Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 1 oktober 1998 over de voorbereiding van de Algemene Raad.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Tijdens het algemeen overleg ter voorbereiding van de Algemene Raad hebben wij vrij uitvoerig van gedachten gewisseld over het starten van de onderhandelingen met een aantal kandidaat-lidstaten. Een van de elementen die daarbij aan de orde is geweest, is de discussie over de manier waarop moet worden omgegaan met de onderhandelingen met Cyprus.

De CDA- en de VVD-fractie hebben tijdens dat algemeen overleg vrij onverbloemd duidelijk gemaakt dat zij niets voelden voor het starten van onderhandelingen met een eenzijdig Grieks-Cypriotisch samengestelde delegatie op basis van een screening die niet voltooid was. Tal van beleidsterreinen waren nog niet voldoende onderzocht. Daarnaast speelde bij Cyprus met name het probleem dat de Grieks-Cypriotische delegatie op het punt van het gemeenschappelijk veiligheids- en buitenlands beleid onvoldoende invulling kan geven aan serieuze onderhandelingen. Dat was voorheen een eis van de Europese Unie voor de start van onderhandelingen. Tijdens de Algemene Raad is echter besloten om toch de onderhandelingen te starten met Cyprus, ondanks het feit dat de delegatie van Cypriotische zijde slechts uit Grieks-Cyprioten zal bestaan. Minister Van Aartsen heeft na afloop van de Algemene Raad luid en duidelijk kenbaar gemaakt dat er wat betreft Nederland geen sprake van kan zijn dat een gedeeld Cyprus toetreedt tot de Europese Unie. Hij heeft dus een voorschot genomen op het resultaat van de onderhandelingen. Wij zijn echter weer een stap verdergegaan bij het toegeven aan bepaalde eisen.

Daarnaast is uit de reactie van Griekenland op dit punt duidelijk geworden dat de Grieken dit besluit van de Algemene Raad hebben opgevat als een ondersteuning van hun positie en als een bewijs dat er wel degelijk gesproken kan worden over de toetreding van slechts het Grieks-Cypriotische deel tot de Europese Unie. Daarenboven heeft het Griekse parlement duidelijk kenbaar gemaakt dat er voor dit parlement maar één uitkomst kan zijn, en dat is de koppeling van de toetreding van Cyprus tot de Europese Unie aan die van de overige staten. Wat betreft het Griekse parlement kan er alleen maar gesproken worden over, bijvoorbeeld, de toetreding van Polen en Hongarije als ook Cyprus tot de eerste groep toetreders behoort. Dit is, met andere woorden, een 'package deal', een groepsgewijze toetreding. Daarmee komen wij niet alleen in een proces van steeds meer concessies terecht, maar kunnen wij bovendien terechtkomen in een proces waarin wij uiteindelijk niet dat kunnen waarmaken wat minister Van Aartsen met de instemming van de CDA-fractie kenbaar heeft gemaakt. Ik doel dan op de opmerking dat er geen sprake mag zijn van toetreding van een gedeeld Cyprus.

De VerhagenKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de Algemene Raad besloten heeft dat de onderhandelingen inzake de toetreding van Cyprus tot de Europese Unie van start zullen gaan met een Cypriotische delegatie die volledig uit Grieks-Cyprioten bestaat;

constaterende, dat de Nederlandse regering van mening is dat er eerst vrede moet zijn tussen de Griekse en Turkse gemeenschap op Cyprus, voordat er sprake kan zijn van toetreding van Cyprus tot de Europese Unie;

van mening, dat geen toetreding dient plaats te vinden van een gedeeld Cyprus, waarbij de vrede tussen de Griekse en Turkse gemeenschap op Cyprus slechts gehandhaafd wordt door de aanwezigheid van een VN-vredesmacht;

spreekt uit dat de onderhandelingen tot resultaat moeten hebben dat de toetreding van ieder land individueel beoordeeld kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verhagen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 265 (21501-02).

De heer Van Middelkoop (GPV):

Voorzitter! Ik heb snel moeten luisteren, maar ik vind het dictum van de motie merkwaardig. Dat dictum is buitengewoon algemeen, terwijl ik een meer specifiek op de Cyprische positie gericht dictum had verwacht. Kan de heer Verhagen mij dat uitleggen? Ik heb dan tevens de tijd om een vervolgvraag te bedenken!

De heer Verhagen (CDA):

In de constatering wordt reeds gesteld dat de regering van mening is dat er geen sprake kan zijn van toetreding van Cyprus tot de Europese Unie indien er geen vrede is en indien er sprake is van een gedeeld Cyprus. Dat is van essentieel belang voor de beoordeling of Cyprus al dan niet lid kan worden van de Europese Unie en daadwerkelijk kan toetreden. Dat is echter door de opstelling van de regering voldoende verzekerd. Ik ben geen lid van een coalitiepartij. Ik dien dus geen moties in om het beleid te steunen. Die steun heb ik in de constatering verwerkt. Wij zijn het eens met de regering.

Ik verzoek het kabinet middels deze motie om stappen te zetten die ertoe zullen leiden dat wij niet geconfronteerd worden met een situatie van goedkeuring van de toetreding van 'vijf plus een land' of van, bijvoorbeeld, Polen, Hongarije en Cyprus. Afzonderlijke verdragen en toetsingsmomenten moeten mogelijk zijn. Met andere woorden, wij moeten niet in een proces van steeds verdergaande concessies aan een van de onderhandelingspartners gedwongen worden om akkoord te gaan met het totaal, met inbegrip van Cyprus.

De heer Van Middelkoop (GPV):

De reeds aangekondigde vervolgvraag is de volgende. Gesteld dat wij deze motie aannemen. Betekent het dan dat de regering het standpunt moet innemen, dat sowieso niet met onderhandelingen kan worden begonnen?

De heer Verhagen (CDA):

Nee, want bij de overwegingen staat dat de Algemene Raad al besloten heeft dat de onderhandelingen van start zullen gaan. Ik vraag de regering om geen verdere concessies te doen. De concessie die gedaan is, is al gedaan.

De voorzitter:

Dit is de laatste keer, mijnheer Van Middelkoop.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ik wil hooguit opmerken dat ik nu nog minder begrijp van de motie, maar misschien moet ik haar nog eens goed lezen.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter! Het betoog van de heer Verhagen is mij heel sympathiek. Ik denk ook dat de minister van Buitenlandse Zaken er met grote sympathie naar zal hebben geluisterd. De heer Verhagen ondersteunt nu eigenlijk van A tot Z de inzet van de minister van vorige week. Dat had natuurlijk ook donderdag tot uiting kunnen worden gebracht als wij spreken over het verslag van de Algemene Raad, dat ik net even heb gelezen. De betekenis van de motie is mij ook niet helemaal duidelijk. De CDA-fractie is bereid het beleid van het kabinet geheel te ondersteunen. Dat zal deze minister als muziek in de oren klinken. Dat is misschien ook een prelude op een verdere opstelling van zijn fractie in de komende jaren en dat juich ik op zichzelf ook toe. Hij vraagt de minister nu iets te doen wat er sowieso al zal gebeuren, want elk land zal individueel worden getoetst voor de toetreding tot de Europese Unie. Wij zijn gelijk begonnen als waren wij schepen in een zeilwedstrijd en ieder scheepje komt op het gelegen moment aan de eindstreep. Dat weet de heer Verhagen, dat weet de minister en dat weet ik. Wat is dan nog de toegevoegde waarde van deze motie?

De heer Verhagen (CDA):

Om te beginnen hebben wij de minister niet gesteund toen het ging over het akkoord gaan met de start van de onderhandelingen met Cyprus. Wij vonden dat Nederland niet akkoord had moeten gaan met het starten van de onderhandelingen met Cyprus, zolang er sprake was van een Grieks-Cypriotisch samengestelde delegatie. Juist omdat de Grieken voor hun instemming met het starten van deze onderhandelingen mede eisten dat ook met Cyprus gestart werd, voorzie ik dat wij in een situatie geraken waarin wij nauwelijks meer 'nee' kunnen zeggen. Derhalve zeg ik dat er nu 'ho' geroepen zal moeten worden. Er zal nu gestopt moeten worden met het doen van verdere concessies op dit terrein. De regering zal zeker moeten stellen dat wij niet in een situatie terechtkomen waarin wij gedwongen zijn om de toetreding van een gedeeld Cyprus te aanvaarden omdat wij anders de toetreding van bijvoorbeeld Polen zouden blokkeren.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter! Ik heb nog één vervolgvraag, als dat mag.

De voorzitter:

Nog één keer dan.

De heer Hoekema (D66):

De minister heeft vorige week toch als een leeuw gevochten voor de positie die de heer Verhagen hem vroeg in te nemen. Hij heeft zich met zijn Duitse en Franse collega's verzet, maar hij heeft verloren. De heer Verhagen vraagt de minister nu iets wat hij waarschijnlijk zo zal kunnen toezeggen.

De heer Verhagen (CDA):

Daarom veroordeel ik het in deze motie ook niet dat het besluit tot stand gekomen is. Ik constateer ook met vreugde dat de minister van Buitenlandse Zaken bepaalde uitlatingen gedaan heeft. Ik roep hem op om zeker te stellen dat wij als parlement in de verre toekomst, misschien zelfs zo ver dat wij dat beiden niet meer zullen meemaken als actief Kamerlid, niet in de situatie komen dat wij niet anders kunnen dan instemmen met de toetreding van een gedeeld Cyprus.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter! Ik moet zeggen dat ik niet helemaal begrijp waar het hier om gaat. Misschien komt het omdat ik erg onervaren ben; dat kan best. Het verzoek komt er eigenlijk op neer dat het beleid van de regering wordt ondersteund. Ik kan het tenminste niet anders lezen. De heer Verhagen vraagt de regering in zijn verzoek om iets te doen wat al gebeurt. Dan creëer je een beeld alsof de regering iets doet wat niet strookt met het verzoek, maar dat is helemaal niet het geval. Het is glashelder hoe de procedure is. Het is glashelder dat Cyprus onder de huidige omstandigheden nooit zal kunnen toetreden tot de Europese Unie. Dat is ook niet veranderd doordat er nu ineens begonnen wordt met de onderhandelingen. Ik begrijp dus eerlijk gezegd de zin van deze motie niet.

De heer Verhagen (CDA):

Dat is dan het probleem van de heer Timmermans. Hij ziet niet welke strategie er gevolgd wordt op dit terrein: namelijk die van steeds verdergaande concessies. De eis die wij vorig jaar nog stelden, wordt nu niet meer gesteld door dezelfde Europese Unie. De Griekse minister van buitenlandse zaken heeft gezegd: Ik zie dit als een ondersteuning van onze wens. Dan zijn er ook geen wettelijke belemmeringen om te komen tot de toetreding van een Grieks-Cypriotisch Cyprus tot de Europese Unie. Het Griekse parlement zegt dat het alleen instemt met de uitbreiding van de EU indien het een package deal is, waarbij sprake is van toetreding van een groep landen, waaronder Cyprus. Als de minister niet de noodzaak ziet om op de rem te trappen en geen verdere concessies wil doen, is dat zijn probleem. Het spijt mij dat wij op dat punt niet eenzelfde mening hebben. De minister moet niet zeggen dat de motie op dit punt overbodig is.

Minister Van Aartsen:

Mevrouw de voorzitter! Iedere keer als ik met de heer Verhagen discussieer, komen wij een stap dichter bij elkaar. Dat gaat dus goed. De rogge wint aan kwaliteit.

Met de gedachtegang die de heer Verhagen hier heeft neergelegd, heb ik ook enige problemen. Het is goed als ik de stand van zaken weergeef. Ik geloof niet dat er sprake is van een patroon van concessies doen. In de Algemene Raad – de heer Hoekema heeft eraan herinnerd – hebben Frankrijk en Duitsland, daarin gesteund door Nederland, zeer duidelijk de gedachte van deze drie landen neergelegd, dat toetreding van een gedeeld Cyprus uiteindelijk niet kan. Regering en Kamer vinden elkaar op dit punt. Zouden de Grieken aan het debat in de Algemene Raad kunnen ontlenen dat zij op dit punt winst hebben geboekt? Ik heb de Handelingen van de debatten in het Griekse parlement er niet op na kunnen slaan. Als ik kijk naar de verklaring van de Algemene Raad, dan moet je van ver komen om te beweren dat er vanuit de Griekse visie winst is geboekt. Er zijn vier elementen in te vinden. Een eventuele toekomstige toetreding van Cyprus moet ten goede komen aan alle gemeenschappen op het eiland. Het is nodig om een politieke oplossing te vinden voor het Cyprische vraagstuk. Het doel blijft een 'bi-zonal federation', in overeenstemming met de resolutie van de Veiligheidsraad. Er is verder uitgesproken dat een politieke regeling noodzakelijk is. Voorts is het nodig dat het proces van het vinden van een politieke regeling en het onderhandelingstraject met Cyprus elkaar versterken. De Franse regering en ik hadden liever gezien: hand in hand of gelijk opgaan. In ieder geval is de boodschap van de verklaring op dit punt helder. Ik heb niet alleen na afloop van de Algemene Raad deze mening verkondigd, maar ook in de Raad. Ik heb gewoon weergegeven hoe de Nederlandse regering deze verklaring interpreteert.

Voorzitter! Ik kom over de motie te spreken. Met de steun die de heer Verhagen aan de regering betuigt, kunnen wij alleen maar gelukkig zijn. Het dictum vraagt iets wat niet gevraagd behoeft te worden. Er zal sowieso sprake zijn van een uiteindelijke beoordeling van iedere kandidaat afzonderlijk. Iedere kandidaat kan in zijn eigen tempo toetreden. Er zal niet zoiets zijn als een groep landen waarbij wij in een positie worden gedwongen om uiteindelijk te zeggen: het gedeelde Cyprus moeten wij maar meenemen want wij vinden het zo belangrijk dat land X toetreedt. Dat probleem zal zich niet voordoen omdat het proces zo niet in elkaar zit. De onderhandelingen zijn nog lang niet afgerond. Wij beginnen eigenlijk pas. Voor de Nederlandse regering blijft het uitgangspunt: geen gedeeld Cyprus. Laten wij de komende periode benutten – gelijk opgaande met de onderhandelingen in het kader van de Unie – om naar een politieke oplossing te zoeken. Zoals bekend ligt er sinds ik meen 12 maart van dit jaar geloof ik de uitnodiging van de Cypriotische regering aan Denktash c.s. om mee te doen aan de onderhandelingen. Laten wij hopen dat het in de komende periode lukt.

De heer Verhagen (CDA):

Bij die hoop kan ik mij aansluiten. Hoe wilt u zekerstellen dat mijn vrees niet bewaarheid wordt? U stelt: die vrees hoeft u niet te hebben, want wij zullen ieder land altijd individueel kunnen blijven beoordelen. Griekenland heeft echter het vetorecht als het gaat om de toetreding van nieuwe lidstaten. Het kan derhalve zeggen – dat is aan de orde in een proces met het doen van concessies – dat het alleen instemt met het toetreden van landen die het van belang vindt, gelet op de discussie die over de uitbreiding van de Unie gevoerd is, onder de voorwaarde dat zich daarbij ook Cyprus bevindt en dat anders die toetreding wordt geblokkeerd. Dit doemscenario zit er wel degelijk in.

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Ik denk niet dat het goed is ons nu al bezig te houden met dit type doemscenario's. Wij staan aan het begin van behoorlijk lange onderhandelingen. De inzet van de Nederlandse regering op dit punt is duidelijk. In het vorige debat is gezegd: wij zullen niet vooruitlopen op het uitspreken van veto's. De minister-president heeft daarover heel heldere teksten uitgesproken. Wij hebben een heel duidelijk standpunt. Aan dat standpunt zullen wij vasthouden. Ik ben wat dit betreft heel optimistisch gestemd, maar wij moeten wel met een duidelijke inzet aan het traject beginnen, mevrouw de voorzitter.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik heb een vraag aan de heer Verhagen, mevrouw de voorzitter. Heb ik het juist dat hij van oordeel is dat wij, als zijn motie wordt aangenomen, het Griekse parlement zover hebben dat het geen veto meer zal uitspreken over toetreding?

De heer Verhagen (CDA):

Het is in ieder geval het parlement duidelijk maken waar je staat. Blijkbaar heeft men daarmee geen problemen.

Minister Van Aartsen:

Mevrouw de voorzitter! De Kamer heeft nog recht op een totaaloordeel over de motie. Ik zou die motie als overbodig willen betitelen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, op een nader te bepalen tijdstip over de motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven