, maar het houdt dan tevens in dat je spreekt over het enige grote natuurgebied dat nog oer te noemen is en dat uniek is door zijn getijden. Ook in internationaal verband wordt het als uniek ervaren, mede doordat het een zo belangrijke pleisterplaats voor vogels is. Het is dan ook met recht aangewezen als wetland. Aan de hand van onze Natuurbeschermingswet, de internationale richt- lijnen, zoals de vogelrichtlijn, en de verdragen die terzake zijn gesloten, kan niet voor niets gesproken worden van een beschermd gebied. Vorig jaar heb ik dan ook besloten dat de vergunningen met betrekking tot Ballum en Ballonplaat NBW-plichtig zijn. Ze zijn in die wet ondergebracht, overigens op grond van een beslissing op een bezwaar dat ingediend was door de Waddenvereniging. Begin dit jaar heb ik besloten dat de winningen op de locaties Lauwersoog, Paesens en Moddergat onder de Natuurbeschermingswetplicht vallen. Uiteraard heb ik dat gedaan om maar één reden, namelijk om een instrument in handen te hebben om nadere voorwaarden te kunnen stellen met betrekking tot dit belangrijke gebied. De NAM heeft dan ook, zij het onder protest, vergunningaanvragen ingediend.

In dat licht moet ik zeggen dat ik de uitspraak van het kabinet heel helder vind. Overigens niet in zijn eenvoud, maar wel helder in zijn complexiteit. Dat wij het over een complexe zaak hebben, moge namelijk duidelijk zijn. In de Natuurbeschermingswet staat het volgende: "Ingrepen in de natuur met gevolgen voor die natuur zijn alleen dan toegestaan indien dringende redenen van groot openbaar belang daarom vragen".

Mevrouw de voorzitter! Het kabinet is niet eens aan die uitspraak toegekomen. Zoals in de brief staat, worden er namelijk geen natuurverliezen geaccepteerd ten behoeve van gaswinsten. Dat is bij uitstek het voorzorgbeginsel.

De heer Blaauw (VVD):

U citeerde de oude Natuurbeschermingswet of de nieuwe?

Staatssecretaris Faber:

De nieuwe Natuurbeschermingswet.

Zoals gezegd, is het kabinet niet eens aan die vraag toegekomen, aangezien het hierbij niet gaat om een afweging van belangen maar om het feit dat er geen natuurverliezen worden geaccepteerd ten behoeve van gaswinsten. Alleen als die zekerheid, of in termen van de minister-president zoals hij die afgelopen vrijdag gebruikte, alleen als die keiharde zekerheid kan worden gegeven, pas dan zal winning worden toegestaan en zal een vergunning voor de boringen worden afgegeven. Kortom, het is heel helder: indien geen zekerheid, geen winningen en geen proefboringen. De natuurwinst van de kabinetsuitspraak is daarmee heel helder.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

De staatssecretaris zegt dat het kabinetsbesluit inhoudt, dat er geen natuurverliezen worden geaccepteerd voor gaswinsten. Nu heb ik dat niet in de beroemde brief die hier inmiddels al aardig is ontleed, kunnen lezen. Op zichzelf vind ik het een heel goed uitgangspunt. Waar ik het echter niet in het besluit heb kunnen lezen, ben ik benieuwd hoe de staatssecretaris dat ziet. Is het een aanvulling op het besluit? Ik zou dat namelijk zeer toejuichen. Zou de staatssecretaris tevens aan kunnen geven hoe de randvoorwaarden, waarover de heer Pronk zo uitvoerig sprak, in dat kader gezien moeten worden? Wie moeten die randvoorwaarden gaan opstellen om die natuuraantasting te voorkomen en hoe moet dat nieuwe onderzoek er precies uit komen te zien?

Staatssecretaris Faber:

Voorzitter! Mijn interpretatie – de enige interpretatie die mogelijk is – staat inderdaad niet zo letterlijk in de brief, maar het staat er wel. Er staat: "Het kabinet gaat ervan uit dat het unieke karakter van het Waddengebied als wetland behouden dient te blijven". Daar gaat het dus om. De natuurwaarde van het Waddengebied is essentieel. Eén van de belangrijkste punten daarbij is dat er geen bodemdaling optreedt. Bekeken moet worden of bodemdaling blijvend het karakter van dat unieke gebied aantast. Wij hebben het over hoe de voorwaarden kunnen worden geformuleerd, zodat geen schade voor het Waddengebied ontstaat.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Betekent het dat geen bodemdaling mag plaatsvinden als gevolg van gaswinning? U zei dat zojuist en ik ben het daar helemaal mee eens.

Staatssecretaris Faber:

Er mag geen bodemdaling plaatsvinden die het karakter van het natuurgebied blijvend aantast. Het gaat dan over bodemdaling als gevolg van gaswinningen. Als dat zou gebeuren, dan moeten wij dat corrigeren door middel van de voorwaarden. Wij moeten de voorwaarden althans zodanig formuleren dat de gaswinningen niet zo'n bodemdaling veroorzaken dat het karakter van het unieke wetlandgebied blijvend wordt aangetast. Daar praten wij over. De natuurwaarden zijn boven alles geplaatst.

De heer Van Wijmen (CDA):

Mevrouw de voorzitter! De staatssecretaris heeft gezegd dat geen natuurverliezen worden geaccepteerd ten behoeve van de gaswinning. Dat is een eenduidige uitspraak. De brief wordt daarmee extra ingekleurd. Zij heeft verder gezegd dat geen vergunningen worden verstrekt, indien er geen zekerheid is. Als het mogelijk is hieromtrent zekerheid te krijgen, kunnen dan wel vergunningen worden afgegeven?

Staatssecretaris Faber:

Ja, dat is de logische consequentie.

De heer Van Wijmen (CDA):

U denkt dat die zekerheid verkregen kan worden?

Staatssecretaris Faber:

Daar hebben wij het over. U heeft zelf gevraagd hoe wij van te voren kunnen weten dat gaswinning geen schade oplevert. Daar zijn wij op dit moment volop mee bezig. Bij het opstellen van de voorwaarden voor het verlenen van de vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet, gaat het om de geomorfologie, de bodemdaling, de zandhonger, de sedimentatie en afslag en afzetting die daarbij horen, de ecologie, flora en fauna, voedselvoorraad voor vogels en de belevingswaarde. Bij de belevingswaarde is de weidsheid van groot belang. Als wij in staat zijn die voorwaarden zodanig te formuleren dat daarmee aan dat unieke gebied geen schade wordt toegebracht, zal de uitspraak helder zijn.

De heer Van Wijmen (CDA):

Die voorwaarden moeten echter ook vervuld worden. Die zekerheid moet dus bestaan.

Staatssecretaris Faber:

Uiteraard. Vervolgens is het de vraag of dat lukt. Ik sta nu tussen een optimist en een pessimist in, maar dat sta ik al mijn hele leven en daar kan ik goed mee leven. Ik ben heel realistisch: dat zal verdraaid lastig zijn. Tot nu toe ben ik echter nog niet tot het oordeel gekomen dat het onmogelijk is, maar ook niet dat het mogelijk is. Daar wordt op dit moment volop aan gewerkt. In overleg met de NAM, maar zeker ook in overleg met derde deskundigen en gebruik makend van alle onderzoeksgegevens die er op dit moment zijn, moeten wij in staat zijn de voorwaarden zodanig te formuleren dat er zekerheid kan bestaan. Dat is echter ter beoordeling van het kabinet en vervolgens ter beoordeling van de Kamer. Wij gaan daar nu dus mee aan de slag. Wij zullen de Kamer laten weten of wij daarin slagen.

De heer Van Wijmen (CDA):

Dat horen wij voor 8 december?

Staatssecretaris Faber:

Er spelen twee data: 23 november is de vervaldatum voor de vergunningen in het kader van de Natuurbeschermingswet en de proefboringen op Ballum en Ballonplaat, 8 december is de vervaldatum voor de winningen. In de brief van het kabinet staat dat wij eerst willen kijken of wij zodanige voorwaarden kunnen formuleren voor de winningen dat er geen schade wordt toegebracht aan het natuurgebied. Pas als wij daarin slagen zullen wij vergunningen verlenen voor de proefboringen. Het is namelijk onlogisch om vergunningen voor proefboringen te geven, als er niet zal mogen worden gewonnen. Dat is gisteren met de NAM besproken. De NAM heeft daar begrip voor. 23 november is daarom niet de meest cruciale datum. Er is afgesproken er alles aan te doen om de datum van 8 december wel te halen.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 12.50 uur tot 13.35 uur geschorst.

De voorzitter:

Ingekomen is een beschikking van de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal waarin zij mededeling doen van aanwijzingen van leden en plaatsvervangend leden in de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad.

Ik stel voor, deze beschikking voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De overige ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven