Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 1 oktober 1998 over de privatisering van de Ziektewet.

Mevrouw Schimmel (D66):

Voorzitter! Sinds 1 januari 1998 hebben wij een Wet op de medische keuringen. Die wet verbiedt dat er bij sollicitaties wordt geïnformeerd naar de gezondheid van de sollicitant en verbiedt ook het medisch keuren van een sollicitant voor het werk waarvoor hij of zij wordt aangenomen, tenzij de functie zulke eisen stelt dat het wel nodig is. Een bekend voorbeeld is dat je de ogen van een piloot moet testen. Nu blijkt uit verschillende onderzoeken dat die Wet op de medische keuringen fors wordt overtreden. Ik noem er een paar. Het College van toezicht sociale verzekeringen meldt dat 44% van alle bedrijven aangeeft aan medische keuringen te doen en/of vragen te stellen over de gezondheid bij een sollicitatie. Uit een onderzoek van het MKB blijkt dat ruim de helft van de middelgrote en kleinere bedrijven bij het aannemen van personeel rekening houdt met ziekteverzuimrisico's: 20% keurt en bijna 20% vraagt naar de gezondheidstoestand van de sollicitant. Uit het rapport van het ZARA-werkgeverspanel blijkt dat eenderde van de bedrijven een medische keuring zal toepassen als nu iemand wordt aangenomen. Kortom, de wet wordt fors overtreden.

Het probleem is dat de wet vervolgens niet wordt gehandhaafd. Nu kan iedere sollicitant wel naar de rechtbank stappen, maar dat is een nogal ingewikkelde en kostbare procedure. Wij vinden het toch heel spijtig dat die handhaving niet plaatsvindt. Er is wel een afspraak over gemaakt. De wet schrijft voor dat organisaties van werkgevers, verzekeraars, werknemers, consumenten, patiënten en artsen een onafhankelijke klachtencommissie instellen waar een sollicitant terechtkan met zijn klacht. Daarvoor hebben zij in de wet drie jaar de tijd gekregen. Inmiddels is er een jaar voorbij, maar het overleg van de organisaties over een klachtenregeling verkeert in een impasse. Het kabinet heeft zijn best gedaan en in het najaarsoverleg in ieder geval de sociale partners opgeroepen tot het instellen van een commissie, maar het is nog steeds niet duidelijk hoe het daarmee zit. Waarschijnlijk is er niet veel gebeurd, want dat blijkt ook uit antwoorden van minister Borst op vragen van D66 en de SP over de voortgang. Wij zouden op de hoogte worden gehouden van nieuwe ontwikkelingen, maar aangezien wij nog geen post hebben ontvangen, zullen er geen nieuwe ontwikkelingen zijn. Kortom, dat is voor ons een reden om een motie in te dienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat uit verschillende onderzoeken blijkt dat de Wet op de medische keuringen in de praktijk fors overschreden wordt;

overwegende, dat representatieve organisaties van werkgevers, werknemers, verzekeraars, consumenten, patiënten en artsen tot nu toe niet in staat zijn gebleken een onafhankelijke klachtencommissie in te stellen en dat het overleg in een impasse verkeert;

overwegende, dat het kabinet in het najaarsoverleg de sociale partners heeft opgeroepen een onafhankelijke klachtencommissie in te stellen;

constaterende, dat het najaarsoverleg een vervolg krijgt in december aanstaande;

verzoekt de regering indien in december blijkt dat de genoemde representatieve organisaties niet op korte termijn tot instelling van een onafhankelijke klachtencommissie zullen komen, voorbereidingen te treffen om zelf een onafhankelijke klachtencommissie in het leven te roepen en voorafgaand aan de instelling daarvan per 1 januari 1999 alvast een meldpunt voor klachten te creëren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schimmel, Wilders en Smits. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (25024).

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Voorzitter! In de wet is geregeld dat men drie jaar de tijd krijgt om zo'n afspraak te maken. Mevrouw Schimmel zegt terecht dat er pas een jaar om is. Waarom wil zij zich dan nu opeens niet aan die driejarentermijn houden? Dat vind ik zo vreemd.

Mevrouw Schimmel (D66):

Toen wij aan de wet werkten en de wet per 1 januari in werking trad, hadden wij er natuurlijk geen idee van dat die op zo ruime schaal zou worden overtreden. Ik heb de cijfers genoemd: 44% van alle bedrijven geeft aan medisch te keuren en/of vragen te stellen over de gezondheid. Ik kan de andere cijfers wel herhalen, maar het gaat om een forse overtreding van deze wet. Zulke overtredingen kunnen wij toch niet toestaan. Daar moet enige controle op zijn. Daarnaast wijs ik erop dat de representatieve organisaties op dit ogenblik geen overleg voeren over een dergelijke regeling. Naar aanleiding van vragen van D66 en de SP aan de minister van Volksgezondheid is gebleken dat dit overleg zelfs in een impasse verkeert. Met deze motie beogen wij ten minste een meldpunt te creëren en in december terug te komen op de voortgang van de voorbereidingen die de organisaties treffen op dit gebied. Mocht een en ander toch niet tot z'n recht komen, dan zullen wij om de sollicitant meer bescherming te bieden aan de staatssecretaris vragen zelf maatregelen te nemen. Ik meen dat ik hiermee behoorlijke argumenten aangedragen heb om – met teleurstelling – te moeten constateren dat er tot nu toe nog weinig terechtgekomen is van de handhaving door de organisaties zelf.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Ik wijs erop dat er niet voor niets een termijn van drie jaar is afgesproken. Er is pas één jaar voorbij, dus men heeft nog twee jaar te gaan. Natuurlijk ben ik ook teleurgesteld over de overschrijdingen van de Wet op de medische keuringen. Dat is in het algemeen overleg ook uitvoerig aan de orde gekomen. Maar als je afspreekt dat mensen drie jaar krijgen, dan kun je niet als er net één jaar voorbij is, zeggen: nu ben ik zo teleurgesteld; u heeft nog niets gedaan. Misschien denken die mensen wel, net zoals u en ik vaak doen: wij werken op het laatste moment.

Mevrouw Schimmel (D66):

Het overleg met de organisaties over het instellen van een onafhankelijke klachtencommissie verkeert in een impasse en de mate van overschrijding van de Wet op de medische keuringen is van dien aard dat er maatregelen genomen moeten worden. Dat is van belang voor de bescherming van de sollicitant tegen negatieve en onbedoelde gevolgen van de privatisering van de Ziektewet. Het zou een slechte zaak zijn als wij die situatie drie jaar voort lieten bestaan. Dat is niet de bedoeling van de Wet op de medische keuringen. Blijkbaar is de termijn van drie jaar, ervan uitgaande dat er geen sprake zou zijn van zo'n forse overschrijding, te ruim gebleken.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Voor alle duidelijkheid, ik vind niet dat die situatie zo moet blijven. Wij hadden indertijd niet voor niets bezwaren tegen bepaalde elementen van de Ziektewet. Eigenlijk zijn wij de foute weg opgegaan. Een correctie, zoals nu voorgesteld, zou niet nodig moeten zijn. Maar dat heb ik in het debat met de staatssecretaris duidelijk aan de orde gesteld.

Mevrouw Schimmel (D66):

Ik wijs erop dat door het CDA een amendement was ingediend dat ging over een periode van 26 weken voor privatisering van de Ziektewet. Dat zou mijns inziens tot dezelfde problemen geleid hebben als nu met de periode van 52 weken is gebeurd. Mevrouw Bijleveld maakt voortdurend dezelfde opmerkingen. Dan kan zij verwachten dat ik haar ook voortdurend op hetzelfde wijs.

De heer De Wit (SP):

Mevrouw de voorzitter! Over de privatisering van de Ziektewet zal de Kamer ongetwijfeld nog een keer op een ander moment komen te spreken, al was het alleen maar op grond van het feit dat ikzelf een voorstel heb gedaan, inmiddels ook in de vaste commissie, om als Kamer onze verantwoordelijkheid op dat punt te nemen en daar nog eens kritisch naar te kijken. Vandaag wil ik stilstaan bij een van de negatieve aspecten die vastzitten aan de privatisering van de Ziektewet, en dat is de selectie op gezondheid, een punt dat – zoals ook uit de bijdrage van mevrouw Schimmel blijkt – uitvoerig aan de orde is geweest in het algemeen overleg.

Die negatieve aspecten van de privatisering van de Ziektewet zouden door flankerend beleid moeten worden opgeheven, in het bijzonder via de Wet op de medische keuringen. Uit het CTSV-rapport van augustus van dit jaar blijkt dat de Wet op de medische keuringen op grote schaal met voeten wordt getreden. Mevrouw Schimmel heeft in dit kader een aantal percentages genoemd. De Wet op de medische keuringen gaat uit van zelfregulering. De werkgevers en alle betrokkenen krijgen drie jaar de tijd om een regeling te treffen, met name een regeling voor een klachtencommissie. Toen de Eerste Kamer deze wet behandelde, was er sprake van een boycot van de kant van de werkgevers om een klachtencommissie in te stellen. Sindsdien zijn wij niet veel verder gekomen. Aan de ene kant wijs ik erop dat de SP-fractie bij herhaling heeft aangegeven welke nadelen er kleven aan het opnemen van een dergelijke vorm van zelfregulering in de wet. Aan de andere kant ondersteunt de SP-fractie de motie van mevrouw Schimmel van harte, zij het met de opmerking dat zij die graag met haar had ingediend. Kennelijk verhinderen coalitieafspraken dat.

Het blijft overigens niet bij de klachten over de medische keuringen. Ook een ander aspect dient de aandacht te krijgen. Het betreft de sollicitatiefase. Tijdens de sollicitatiefase worden door werkgevers vragen over gezondheid gesteld. Ook dat mag niet. Uit het genoemde CTSV-rapport blijkt dat in 37% van de gevallen gezondheidsvragen worden gesteld. Weliswaar bestaat er een sollicitatiecode van de Nederlandse vereniging voor personeelsbeleid, maar die wordt op grote schaal niet nageleefd. De SP-fractie is van mening dat dat wel zou moeten gebeuren. De regering moet zich ervoor inzetten dat die sollicitatiecode door de werkgevers wordt nageleefd, omdat deze code uitdrukkelijk regelt wat er tijdens een sollicitatiegesprek wel en niet gevraagd mag worden. Ik leg daarom aan de Kamer de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het in de Wet op de medische keuringen neergelegde verbod van aanstellingskeuringen door werkgevers wordt omzeild door het stellen van gezondheidsvragen tijdens sollicitatiegesprekken;

overwegende, dat in de sollicitatiecode van de Nederlandse vereniging voor personeelsbeleid het stellen van gezondheidsvragen wordt uitgesloten;

van mening, dat door werkgevers deze sollicitatiecode onvoldoende wordt nageleefd;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk in overleg te treden met de Stichting van de arbeid en de Raad voor het overheidsbeleid teneinde te komen tot een betere naleving van deze code en de Kamer vervolgens in kennis te stellen van de resultaten van dat overleg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (25024).

Staatssecretaris Hoogervorst:

Mevrouw de voorzitter! Zoals mevrouw Schimmel al zei, heb ik zelf de kwestie van de Wet op de medische keuringen tijdens het najaarsoverleg aan de orde gesteld. Ik maak me om twee redenen zorgen over dit onderwerp. Er is inderdaad nog steeds sprake van ongewenste risicoselectie aan de poort. Er is een te groot aantal medische keuringen, hoewel we gelukkig bereikt hebben dat dit aan het dalen is. Toch is het aantal schijnbare overtredingen van de wet nog te hoog. Verder hechten wij er veel belang aan dat de belanghebbenden zelf tot zelfregulering komen in de vorm van een klachtencommissie. Het gaat om een heel ingewikkelde zaak. Het is belangrijk dat alle partijen die hierbij betrokken zijn tot overeenstemming komen. Van de drie jaar die aan partijen gegeven is, is al bijna een jaar voorbij. Als we bekijken wat er allemaal bij zo'n klachtencommissie komt kijken, moet je vaststellen dat je nog heel wat moet doen, wil je dat binnen die driejaarstermijn op een fatsoenlijke manier voor elkaar krijgen. We hebben niet voor niets over drie jaar en niet over een halfjaar gesproken. Je moet kiezen of je een of meerdere klachtencommissies instelt, namelijk een aparte voor aanstellings- en verzekeringskeuringen. Je moet kiezen of je regionaal of landelijk gaat opereren en of de klachtenregeling ook voor ambtenaren geldt. Je moet kijken naar de juridische status – bestuursorgaan of stichting – samenstelling, bevoegdheden, bindend advies, beroepsmogelijkheden etc. Er moet ook een duidelijk toetsingskader komen voor zo'n commissie. Daar moeten vragen beantwoord worden als: Wat is het doel van de keuringen? Voor wat voor soort functies is een aanstellingskeuring te rechtvaardigen? Het voorbeeld van de piloot is natuurlijk heel erg makkelijk, maar er zullen ook grensgevallen zijn. Je moet dit allemaal nauwkeurig vastleggen.

Het is dus inderdaad van groot belang dat sociale partners spoedig beginnen, als ze deze weg op willen gaan. Om die reden heb ik dit in het najaarsoverleg aan de orde gesteld. Ik wil daarom op korte termijn van de sociale partners vernemen of zij het willen gaan doen. Als zij in december zouden zeggen: 'Sorry, wij laten onze beurt voorbijgaan, komt u zelf maar met een klachtencommis- sie', dan voel ik mij geroepen om zelf zo snel mogelijk met de voor- bereidingen te beginnen. Dat zal ook voor de overheid nogal wat tijd vergen. We moeten dan geen tijd verloren laten gaan. Kortom, ik kan zeggen dat de inhoud van de motie mij aanspreekt. Ik wil dat overigens wel even met de nodige bescheidenheid zeggen. Immers, vijf ministers hebben deze wet ondertekend en ik ben maar een eenvoudige staatssecretaris. Ik zal er dus wel even met al die andere ondertekenaars over moeten praten. Maar ik denk dat het inderdaad reëel is dat ik in het vervolgnajaarsoverleg in december van de sociale partners een duidelijk antwoord krijg of zij al dan niet van plan zijn om hiermee te beginnen en welke termijn daar dan mee gemoeid is. Als ik daar een positief antwoord op krijg, dan moeten zij ook de tijd krijgen om dat op een fatsoenlijke manier te doen. Het moet zo snel mogelijk gebeuren, maar wel binnen fatsoenlijke termijnen. Bij een negatief antwoord lijkt het mij redelijk dat het kabinet zelf zijn verantwoordelijkheid zal nemen.

In de motie wordt ook gevraagd om voorafgaande aan de instelling van zo'n klachtencommissie, een meldpunt voor klachten te creëren. Ik heb het vermoeden dat dit mogelijk zal zijn en wil daar in ieder geval met een positieve houding naar kijken.

Ik kom te spreken over de motie van de heer De Wit. Ik heb vernomen dat de partijen in de Stichting van de arbeid overeenstemming hebben bereikt over aanbevelingen inzake werving en selectie. Ik heb er geen bezwaar tegen om dat in het overleg met de Stichting van de arbeid aan de orde te stellen. Ik heb dus op zichzelf geen grote problemen met deze motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, op een nader te bepalen tijdstip over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven