Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van het stellen van nadere regels ten aanzien van het netbeheer en de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers (26303).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

De leden Voûte-Droste en Crone trekken hun amendement op stuk nr. 34 in.

De heer Van den Akker (CDA):

Voorzitter! Elektriciteit is een eerste noodzakelijke levensbehoefte voor iedereen. Zonder elektriciteit gaat voor iedereen letterlijk en figuurlijk het licht uit. Niemand heeft elektriciteit ooit gezien, maar misschien wel gevoeld. Het is echter dusdanig bepalend voor ons dagelijks leven, dat betrouwbaarheid, leveringszekerheid en een duurzame elektriciteitsvoorziening de hoogste prioriteit moeten hebben. De Staat heeft hier altijd een belangrijke nutsfunctie gehad en met de liberalisering en privatisering van de elektriciteitssector is het de vraag of aan deze belangrijke voorwaarden nog wel wordt voldaan. Commerciële belangen kunnen heel gemakkelijk de overhand krijgen. Marktwerking kan een belangrijke bijdrage leveren aan een efficiëntere productie, transport en levering van elektriciteit maar marktwerking mag geen doel op zich worden.

Met dit als uitgangspunt staan voor de CDA-fractie de volgende onderwerpen centraal:

  • 1. bescherming van kleinverbruikers;

  • 2. 100% deelname van de overheid in het hoogspanningsnet;

  • 3. gelijke kansen voor Nederlandse bedrijven in het buitenland als buitenlandse bedrijven in Nederland krijgen;

  • 4. bij verkoop van elektriciteitsbedrijven moeten de bakstenen – de lijken in de meterkast – worden meeverkocht;

  • 5. duurzaamheid; warmtekrachtkoppeling mag niet de dupe worden.

Voorzitter! De CDA-fractie is het met de minister en de collega's in de Kamer eens dat de kleinverbruiker bescherming behoeft. Met kleinverbruikers bedoelen we de particuliere verbruikers en vooral ook het MKB. Zij moeten in gelijke mate profiteren van de voordelen van de liberalisering als de grootverbruikers, in ieder geval voor de periode dat kleinverbruikers nog niet op de vrije markt kunnen kopen. Ik dank de minister voor de overname van ons amendement op stuk nr. 20, zodat iedereen met de tekst uit de voeten kan. Wij beogen immers allen hetzelfde, te weten bescherming van de kleinverbruiker. Het wetsvoorstel zegt echter niets over de positie van de kleinverbruiker na het jaar 2007. Met het amendement op stuk nr. 44 beoogt de CDA-fractie dat de positie van de kleinverbruiker ook na 2007 beschermd blijft terwijl hij tegelijkertijd kan profiteren van de voordelen van de liberalisatie.

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter! Veroorlooft u mij de volgende formele opmerking. Bij mijn weten is het amendement op stuk nr. 20 niet door de minister overgenomen, maar heeft zij te kennen gegeven er geen bezwaar tegen te hebben.

De voorzitter:

De heer Van den Akker kan natuurlijk altijd nog meedelen dat hij het amendement intrekt, maar hij moet daartoe wel eerst het antwoord van de minister afwachten.

De heer Van den Akker (CDA):

De heer Van den Berg heeft gelijk. De minister heeft gezegd geen bezwaar te hebben tegen het amendement. Het tweede belangrijke punt is dat de overheid 100% van het hoogspanningsnet in handen krijgt. De overheid heeft bij het zoeken naar een oplossing voor de bakstenenproblematiek 50% plus 1 aandeel in het hoogspanningsnet in handen gekregen, maar de CDA-fractie zou graag zien dat de overheid 100% van de aandelen in handen krijgt. Immers, de productiebedrijven worden geprivatiseerd, de distributiebedrijven worden geprivatiseerd en de belangrijke nutsfunctie waarover ik zojuist sprak, moet in stand worden gehouden. De overheid is dat aan de burgers en het bedrijfsleven verplicht. Door alles aan de commercie over te laten, kan de overheid de betrouwbaarheid en leveringszekerheid niet langer garanderen. Hoe zou dit beter kunnen worden ingevuld dan door het hoogspanningsnet te beheren en te controleren?

Als tegenargument kan worden aangevoerd dat dit reeds afdoende in de wet is geregeld, want er is toch een onafhankelijke netbeheerder met een geheel eigen verantwoordelijkheid: Tennet. De aandeelhouders in Tennet mogen zich echter niet met de bedrijfsvoering bemoeien en moeten toch op afstand blijven? De minister zegt ook dat de overheid met 50% plus 1 aandeel al de meerderheid van de aandelen in handen heeft.

Mevrouw de voorzitter! Ik maak hierbij een paar kanttekeningen. Allereerst is het zo dat met 50% plus 1 aandeel misschien wel de meerderheid van de aandelen is verkregen, maar dit zegt niets over de zeggenschap in de onderneming. De minister is in de beantwoording van de vragen ook niet helemaal duidelijk. Er kunnen preferente aandelen zijn, er kunnen prioriteitsaandelen zijn, er kan verwatering van aandelen plaatsvinden. Hoe het ook zij, de CDA-fractie is van mening dat de overheid 100% van het hoogspanningsnet in handen moet hebben, wil zij haar belangrijke overheidstaak naar de maatschappij, de burgers en het bedrijfsleven kunnen waarmaken. Nogmaals, dit is de enige schakel in de elektriciteitsvoorziening waar dit nog kan.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Voorzitter! Kan de heer Van de Akker de zwaai en ommekeer van 180 graden van de CDA-fractie juist op dit punt toelichten? Bij de behandeling van het wetsvoorstel koos zijn fractie immers voor het omgekeerde.

De heer Van den Akker (CDA):

Dat is niet juist. Ik heb ook tijdens het wetgevingsoverleg opgemerkt dat er nogal wat dingen zijn veranderd in de afgelopen negen maanden. De Tweede Kamer heeft voor het wetsvoorstel gestemd op grond van het voornemen dat er een grootschalig productiebedrijf zou komen en de bakstenen maar 2,1 mld. zouden kosten. Dit bedrag zou alleen maar worden vergoed als er een grootschalig productiebedrijf zou komen. Er was ook afgesproken dat de overheid geen aandeel in het net zou hebben. Dit is allemaal veranderd. Er is zoveel veranderd in het afgelopen jaar, dat de hele wet eigenlijk op zijn kop staat.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Dit neemt niet weg dat de CDA-fractie een ommezwaai maakt in de principe-uitspraken die zij heeft gedaan, in het bijzonder dat het landelijk net in private handen kon zijn. Ik zie hier een principieel ander uitgangspunt.

De heer Van den Akker (CDA):

Dat geldt niet alleen voor de CDA-fractie, maar ook voor de VVD-fractie. De heer Loudon heeft zich in de Eerste Kamer uitgesproken voor 100% deelname in het net door de overheid. Hij heeft dit gezegd tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van Economische Zaken. Zo vreemd is dit allemaal niet.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Nee, integendeel. De heer Loudon heeft het omgekeerde gezegd. Hij heeft gezegd dat hij voor privatisering is.

De heer Van den Akker (CDA):

Ik zal het mevrouw Voûte voorlezen. "Gelet op de bedragen die voor hen op het spel stonden, heb ik echter het gevoel dat de Staat net zo goed 100% van de aandelen had kunnen bedingen." Dit is een uitspraak van de heer Loudon tijdens de begrotingsbehandeling in de Eerste Kamer.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Maar dat is iets anders dan dat de heer Loudon daarvan voorstander is. Hij is daar niet voor gegaan. Hij heeft nooit gezegd dat de VVD-fractie hier voor is. Nogmaals, ik betreur dit, want het is juist heel goed om een consistent beleid te voeren in dezen. Ik stel vast dat de CDA-fractie daarin een omme- zwaai heeft gemaakt.

De heer Van den Akker (CDA):

De hele wet staat op zijn kop, want er zijn zoveel afspraken gemaakt in het afgelopen jaar die niet zijn uitgekomen. Het grootschalige productiebedrijf is er niet gekomen. Wij zouden de bakstenen vergoeden op basis van een grootschalig productiebedrijf. Het komt er niet, maar wij vergoeden wel de bakstenen. Wij vergoeden de bakstenen niet voor 2 mld., zoals was afgesproken. Wij vergoeden de bakstenen voor 8 mld. Wat is er overgebleven van die afspraken?

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Wij hebben al een discussie gevoerd over die 2 mld. en 8 mld. Het hangt helemaal af van de prijs van de elektriciteit. In die zin moet een nuance worden aangebracht. Het kan heel goed 2 mld. zijn. Door de problemen die zijn ontstaan – ik betreur dat zeer – heeft de overheid tegen wil en dank die 50% plus 1 genomen. Het gebeurde niet uit principiële overwegingen, maar voor de oplossing van een aantal problemen.

De her Van den Akker (CDA):

Nee, dat is niet waar. Ik zal dadelijk een citaat van de minister voorlezen, dat ik haal uit de nota naar aanleiding van het verslag. Het is niet tegen wil en dank, het is een bewuste beslissing geweest. Ik kom er nog over te spreken.

De heer Crone (PvdA):

Ik was zelf altijd al gecharmeerd van het strategische koppelnet in handen van de overheid, om diezelfde reden die de heer Van den Akker benadrukt. Ik ben alleen maar blij dat het standpunt in mijn richting komt. Ik zit wel met het probleem wie dat betaalt. Daarover heeft de heer Van den Akker niets gezegd. Hebben wij wel de juridische positie om te zeggen: wij willen dat hier en wij regelen dat?

De heer Van den Akker (CDA):

Mag ik er zo meteen op terugkomen? Het is een goede vraag, waarover wij ook hebben nagedacht.

Het hoofdspanningsnet is de enige schakel in de hele elektriciteitsvoorziening, waarin de overheid nog een belangrijke say heeft. Je nutsfunctie, de plicht naar de burgers, het bedrijfsleven en de hele maatschappij, kun je waarmaken. De rest, of het nu productiebedrijven of distributiebedrijven zijn, staat op het punt te worden geprivatiseerd. Het MKB is het volledig met ons eens, zoals blijkt uit een brief die wij gisteren hebben ontvangen van MKB Nederland, dat commerciële belangen niet in die belangrijke nutsfunctie thuishoren. Met commerciële belangen bedoel ik maar één ding en dat is winst maken en niets anders. Er is niets verkeerd met winst maken. Het tegendeel is het geval. Maar het past niet bij een nutsfunctie. Het past niet bij de betrouwbaarheid en leveringszekerheid in de elektriciteitsvoorziening. Er is sprake van een zeer belangrijk product voor iedereen. De fractie van het CDA is in goed gezelschap van de minister.

Ik kom hiermee op de vraag van mevrouw Voûte.

De heer Van Walsem (D66):

Van huis uit geloof ik wel in de marktwerking. De heer Van den Akker zegt: het is een nutsfunctie waarbij geen winst nagejaagd moet worden. Het dossier inmiddels redelijk kennend, moet ik zeggen dat een groot deel van de problematiek, met name die van de bakstenen is ontstaan in de afgelopen tien, vijftien jaar. Toen was nog sprake van een volledige nutsfunctie, geen commercieel gedoe. De grote lasten komen wel uit die tijd. Hoe verklaart hij dat dan?

De heer Van den Akker (CDA):

Mag ik daarop bij de behandeling van de bakstenen terugkomen?

De voorzitter:

Van mij wel, maar de heer Van Walsem let op.

De heer Van den Akker (CDA):

Dat is prima.

Ik zou een citaat van de minister willen geven naar aanleiding van het aandeelhouderschap van de Staat in het net. Ik citeer de minister op pagina 59 van de nota naar aanleiding van het verslag: "Het aandeelhouderschap van de Staat vormt in het algemeen belang een aanvullende waarborg voor de onafhankelijkheid van het landelijk netbeheer, hetgeen mede van belang is tegen de achtergrond van mogelijke privatisering van de productiebedrijven. Tevens wordt daardoor in sterkere mate gewaarborgd dat adequaat besluitvorming kan plaatsvinden die nodig is voor een ongestoorde vervulling van de beheerstaken die zijn opgedragen aan de landelijk netbeheerder." De minister is het dus helemaal eens met de gedachte dat 100% commercieel belang in het netbeheer niet wenselijk is. Vandaar dat zij bij het oplossen van de bakstenenproblematiek haar kans schoon zag om voor de overheid een meerderheid van het aandelenpakket te verwerven. Ik ben het helemaal met de minister eens, voorzitter, maar niet omdat er over de bakstenen moest worden onderhandeld, maar omdat de minister in dit citaat heel duidelijk aangeeft voor welke strategische doelstelling zij voor de overheid een aandeel in het net van 50% plus 1 aandeel wilde hebben.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Voorzitter! Ik waardeer het enorm dat de heer Van den Akker alles zo goed bestudeerd heeft, maar de wending die hij eraan geeft, bevalt mij minder. Als hij de zaak echt goed had bestudeerd, zou hem gebleken zijn dat het toch een kwestie van onderhandelen is geweest, omdat er geen uitweg voor de problemen in met name de productiesector kon worden gevonden. Een van de oplossingen was die overdracht van 50% plus een aandeel, die op dit moment een extra waarborg vormt. Maar uiteindelijk moet deze waarborg overbodig worden, omdat een toezichthouder de zaak heel goed in de gaten zal houden. Er is ook een groot verschil tussen de netbeheerder en de aandeelhouder. De waarborg is dat het ministerie van Financiën als aandeelhouder fungeert, waarmee alle zaken gescheiden zijn.

De heer Van den Akker (CDA):

Ik denk dat 50% plus 1 aandeel voor de overheid en 49% plus X aandelen voor de commerciële sector niet de waarborg voor 100% betrouwbaarheid en de zekerheid van levering betekent waarvan de minister in de geciteerde passage spreekt. Er spelen dan immers altijd commerciële belangen een rol bij de besprekingen in de raden van commissarissen en vergaderingen van aandeelhouders die dat proces kunnen verstoren, die niet direct in lijn behoeven te zijn met betrouwbaarheid en zekerheid van levering. De factor winst zal immers een rol gaan spelen.

Ik zal een voorbeeld geven van hoe het zal gaan in een vergadering van de raad van commissarissen of in een aandeelhoudersvergadering. Ten eerste wordt er nooit gestemd; ik heb nog nooit meegemaakt dat er in een vergadering van een raad van commissarissen gestemd werd. Je kunt wel zeggen dat je 50% van de aandelen plus 1 aandeel in handen hebt, maar als er niet gestemd wordt, heeft dit feitelijk niet veel om het lijf. Als de overheid linksaf wil met het beheer van het net terwijl de commercie rechtsaf wil, dan gaat men niet linksaf omdat de overheid de meerderheid van de aandelen in handen heeft. Zo werkt het in de praktijk natuurlijk helemaal niet. Nee, er wordt een middenweg gezocht, een formulering waarmee beide partijen kunnen leven. Er ontstaat dus een vermenging met commerciële belangen in dit buitengewoon belangrijke dossier, die wij eigenlijk niet willen. De minister zegt dit ook met zoveel woorden in de nota naar aanleiding van het verslag, want zij spreekt van "ongestoorde vervulling van de beheerstaken". Welnu, als er commerciële belangen een rol spelen, is er geen sprake van ongestoorde vervulling van de beheerstaken. Ik maak mij hierover zorgen, juist omdat ik uit het bedrijfsleven afkomstig ben. Ik weet hoe die dingen gaan en de heer Loudon heeft dit waarschijnlijk ook zo aangevoeld, zoals uit het verslag van de behandeling van de begroting van Economische Zaken in de Eerste Kamer blijkt.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Ik zal er graag bij mijn antwoord op terugkomen, maar de heer Van den Akker maakt het nu toch wel heel erg bont. Hij misbruikt woorden die er niet staan.

De heer Van den Akker (CDA):

Ik heb letterlijk voorgelezen wat er staat; ik neem toch aan dat het verslag in orde is.

Voorzitter! De minister is het dus eens met de gedachte dat 100% commercieel belang in het netbeheer niet wenselijk is. Vandaar dat zij bij het oplossen van de bakstenenproblematiek haar kans schoon zag om voor de overheid een meerderheid in het aandelenpakket te verwerven. Ik ben het helemaal met haar eens. De discussie kan eigenlijk alleen nog maar gaan over de omvang van het deel van de overheid. Het is nu de vraag of er bij een minderheidsdeelneming van de commercie wel sprake is van ongestoorde vervulling van de beheerstaken die aan de landelijk netbeheerder zijn opgedragen. Ik denk het niet. Vandaar dat de CDA-fractie een sterk pleidooi houdt dat de overheid hier haar volle verantwoordelijkheid moet nemen naar burgers, bedrijfsleven en maatschappij toe; zij kan dat niet afschuiven naar de commercie. De CDA-fractie heeft daarom op stuk nr. 11 een amendement ingediend, dat is gewijzigd in dat op stuk nr. 43, dat erin voorziet 100% van het net in handen te krijgen.

Mevrouw de voorzitter! Ik wil nog even terugkomen op de vraag hoe dat bekostigd moet worden. Als je 2,1 mld. aan bakstenen vergoedt, kun je tegelijkertijd in ruil daarvoor 100% van het net vragen. Wij moeten daarbij denken aan een paar honderd miljoen gulden. Ik dacht dat bij de eerste 50% sprake was van 250 mln.

Overigens is de CDA-fractie de minister erkentelijk dat zij in de wet wil opnemen dat de landelijke netbeheerder wordt belast met het opstellen van een calamiteitenplan, gericht op de leveringszekerheid voor de afnemers, naar aanleiding van ons amendement op stuk nr. 22. Ik denk dat de noodzaak blijkt uit de enorme economische consequenties en ravage, die gepaard gaan met grote stroomstoringen.

Mevrouw de voorzitter! Na het punt van bescherming van de kleinverbruikers en dat van 100% van het net, hebben wij nog een derde punt, namelijk de reciprociteit: hebben Nederlandse bedrijven in het buitenland dezelfde kansen als buitenlandse bedrijven in Nederland. Wij maken ons ernstige zorgen over de vraag of Nederlandse elektriciteitsbedrijven inderdaad dezelfde kansen hebben in het buitenland als de buitenlandse bedrijven in Nederland. Ook andere fracties maken zich hierover zorgen, wat bleek uit het wetgevingsoverleg van vorige week. Er zijn nu al concrete aanwijzingen dat een land als Frankrijk de lokale bedrijven beschermt door afnemers niet toe te staan vaker dan één keer in de zoveel jaar van leverancier van elektriciteit te mogen veranderen. De heer Crone heeft hier vorige week ook op gewezen. Inmiddels heeft de minister ons een derde nota van wijziging doen toekomen op dit punt. Twee kernvragen resteren: is het afdoende wat nu op dit punt geregeld is en werkt een dergelijke regeling in de praktijk? Wij zouden aanstaande donderdag graag de visie van de minister hierop horen.

Mevrouw de voorzitter! Ik kom op het vierde punt dat voor de CDA-fractie van buitengewoon belang is, namelijk de bakstenenproblematiek, die "lijken in de meterkast". De CDA-fractie blijft daarmee grote problemen houden. Dit zijn een aantal projecten die, als wij de sector mogen geloven, onder vrijemarktwerking niet zouden zijn afgesloten en nu als bakstenen op de maag liggen. En dan gaat het met name om langlopende leveringscontracten tegen vaste prijs, zonder de mogelijkheid om de contracten open te breken. Het gaat ook om de Noorse kabel. Het gaat hier om circa 6 mld., als de energieprijs daalt naar 5 cent per kWh. De CDA-fractie heeft geen problemen met de additionele 2,1 mld. voor stadsverwarmingsprojecten en de kolenvergassingsinstallatie in Buggenum. Deze projecten zijn, net als warmtekrachtkoppeling, in het verleden op verzoek van de overheid aangegaan. Daar hebben wij geen problemen mee. Wat de CDA-fractie stoort, zijn de leveringscontracten.

De heer Van Walsem (D66):

Ik begrijp dat u met die 2 mld. voor stadsverwarmingsprojecten en de kolenvergassingsinstallatie in Buggenum geen problemen heeft, omdat u vindt – ik ben dat met u eens – dat dat op initiatief van de overheid is geschied. Die rol erkent u dus, en u bent bereid daarvoor te betalen. Maar u wilt daar tegenover wel het netwerk hebben. Dat verrekent u daar wel mee, terwijl ik aanneem dat u hierin een zelfstandige aansprakelijkheid van de overheid aanvaardt. Hoe verhoudt het een zich tot het ander?

De heer Van den Akker (CDA):

Ik heb dat laatste niet goed verstaan.

De heer Van Walsem (D66):

U aanvaardt een aansprakelijkheid van de overheid voor die 2 mld. Zojuist merkte u evenwel op dat u daarvoor in de plaats het netwerk in bezit wilt hebben. U verrekent dat dus wel, terwijl u ook een zelfstandige aansprakelijkheid voor de overheid aanvaardt. Hoe verhoudt zich dat?

De heer Van den Akker (CDA):

Dat is een wat grijs gebied. Je kunt de vraag stellen of de overheid de sector 100% opdracht heeft gegeven om die projecten af te sluiten. Het is een en-en-verhaal en daarom vind ik het reëel dat je in het kader van het onderhandelingstraject afspreekt dat men die 2,1 mld. als een opslag op het tarief mag berekenen en dat je daarvoor in ruil het net in handen krijgt. Dat vind ik redelijk.

Voorzitter! De CDA-fractie stoort zich aan de leveringscontracten. Je kunt je met recht de vraag stellen of deze contracten in het verleden hadden mogen worden afgesloten. Wij denken van niet. Het afsluiten van zulke langlopende contracten, zonder openbreekclausules en tegen vaste prijzen, moet worden geclassificeerd als mismanagement. De minister zei tijdens het algemeen overleg in december waar het ging "over lijken in de meterkast", dat dat nu juist de reden was waarom er moest worden geliberaliseerd en er meer marktwerking zou moeten komen teneinde dergelijk mismanagement in de toekomst te voorkomen. Zij geeft dan ook indirect toe dat hier sprake is van ernstige inschattingsfouten van het toenmalige management van de SEP, de samenwerkende elektriciteitsproductiebedrijven. Het blijft natuurlijk curieus om ervan uit te gaan dat alleen met marktwerking dergelijke problemen kunnen worden vermeden. Wij zijn dan ook van mening dat mismanagement, waardoor eindverbruikers met hogere kosten worden opgezadeld, niet mag worden beloond.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Ik probeer het toch nog een keer. De heer Van den Akker is nieuw in de Kamer. Als Kamerleden moeten wij ervoor zorgen dat alle voorafgaande zaken goed worden bestudeerd en daarvoor heeft hij zich zeker ook ingezet. Als de heer Van den Akker echter dit soort uitspraken doet, moet hij ook weten op welk moment die contracten in het verleden werden gesloten. Zelfs de CDA-fractie heeft middels toestemming aan de minister van Economische Zaken hieraan haar goedkeuring verleend. Die langlopende contracten zijn toen als zodanig opgesteld, omdat ze op dat moment heel gunstig waren, gezien de grote problemen en de hoge prijzen op de energiemarkt. Dat werpt toch een wat ander licht op de zaak zoals u die nu achteraf schetst. Achteraf, zo weet iedereen, kun je namelijk voor een dubbeltje op de eerste rij kan zitten.

De heer Van den Akker (CDA):

Ik geef toe dat het achteraf praten is. Echter, als je dergelijke langlopende contracten afsluit tegen een vaste prijs zonder openbreekclausules, dan vraag je om problemen. Als ik vroeger in het bedrijf termijncontracten voor aluminium afsloot en de prijs ging de verkeerde kant op, dan kon ik ook niet tegen mijn klant zeggen: foutje, bedankt, maar betaalt u maar even. Zo werkt het niet.

Minister Jorritsma-Lebbink:

U werkte niet bij een nutsbedrijf.

De heer Crone (PvdA):

Ik heb het voorbeeld over het aluminiumbedrijf nu zo vaak gehoord, dat ik haast ga denken dat dit de reden is waarom de heer Van den Akker daar niet meer werkt. Maar nu even in alle ernst, wij hebben het nu over contracten die afgesloten zijn door nutsbedrijven die daarbij zeker een fout hebben gemaakt. Je zou met terugwerkende kracht inderdaad de vraag kunnen stellen hoe het allemaal zo heeft kunnen gebeuren. Feit blijft wel dat het allemaal in overleg is gebeurd en dat het hier uiteindelijk met vreugde is goedgekeurd, ook door de CDA-fractie, onder verwijzing naar de elektriciteitsplannen die destijds door de Kamer zijn vastgesteld. De reden waarom de contracten niet opengebroken kunnen worden, heeft te maken met internationaal recht. Wij kunnen niet zomaar aan Noorwegen vragen om tot openbreking over te gaan. Als dat wel kon, dan zouden wij daar zeker samen met de nutsbedrijven om verzoeken. Het alternatief dat de heer Van den Akker nu aanbiedt, is in feite om een oorlog met Noorwegen en Frankrijk op dit punt aan te gaan.

De heer Van den Akker (CDA):

Ik kom straks nog te spreken over het heronderhandelen over die contracten. Je kunt ze niet eenzijdig openbreken, dat ben ik met de heer Crone eens. Contract is contract, afspraak is afspraak. Dat is een gouden stelregel in het bedrijfsleven en dat geldt ook voor de overheid die dergelijke contracten in het verleden heeft afgesloten. Er wordt te gemakkelijk gezegd dat de overheid het per definitie verkeerd heeft gedaan omdat er geen sprake was van marktwerking. Ik weet dat sommige overheidsinstanties commerciëler werkten dan menig privé-bedrijf.

De heer Crone (PvdA):

Ik stel het nog scherper. Als wij die contracten niet uitvoeren, gaan de vier productiebedrijven failliet. De Noorse en de Franse regering zullen dan wel de Staat aansprakelijk stellen, als contractpartij. Dat helpt dus niet. U slaat een doodlopende weg in, terwijl wij proberen, een oplossing te vinden met zomin mogelijk draagkrachtproblemen.

De heer Van den Akker (CDA):

Ik kom straks te spreken over de oplossing van de bakstenenproblematiek.

De heer Crone (PvdA):

Het is misschien handig als u rechtstreeks op de interruptie reageert.

De voorzitter:

De interrupties zijn veel te lang. Dit is pas de eerste termijn van de Kamer, waar de minister nog op moet reageren. Als u op die manier doorgaat, is er deze week geen ruimte meer voor een tweede termijn. U moet zich een beetje beperken.

De heer Crone (PvdA):

Ik krijg geen antwoord op mijn vraag. Er wordt steeds verwezen naar het vervolg van het betoog.

De voorzitter:

De heer Van den Akker gaat over de antwoorden en degene aan de interruptiemicrofoon gaat over de vragen. Ik treed daar niet in. Ik zeg alleen maar dat de interrupties te lang zijn.

De heer Van Dijke (RPF):

Welk belang kan de andere partij hebben bij het openbreken van de contracten?

De heer Van den Akker (CDA):

Als een partij keihard aan de overeenkomst blijft vasthouden, kan dit negatieve gevolgen hebben voor de naam van het desbetreffende bedrijf. Dit is ongewenst op het moment dat de Europese markt geopend wordt. Men kan een argument winnen, maar een klant verliezen. Dit kan voor de andere partij een overweging zijn om het contract aan te passen.

De heer Van Dijke (RPF):

Kunt u een relevant voorbeeld noemen?

De heer Van den Akker (CDA):

Er zijn veel voorbeelden geweest. Op de markt moeten beide partijen voordeel halen. Het is uiteraard mogelijk om vast te houden aan het contract, maar dat kan klanten kosten. Veel commerciële bedrijven zijn in zo'n geval tot heroverweging bereid.

De heer Van Dijke (RPF):

Waar twee partijen zaken doen, moeten twee partijen gelukkig zijn, dat weet ik ook wel.

De heer Van den Akker (CDA):

Dat is een gouden regel!

De heer Van Dijke (RPF):

Ik kom zelf ook uit het zakenleven. Ik vroeg naar een voorbeeld in de huidige marktomstandigheden. Welk bedrijf heeft het door u geschetste voordeel bij het openbreken van het contract? Ik kan mij daar niets bij voorstellen.

De heer Van den Akker (CDA):

Ik wel. Op een liberaliserende markt willen bedrijven graag een interessante partij zijn voor zoveel mogelijk klanten. Geen bedrijf heeft er belang bij te worden afgeschilderd als een partij die keihard vasthoudt aan de punten en komma's van een contract. Men wil gezien worden als een bedrijf waarmee het goed zaken doen is, ook al heeft een andere partij een fout gemaakt. Dat lijkt mij een goede commerciële overweging. Het is in ieder geval het proberen waard.

Ik heb de vragen van de heer Van Walsem en mevrouw Voûte beantwoord, ook al kunnen zij het niet eens zijn met mijn antwoorden. Ik kom nog terug op de vraag van de heer Crone hoe wij de bakstenenproblematiek denken op te lossen.

Mevrouw de voorzitter! Wij zijn van mening dat bij verkoop van de elektriciteitsproductiebedrijven de lijken in de meterkast moeten worden meeverkocht. Met het amendement op stuk nr. 39 wordt door de CDA-fractie beoogd de bijdrage van de overheid en daarmee de afnemers te beperken tot de oorspronkelijk niet-marktconforme kosten, zijnde de stadsverwarmingsprojecten en Demkolec, ter waarde van 2,1 mld. Na de verkoop van UNA aan een buitenlandse investeerder is er geen reden te veronderstellen dar de elektriciteitsbedrijven de kosten verbonden aan de gas- en importcontracten en de Noorse kabel niet zelf kunnen dragen. Als wij onze mond vol hebben over marktwerking, hebben wij hier een uitgelezen gelegenheid om dit in de praktijk te brengen.

Overigens stelt de minister in de toelichting op de nota van wijziging van 16 februari dat binnen het samenwerkingsmodel de productiebedrijven gezamenlijk de kosten moeten dragen van de door de SEP aangegane verplichtingen. Een en ander wordt door de productiebedrijven met kracht bestreden. Stel dat de minister ongelijk heeft, wat is daarvan de juridische betekenis? Wil de minister daarop in detail ingaan?

Mevrouw de voorzitter! De CDA-fractie heeft nog om een andere reden het amendement op stuk nr. 39 ingediend. Er bestaan serieuze twijfels of deze contracten als niet-marktconforme kosten door Brussel zullen worden erkend. Zoals de minister weet, heeft de CDA-fractie er al in het overleg van 2 december bij de minister op aangedrongen na te gaan wat de kans van slagen is dat deze lijken in de meterkast door Brussel worden goedgekeurd. Wij hebben de minister toen gevraagd eerst advies in te winnen bij het Europese Hof. Dat stuitte echter op bezwaren.

In dit verband heeft de CDA-fractie de minister ook gevraagd om tot in detail geïnformeerd te worden over de stand van zaken met betrekking tot de gezamenlijke inspanning van de productiebedrijven en de SEP om de totale omvang van de niet-marktconforme kosten te beperken. De minister heeft hierop geantwoord dat de verantwoordelijkheid om op dit punt initiatief te nemen principieel bij de productiebedrijven en de SEP ligt. Ik ben dat met haar eens. Maar die vraag had een uitdrukkelijke bedoeling. Als je in Brussel om toestemming vraagt om de niet-marktconforme kosten aan de eindverbruikers door te mogen berekenen, dan zal toch de eerste vraag van de eurocommissaris zijn wat men er zelf aan gedaan heeft om de niet-marktconforme kosten zoveel mogelijk te beperken en of de minister, de SEP of de productiebedrijven met de andere contractpartijen aan tafel zijn gaan zitten om te proberen er een betere deal uit te krijgen. Er zal dan toch een geloofwaardig verhaal moeten volgen, waaruit blijkt dat de minister, de SEP en de elektriciteitsproductiebedrijven er alles aan gedaan hebben de niet-marktconforme kosten in de contracten tot een minimum te beperken. Er is helemaal niets gebeurd. Twee weken geleden heb ik de directeur van de SEP hier nadrukkelijk naar gevraagd.

Mevrouw de voorzitter! In de nota naar aanleiding van het verslag zegt de minister dat er voldoende prikkels zijn voor partijen om er alsnog alles aan te doen om de niet-marktconforme kosten tot een minimum te beperken. De CDA-fractie heeft daarvan tot nu toe weinig gezien, maar misschien mag ik de minister een oplossing aan de hand doen, en wel een effectief middel in dit verband: marktwerking!

Voorzitter! Het zal duidelijk zijn dat een en ander in Brussel geen goede indruk achterlaat. Ons hebben berichten bereikt dat Brussel in een voorlopige conclusie de niet-marktconforme kosten heeft afgewezen. Is dat bericht juist? Gaarne een reactie van de minister op dit punt. Als het bericht juist is, dan is dit nog een extra onderbouwing om zo snel mogelijk van die last uit het verleden af te komen, namelijk de productiebedrijven te verkopen met de lijken in de meterkast.

Mevrouw de voorzitter! In dit verband is natuurlijk ook de hoge prijs van belang die een Amerikaans bedrijf bereid is te betalen voor UNA. Die prijs is veel hoger dan iedereen had durven dromen. Op die manier wordt meteen een prijsbodem in de markt gelegd voor de andere productiebedrijven die ook in de verkoop zijn. Als aandeelhouders zo'n fantastische prijs maken voor hun aandelen, mogen zij toch niet nog eens extra worden beloond voor mismanagement in het verleden door de lijken in de meterkast aan de eindverbruiker te mogen doorberekenen! Dan kiest de CDA-fractie voor wat minder opbrengst voor de aandeelhouders door de lijken in de meterkast in de verkoopprijs van de bedrijven te verwerken.

De heer Van Walsem (D66):

Ik kan een eind meegaan betreffende de overnameprijs voor UNA. De overnameprijs wordt geïncasseerd door de aandeelhouders. Die zijn daar ongetwijfeld buitengewoon gelukkig mee. Maar het bedrijf moet trachten het bedrag dat geïnvesteerd is door de overnemer terug te verdienen. Dat legt waarschijnlijk een opwaartse druk op de prijzen. Hoe staat de heer Van den Akker daar tegenover?

De heer Van den Akker (CDA):

De prijs van elektriciteit wordt niet bepaald door een paar bedrijven in Nederland. Dat is een internationale prijs. Vandaar dat de minister terecht zegt dat deze markt open moet zijn. Men moet vrij kunnen importeren. De grote bedrijven kunnen dat nu al en de kleinere zullen dat in de komende jaren kunnen doen. Als het Amerikaanse bedrijf dat UNA heeft overgenomen een te hoge prijs heeft betaald, komt het zichzelf snel genoeg tegen. De afnemers zullen niet bereid zijn die hogere prijs te betalen als zij tegelijkertijd van anderen een betere prijs kunnen krijgen. Dan wordt die hoge prijs vanzelf afgestraft in de markt. Ik ga er vooralsnog niet van uit dat die prijs te hoog was. Ik ga ervan uit dat de Texanen wisten welke prijs zij betaalden en dat zij daar van tevoren heel goed naar hebben gekeken. Misschien hadden zij op het oog een goede marktpositie te veroveren in Nederland als springplank naar Europa, en hebben zij die hoge prijs in overweging genomen. Ik kan mij daar best iets bij voorstellen. Maar om ervan uit te gaan dat die prijs misschien wat te hoog is? Het is een goede prijs. Iedereen zegt nooit over een dergelijke prijs te hebben durven dromen. Daar kunnen wij niks aan doen. Dat is fantastisch. Maar om tegelijkertijd bij die hoge prijs ook nog eens de verbruiker te belasten door hem te laten opdraaien voor de bakstenen uit het verleden, gaat mij iets te ver.

Mevrouw de voorzitter! Ik wil enkele opmerkingen maken over een ander lijk uit de meterkast, namelijk de Noorse kabel. De Noorse kabel wordt om niet en exclusief ter beschikking gesteld van de productiebedrijven. Zij hebben de mogelijkheid goedkope en groene waterkrachtstroom uit Noorwegen te importeren en tegelijkertijd kunnen zij iedereen die dat wil, verhinderen van de Noorse kabel gebruik te maken. Dat is je reinste concurrentievervalsing en zal zeker in Brussel geen enkele kans maken om te worden goedgekeurd. Dat is in ieder geval mijn inschatting.

De minister heeft dit naar aanleiding van een door mij gestelde vraag in de nota van het verslag erkend. De minister schrijft in deze nota op pagina 51: "Ook kan daardoor de toepassing van de faciliteit plaatsvinden op een wijze die leidt tot zo weinig mogelijk marktverstorende effecten." Dus marktverstorende effecten zijn er wel degelijk. Artikel 22 van de Europese richtlijn stelt dat een staat maatregelen moet nemen om zogeheten "marktondermijnende gedragingen" te voorkomen.

De heer Van Dijke (RPF):

Voorzitter! Ik vind het prima dat wij sommige delen uit het debat van vorige week overdoen, hoewel ik mij kan voorstellen dat de voorzitter daar bezwaar tegen maakt. Maar ik kijk ook naar de klok. Ik wil vanavond als het enigszins kan nog thuiskomen.

De minister heeft op een vraag mijnerzijds of het gedoe met die Noorse kabel Brusselproof of europroof is, een- en andermaal met ja geantwoord. Het is dan van tweeën één: óf de heer Van den Akker stemt tegen de wet omdat hij de minister niet vertrouwt óf hij houdt er nu eens over op.

De heer Van den Akker (CDA):

Ik heb die vraag ook gesteld vorige week en daarop geen antwoord gekregen. Ik heb ook gevraagd of de minister kan aangeven hoe het staat met de lijken in de meterkast in Brussel. Hebben zij die goedgekeurd of niet? Ons heeft de informatie bereikt dat Brussel deze in eerste instantie heeft afgewezen. Vandaar mijn vraag aan de minister of dat bericht juist is en, zo ja, wat er dan nog aan gedaan kan worden.

De opmerking van de heer Van Dijke dat dit debat hem te lang gaat duren, vind ik wel erg ver gaan. Elektriciteit is zo'n belangrijk onderwerp voor iedereen. Wij moeten dat nu eens goed regelen. Wij hebben nu al de derde nota van wijziging gekregen voor een wet die wij nota bene vorig jaar hebben goedgekeurd. Wij krijgen een diarree aan amendementen. Dan denk ik dat wij echt de tijd moeten nemen om het nu een keer goed uit te discussiëren.

De voorzitter:

Mijnheer Van den Akker, ik heb een probleem met deze discussie. Er is een wetgevingsoverleg gehouden waarin bepaalde zaken al aan de orde zijn geweest. Daar heeft de Kamer zelf toe besloten. De heer Van Dijke mag u er best op wijzen dat bepaalde dingen al aan de orde zijn geweest. Ik heb dat wetgevingsoverleg niet voorgezeten, dus het is voor mij heel moeilijk om dat te bepalen. Als niemand dat tegenspreekt, ga ik er onmiddellijk van uit dat het inderdaad aan de orde is geweest.

De heer Van den Akker (CDA):

Het is zeker aan de orde geweest.

De voorzitter:

U moet naar aanleiding van zo'n vraag van de heer Van Dijke niet zeggen dat de Kamer er niet genoeg aandacht voor zou hebben. Daar heb ik bezwaren tegen.

De heer Van den Akker (CDA):

De heer Van Dijke zegt dat het vorige week aan de orde is geweest. Dat is zo. Maar intussen hebben ons berichten bereikt dat die lijken in de meterkast door Brussel zijn afgewezen. Ik vraag nu aan de minister of dat zo is. Zo ja, kan zij dan aangeven op grond waarvan het is afgewezen? Zijn er nog andere mogelijkheden om ze alsnog te kunnen doorberekenen? Dat is toch een reële vraag?

De door het CDA voorgestane oplossing van de bakstenenproblematiek is om die lijken in de meterkast tezamen met de bedrijven te verkopen, om de volgende redenen:

  • 1. dat is fair in de richting van de eindverbruiker. Mismanagement wordt niet beloond;

  • 2. je brengt het bedrijfsleven niet in een ongelijke concurrentiepositie ten opzichte van bedrijven in het buitenland, die misschien geen lijken in de meterkast kennen. Natuurlijk zijn er een aantal landen die ook lijken kennen, maar de concurrentie van het Nederlandse bedrijfsleven zit over de hele wereld;

  • 3. je bent er in één keer vanaf;

  • 4. wij verkleinen de kans op het lopen van een blauwtje in Brussel;

  • 5. en er is tot slot geen discriminatie en marktverstoring met betrekking tot de Noorse kabel.

Mevrouw de voorzitter! De ontwikkeling van warmtekracht heeft in Nederland een enorme vlucht genomen. Dit is het vijfde belangrijke item voor mijn fractie bij deze wetsbehandeling. Die vlucht heeft geleid tot fantastische energiebesparingen en daarmee levert warmtekrachtkoppeling een goede bijdrage aan het terugdringen van de uitstoot van CO2 en het nakomen van onze verplichtingen met betrekking tot het in Kyoto gesloten akkoord. Bijna alle partijen hebben in het wetgevingsoverleg van vorige week hun zorgen erover uitgesproken dat warmtekrachtkoppeling het kind van de rekening dreigt te worden, terwijl warmtekrachtkoppeling juist zou moeten worden gestimuleerd om de redenen die ik zojuist aangaf.

Niet voor niets heeft mijn partij- genoot Lansink bij de behandeling van de Elektriciteitswet van 1998 een amendement ingediend om in de preambule van de wet het belang van duurzaam en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de elektriciteitsvoorziening te benadrukken. Dat was ingegeven vanuit het gedachtegoed van het CDA van goed rentmeesterschap. In dit verband wil ik de minister vragen toch nog een keer naar het amendement op stuk nr. 10 te kijken. Met dit amendement wordt beoogd, uit oogpunt van doelmatigheid en duurzaamheid, dat een decentrale opwekker in afwijking van het in het artikel 36 opgenomen verbod rechtstreeks elektriciteit kan leveren aan de beschermde afnemer. De minister krijgt dus wettelijk het recht om van het verbod af te wijken.

Voorzitter! Ik heb nog een paar losse opmerkingen. De eerste heeft betrekking op ons amendement op stuk nr. 24. Met dat amendement heeft de CDA-fractie beoogd dat, in afwijking van artikel 8:2 van de Algemene wet bestuursrecht, beroep kan worden ingesteld bij het College van beroep voor het bedrijfsleven tegen een besluit dat is genomen op grond van een aantal artikelen in de Elektriciteitswet. Op grond van hetgeen vorige week in het wetgevingsoverleg is besproken, heeft de CDA-fractie juridisch advies ingewonnen bij het advocatenkantoor Kupperman Van der Wiel & Co. Ik heb de collega's van de andere partijen allemaal een kopie van het advies van dat advocatenkantoor gegeven. Graag zou ik de minister ook een exemplaar willen overhandigen met het verzoek om aanstaande donderdag in de tweede termijn haar reactie op de brief van Kupperman Van der Wiel te geven. Tevens zouden wij de minister willen vragen ons amendement nogmaals in overweging te nemen, met dien verstande dat wij het amendement iets hebben aangepast. Wij dienen hierbij een gewijzigd amendement op stuk nr. 48 in, dat zegt: "In afwijking van artikel 8:2 van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen een besluit, genomen op grond van artikel 26e, 26f, 27a, 41 en 52" – dus niet meer op grond van artikel 6 – "beroep worden ingesteld bij het College van het beroep voor het bedrijfsleven".

Een enkele opmerking over de importcapaciteit, voorzitter. Naar verluidt, bedraagt de capaciteit voor import van elektriciteit circa 2500 megawatt, waarvan 1500 megawatt is gereserveerd voor de productiebedrijven uit hoofde van de leveringscontracten. Inmiddels is al voor meer dan 1000 megawatt aan contracten afgesloten door de grootverbruikers, zodat de gehele capaciteit van 2500 megawatt is opgesoupeerd. Maar de import door de grootverbruikers heeft nog lang niet het maximum bereikt. Naar verluidt, staan er voor nog eens 1000 megawatt aan offertes uit. Er dreigt dus een chronisch tekort aan netcapaciteit te ontstaan voor alle importcontracten. Zou de minister kunnen zeggen hoe zij dit probleem denkt op te lossen? En wie bepaalt onder welke criteria wie er mag importeren? Wat gebeurt er als er schadeclaims komen, omdat mensen niet kunnen importeren in het kader van contracten die zij hebben afgesloten? Zijn de grootverbruikers ervan op de hoogte gesteld dat er maar een beperkte importcapaciteit is?

Mevrouw de voorzitter! Ook zou ik de minister willen vragen toch nog een keer naar het amendement op stuk nr. 21 te kijken. Dat amendement betreft de representatieve organisaties. Het amendement houdt verband met de wenselijkheid om bij partijen een breed draagvlak voor de tariefstructuren, tarieven en de voorwaarden voor het gebruik van elektriciteit te creëren. Daarvoor is het belangrijk dat je dan wel definieert wat je verstaat onder representatieve organisaties. Dat kleinere organisaties gemakkelijk over het hoofd kunnen worden gezien, is evident. Bovendien mag de keuze niet aan de uitvoeringsinstantie worden overgelaten. Dat kleinere organisaties, zoals de minister zegt, naar de rechter kunnen stappen, doet geen recht aan hun inbreng. Bovendien hebben ze daar vaak de middelen niet voor. Vandaar een sterk pleidooi om toch nog een keer naar dit amendement te kijken. Andere organisaties, zoals de VNCI en de VNMW steunen dit initiatief van harte.

Mijn laatste punt, mevrouw de voorzitter, betreft de inkoop van netverliezen. Niet helemaal duidelijk is het voor de CDA-fractie hoe het precies zit met de inkoop van netverliezen. Volgens onze informatie moeten netverliezen ook op grote contracten door de netbeheerder worden ingekocht. Hoe staat de minister tegenover een vrije keuze tussen enerzijds het inkopen van netverliezen door de netbeheerder en anderzijds de mogelijkheid, en dan met name bij grote contracten, dat de netverliezen door de verbruikers mee worden ingekocht, dus dat je als je 1000 megawatt wilt hebben, bijvoorbeeld 1005 megawatt inkoopt om 5 megawatt netverlies te kunnen compenseren?

De heer Van Walsem (D66):

Voorzitter! De Elektriciteitswet is een buitengewoon gecompliceerde wet. Wij hebben daarover reeds uitvoerig van gedachten gewisseld in de Kamer, nog zeer onlangs in het wetgevingsoverleg. Ik zal dan ook trachten niet in herhaling te treden, maar ik moet toch even een aantal punten duidelijk neerzetten.

Het wetgevingsoverleg heeft vele amendementen opgeleverd. Ik probeer met een aantal afsluitende conclusies enige helderheid te geven over het standpunt van D66 daarover. Er zijn voor ons drie toetsingspunten van belang: de kansen voor de duurzame energieopwekking, de bescherming van de gebonden afnemers – ze heten ook wel beschermde afnemers, maar volgens mij kunnen we beter het Engelse woord ervoor gebruiken, te weten captives, want ze zijn meer gevangen dan beschermd, denk ik wel eens – en de bakstenenproblematiek versus de continuïteit van de productiebedrijven. Ik nodig de minister uit om in haar eerste termijn haar visie te geven op mijn vraag of het waar en wenselijk is – ik denk zelf het laatste – dat wij steeds meer toegaan naar decentraal opgewerkte energie, zodat wij steeds meer toegroeien naar kleinere, regionale netwerken en minder kwetsbaar worden doordat we niet meer afhankelijk zijn van enkele grote centrales. Ik zou dus graag de visie van de minister daarop horen. Maar ook duurzame productie moet een kans worden geboden, met name door warmtekrachtkoppeling. Met het oog daarop zou de tariefstructuur zodanig moeten worden gewijzigd dat het tarief voor afnemers met een zeer lage bedrijfstijd in hoge mate aan de afgenomen kilowattuur wordt gerelateerd, terwijl het tarief voor afnemers met een hoge bedrijfstijd vooral kilowatt is gerelateerd, een en ander via de zogenaamde Tilmannkromme. Ik ben hier nog niet uit, maar wil graag het oordeel van de minister hierover horen.

Het amendement op stuk nr. 18 van collega Crone, dat beoogt het transporttarief niet alleen bij de eindverbruiker maar ook bij de producenten in rekening te brengen, kan ik steunen.

Tijdens het wetgevingsoverleg heb ik gesproken over de bevordering van het gebruik van de groene certificaten. Daarbij heb ik opgemerkt dat de fiscaliteit vereist dat een relatie tussen de fysieke levering en het groene label wordt losgelaten. Ook heb ik erop gewezen dat de groene labels in het buitenland goedkoper zijn dan in Nederland. Hoe denkt de minister dit probleem aan te pakken?

Wat betreft de motie van de heer Crone waarin wordt gevraagd ernaar te streven dat in 2010 het percentage duurzame energie van de totale te leveren energie 10 is...

De voorzitter:

Doelt u nu op een amendement van de heer Crone?

De heer Van Walsem (D66):

Neemt u mij niet kwalijk. Ik loop vooruit op een nog door de heer Crone in te dienen motie.

De voorzitter:

Nu begrijp ik waarom het nieuw was voor mij.

De heer Van Walsem (D66):

Voor de meesten hier, denk ik. Dat percentage zou dan moeten worden bereikt via het zo snel mogelijk invoeren van groencertificaten. Wij zullen die motie steunen.

Ik houd de minister gaarne aan de toezegging dat de gebonden afnemers zullen meeprofiteren van een dalende marktprijs, ook al hebben wij dat laatste natuurlijk niet in de hand. Daartoe steunt D66 het amendement van de heer Crone dat beoogt om vier keer per jaar te bekijken of de doelmatigheidskorting dient te worden aangepast conform de marktbewegingen.

Teneinde duidelijkheid te verkrijgen over de vraag wie de representatieve organisaties zijn – ter vergroting van het draagvlak voor de tariefstructuur – steunen wij het voorstel dat de minister deze organisaties moet aanwijzen.

Het meest heikele punt wordt gevormd door de niet-marktconforme kosten, de bakstenen en de positie van de productiebedrijven en de centrale overheid. Opnieuw dient er puin te worden geruimd; ik doel hierbij op de bakstenen die in het verleden zijn ontstaan. Investeringen in stadsverwarmingsprojecten en Demkolec zijn op aandrang van de centrale overheid gedaan en daar- voor zijn wij zonder meer medeverantwoordelijk. Een heffing op het transport via het net kan ik dan ook zonder meer billijken. Andere gevaren schuilen in de importcontracten en de zogenaamde Noorse kabel. Hier wreekt zich dat decennialang de nutsbedrijven een monopoliepositie hebben ingenomen. Deze bedrijven konden vroeger alle kosten eenvoudig afwentelen op de afnemers. Die simpelheid, dat dit altijd kon, was dus het marktmonopolie dat zich nu wreekt. Hoe lossen wij dit op? Dit is – dat heb ik wel gemerkt – buitengewoon ingewikkeld, want hierbij zijn drie partijen betrokken: de SEP die overeenkomsten is aangegaan met de onderliggende partijen, dat wil zeggen de productiebedrijven en de overheid die daarop blijkbaar toezicht heeft gehouden en dit heeft goedgekeurd. Zoals het zo vaak gaat: het succes heeft vele vaders, maar de mislukking is een wees. Dit blijkt ook hier, want de productiebedrijven proberen hun aansprakelijkheid toch min of meer te ontwijken. De Kamer stelt zich de vraag of zij daarvoor verantwoordelijk is en meent dat zij dat eigenlijk niet is. De SEP staat verder een beetje alleen.

Natuurlijk kun je dan zeggen – en ik heb dat eerder ook gedaan – dat die kosten eigenlijk niet voor ons zijn en niet mogen worden afgewenteld op de particuliere kleinverbruikers of de bedrijven. Ik heb destijds een amendement ingediend waarin ik radicaal stelde dat de kosten van die bakstenen niet mogen worden doorberekend via een heffing op het transport. Van die radicale inzet kom ik nu een beetje terug. Wij zitten nu blijkbaar in een breekbaar proces en het zal niet bevorderlijk zijn daarmee zo radicaal om te gaan als ik in eerste instantie voorstelde. De directies van de productiebedrijven hebben hun handtekening gezet onder de overeenkomst op hoofdlijnen, maar hun toezichthouders, commissarissen en eventueel aandeelhoudersvergadering hebben daaraan nog hun goedkeuring onthouden. Het lijkt mij niet verantwoord dat de Kamer daar nu een of meerdere elementen uithaalt. Die overeenkomst op hoofdlijnen waarvan ik nog steeds hoop, verwacht en tracht te bevorderen dat hij wordt uitgevoerd, laat dit immers niet toe.

De handtekeningen zijn gezet onder voorbehoud van goedkeuring door de commissarissen, van Brussel en het verdelingsakkoord over de kosten van de SEP. De partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over dit verdelingsakkoord. Dat is triest, maar het is niet anders. Ik denk dat de minister er buitengewoon verstandig aan heeft gedaan een commissie van drie wijze mannen aan te stellen. Het is ook verstandig dat zij zich heeft voorgenomen hun advies in de wet vast te leggen. Op die manier kunnen de kosten definitief worden verdeeld. Het is de vraag hoe de productiebedrijven zich zullen gedragen als die wijze mannen – ook na overleg met de productiebedrijven – een oordeel en advies hebben uitgebracht. Ik ga ervan uit en ik vind dat ik daarvan mag uitgaan, dat de productiebedrijven hun verantwoordelijkheid, hun morele verantwoordelijkheid, maar nog meer dan dat, zullen nemen voor de kosten die voortvloeien uit het verleden. Zij kunnen natuurlijk een aantal topjuristen inschakelen om dit heel lang te rekken en de overheid te betrekken in deze juridische procedures, maar ik denk dat noch de productiebedrijven noch de afnemers, de burgers en bedrijven daarmee zijn gediend. Ik doe daarom een beroep op de productiebedrijven, hun aandeelhouders en commissarissen om na uitspraak van de wijze mannen conform die uitspraak te handelen. Ik heb begrepen dat niet alleen de kosten van de bakstenen moeten worden betrokken in de verdelingstoedeling, maar alle overeenkomsten die de SEP heeft gesloten. Volgens mij is hierover een amendement ingediend; dat heeft in ieder geval mijn instemming. Ik zal het steunen.

Ik kom te spreken over de overnameprijs. De wijze mannen moeten in de overwegingen meenemen wat de sector of de leden van de sector zelf kunnen dragen. Wij hebben er geen behoefte aan om een of meer productiebedrijven failliet te laten gaan. Daar schieten wij niet veel mee op. Hierdoor heen speelt de overnameprijs van UNA. Tactisch gezien is het moment niet erg gelukkig gekozen. Het is buitengewoon kortzichtig. Misschien kunnen wij er toch ons voordeel mee doen. De overnameprijs van de UNA is veel groter dan wij ooit hadden gedacht. Dat betekent dat je de draagkracht van de productiebedrijven toch wel moet betrekken bij de verdeling van de kosten van de bakstenen. Er zou een amendement op dit punt worden ingediend om het element van de draagkracht van de productiebedrijven, inclusief een eventuele overnameprijs door de bedrijven c.q. de huidige aandeelhouders mee te laten betalen, mee te nemen. Wij steunen dat amendement. Ik was ook blij met de toezegging van de minister in het wetgevingsoverleg. Voor haar was het een nieuw feit, waarnaar zij expliciet zou kijken. Voor alle zekerheid hebben wij daarvoor een amendement gemaakt.

Voorzitter! De burger en het bedrijfsleven betaalden decennialang de monopolieprijs, inclusief de bakstenen die erin zaten. De kosten van de bakstenen werden ook steeds op de afnemers verhaald. Wat dat betreft is er niets nieuws onder de zon. Het wordt nu in elk geval minder en dat is een winstpunt van de privatisering en de liberalisering. Ik wil positief optimistisch eindigen. Op dit moment stijgt de olieprijs. Als die blijft stijgen, dan is dat – er kunnen neveneffecten optreden – voor de energieprijs en voor de bakstenen een goede ontwikkeling. Over twintig jaar zou het misschien nog mee kunnen vallen.

De heer Crone (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Ik zal nog op hoofdpunten ingaan. Ik zal niet in herhalingen vervallen. Er is immers een uitvoerig stenografisch verslag van het wetgevingsoverleg.

Ik begin met de bescherming van de consumenten, de kleinverbruikers. Ons amendement op stuk nr. 19 geeft nu meer zekerheid aan de kleinverbruikers, omdat de minister die de stroomprijs vaststelt voor kleine klanten, ieder kwartaal op basis van de wet de prijs kan verlagen als in het vrije geliberaliseerde deel van de markt de prijzen ook dalen. Dat garandeert dat de kleine klanten ook mee kunnen profiteren van de vrijemarktwerking. Anderzijds dwingt het de bedrijven om niet te gemakkelijk prijsvoordelen te geven aan de grootverbruikers, omdat zij dan weten dat zij diezelfde rekening kunnen krijgen van de kleinverbruikers. De minister zei dat het al stond in de nota naar aanleiding van het verslag. Dat mag zo zijn, maar ik heb het liever in de wet. De Kamer zal de minister goed in de gaten houden of zij haar bevoegdheid ieder kwartaal wel benut. Ook organisaties als de Consumentenbond en andere belangenbehartigers kunnen ons of de minister daartoe aanzetten.

Ook het amendement op stuk nr. 28 is belangrijk omdat dit de serviceverlening voor de klanten vastlegt. Kleine klanten blijven afhankelijk van die monopolist. Zij kunnen voor de elektriciteit niet naar een andere leverancier. Bovendien kan de monopolist om zijn winst te vergroten laks zijn in de serviceverlening. Dat wordt via het amendement voorkomen. Compensatie c.q. boetes kunnen aan de klant worden doorgegeven. De ervaring in Engeland leert dat je het beter vooraf helder kunt vastleggen dan wachten totdat zich hoofdregels hebben ontwikkeld en je een aantal jaren leergeld hebt moeten betalen. Uiteraard zal de dienst toezicht bij het vaststellen van de hoofdregels gebruik kunnen maken van de bestaande regels en van het overleg dat nu gaande is tussen Energienet en de Consumentenbond. Ik vond het jammer dat minister Jorritsma vorige week eerst afhoudend reageerde met vrees voor bureaucratische regels. Als je het vooraf niet helder regelt – in Engeland is het in elf hoofdregels eenvoudig vastgelegd – ga je een periode van onzekerheid en ontwikkeling van jurisprudentie tegemoet. Dat is veel lastiger.

Dan de internationale dumping. Gelukkig heeft de minister nu in een nieuwe nota van wijziging aangegeven dat ook zij zich minder lankmoedig zal opstellen tegenover mogelijke concurrentievervalsing vanuit bijvoorbeeld Frankrijk. Uit de derde nota blijkt dat zij nu wel degelijk vrije import wil verbieden uit landen die dit zelf niet toestaan. Het is overigens een kan-bepaling, zodat ik de minister nadrukkelijk vraag of zij wil toezeggen dat zij deze bepaling ook zál gebruiken en dus zo nodig eenzijdig importvergunningen zal weigeren als de openstelling van de markt niet volstrekt wederkerig is. Dit kan zich immers morgen of in de komende maanden al voordoen, en wij moeten nu al met een lik-op-stukbeleid laten zien waar wij staan. Verleden week had ik gevraagd of ik misschien een motie daarover zou moeten indienen om het parlement in Frankrijk een koekje van eigen deeg te laten proeven; misschien moet ik er in tweede termijn nog eens op terugkomen.

Verder is het heel belangrijk dat er eerlijke transporttarieven worden gehanteerd. Wij zijn blij dat er Kamerbrede steun en ook steun van de minister is voor het amendement op stuk nr. 18, waarin wordt geregeld dat ook producenten meebetalen aan de transportkosten, en wel naar de mate waarin men kosten veroorzaakt. Zowel de doelmatigheid – ieder betaalt zijn deel – als het principe dat beide kanten van de markt meebetalen, wordt in de wet vastgelegd, zodat de dienst toezicht en de minister de tariefstructuur daar verder op zullen moeten enten. Ik hoop dan ook dat er een goede, transparante formule uit de bus zal komen met als hoofdelement producent en afnemer, als tweede element kilowattuur als drager – ook de voorkeur van de minister – en als derde element het betalen per spanningsniveau van de aansluiting, waarvan ik nog steeds gecharmeerd ben. Wel, wij zien wel of dit eruit komt, maar dit lijkt mij toch een combinatie van een eerlijke kostenverdeling, transparantie en het bevorderen van vrije stroomhandel, zelfs op de beurs. Laten wij afspreken dat wij dit systeem, als het er eenmaal is, in ieder geval na een jaar snel zullen evalueren om na te gaan waar de problemen zitten.

Van belang is ten slotte nog de toezegging van de minister dat zij nog zal terugkomen op de systematiek van de gastarieven, die van grote invloed is op de warmtekrachtmogelijkheden in de glastuinbouw. Dit heeft hiermee maar zijdelings te maken, maar omdat deze ontwikkeling gaande is, ben ik benieuwd of de minister er nog nader op kan reageren.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

U heeft inderdaad een amendement ingediend dat de mogelijkheid biedt om ook producenten te laten bijdragen in de kosten van het gebruik van het net. Dit lijkt mij een goede stap, maar het is de vraag of het op die manier afdoende geregeld is. In mijn perceptie is het namelijk nog steeds zo dat het voor de consumenten, die op het laagspanningsnet zijn aangesloten, niet uitmaakt of zij hun energie betrekken van een windmolen in de buurt of van een grootschalige centrale. Zij betalen in beide gevallen hetzelfde transporttarief. Zo is de situatie nog steeds, volgens de huidige wet. Moet daar niet iets naders voor geregeld worden?

De heer Crone (PvdA):

Op basis van het amendement en de nieuwe wetstekst zou dat niet zo zijn. Als levering van stroom van een windmolen in de buurt tot het vermijden van transportkosten op hogere niveaus leidt, dan is dat een prijsvoordeel op het lagere netniveau. Dat moet dan, zoals de minister ook al in de nota naar aanleiding van het verslag meldde, kunnen leiden tot misschien zelfs een premie op die windmolen, omdat die bijdraagt tot verlaging van de kosten. Dan betaalt de afnemer misschien nog wel evenveel, maar in dit voorbeeld krijgt de producent met de windmolen een voordeel. En ik heb ook het voorbeeld genoemd dat de eigenaar van een grote centrale waarvoor nieuwe kabels moeten worden getrokken die niet nodig zouden zijn in verband met de capaciteit en die dus een hoog privaat belang hebben, zou moeten meebetalen omdat er voor hem extra investeringen worden gedaan. Deze afweging wordt nu mogelijk, terwijl volgens de oude wet de afnemer alles betaalde. Nu betalen de afnemer en de producent alles, maar voor de verhouding waarin worden nu formules beproefd. Ik zou het liefst alles in de wet opschrijven, maar dergelijke formules toch niet.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik ben het er helemaal mee eens dat het winst is dat producenten nu gaan meebetalen en dat het ook mogelijk is om prikkels te geven als zij minder kosten voor het net veroorzaken, maar die voordelen zouden toch ook voor de consument te merken moeten zijn. De consument betaalt toch nog steeds hetzelfde tarief, of hij nu stroom van een windmolen of van een grote centrale betrekt? Die situatie vind ik niet rechtvaardig.

De heer Crone (PvdA):

Ook bij u is nu het misverstand dat bestond over de kleine afnemer uit de weg geruimd, namelijk dat de afnemer in het cascadestelsel alles zou moeten betalen. Dat was al niet zo: steeds is bedoeld dat wat de afnemer zou betalen, zou afhangen van de mate waarin hij ervan gebruik zou maken. In het geval van de windmolensproducent is het voordeel voor de klant dat hij goedkopere windmolenenergie kan kopen. Hij neemt dat af, want anders zou het niet geproduceerd worden. Daar gaan vrager en afnemer elkaar dus vinden. Juridisch is interessant wie de eerste betaler is. Als econoom zeg ik dat dat in de markt niet veel uitmaakt. Als de kosten maar transparant en eerlijk verdeeld zijn volgens deze beginselen, komen uiteindelijk alle kosten bij de afnemer terecht, want dan ligt de prikkel waar je investeert en in wat voor soort energieopwekking tenminste goed. Die prikkel ligt niet scheef, ten nadele van decentrale opwekking, maar is in principe eerlijk, dus ook niet ten nadele van een andere vorm van opwekking.

Voorzitter! Ik kom toe aan warmtekrachtkoppeling en duurzame energie. Het succes van de marktwerking, dus lage prijzen, kan in feite de nekslag betekenen voor warmtekrachtkoppeling en duurzame energie. Deze krijgen weliswaar een eerlijker transporttarief. Er zijn nog belangrijke regelingen, zoals de regeling inzake energiebelasting, met 500 mln. positieve prikkels en vrijstellingen voor duurzame energieopwekking. Wij hebben ook andere regelingen, zoals een optimale energie-infrastructuur in nieuwe woonwijken. Maar toch zal een lage prijs uiteindelijk betekenen dat het moeilijker wordt te concurreren. Die zorg blijven wij houden. Ik krijg graag van de minister een toelichting, met welke instrumenten zij overweegt warmtekrachtkoppeling te blijven stimuleren in deze markt. Ten aanzien van duurzame energie willen wij het kapstokartikel activeren, dat wij in de wet al hebben opgenomen. Het gaat om een kan-bepaling, om het systeem van verhandelbare duurzame energiecertificaten nu ook werkelijk te gaan invoeren. Op dit punt had ik het voornemen een motie in te dienen. Wij zitten nu tussen het wetgevingsoverleg en de tweede termijn. Maar misschien is het voor het debat ordelijk als ik vraag of ik die motie alvast mag indienen.

De voorzitter:

Ik zal daarvoor eerst de toestemming van de Kamer moeten vragen. Hoe denkt zij daarover?

De heer Van den Berg (SGP):

Wat is precies de argumentatie om een motie in eerste termijn in te dienen? Er moet immers altijd een reden voor zijn. Het feit dat er een wetgevingsoverleg is geweest, kan dat mijns inziens niet zijn, want wij hebben gewoon een debat in twee termijnen. Wat is de reden voor afwijking van de normale regel?

De voorzitter:

Het hoeft niet. De vraag is meer of er een motie in eerste termijn mag worden ingediend. De heer Crone wil het misschien wel uitleggen.

De heer Crone (PvdA):

Het is meer voor de vlotheid van het debat. Ik kan hier natuurlijk vragen of de minister ook vindt dat het kapstokartikel moet worden geactiveerd, waarvoor ik dan de argumenten geeft. De minister zegt dan in eerste termijn wat zij daarvan vindt. Ik kan dan alsnog een motie indienen. Maar puur kortheidshalve wil ik daarom in eerste termijn een motie indienen. Maar als u er de voorkeur aan geeft dat ik alles oplees, behalve het dictum, komt dat in de tweede termijn terug. Zo simpel is het.

De heer Van den Berg (SGP):

Het lijkt mij niet logisch om daartegen bezwaar te maken. Maar ik vind het wel altijd goed dat er een reden is om het in eerste termijn te doen. Bovendien mag daarmee nog niet de toon worden gezet, zodat van iedereen in eerste termijn wordt verwacht dat moties worden ingediend. Ik heb ook nog een paar dingen in gedachten, maar volgens goed parlementair gebruik wil ik dat laten afhangen van het antwoord van de minister, om dan eventueel in tweede termijn een motie in te dienen.

De voorzitter:

Ik ben daar in het algemeen ook erg voor. Ik ben ervoor de normale regels zoveel mogelijk te handhaven. Maar als een Kamerlid dat vraagt en er voldoende reden voor heeft, neem ik aan dat het debat daardoor inhoudelijk ook op een betere manier kan worden gehouden.

De heer Crone (PvdA):

Ja, dat is echt de bedoeling. Op het punt van de internationale maatregelen heb ik gezegd dat ik misschien een motie indien, maar daarvoor wacht ik eerst het antwoord van de minister af. Dat geldt ook voor een ander punt.

De voorzitter:

Ik heb het idee dat u nu toestemming heeft om uw motie in te dienen.

De heer Crone (PvdA):

Ik lees haar voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat in een geliberaliseerde elektriciteitsmarkt de marges voor niet-conforme investeringen smal zijn;

constaterende, dat daardoor de concurrentiepositie voor duurzame energieopwekking aanzienlijk zal verslechteren;

constaterende, dat de consumentenvraag naar duurzame energie nog steeds lijkt toe te nemen;

spreekt uit dat vastgehouden moet worden aan de door de Kamer vastgelegde doelstelling van 10% duurzame energieopwekking in 2020;

verzoekt het kabinet het systeem van het verhandelen van certificaten voor duurzame energieproductie conform artikel 53 e.v. van de Elektriciteitswet met ingang van 2001 ten uitvoer te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Crone, Voûte-Droste en Van Walsem. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 55 (26303).

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Waarom noemt de heer Crone het jaar 2001 en waarom pleit hij niet voor zo snel mogelijke realisatie, bijvoorbeeld in het jaar 2000?

De heer Crone (PvdA):

Ik denk dat 2001 zo snel mogelijk is. Je kunt natuurlijk uitgaan van 2000, maar het punt is dat je eerst nog het systeem moet opzetten en dat je alle definities terzake nog moet formuleren. Tevens moet je het ruim van tevoren aankondigen, want anders geldt die verplichting dus niet. Naar mijn mening is in het perspectief van 2020, 2001 het vroegste moment, maar er gaat natuurlijk nu al een signaal van uit. Daarom hecht ik eraan dat dit in een motie wordt vastgelegd. De minister wil het eerst nog eens onderzoeken en wil vervolgens in het najaar in het energiejaarbericht melden of zij dit systeem wel of niet wil, maar dan moet zij daarna weer op gang komen om het systeem in te voeren. Dat halfjaar wil ik in ieder geval winnen. Verder is de motie een signaal naar de markt, in de zin dat geprobeerd wordt de onzekerheid bij distributiebedrijven en producenten, waardoor ze wachten met investeringen, weg te nemen. Men zou bij wijze van spreken morgen al kunnen doorgaan met investeren, want men weet dat de Kamer vindt dat het systeem er zou moeten komen. In dat geval kun je daar maar beter vanaf het begin op anticiperen.

Dan kom ik te spreken over de niet-marktconforme kosten. Wij zien dat de mogelijke verkoop van de UNA bij velen dollartekens in de ogen heeft gebracht, niet in de laatste plaats in deze Kamer. Zojuist zag ik de heer Van den Akker nog in zijn ogen wrijven. Alsof het grote geld nu voor alle productiebedrijven binnen zal varen en er dus geen enkel probleem meer is. Dat lijkt mij niet verstandig, want er valt nog steeds heel veel te verliezen bij de overige drie productiebedrijven. Daar is zelfs een koude sanering te vrezen als zij niet zo'n gelukkig huwelijk tegemoet kunnen zien. Het is verstandig om ons zowel op het goede weer als op het slechte weer te kleden en in principe vast te houden aan de afgesproken compensatie van de NMC-kosten en tegelijkertijd in te bouwen dat bij een gebleken grotere draagkracht van de productiebedrijven, de compensatie lager kan worden of zelfs kan vervallen. De commissie van drie wijze weermannen zou hierover kunnen adviseren.

De door mevrouw Voûte, de heer Van Walsem en mij ingediende amendementen voorzien hierin, want daarin vindt een herweging van de lusten en de lasten plaats en wordt er voorts een integrale oplossing nagestreefd. Dat geldt niet alleen voor de niet-marktconforme kosten, maar ook voor de opsplitsing van de overeenkomst van samenwerking.Crone Tevens wordt op deze wijze een evenredige verdeling van de lusten en de lasten in een klap geregeld. Het mag niet zo zijn dat de sector de niet-marktconforme kosten gecompenseerd krijgt, maar dat deze over de verdeling van de lasten tot in lengte van jaren ruzie kan blijven maken. Als de sector het niet eens kan worden of zich niet neerlegt bij een compromis, krijgt die ook niet de bijdrage uit de NMC-kosten. De ingediende amendementen voorzien naar mijn mening geheel en al in deze doelstelling.

De heer Van den Akker (CDA):

Hoe stelt de heer Crone zich dat voor? Een bedrijf zoals de UNA dat voor een goede prijs verkocht wordt, heeft veel draagkracht en krijg dus de bakstenen voor zijn kiezen. Tegelijkertijd kan het voorkomen dat een ander productiebedrijf niet verkocht wordt en dus weinig draagkracht heeft. Die zou dan de bakstenen mogen doorberekenen aan de eindverbruiker. Op die manier ontstaat op de markt wel oneerlijke concurrentie tussen dat bedrijf en de UNA. Daarbij komt dat er een gedifferentieerde tariefstructuur ontstaat, in de zin dat een klant van de UNA een andere prijs betaalt dan een klant van een bedrijf dat de bakstenen doorberekent. Dat is toch geen gelijkheid in de markt meer?

De heer Crone (PvdA):

Ook de UNA wordt niet direct rijk van deze deal. De opbrengst komt voornamelijk terecht bij de aandeelhouders van de UNA. Er wordt wel extra in de onderneming geïnvesteerd, maar het grootste deel van de opbrengst wordt doorgesluisd naar de lagere overheden. De UNA is daarmee niet sterker geworden. Er kan hooguit gezegd worden dat er zoveel in het bedrijf is geïnvesteerd dat men, wanneer het misgaat, UNA niet meteen om zal laten vallen. Er kan natuurlijk ook gezegd worden dat er al zoveel in is geïnvesteerd dat de marginale kosten niet verder mogen stijgen.

Als een ander productiebedrijf geen kapitaalinjectie krijgt, blijft het zwakker. Moet het extra gestraft worden door ook de bakstenen voor eigen rekening te moeten nemen of moet op dat punt juist steun verleend worden? Die steun gaat dan uiteraard niet naar de aandeelhouders. Voor de aandeelhouders is er een groot verschil. In Noord-Holland en Utrecht zijn zij erg goed weggekomen. Ik neem aan dat de Amerikaanse belastingbetaler daar het nodige aan bijdraagt. De Amerikaanse investeerder betaalt dit bedrag omdat dit aftrekbaar is. Ik heb overigens gelezen – op dezelfde pagina van Het Financieele Dagblad waarop de verkoop van de UNA werd aangekondigd – dat de Amerikaanse fiscus deze regeling zal afschaffen. Laten wij hopen dat de Amerikaanse investeerder nog op tijd is. Er zijn nog veel onzekerheden, ook rond de verkoop van aandelen. Hoofdpunt blijft dat wij ons voor de afzonderlijke bedrijven op goed en op slecht weer moeten kleden. De heer Van den Akker wil alleen maar mooi weer. Dat kost niets.

De heer Van den Akker (CDA):

Dat is niet waar. Ik wil alleen weten hoe het in de praktijk gaat als het ene bedrijf wel draagkrachtig is en het andere niet. De klanten zullen te maken krijgen met gedifferentieerde tarieven en er ontstaat oneerlijke concurrentie. Ik zie het oordeel van Brussel met belangstelling tegemoet.

De heer Crone (PvdA):

De oneerlijke concurrentiepositie ontstaat als het ene bedrijf wel en het andere niet rijk weet te huwen. Via de niet-marktconforme kosten kan de situatie zoveel mogelijk gelijkgetrokken worden. Op de commissie van wijze mannen rust de zware taak om uitsluitsel te geven.

Voorzitter! Het laatste hoofdpunt van mijn betoog betreft het eigendom van het landelijke net. Wij hebben altijd een voorkeur gehad voor het in overheidshanden laten van het strategisch belangrijke landelijke koppelnet; van lagere overheden of van de centrale overheid. In het NMC-pakket krijgt de overheid de helft plus 1 van de aandelen. Dat juich ik op zichzelf toe. Het is echter wel de vraag of wij de rest van de aandelen snel in private handen zullen zien verdwijnen. Bij wet heeft de minister de opdracht gekregen hiervoor eerst toestemming te verlenen. Wil de minister deze toestemming voorlopig niet verlenen? Ik wijs erop dat de markt en ook het toezicht zich niet hebben gesetteld. In de wetgevingsoverleggen van januari en februari was steeds de hoofdlijn de fout van Engeland te voorkomen door eerst te privatiseren en dan te zien of de markt goed werkt. Wij moeten ervoor zorgen dat eerst de markt goed werkt.

Minister Wijers heeft het in de Eerste Kamer nog duidelijker gezegd. Er moet zelfs voor de productiebedrijven duidelijkheid zijn over de overgang van de huidige naar een meer geliberaliseerde situatie. Daarbij spelen OVS en het protocol een belangrijke rol. Deze minister gaat dus nog een stap verder. Als er geen oplossing is voor de bakstenen, mag een productiebedrijf nog niet geprivatiseerd worden. Wat is de reactie van de huidige minister hierop? Minister Wijers heeft gezegd dat wij het ons niet kunnen permitteren dat er ook maar het geringste risico bestaat dat er geen ordelijke overgang naar de geliberaliseerde markt is.

De UNA is na de overname nog voor 12,5% aandeelhouder van het net. Minister Wijers heeft de Kamer vele malen toegezegd dat de volgorde moet zijn: eerst liberaliseren en het toezicht regelen en dan pas privatiseren. Dat zou de facto betekenen dat minister Jorritsma de verkoop van de UNA niet goed kan keuren, zeker voorzover het de aandelen in Tennet en SEP betreft. Deze aandelen kunnen worden afgesplitst in bijvoorbeeld een BV aandelenbeheer. Het productiedeel kan dan wel worden verkocht, maar het netbeheer blijft in handen van lagere overheden. Wil de minister deze weg bewandelen? Wij hebben wel gepoogd om met een bijna structuur-NV en Chinese muren voldoende onderscheid te maken tussen en afstand te creëren tot de aandeelhouder en de netbeheerder, maar pas na afloop zal blijken of dat echt werkt. Ik heb minister Wijers al geciteerd, die zei dat wij op dat punt niet de minste risico's mogen lopen. Het zou slecht zijn als privaat geaarde monopolies ontstaan in de markt. Wij mogen op dat punt niet naïef zijn. Wij zijn allen tegen misbruik van voorkennis in allerlei situaties, maar het is bijna nooit te bewijzen. Als wij het al weten, is dat altijd achteraf, dus te laat. Die risico's vinden wij te groot. Vandaar de door ons gekozen lijn. Het aandelenpakket blijft daarmee voorlopig in handen van lagere overheden.

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter! Na het wetgevingsoverleg wil ik mij in deze plenaire bijdrage in hoofdzaak beperken tot een drietal aspecten. In de eerste plaats maak ik enkele algemene opmerkingen over de marktwerking in de energiesector. In de tweede plaats ga ik in op enkele bepalingen uit het wetsvoorstel die nog nadere bespreking behoeven, ook na het wetgevings overleg. In de derde plaats trek ik enkele voorlopige conclusies.

Voorzitter! Als algemene opmerking wil ik er nog eens op wijzen – dit is wellicht een open deur, maar ik zeg dit niet zonder noodzaak – hoe ontzaglijk snel de ontwikkelingen in dit veld gaan. Slechts enkele jaren geleden, eind 1995, dachten wij met de Derde energienota in feite een heel duidelijk beeld te hebben van het toekomstig kader voor de energievoorziening in Nederland. Het was een prachtig beeld, waarin zaken zoals energiebesparing en -technologie en ook de rol van de markt duidelijk besproken werden. Men zag voor de overheid nog een belangrijke sturende rol weggelegd.

Ik moet constateren dat begin 1999 de werkelijkheid er wel wat anders uitziet. Zaken die toen nog duidelijk in beeld waren, lijken inmiddels te zijn achterhaald. De Elektriciteitswet is vastgesteld. Wij spreken nu over een belangrijke wijziging. Je kunt je afvragen of de uitgangspunten die destijds ten grondslag lagen aan de Elektriciteitswet door die ontwikkelingen inmiddels niet alweer goeddeels zijn achterhaald. Ik denk dan met name aan het niet tot stand komen van het grootschalige productiebedrijf. Dat heeft nogal wat consequenties.

De Elektriciteitswet ligt thans ter wijziging voor. Er moet nog een Gaswet in de Kamer worden behandeld die, naar ik heb begrepen, toch weer andere structuren zal kennen. Dat alles roept bij mijn fractie de vraag op of er op dit moment een actueel beleidskader is om alle ontwikkelingen in de energiesector verantwoord te onderkennen en er een goed beleid op te richten. Ik denk daarbij in het bijzonder aan hetgeen er momenteel op provinciaal niveau gebeurt ten aanzien van de privatisering van de verschillende nutsbedrijven. Hoe staat de minister daar tegenover? Welk uitgewerkt beleidskader hanteert zij voor haar visie daarop? De hoofdvraag van mijn fractie in dit debat is: hoe blijft de nutsfunctie in de energievoorziening in stand? Wij hebben daar grote twijfels over.

Zoals gezegd, staat mijn fractie sceptisch tegenover een volledig vrije elektriciteitsmarkt. Het is bekend dat zij op zichzelf al ernstige kritiek heeft op de nog steeds voortdurende tendens naar marktwerking in allerlei ook min of meer publieke sectoren. Wij moeten daar heel voorzichtig in zijn. Te gemakkelijk wordt voorbijgegaan aan mogelijke neveneffecten die de liberalisering van de energiemarkt zeker met zich brengt. Die effecten zijn er, al wordt er soms wel eens badinerend over gedaan. De voordelen worden breed uitgemeten, maar mogelijke nadelen krijgen wel eens wat minder aandacht.

Ik wil in dit verband wijzen op het belangrijke advies van de Raad voor het openbaar bestuur "De overheid de markt in- of uitprijzen" van december 1998. De raad vreest dat bij de discussie over marktwerking in de publieke sector de nadruk momenteel te veel en te eenzijdig op de markt ligt. De raad oordeelde dat in het vervolg aangetoond moet worden dat de uitvoering door de markt van publieke taken zoals energievoorziening voordelen biedt ten opzichte van de bestaande situatie. Er wordt te gemakkelijk gezegd, zo constateert de raad, dat marktwerking goedkoper en beter is. In de eerste plaats zal steeds een analyse gemaakt moeten worden van de overheidsverantwoordelijkheid die in het geding is en vervolgens ook een systematische afweging van kosten en baten. Neemt de minister deze zeer belangrijke opmerking van de Raad voor het openbaar bestuur ter harte? Vindt zij dat die lijn bij de elektriciteitsvoorziening en, breder gezien, bij de liberalisering in de nutssector wel voldoende ter harte wordt genomen? Wil de minister daarop reageren?

Voorzitter! Bij liberalisering van de elektriciteitsmarkt lijkt de positie van de Nederlandse energiebedrijven niet al te rooskleurig. Die zorgelijke toekomst ligt vooral aan twee zwakten: de geringe schaal van de Nederlandse bedrijven en de solvabiliteit die te zwak zou zijn om kapitaal voor de benodigde investeringen goedkoop te kunnen aantrekken. De fusie van die vier huidige productiebedrijven tot een grootschalig productiebedrijf had aan deze zorg een eind moeten maken, maar die optie is op een mislukking uitgelopen. De vraag blijft of daarmee een deel, althans van de basis, van de huidige Elektriciteitswet is weggeslagen. Was de liberaliseringsoperatie niet juist mede op dat ene grootschalige productiebedrijf gebaseerd?

Voorzitter! De overname van UNA door het Amerikaanse Reliant Energy werd in de media een "liberaal teken aan de wand" genoemd. De zeggenschap over onze energievoorziening wordt aldus in internationale, particuliere handen gegeven, terwijl de consequenties daarvan nog geheel niet helder zijn. Reliant heeft Europese ambities. Dat is wel duidelijk. Maar die ambities zullen zich bijvoorbeeld kunnen richten op Franse en Duitse energiebedrijven. Wat dan te doen met de overcapaciteit? Het is niet ondenkbaar dat de liefde van Reliant voor UNA weer bekoelt en UNA uiteindelijk weer wordt afgestoten. Welke vinger heeft de overheid op termijn nog in de pap? Hebben wij dan het nakijken?

Dat brengt mij tot de sociale gevolgen waar ik toch nog even op terug wil komen. Ik heb er vorige week al heel kort op gewezen. De SGP-fractie betreurt het dat in het voorliggende wetsvoorstel de sociale gevolgen die de liberalisering van de energiemarkt meebrengt, toch zeer onderbelicht zijn gebleven. Ook tijdens het wetgevingsoverleg maakte de minister zich er naar mijn mening wat makkelijk vanaf. Haar reactie was liberaal pur sang, meer dan wij van een minister die ook het sociaal-democratisch smaldeel in het kabinet vertegenwoordigt, zouden mogen verwachten. De suggestie werd zelfs gewekt alsof men binnen de Nederlandse energiesector aan sociale werkverschaffing zou doen! Dat kan toch niet de bedoeling zijn.

Naar verwachting zal als gevolg van de nieuwe wetgeving die de nodige reorganisaties en fusies meebrengt, de komende vijf jaar de werkgelegenheid in de Nederlandse elektriciteitssector naar schatting met 25% afnemen. Waarop baseert de minister haar veronderstelling dat dit louter als gevolg van efficiencyoverwegingen te verwachten banenverlies zich wel in de consumententarieven zal vertalen? Welke garanties heeft zij daarvoor? Is de regering bereid daadwerkelijk bij te dragen om de sociale gevolgen van deze liberaliseringsoperatie op zijn minst te verzachten?

Het effect van liberalisering van de elektriciteitsmarkt op Europese schaal zou eigenlijk toch moeten zijn dat het internationale speelveld voor iedereen gelijk is: voor Nederlandse partijen in het buitenland en voor buitenlandse partijen op de Nederlandse markt. Mijn twijfels of het in de praktijk ook zo werkt, zijn na het wetgevingsoverleg zeker niet weggenomen. In de Nederlands situatie is slechts sprake van eenrichtingsverkeer. Bijna alle geïmporteerde stroom komt uit Duitsland, terwijl de gemiddelde stroomprijs in Nederland lager ligt. Geen enkel Nederlands stroombedrijf verkoopt in Duitsland elektriciteit. Dankzij de afstandsafhankelijke tariefopbouw is het moeilijk op de Duitse markt te komen. De minister zegt haar Duitse collega op dat punt te hebben aangesproken. Tot welk resultaat mag dat geleid hebben? Hoe zinvol is het om dit onderwerp op de Europese ministerraad te agenderen? Ik meen dat de minister dat had toegezegd. De Brusselse molens malen langzaam, terwijl de minister juist vaart wil zetten achter het vrijmaken van de vaderlandse elektriciteitssector. Ligt het niet veel meer voor de hand om vooralsnog het reprociteitsbeginsel zonder meer van toepassing te verklaren? De derde nota van wijziging tendeert al in die richting, om dat instrument ten opzichte van Frankrijk te gebruiken.

Een vraag die zich gezien de actualiteit aan ons opdringt, is wat de consequenties zijn van het aftreden van de Europese Commissie voor de voortgang van acties richting Commissie die de minister in het kader van de mededinging op dit terrein ontplooit of denkt te ontplooien. Wat betekent dat voor het tijdpad? Het gaat natuurlijk allemaal nog weer langer duren.

Mede in dit verband willen wij expliciet aandacht van de minister vragen voor de sanering van de internationale en nationale overcapaciteit. Het mag toch niet zo zijn dat via de nu toegestane importcontracten de internationale overcapaciteit in Nederland wordt gedumpt. Daarmee worden de kleinverbruikers, die vooralsnog immers niet mogen importeren, benadeeld. Wat vindt de minister van de suggestie van MKB Nederland om de toegang tot het Nederlandse net voor een importcontract te binden aan een accountantsverklaring waaruit blijkt dat de aanbieder zich niet schuldig maakt aan dumping? Ik hoor graag de reactie van de minister op deze suggestie.

Voorzitter! Zowel bij onze inbreng voor het verslag als tijdens het wetgevingsoverleg hebben wij aandacht gevraagd voor de consequenties van de voorgestelde tariefstructuur voor de positie van duurzame energieopwekking en de haalbaarheid van energie-efficiencyafspraken. Het antwoord van de minister was bij beide gelegenheden nog niet expliciet genoeg. Wij zouden graag klip en klaar willen horen waarom het cascadestelsel niet nadelig zou zijn voor energievoorzieningen met als kenmerk decentrale opwekking. Het productschap tuinbouw stelt in zijn commentaar dat het cascadeprincipe bij het transporttarief met name voor de doorlevering op korte afstand, zoals bij warmtekracht waarbij meestal met middenspanning kan worden volstaan, nadelig werkt. En het gegeven dat zelfopwekkers bij het voorgestelde tarief voor systeemdiensten voor alle gebruikte kilowatturen moeten betalen, zou alle interesse voor decentrale opwekking frustreren. De minister is daar niet zo expliciet op ingegaan. Ik zou graag nog eens een nadere reactie van haar willen horen inzake de gevolgen voor de tuinbouw in dat verband.

Mevrouw de voorzitter! Ik kom te spreken over het Erasmusonderzoeksproject, een "level playing field op de Nederlandse elektriciteitsmarkt". Ik dank de minister voor haar snelle en uitvoerige reactie op dat onderzoeksrapport. Zij concludeert dat zij er geen aanleiding in ziet om de voorgestelde tariefsystematiek te herzien. Mijn fractie vindt dit een zeer aangelegen punt. Wij vinden dat op dit punt een zorgvuldige afweging geboden is, temeer daar wij per datum van heden nog een reactie van de Rotterdamse onderzoekers ontvingen die ook de minister is toegezonden. Dat zal haar derhalve in de gelegenheid stellen om, niet afhankelijk van rapporten van Kamerleden, zelf een reactie te formuleren. Dat kan zij wellicht bij haar beantwoording meenemen.

Ik wil enkele punten nog even terughalen. De minister stelt in haar reactie dat het niveaustelsel een onjuiste benadering van de werkelijkheid is, omdat het uitgaat van contractuele leveringen. Maar dat is bij het cascadestelsel toch ook het geval? Volgens de minister kan de elektriciteitsbeurs niet binnen het niveaustelsel functioneren. In reactie daarop stellen de onderzoekers van de Erasmus Universiteit voor om de beurs alleen voor de hoogspanningsproducenten open te stellen en analoog aan de situatie op de oliemarkt, waar de prijs voor de Brentolie referentieprijs is, de prijzen voor lage- en middenspanningselektriciteit aan de hand van een formule van de prijs van hoogspanningselektriciteit af te leiden. Ik hoor daarop graag een reactie van de minister.

Voorzitter! De door de minister genoemde ervaringen in Noorwegen zijn volgens mijn fractie niet zo relevant voor de situatie in Nederland. De structuur van de elektriciteitssector in Noorwegen is natuurlijk volledig anders dan de onze. In Noorwegen wordt vrijwel alle elektriciteit opgewekt met behulp van grote, goedkope en milieuvriendelijke waterkrachtcentrales. Er is daar dan ook geen reden om een tariefstelsel in te voeren dat rekening houdt met lokale opwekking. Die vergelijking gaat dus niet zo sterk op.

De minister zegt dat als gevolg van het door de Rotterdamse onderzoekers voorgestelde niveaustelsel, aanzienlijke investeringen in het laagspanningsnet nodig zouden zijn. In een reactie stellen zij dat het laagspanningsnetwerk niet substantieel behoeft te worden verzwaard. Erkend wordt dat investeringen en aanpassingen nodig zijn, maar tegenover die investeringen staan besparingen op het hoge- en middenspanningsnetwerk in de orde van grootte van 750 mln. per jaar. Dat zou ruimschoots opwegen tegen de extra investeringen in het laagspanningsnetwerk. Kortom, een aantal punten wordt in de brief van heden weerlegd. Ik vind dit onderwerp dermate belangrijk dat ik daarop nog graag een reactie zou ontvangen. Wij moeten immers een gefundeerd standpunt over het tariefstelsel innemen.

Voorzitter! Onze fractie vindt dat de positie van de kleine stroomverbruikers – de burgers en het midden- en kleinbedrijf – helder in de wet moet zijn vastgelegd. Daarbij gaat het niet alleen om de zogenoemde bakstenen, maar ook om de vraag wie de toenemende overcapaciteit betaalt. Mijn fractie heeft vorig jaar ingestemd met het amendement van de heer Crone. Wij hadden aanvankelijk de indruk dat dit aspect in het voorliggende wetsvoorstel enigszins onderbelicht was gebleven, maar het amendement van collega Van den Akker maakt dit meer expliciet. De minister heeft gelukkig geen bezwaar tegen dat amendement. Mijn fractie zal niet willen dat mogelijke voordelen van liberalisatie uitsluitend bij de grootverbruikers belanden. Helder moet in de wet vastliggen dat de kleinverbruikers daarin evenredig moeten delen. Het amendement van de heer Van den Akker op stuk nr. 20 is daarvoor een goede waarborg, temeer waar in de media sprake is van mogelijke tariefdifferentiatie tussen groot- en kleinverbruikers. In hoeverre zal dat straks mogelijk zijn? Welke gronden meent de minister eventueel voor tariefdifferentiatie te moeten hanteren?

Voorzitter! De mislukking van het GPB plaatste de minister voor een probleem. Ook daarover hebben we het al even gehad, maar het vergt nu ook nog een enkele opmerking. Nu wordt zij geacht de verdeling van niet-marktconforme kosten zelf ter hand te nemen. Daarbij komt dat met het verstrijken van de tijd de genoemde bakstenen toch in omvang toegenomen zijn. Berichten spreken zelfs van 8 mld. Daar hebben we het de vorige keer ook over gehad. De minister leek dat te weerspreken, maar kon toen nog niet helder aangeven waaraan wij op dit moment moeten denken. In hoeverre is toch niet de vrees gerechtvaardigd dat deze zwaar op de maag liggende schadepost nog verder in omvang zal toenemen? De minister wil de vermogenspositie van de bedrijven die hierdoor in grote problemen komen, opvijzelen door stroomverbruikers een heffing te laten betalen. Mijn fractie blijft zich afvragen wat voor de kleine stroomverbruiker feitelijk nog de voordelen van de liberalisering zijn als wij die kant uitgaan. De suggesties die in het vorige overleg met name door collega Van den Akker zijn gedaan om bij eventuele verkoop van energiebedrijven de bakstenen mee te nemen, spreken ons aan.

Voorzitter! Nog een enkele opmerking over concrete wetsartikelen en amendementen. Ik noem in de eerste plaats het punt waarover wij de vorige keer discussie hebben gehad, te weten artikel 62 met het amendement op stuk nr. 24 (inmiddels het amendement op stuk nr. 48) inzake de uitzondering op de Algemene wet bestuursrecht voor wat betreft het op een aantal punten openstellen van beroep tegen regels van algemene strekking. Ik heb in het vorige overleg al gezegd dat ik vind dat wij in het algemeen zeer terughoudend moeten zijn met het in specifieke wetgeving maken van uitzonderingen op de Algemene wet bestuursrecht. Maar er kunnen uitzonderingen op worden gemaakt en dat komt ook elders in de wetgeving voor. Wat hier in het bijzonder aan de orde was, is het openstellen van beroep tegen beleidsregels en regels van algemene strekking. Welnu, wat de regels van algemene strekking betreft, kan mijn fractie daarvoor zeker wel argumenten vinden voorzover het gaat om tarieven. In het stuk dat de heer Van den Akker heeft doen ronddelen, wordt een nadere onderbouwing gegeven die mijn fractie wel aanspreekt. Ik ben het niet met deze redenering eens voorzover het betreft het openstellen van beroep tegen beleidsregels. In het kader van de discussie destijds over de Algemene wet bestuursrecht is uitdrukkelijk afgesproken dat niet te doen. Het verheugt mij daarom dat collega Van den Akker zijn amendement heeft gewijzigd en de verwijzing naar artikel 6, dat over beleidsregels gaat, heeft geschrapt. Ik denk dat het amendement nu in de ogen van mijn fractie aanvaardbaar is. Ik hoor heel graag de reactie van de minister op het gewijzigde amendement.

Het tweede amendement dat ik wil noemen en dat inmiddels is ingediend, is dat van collega Van Dijke op stuk nr. 53 over de advisering. Wij hebben het daarover de vorige keer uitvoerig gehad. Ik zal er nu heel kort over zijn. Ik steun dit amendement, omdat ik het niet nodig vind in de wet vast te leggen dat een dergelijke advisering plaatsvindt. Als dat al in de wet vastgelegd zou moeten worden, dan zou er veel meer in vastgelegd moeten worden, zoals de heer Van Dijke terecht in de toelichting stelt, bijvoorbeeld wie er dan om advies moet worden gevraagd.

Het laatste amendement dat ik wil noemen, mevrouw de voorzitter, is het amendement op stuk nr. 11 van de CDA-fractie, dat inmiddels als ik het goed heb gezien – de amendementen rollen dezer dagen over elkaar heen – in gewijzigde vorm op stuk nr. 43 is ingediend. Dat amendement betreft het beheer van het landelijke hoogspanningsnet. Dit is voor mijn fractie een zeer wezenlijk punt. Ik blijf van mening dat hier nu juist de vraag aan de orde is, hoe wij de publieke functie van de nutsvoorziening garanderen. In de ogen van mijn fractie is het netbeheer daarbij van kardinaal belang. Het landelijke hoogspanningsnet is als het ware de hoofdinfrastructuur van deze tak van energievoorziening. Hier hoort de overheid duidelijk zelf greep op te hebben. Kan dat, omdat wij in een private structuur verkeren, dan niet in een publieke structuur, wat de voorkeur zou verdienen, dan dient in die private structuur in ieder geval de zeggenschap van de overheid volledig gegarandeerd te worden. Vandaar dat wij dit amendement van harte blijven steunen.

Mevrouw de voorzitter! Ik kom met uw welnemen tot mijn voorlopige conclusies; voorlopig, omdat wij nog een antwoord en nog een termijn krijgen. Ik moet zeggen dat mijn fractie de nodige bedenkingen heeft tegen het wetsvoorstel zoals het voorligt. Er zijn amendementen ingediend die het wetsvoorstel kunnen verbeteren. Wat dit betreft zullen wij de verdere discussie afwachten. De heer Van Walsem zei iets in de trant van: misschien valt het over twintig jaar wel mee. Dat is echter niet de basis waarop de SGP-fractie haar instemming met dit soort wetsvoorstellen wenst te betuigen. Wij willen graag iets meer duidelijkheid en zekerheid op kortere termijn.

Voorzitter! Wat acht mijn fractie met name van belang? In de eerste plaats ontbreekt een totaalvisie op diverse ontwikkelingen op energieterrein. Ik denk dan vooral aan de privatiseringen. Hoofdvraag daarbij is hoe de publieke functie blijft gewaarborgd. Verder noem ik de mogelijke consequenties van dit wetsvoorstel voor duurzame energie (waaronder de warmtekrachtkoppeling) en de tariefstructuur. Ook noem ik de noodzaak de belangen van de kleinverbruikers veilig te stellen. Voor de steun van mijn fractie aan dit wetsvoorstel zal in ieder geval op deze punten meer duidelijkheid moeten worden geboden.

De vergadering wordt van 21.10 uur tot 21.16 uur geschorst.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Liberalisering betekent vrijmaken, maar de liberalisering van de elektriciteitsmarkt is een bijzondere liberalisering, want deze gaat gepaard met horten en stoten. Onderweg dreigde men zelfs te struikelen over bakstenen. Ik zal straks graag nog even uitleggen wat de bakstenen zijn. Die struikeling gebeurde zodanig dat men eigenlijk werd opgevangen in de open armen van de minister. In plaats dat men zich daar nu heel tevreden onder voelde, was de liefde vrij snel bekoeld. Er moest een commissie van wijze mannen komen om de sector weer in het gerede te brengen met de plannen van de minister. In deze fase zijn wij nu aanbeland. Ik zal dan ook met name ingaan op een aantal punten die de problemen veroorzaken, het horten en het stoten, het bijna struikelen. Een paar van deze struikelblokken en bakstenen zullen uitgebreid in mijn verhaal aan de orde komen, evenals de liberalisering, het gelijke speelveld, de kosten voor de kleinverbruiker en uiteindelijk hoe de zaken kunnen worden opgelost. Ik zal daarvoor een paar aanzetten geven in amendementen.

Voorzitter! Het gaat er uiteindelijk om dat liberalisering geen doel op zich is. Het gaat namelijk om het verhogen van welvaart en het bevredigen van de behoeften van consumenten. Ik zeg bewust dat deze zaken op korte termijn een zekere, mindere prijs geven voor de consument, want dat heeft de minister gegarandeerd en daarop kunnen wij dus rekenen. Op lange termijn zal bij een goede marktwerking een totale, evenwichtige markt ontstaan met gezonde concurrentie die uiteindelijk zal leiden tot innovatie, goede nieuwe dienstverlening en een klant die de beste prijs en kwaliteit krijgt.

In Engeland is men in deze liberalisering voorgegaan. Ik vind dat wij moeten leren van de lessen die daar kunnen worden getrokken. In de Engelse elektriciteitssector leidde meer marktwerking aanvankelijk tot een aanzienlijke kostendaling in de sector, maar pas veel later tot lagere prijzen voor de consumenten. In Nederland kiezen wij daarvoor niet. Wij willen de consument en met name de kleinverbruiker vanaf het begin laten profiteren van deze liberaliseringsoperatie en de daarmee samenhangende lagere prijzen. Misschien dat de minister hierop in haar antwoord duidelijk kan ingaan, omdat het belangrijk is dat een aantal spookbeelden die hierover zijn ontstaan, worden weggenomen. In onze visie gaan die niet op. Liberalisering zal leiden tot meer dynamiek, meer efficiëntie op de elektriciteitsmarkt, en dat zullen wij merken.

De Nederlandse elektriciteitsprijs zal als gevolg van de marktwerking meebewegen met de prijs op de vrije Europese markt. Verwacht wordt dat die prijs omlaaggaat. Er zal straks een beurs zijn; net als nu aandelen op de beurs kunnen worden verhandeld, kan in de toekomst elektriciteit worden verhandeld.

De bakstenen zijn problemen uit het verleden: importcontracten die onrendabel zijn afgesloten, warmtekracht en "damp collect", dat is een kolenvergassingscentrale. De vraag is hoe wij deze bakstenen kunnen oplossen. Wij hebben hierover uitgebreid gesproken tijdens het wetgevingsoverleg. Naar aanleiding van die discussie dien ik nog twee amendementen in, medeondertekend door de collega's Crone en Van Walsem.

Het eerste amendement heeft met name betrekking op het feit dat wij straks een aantal mogelijkheden hebben voor de overnames die nu worden gerealiseerd en de oplossing die moet worden gevonden. Ik lees de toelichting voor: "Gelet op de recente ontwikkelingen rondom voorgenomen privatisering en de daarbij aan de orde zijnde bedragen, dient over de reikwijdte van de tarieftoeslag ter dekking van niet-marktconforme kosten pas een beslissing te worden genomen zodra duidelijkheid bestaat over de gevolgen van die ontwikkelingen voor de draagkracht van de productiebedrijven of hun aandeelhouders. Tevens voorziet het amendement erin dat indien bij algemene maatregel van bestuur besloten zou worden tot het vaststellen van een toeslag met betrekking tot de elektriciteits- en gasimportcontracten verrekening plaatsvindt van de door de toeslag verkregen middelen met de opbrengsten die voor de bedrijven of hun oorspronkelijke aandeelhouders voortvloeien uit privatisering. De fractie van de VVD acht het van groot belang dat met name de verplichtingen die in het verleden zijn aangegaan, opgelost worden. De wijze mannen moeten met de sector in staat zijn om deze oplossing te vinden. Wij hebben daarin vertrouwen. Het is niet alleen een juridische plicht, maar ook een morele plicht. Het wordt nu tijd dat de energie die is besteed aan het oplossen van al deze problemen in het verleden positief wordt aangewend. De oplossing zou heel dichtbij kunnen liggen als de wil maar aanwezig is. Er zijn een paar mogelijkheden. De sector komt eruit. Dat houdt in dat zij zich verder onthoudt van alle juridische procedures aan het einde. Een andere mogelijkheid is dat er in de tussentijd interessante overnames komen. UNA is daarvan een voorbeeld. Het is mogelijk dat er een moment komt – als alles is gestabiliseerd – dat je zegt: wij betrekken de bakstenen erbij en wij zorgen ervoor dat de zaak wordt opgelost. Mocht de sector er toch niet uitkomen, dan zou de mogelijkheid moeten bestaan dat alle bakstenen terechtkomen bij de sector.

De heer Van den Akker (CDA):

Stel dat allevier productiebedrijven worden verkocht als UNA is verkocht.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Dat zou mooi zijn.

De heer Van den Akker (CDA):

Inderdaad. Welke oplossing zou u in dat scenario voor ogen staan?

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Er is in principe wat meer financiële ruimte. De sector is een belangrijke en interessante sector. De sector kan samen met de commissie van wijze mannen tot oplossingen komen met betrekking tot verplichtingen die redelijkerwijs in het verleden zijn aangegaan. Ik denk dat de oplossing sneller gerealiseerd zal worden.

De heer Van den Akker (CDA):

Wat is die oplossing?

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Het wordt verdeeld. De conflicten zijn uit de lucht. Men kan de blik richten op de toekomst. De klanten kunnen worden geworven. Niet-klanten zoals de NS laat men naar Duitsland vertrekken. Duitse en Franse klanten haalt men naar Nederland.

De heer Van den Akker (CDA):

Wie betaalt die bakstenen aan het einde van de dag?

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Uiteindelijk zullen zij die dragen. Het gaat om de manier waarop. Als het zo snel mogelijk is opgelost, moet er ook een moment komen waarop de sector in overleg zegt dat ze deze zaken zal afhandelen.

Ik dien ook nog een amendement op stuk nr. 51 in dat ertoe strekt de aansprakelijkheid van productiebedrijven vanaf het tijdstip waarop de in het eerste lid van artikel 77 bedoelde bindende verdelingsregeling onherroepelijk is, te beperken tot de verplichtingen welke op grond van die verdelingsregeling aan hen afzonderlijk zijn toegedeeld. Er komen schotten tussen de verdelingen van de bedrijven. Als een van hen nog omvalt, dan moeten die verplichtingen niet op andere bedrijven worden afgewenteld. Ik dien dit amendement in mede namens mijn collega's Crone en Van Walsem.

De heer Van Dijke (RPF):

De schotten moeten voorkomen dat niet op andere bedrijven die dan nog overeind staan, wordt afgewenteld. Wie gaat dan de rekening betalen?

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Dan gaat de Faillissementswet in.

De heer Van Dijke (RPF):

En dat de aandeelhouders, zoals de minister suggereert...

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Het hangt van de curatoren af hoe zij het faillissement afhandelen. Ik hoop trouwens dat het niet zal gebeuren. Regeren is vooruitzien, dus je zult aan al dit soort mogelijkheden moeten denken. Ik meen dat er met deze aanscherpingen ook incentives zijn voor de sector om samen met de wijze mannen een oplossing te vinden.

Voorzitter! Wij hebben al over het netbeheer gesproken, en in de onderhandelingen over de problemen is uiteindelijk 50% plus 1 aandeel bij de Staat terechtgekomen. Wij kunnen hiermee leven, maar het is nog wel de vraag of de eventuele uitkering van dividend vanwege het bezit van het hoogspanningsnet aan de begroting van EZ ten goede zal komen of dat het de voorkeur verdient dit dividend ter reductie van de niet-marktconforme kosten te laten dienen.

Mede naar aanleiding van de discussie die ik met de heer Van den Akker heb gehad over het landelijke netbeheer en de 50% plus 1 aandeel, moet ik zeggen dat ik de negatieve houding van de CDA-fractie tegenover de commercie betreur. Juist van de heer Van den Akker had ik een positievere houding verwacht. De houding van het CDA verbaast mij, omdat er zo ontzettend veel goede bedrijven in Nederland zijn, die ik niet in zo'n kwaad daglicht zou willen plaatsen.

De voorzitter:

Het principe werkt nog steeds: noem een naam en de betrokkene komt naar de interruptiemicrofoon...

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Zo is dat, voorzitter!

De heer Van den Akker (CDA):

Maar het slaat ook helemaal nergens op, vandaar dat ik wel moet reageren. Ik zet de commercie helemaal niet in een kwaad daglicht, maar de commercie heeft een heel andere doelstelling dan de nutsfunctie van de overheid. Er is absoluut niets verkeerds aan winst maken, maar je moet dat wel scheiden van het vervullen van een belangrijke nutsfunctie als overheid, waarbij zij moet opkomen voor betrouwbaarheid en zekerheid van het leveren van elektriciteit aan alle burgers. Dat is het verschil met het bedrijfsleven, het heeft absoluut niets te maken met het in een bepaalde hoek zetten van de commercie. Ik kom zelf uit de commercie, vandaar dat ik deze opmerking maak.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Maar wat is er dan mis aan commercie? Commercie is slecht of niet slecht, één van de twee.

De heer Van den Akker (CDA):

Het heeft niets te maken met goed of slecht, commercie staat voor winst maken. Dat is prima, maar als je een nutsfunctie voor burgers en bedrijfsleven hebt, dan dien je te zorgen voor betrouwbaarheid en voor zekerheid van levering. En dat is iets anders dan winst maken. Die dingen zijn niet te verenigen.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Hoe heb ik het nu? Winst maken is niet te verenigen met betrouwbaarheid en zekerheid van levering?

De heer Van den Akker (CDA):

Ik was nog niet uitgesproken. Er is helemaal niets mis mee als iemand zich in de eerste plaats richt op het maken van winst, maar als iemand zegt dat hij betrouwbaarheid en zekerheid van levering vooropstelt, dan moet hij echt aan een leugendetector. Dat is namelijk niet zijn eerste doel, want dat is winst maken.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Maar als ik het goed begrijp, zegt u dat winst maken niet samengaat met betrouwbaarheid en zekerheid van levering. Dat is nogal wat!

De heer Van den Akker (CDA):

Dat heb ik niet gezegd. Als je een nutsfunctie hebt voor burgers en bedrijfsleven, als je moet zorgen voor betrouwbaarheid en zekerheid van levering, en niet alleen voor bepaalde groeperingen, maar voor iedereen, dan heb je een andere taak dan wanneer je in de eerste plaats gericht bent op het maken van winst. Dat is een heel andere doelstelling. Er is met beide niets mis, je moet ze alleen niet vermengen.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

In mijn visie is de betrouwbaarheid, de zekerheid van levering vastgelegd in de wet. Er is voorzien in toezicht en het lijkt mij heel goed mogelijk dat die energielevering ook nog doelmatig kan zijn. In mijn visie is er geen scheiding en geen negatieve connotatie aan verbonden.

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter! Misschien mag ik ook nog een vraag stellen, want ik voel mij een klein beetje aangesproken omdat ik de heer Van den Akker sterk heb gesteund bij zijn amendement. Ook voor mij is het begrip commercie helemaal niet aan de orde, maar wij moeten toch proberen een scherpe analyse te maken van wat publieke en wat private verantwoordelijkheid is, juist ook bij nutsvoorzieningen. Ik vraag me af wat mevrouw Voûte in dit geheel eigenlijk nog als publieke verantwoordelijkheid ziet, want er blijft zo niet veel over.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

De publieke verantwoordelijkheid bestaat hierin dat de functie en de betrouwbaarheid in de wet is vastgelegd. De directie toezicht energie zal erop toezien dat een en ander verloopt conform de vastgelegde kwaliteit en toegankelijkheid. Wij hebben veel van dit soort situaties. Ik denk dat je dat op die manier moet waarborgen.

De heer Van den Berg (SGP):

Ik kan mij dat voorstellen. Mag ik één parallel trekken? Ik beschouw dit eigenlijk als een stukje infrastructuur. U zult toch ook niet willen zeggen dat we onze wegen, kanalen en dijken maar aan bedrijven moeten uitleveren? Wij kunnen in de wet zeggen dat iedereen toegang heeft tot de weg, en dan is het klaar. Nee, niet voor niets zeggen wij dat publieke infrastructuur door de overheid zelf beheerd moet worden. Die lijn zou naar dit terrein kunnen worden doorgetrokken.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Ik refereer aan de discussie die wij nu hebben over publiek-private samenwerking, waarbij wij heel serieus overwegen om betaalstroken neer te leggen. Hierbij zou een publieke taak heel goed privaat kunnen worden uitgevoerd, mits de overheid juiste randvoorwaarden stelt.

De heer Van den Akker (CDA):

U zei aan het begin van uw betoog dat u kunt leven met die 50% plus 1. Ik heb net uitspraken van de minister voorgelezen, waarin zij uitdrukkelijk stelt dat met die 50% plus 1 een aanvullende waarborg voor de onafhankelijkheid van het landelijke netbeheer in handen wordt gekregen. Hoe kunt u die twee dingen met elkaar rijmen?

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Daar zal de minister straks op ingaan. Het is een extra waarborg in een overgangsperiode. Straks zal, in een totale evenwichtige markt, de toezichthouder daarop toezien.

De heer Van den Akker (CDA):

Maar een extra waarborg voor wat?

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Een extra waarborg voor het feit dat je straks moet zorgen dat met name de onafhankelijkheid wordt gewaarborgd.

De heer Van den Akker (CDA):

Waarom moet dat, als er in uw betoog commercie tussen zit? Waarom moet dan nog onafhankelijkheid worden gewaarborgd? Dat was toch niet nodig?

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Uiteraard moet je ervoor zorgen dat een aantal zaken goed loopt. In een overgangssituatie zul je een extra waarborg moeten inbouwen. Dat waardeert de minister. Het had voor mijn fractie niet gehoeven. Wij kunnen heel erg goed leven met een andere situatie. Maar de minister heeft gezegd dat zij daarop in zal gaan. Ik heb het begrepen zoals ik het heb begrepen. Ik zie het als een soort waarborg in een extra situatie, in een overgangsperiode.

De heer Van Dijke (RPF):

Ik neem aan dat de VVD-fractie, wanneer de markt is gesetteld, opteert voor totale verkoop van het resterende aandelenpercentage van 51.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Op het moment dat een totale liberalisatie van de markt plaatsvindt, waarbij evenwicht bestaat tussen vraag en aanbod en er voldoende marktpartijen zijn die ervoor kunnen zorgen dat er gezonde concurrentie is, zodat de verbruiker uiteindelijk de beste prijs en kwaliteit krijgt – innovatie van de diensten – zou je op randvoorwaarden die de overheid stelt, kunnen overwegen het landelijke netbeheer inderdaad te privatiseren, zoals oorspronkelijk de bedoeling was in het wetsvoorstel.

De heer Van Dijke (RPF):

In het oorspronkelijke wetsvoorstel was heel veel de bedoeling wat intussen is gewijzigd. Ik ben het op dat punt in elk geval oneens met u.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Dat is uw recht. Ik heb een andere mening.

De heer Crone (PvdA):

Gelukkig is dat niet de bedoeling van het oorspronkelijke wetsvoorstel geweest. Daar zat steeds in dat privatisering alleen kan als de marktwerking is voltooid. Stel dat wij niet, desnoods bij toeval, de helft plus één van de aandelen in handen hadden gekregen, dan zou nu UNA, voor 25% aandeelhouder van het landelijke net, een kwart van het net in buitenlandse handen brengen. Vandaar dat wij in de wet allerlei voorzieningen hebben getroffen dat dat alleen kan met instemming van de minister. Ik heb al gezegd dat minister Wijers zowel hier als in de Eerste Kamer daaraan flinke voorwaarden heeft verbonden. Op dat punt gaat u echt te ver terug in de wetsgeschiedenis. Dat klopt niet.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

In het oorspronkelijke idee van een totale geliberaliseerde markt zou dat de bedoeling zijn.

De heer Crone (PvdA):

Maar dan blijft het een centrale, maatschappelijke functie.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Die kun je altijd met randvoorwaarden omgeven. Dan moet je zorgen voor kwaliteit, voor toegankelijkheid enzovoorts.

Voorzitter! Het landelijke netbeheer was het onderwerp. Er is gediscussieerd over de vraag of de netbeheerders vet of mager moeten zijn, dus of ze een groot of een minder groot vermogen moeten hebben. Dat doet mij denken aan iemand die zei dat de relatie tussen de magere en de vette netbeheerders en de distributiebedrijven deed denken aan de uitspraak dat echtgenoten die vrijwillig met een vermageringskuur van hun vrouw meedoen, letterlijk door dik en dun gaan.

Dan kom ik te spreken over de ontbinding van het protocol. Een andere complicerende factor uit het verleden is dat de distributie- en de productiesector in 1997 een privaatrechtelijke overeenkomst hebben gesloten, het zogenaamde protocol. Daarin heeft de distributiesector zich verplicht om tot 2001 tegen een vast bedrag vermogen te contracteren bij de productiesector. Het protocol wordt in deze wetswijziging tot wet verheven, maar er is eventueel sprake van heronderhandelingen. Daarom vraag ik de minister of bij die heronderhandelingen, zo die mochten plaatsvinden, met name de mededingingsaspecten als randvoorwaarde bij de wijziging van het protocol worden betrokken. Het kan niet zo zijn dat het protocol als monopolie langer zal duren.

Een ander belangrijk punt is de tariefstructuur voor de netbeheerders. Kan de minister duidelijkheid geven over wat uiteindelijk de drager zal zijn? Zal dat kilowattuur, kilowatt, een gemengd systeem of een systeem dat nauw aansluit op het huidige systeem zijn?

Dan de kleinschalige WKK. Ik heb oorspronkelijk met steun van de heer Crone een amendement ingediend over het niet betalen van het systeemtarief voor kleinschalige WKK. Dat systeemtarief is een soort verzekering. Toch verzoek ik de minister om te onderzoeken of juist ten behoeve van de landbouwsector, voorzover ten aanzien van de WKK geen gebruik wordt gemaakt van het net, een systeemtarief kan worden ontworpen, waarbij kan worden afgerekend op basis van de aansluitwaarde.

Bij een voorspoedig liberaliseringsproces zijn het level playing field en de reciprociteit erg belangrijk. Ik dank de minister dan ook voor haar nota van wijziging waarin zij duidelijk aangeeft dat zijzelf maatregelen wil nemen indien Frankrijk met belemmerende, protectionistische maatregelen komt. Heeft de minister er bij de Europese Commissie op aangedrongen – voorzover dat mogelijk is, nu de Commissie in een soort ontbindingssituatie verkeert – dat de inbreukprocedure tegen Frankrijk wordt gestart? Wat zijn daartoe de mogelijkheden?

In een liberaliserende markt, waarin uiteindelijk de kosten zodanig zullen zijn dat ze leiden tot een verlaging van de consumentenprijs, is het heel erg belangrijk dat de toezichthouder daarbij een deskundige rol speelt. Ik ben het ook eens met de minister dat de DTE versneld moet worden ondergebracht bij de NMA. Ik vraag haar nog wel aan te geven op welke termijn dit zal gebeuren. Het is van groot belang dat de toezichthouder deskundig, snel en adequaat functioneert. Er zullen tarieven moeten worden vastgesteld en er zal sprake moeten zijn van benchmarking. Kortom, er zullen snel besluiten moeten worden genomen.

Ik ben de minister er erkentelijk voor dat zij middels de nota van wijziging er blijk van heeft gegeven het knelpunt met betrekking tot de vennootschapsbelasting te willen oplossen. Bij de overgang van het productiebedrijf naar de markt zou men voor een heel klein aandeel al volledig vennootschapsbelastingplichtig zijn. Met een mooie over- gangsregeling tot 2001 is daarvoor nu een regeling getroffen.

Een ander belangrijk punt betreft de realisatie van de Kyoto-afspraken en de doelstellingen inzake duurzame energie. Collega Crone heeft reeds in eerste termijn een motie ingediend over de verhandelbaarheid van de groencertificaten. Mijn fractie ziet graag dat de minister hiervoor een systeem uitwerkt. De verhandelbaarheid van de groencertificaten zal de doelmatigheid bevorderen. Bij dit systeem moet een relatie gelegd worden met energie-efficiency en duurzame energie. Hierbij moet ook aandacht zijn voor benchmarking en de meerjarenafspraken.

Voorzitter! Mijn fractie staat in grote lijnen positief tegenover de voorstellen van de regering. De komende maanden moeten er nog veel problemen worden opgelost. Er zal door de sector hard gewerkt moeten worden samen met de commissie van wijze mannen. Uiteindelijk moet het systeem leiden tot stimulering van doelmatig handelen. Als gevolg hiervan zullen nieuwe diensten ontstaan. Ik hoop en verwacht dat deze wijzigingen snel de broodnodige duidelijkheid geven waar de gehele sector op wacht. Wij zullen alle moties en amendementen goed moeten stroomlijnen. Duidelijkheid en samenwerking zijn hoog nodig in de elektriciteitssector. De recente overname toont aan dat het om een interessant sector gaat.

Als deze liberalisering slaagt, wens ik de sector dezelfde snelheid en transparantie toe als het product dat geleverd wordt, namelijk elektriciteit. Als dat niet lukt, kan het onbeschermd aanraken van hoogspanning een zeer grote schok veroorzaken.

De heer Marijnissen (SP):

Mevrouw de voorzitter! De SP-fractie heeft zich vanaf het allereerste begin verzet tegen het modieuze idee van Paars dat er zoveel mogelijk geprivatiseerd moet worden. Internationaal gezien lopen wij zelfs voorop, met alle risico's van dien. In dit verband is het aardig om te verwijzen naar het artikel in NRC Handelsblad van vandaag van de hoogleraar staats- en bestuursrecht De Ru van de VU, onder de kop "Nederland liberaliseert met de kop in het zand".

Marktwerking is een geloofsartikel geworden en daarmee een doel in zichzelf, zeg ik tegen mevrouw Voûte. Vanavond hoorde ik de PvdA-bewindsvrouwe Netelenbos meedelen dat de Staat haar belang in de NS gaat afbouwen en dat dit bedrijf naar de beurs gaat, zodat ook onze spoorwegen een prooi kunnen worden voor de moderne investeerder. De nationale en internationale feiten tonen aan dat liberalisering en privatisering van zaken van algemeen belang, zaken die iedereen nodig heeft en dus tot de basisvoorzieningen worden gerekend, uiteindelijk leiden tot prijsverhoging, vermindering van kwaliteit en toename van de regelgeving. Bovendien veroorzaakt de markt per definitie tweedeling. Zij houdt zich niet bezig met de samenhang der dingen, de gevolgen van het gevoerde beleid voor de lange termijn en kent geen normen en waarden. Omdat het Angelsaksische aandeelhoudersbelang steeds verder oprukt, wordt het nog een tikkeltje erger dan onder het Rijnlandse model dat wij gewend zijn.

Mevrouw de voorzitter! Het is opmerkelijk dat de voormalig vakbondsman Crone zo'n groot voorstander is van deze nieuwe wind die waait. Ik was door persoonlijke omstandigheden verhinderd het wetgevingsoverleg bij te wonen, maar ik heb het gehele stenogram gelezen, zodat ik toch enigszins op de hoogte ben. De heer Crone spreekt in navolging van Blair over de derde weg. Mevrouw Jorritsma, ad rem als altijd, toen en vanavond, reageerde met: mijnheer Crone, het is gewoon liberaal wat wij doen. Daarin moet ik haar volkomen gelijk geven.

De heer Crone (PvdA):

De volgende zin was: nee, het is niet liberaal, maar geconditioneerde marktwerking waarin juist de bescherming van de kleinverbruikers en het milieu wordt geregeld. Dat is de winst ten opzichte van de nutssector, die voor u heilig is. De bureaucratische nutsbedrijven hebben geleid tot hoge kosten en enorme overcapaciteit. Zij hadden dus ook nadelen.

De heer Marijnissen (SP):

Het is jammer dat ik weer naar mevrouw Jorritsma moet verwijzen. Wederom ad rem als altijd reageerde zij op deze inbreng van u met de mededeling: die randvoorwaarden in de vorm van regels en wetten hebben wij ook altijd al gehad. U merkt, mijnheer Crone, dat ik het stenogram goed heb gelezen. Als u zegt regels te willen stellen aan de markt, zegt mevrouw Jorritsma terecht dat de liberalen ook altijd naar voren hebben gebracht dat een totale vrije markt niet mogelijk is en dat er altijd regels en wetten moeten zijn.

De heer Crone (PvdA):

Vervolgens heb ik gezegd dat de voorstellen voor regulering meestal van onze kant komen en niet van de liberalen. U ziet dat nu ook weer, want de wijzigingen zijn niet door u of door de minister voorgesteld. Ik heb haar tot een aantal dingen aangespoord. Ik heb een amendement ingediend waarmee wordt beoogd een en ander beter te regelen.

De heer Marijnissen (SP):

Ik heb de amendementen van de heer Crone snel doorgenomen. Het valt mij daarbij op dat er veel samen met mevrouw Voûte zijn ingediend. Zij is volgens mij toch echt van de VVD. Ik heb ook gezien dat u de heer Van Walsem soms heeft laten zitten. Ik kan de portee van alle amendementen nog niet geheel overzien. Ik zal daarop in tweede termijn ingaan. Bij de stemmingen zal men wel merken waar wij staan.

De heer Crone (PvdA):

Ik steun in ieder geval uw amendementen.

De heer Marijnissen (SP):

Daar schrik ik van, mevrouw de voorzitter.

De heer Crone (PvdA):

Ik bied mijn excuses aan. Ik dacht dat u geen amendementen had ingediend, maar ik heb het amendement over afstandsafhankelijke tarieven over het hoofd gezien. Ik zal dat niet steunen. Ik heb dus een foutje gemaakt.

De heer Marijnissen (SP):

Zo laat is het niet. Het is nog maar tien voor tien. Ik dacht dat u beslagen ten ijs kwam. De twee amendementen van mijn fractie liggen er al een poos. U kondigt aan deze te steunen. Uw opmerking was bedoeld als grap, insinuerend dat ik geen amendementen heb ingediend. Ik begrijp nu dat u daarop terugkomt. U steunt deze dus niet, terwijl u de inhoud ervan niet kent, want u wist zojuist nog niet dat zij waren ingediend.

De heer Crone (SP):

Wij hebben de amendementen zelfs besproken in het wetgevingsoverleg. U was daar niet bij aanwezig en daarom was ik het vergeten. Ik bied nogmaals mijn excuses aan. Ik dacht dat zij waren ingetrokken, maar dat is niet het geval.

De heer Marijnissen (SP):

Mevrouw de voorzitter! Ik zei al dat ik ervan schrok dat de heer Crone meedeelde dat hij mijn amendementen steunde. Ik kan nu rustig doorgaan met mijn betoog.

Het hele verhaal van de derde weg van de heer Crone vind ik eigenlijk niet erg geloofwaardig. Ik kan het niet anders zien dan een schaamlap die moet verhullen dat zijn fractie op dit terrein in ieder geval is overgelopen naar het liberale kamp. De heer Crone verwijst vervolgens in het wetgevingsoverleg naar de minister-president als de uitvinder van de derde weg. Dat verbaast mij niet. Als de heer Crone zegt dat hij een marktsocialist is, zeg ik dat dit net zoiets is als een vierkante cirkel: je kunt het wel zeggen, maar niet tekenen!

Mevrouw de voorzitter! Het is vreemd dat de heer Pronk en de PvdA-fractie – tot mijn grote vreugde – op het gebied van de watervoorziening een geheel andere positie hebben ingenomen. De heer Feenstra heeft vorig jaar namens de PvdA-fractie een goede verdediging gevoerd voor een publieke aanpak van de watervoorziening en alles wat daarbij komt kijken. Hij achtte het vrijwel onmogelijk om de verschillende doelstellingen via de marktwerking te realiseren. Natuurlijk zijn er verschillen tussen water en elektriciteit, dat snap ik ook wel, maar in de elektriciteitssector waren de verschillende doeleinden met een overheidsbedrijf ook beter te realiseren dan onder de wetten van de markt. Bovenwettelijke milieu-investeringen kunnen wij wel vergeten. Er wordt geen cent meer geïnvesteerd dan strikt noodzakelijk is voor de naleving van de wettelijke bepalingen. Onze prestaties trokken internationaal de aandacht. Ondanks dat – hetgeen nu de NMC-kosten heet – waren onze prijzen laag. De voorzieningszekerheid hoorde tot de hoogste in Europa. Wat is en was er mis met de SEP, die op de meest efficiënte wijze het aanbod regelde al naar gelang de vraag? Ik ken de tegenwerping dat het te moeilijk werd en dat er te veel op kleine schaal werd geproduceerd, maar Arie van der Zwan, die heden ten dage echt nog wel eens verstandige dingen zegt, heeft terecht opgemerkt dat voor de beheersing van de capaciteit in de marktsituatie planning meer voor de hand ligt dan vrijemarktwerking.

Ik kom op de prijs. Ik hoor dat die omlaag kan. Terecht is door de heer Van den Akker en anderen gezegd dat dit over de rug van het personeel gebeurt. De vakbonden hebben uitgerekend dat de marktwerking in de Europese Unie 250.000 banen zal kosten. De meeste bedrijven hebben daar al een voorschot op genomen. Natuurlijk vliegen de milieujongens er het eerst uit, want zij leveren onder de nieuwe verhoudingen immers niks op. Ook in de oude situatie hadden wij efficiencyvoordelen kunnen behalen. De methodes zijn bekend: benchmarking en aansturing van het management.

De nieuwe situatie is primair geschapen voor de grootverbruikers. Zij kunnen de markt afstropen naar goedkope stroom en die is met de bestaande overcapaciteit echt wel te vinden. De stroom zal tegen dumpprijzen verkocht worden en die rekening moet linksom of rechtsom door iemand betaald worden. Deze rekening zal alleen maar verder oplopen, omdat wij de deur openzetten, terwijl andere landen eerst de kat uit de boom kijken en de eigen bedrijven beschermen.

De toenemende overcapaciteit in Nederland zal toch door iemand betaald moeten worden. Ondanks alle maatregelen ten gunste van de beschermde afnemer blijft hij alleen over om die rekening te betalen. Het MKB denkt er precies hetzelfde over, zo blijkt uit de brief die voorzitter De Boer ons vandaag stuurde. Als de minister zegt dat wij lagere prijzen kunnen afdwingen, dan neemt zij op de koop toe dat bedrijven tot op het bot worden uitgekleed en eventueel failliet gaan.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Als de overcapaciteit zodanig benut wordt dat zij inderdaad geëxporteerd wordt naar andere landen, is het gevolg een doelmatig gebruik waardoor de prijs omlaag kan gaan. Als je niks doet en stil blijft zitten, word je overstroomd door andere leveranciers. Als je actief bent en in stroom handelt, zal overcapaciteit uiteindelijk tot een lagere prijs kunnen leiden.

De heer Marijnissen (SP):

Ja, maar als ik goed geïnformeerd ben, is er in heel Europa overcapaciteit. Voorts lijkt het met de export van onze stroom niet zo te vlotten. Met Duitsland is er een probleempje. Hetzelfde geldt voor Frankrijk. Het moet allemaal nog maar gebeuren. Mevrouw Voûte gaat van veronderstellingen uit die ik eerst bewaarheid moet zien.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Overcapaciteit betekent juist dat er concurrentie komt, waardoor de prijs omlaaggaat. De prijs gaat dan niet omhoog, maar omlaag. Het is een misverstand om te denken dat de prijs omhooggaat. De prijs gaat omlaag en dat is uiteindelijk gunstig. Inderdaad moet onze eigen sector wel ondernemend zijn en over de grens gaan. Daarvoor proberen wij voorwaarden te creëren.

De heer Marijnissen (SP):

Ik heb goed geluisterd naar de eerste termijn van mevrouw Voûte. De heren Van den Akker en Van Dijke hebben mede namens mij gesproken in hun kritiek op haar vaststaande sjabloon van marktwerking en maximale liberalisering. Als het aan mevrouw Voûte ligt, wordt ook het publieke net op termijn verkocht. Zij kiest voor een totaal andere route. Het zal duidelijk zijn dat wij beiden, onze partijen, aan het uiterste van het politieke spectrum vertoeven. Ik handhaaf mijn opvatting dat alles wat mevrouw Voûte zo graag wil bereiken, in principe ook mijn partij aanspreekt. Wij zouden daarvoor een totaal andere route kiezen. Ik ben het namelijk met de heer Van den Akker eens dat je een nutsvoorziening, een basisvoorziening, niet moet uitverkopen! De stroomvoorziening is ons te dierbaar. Het gaat ons daarbij om de zekerheid, de prijzen, de milieucomponent en al dergelijke zaken.

Mevrouw de voorzitter! Ik heb de discussie zo-even gehoord en ook uw reactie daarop. Iemand vroeg of mevrouw Voûte te zijner tijd ook het net wil verkopen. Dat wil zij inderdaad. Ik denk dan: wanneer komt het voorstel van de VVD om de politie te privatiseren? Als wij tien politiebedrijven in dit land krijgen, die moeten dingen naar het geld van de gemeenschap, dan moet zij eens zien hoe het opsporingspercentage zal oplopen. Zij moet mij niet vragen via welke methodes dat gebeurt, want dat zullen wel buitengewoon dubieuze methodes zijn. Maar zo zit het in elkaar. Als het gaat om bepaalde nutsfuncties, dan moet je daar als overheid voor staan.

De voorzitter:

Ik vind het niet goed mevrouw Voûte als u op dit voorbeeld ingaat. Mijnheer Marijnissen, laten wij het bij dit onderwerp houden. Ik begrijp uw voorbeeld, maar het is niet nodig daarover verder te debatteren.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Voorzitter! Ik wil daar ook niet verder over debatteren, zeker niet over dat voorbeeld. Ik denk aan telecom. Dat is een voorbeeld waarbij de prijzen goed omlaag zijn gegaan.

De voorzitter:

Ik wil niet dat er over voorbeelden wordt gediscussieerd. Beperkt u zich maar even tot het voorliggende wetsvoorstel.

De heer Marijnissen (SP):

Mevrouw de voorzitter! De elektriciteitsbedrijven staan er toch al niet zo goed voor, omdat de omringende landen de eigen sector beschermen. Wat gaat de minister daaraan doen? Ik heb de indruk dat klagen bij de Europese Unie niet veel zin heeft, omdat het sowieso veel te lang zal duren. Ik las echter in een brief van het MKB de suggestie of het geen goede gedachte is om indien stroom wordt geïmporteerd, een accountantsverklaring te eisen die moet bevestigen dat het daarbij niet gaat om dumpprijzen.

De derde nota van wijziging heb ik natuurlijk gezien. De minister spreekt over het vergroten van de mogelijkheid om de wederkerigheidstoets bij de invoer van elektriciteit toe te passen. Ik vind dat toch wel wat soft overkomen. Wat mijn fractie betreft mag de rem er fors op. Eerst moet maar eens duidelijk worden of wij niet de gekke Henkie van Europa worden. Als dat zo is, dan moeten wij naar onze indruk de wet aanpassen. De minister heeft nog steeds niet duidelijk kunnen maken waarom grote klanten naar Duitsland lopen, en niet andersom.

Mevrouw de voorzitter! Ik wil even ingaan op de twee amendementen die mijn fractie heeft ingediend. Dan kan de heer Crone ook beter beoordelen of hij voor of tegen die amendementen is. De SP wil de DTE als dienst van het ministerie behouden en de minister rechtstreeks kunnen aanspreken. Bij de mededingingsautoriteit is dat naar ons idee slechter geregeld. Als dat een zelfstandig bestuursorgaan wordt, dan zijn wij nog verder van huis. De SP wil de DTE behouden omdat die dienst meer taken heeft dan alleen het toezien op de mededinging. Bovendien wil de SP de DTE ook behouden voor het strategische belang van de Nederlandse productiebedrijven. Daarom moet het een dienst blijven onder de minister, zodat wij de minister van tijd tot tijd naar de Kamer kunnen halen om verantwoording af te leggen.

In het amendement op stuk nr. 16 stelt mijn fractie voor om een afstandsafhankelijk tarief in te voeren. De tegenwerpingen overtuigen mij niet geheel en al. Een van de tegenwerpingen luidt dat het te ingewikkeld is. Het is voor Duitsland en Frankrijk dan kennelijk niet te ingewikkeld, want die hanteren wel zo'n tarief. In de contracten kun je overigens zien wie aan wie levert en de afstand en het tarief, dat toch al berekend moet worden, zijn gemakkelijk te bepalen. Het tweede tegenargument luidt dat er geen stroom van leverancier naar afnemer gaat. Iedereen douwt het op het net en iedereen haalt het van het net. Die afstand werkt dus niet. Daar zit wat in. Aan de andere kant kun je natuurlijk wel zeggen dat de efficiency met de invoering van een afstandsafhankelijk tarief wordt bevorderd. Tot slot is het argument dat de elektriciteitsbeurs op deze manier nooit van de grond zal komen. Ik heb begrepen dat in Duitsland, waar die regeling dus wel bestaat, wel een beurs van start gaat of inmiddels al van start is gegaan. Wellicht kan de minister daarop reageren. Ik kom daar dan in tweede termijn wel op terug.

Mevrouw de voorzitter! Ik wil ten slotte nog een opmerking maken over de UNA. Een deel van dat bedrijf is nu in handen van dé Amerikaan. Iedereen staat versteld van de grote bedragen die in dit verband genoemd zijn. De lagere overheden tellen al handenwrijvend hun winst. Ik heb een paar vragen aan de minister. Zal zij die verkoop toestaan? Zo ja, is zij dan van plan om voorwaarden te stellen aan de besteding van het gemeenschapsgeld dat hiermee gemoeid is. Ik vraag dit, omdat ik het een perversiteit zou vinden dat nutsbedrijven, die met gemeenschapsgeld zijn opgebouwd en tot doel hadden om het gemeenschapsbelang te dienen, nu als handelswaar op de markt worden verpatst. Dan zou het toch waardeloos en normloos zijn indien niet publiek verantwoording zou worden afgelegd over wat er precies met die gelden gaat gebeuren.

De heer Van Dijke (RPF):

Mevrouw de voorzitter! Wij hebben vorig jaar bij de behandeling van de Elektrici teitswet onze moeite met een liberalisering van de markt verwoord. Wij hadden sterke twijfels of deze sector wel verenigbaar was met wat vanouds als een nutsvoorziening werd gezien. Daarin moet de overheid toezien op wezenlijke voorwaarden die met het publieke karakter samenhangen. Ik noemde toen voorzieningszekerheid, milieu, lage prijzen en inzet van brandstoffen. Ik moet zeggen dat er in de loop van dat jaar een heleboel is gebeurd, zelfs tijdens de behandeling van het wetsvoorstel. Ik wijs op het rommelige einde van het debat eertijds, toen het grootschalige productiebedrijf niet doorging, stemmingen werden uitgesteld, enzovoorts. Daarmee wordt aangegeven dat niet alleen de ontwikkelingen heel snel gingen, maar dat ook nog onduidelijk was hoe de toekomst eruit zou zien. Ik heb tijdens het wetgevingsoverleg ernaar verwezen dat minister Wijers zich heeft uitgeput om ons over de streep te trekken. Hij kwam in vergaande mate tegemoet aan de wensen die in de Kamer, en zeker ook bij onze fracties, leefden juist op die punten die ik zojuist noemde als zijnde zeer belangrijk voor onze fracties. Ik moet opmerken dat de nadelen die kleven aan marktwerking in de loop van het debat zijn geminimaliseerd, wat ik als winst beschouw.

Tijdens het debat van vanavond heb ik met verwondering geluisterd naar de bijdrage van mijn collega uit het kamp van de VVD die consequent sprak over liberalisering en dat nader duidde als vrijmaking. Het grappige is nu juist dat het doel van dit wetsvoorstel is, regels te stellen en dus die vrijmaking in te perken. Ik moet mijzelf afvragen: wat zal het einde zijn? Zal dat niet erger zijn dan het begin toen wij nog een nutsvoorziening hadden? Ik verwijs in dit verband naar het WTO-verdrag, het Wereldhandelsverdrag waarin wij de wereldmarkt vrijmaken. Wij hebben een drie vuisten dik boekwerk nodig om de regels waarmee die vrijmaking gepaard gaat te kunnen verwoorden. Dus zo vrij is het niet. En dat is maar goed ook.

Voorzitter! Wat wij bij dit wetsvoorstel aan de orde hebben, is het stellen van regels voor het netbeheer en het veiligstellen van de leverantie van elektriciteit aan beschermde afnemers. Ik heb de minister tijdens het wetgevingsoverleg gevraagd of het niet voor de hand zou liggen om waar het tarieftoezicht tot 2007 duurt, de mogelijkheid in te bouwen dat de minister langer toeziet op de tarieven. Ik heb gevraagd of de minister zou willen reageren op de suggestie om een verlengingsbepaling in de wet in te bouwen. Bij mijn weten heeft zij dat niet gedaan. Ik ben even voor het einde van het overleg weggegaan, maar ik heb het ook niet aangetroffen in het stenogram. Misschien wil de minister alsnog op die suggestie reageren.

Voorzitter! Er bestaat geen mogelijkheid, althans geen directe, om te sturen bij de inzet van brandstof. Ook dat hebben wij tijdens het wetgevingsoverleg aan de orde gesteld. Wij hadden er indertijd strategische redenen voor en ik heb erop gewezen dat wij er nu milieuredenen voor kunnen hebben. Ik heb er ook voorbeelden bij genoemd, die ik nu niet zal herhalen. Is het dan wel handig om elk sturingsmechanisme voor wat betreft de inzet van brandstof geheel en al los te laten? Wil de minister nog eens reageren op dit punt?

Duurzame energie is een belang- rijke doelstelling van wat wij hier aan de orde hebben. We hebben gevraagd naar de definitie van wat onder duurzame energie moet worden verstaan. Mij lijkt het toe dat het goed is dat wij daarover meer helderheid hebben als wij over deze zaken spreken. Volgens mij moet de minister dan ook in rond Hollands aangeven wat zij onder duurzame energie verstaat.

Voorzitter! Met betrekking tot de overname van de UNA zijn vele opmerkingen gemaakt die zeer nauw aansluiten bij de vragen die ik op dat punt had. Kortheidshalve sluit ik bij die opmerkingen aan. Ik wacht met belangstelling de beantwoording op dat punt door de minister af, zeker daar waar het gaat over de daaraan gerelateerde vragen die ik tijdens het wetgevingsoverleg heb gesteld over eventuele dumping op onze markt. Ik weet ook wel dat er op dat punt een derde nota van wijziging is gekomen, maar ik vind dat de minister toch nogal terughoudend is wat betreft haar ambitie om in te grijpen als dat aan de orde is. Ik vraag de minister waarom de kan-bepaling uit de derde nota van wijziging niet gewoon ronduit een zal-bepaling kan zijn. Dan is voor alle partijen duidelijk dat zodra zich dumping voordoet, de minister zal ingrijpen. Kan de minister aangeven wat haar beperkingen op dat punt zijn?

Voorzitter! Dan de zeggenschap over het net, waarover tijdens dit debat ook het nodige is gewisseld. Ik moet zeggen dat de nu gekozen optie van 50% plus 1 wat mij betreft vlees noch vis is. Het lijkt onze fracties voor de hand te liggen dat je deze infrastructuur voluit een publieke zaak vindt. En dan moet je er ook voor de volle 100% eigenaar van willen zijn. Ik onderschrijf de opmerkingen die er met betrekking tot de vermenging van belangen zijn gemaakt dan ook ten volle.

Voorzitter! Over de bakstenen zijn al veel vragen gesteld. Ik sluit mij daarbij aan. Ik zal later in het debat daaromtrent de balans opmaken. Gesuggereerd is de bakstenen mee te verkopen. Velen zien daar voordelen in, maar ik vraag mij af of dit wel een realistische optie is.

Steeds duidelijker wordt dat men in de ons omringende landen ook met de bakstenenproblematiek te maken krijgt. Heeft de minister zicht op de omvang van die problematiek? Hoe verhoudt zich dat tot de in Nederland aanwezige bakstenen en hoe controleert Brussel op dit punt? Het lijkt mij dat bakstenen geen panelen mogen worden waarmee al naar gelang het te bereiken voordeel kan worden geschoven.

Voorzitter! Ik ga nog niet in op de amendementen. Ze worden voortdurend gewijzigd en bovendien zijn er nogal wat ingediend. Indien nodig, zal ik er in tweede termijn op reageren. Ik wacht met belangstelling het antwoord van de minister af. Wij zijn altijd buitengewoon sceptisch geweest over de liberalisering van deze vitale sector, maar toch menen wij dat wij door moeten gaan op de route die in 1998 is ingeslagen toen de Elektriciteitswet is aangenomen. Wij zullen echter zeer kritisch blijven en de minister heeft dus de schone taak om ons met volle overtuiging achter haar wetsvoorstel te krijgen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Wij spreken vandaag over een nadere uitwerking van de Elektriciteitswet waarin de liberalisering van deze sector vorm heeft gekregen. Mijn fractie heeft tegen die wet gestemd omdat wij grote zorgen hadden over enkele belangrijke maatschappelijke waarden, te weten de kwaliteit en de duurzaamheid van de energievoorziening. Wij menen dat deze waarden voorop moeten staan. Wij hadden ook kritiek op het functioneren van de sector in de afgelopen jaren – overcapaciteit op de verkeerde plekken en het moratorium voor de warmtekrachtenergie vonden wij slechte zaken – maar wij hebben toch ook twijfels bij de weg die nu wordt ingeslagen. De huidige ontwikkelingen bevestigen ons in het idee dat het niet goed gaat; deze ontwikkelingen gaan namelijk ten koste van duurzame energie en energiebesparing. Wij vragen ons bovendien af of de kleinere klanten niet de dupe worden van de voordelen die de grote klanten kunnen binnenhalen.

Wij zijn beducht voor de signalen dat investeringen in warmtekracht en duurzame energie fors teruglopen. Bedrijven moeten van alles doen om klaar te zijn voor de markt en dergelijke investeringen passen daar even niet in. De prijsdaling dreigt duurzame energie verder uit de markt te prijzen en geeft minder prikkels tot energiebesparing. Bovendien kan de prijsdaling leiden tot lagere terugleververgoedingen voor leveranciers van duurzame energie. Verder vragen wij ons af of de import van energie ten behoeve van grootverbruikers uiteindelijk niet zal worden afgewenteld op de kleinverbruikers, de gebonden klanten. In een protocol is de afspraak tussen de distributeurs en de producenten neergelegd om een bedrag op tafel te leggen per bepaalde hoeveelheid stroom, maar degenen die in het buitenland inkopen, lopen om die afspraak heen en zadelen aldus de distributiebedrijven met extra kosten op. Het protocol geldt tot 2001, maar wij hebben grote zorgen over wat er daarna zal gebeuren. Ik vind dat de minister ons hierover uitvoeriger moet informeren dan zij deed in het wetgevingsoverleg. Als er op dat punt geen nieuwe afspraken worden gemaakt, is de kans groot dat de kosten op de kleinverbruikers worden afgewenteld.

Een andere belangrijk punt is dat aan inkopen in het buitenland geen milieurandvoorwaarden zijn verbonden. Hierover zijn binnen Europa geen afspraken gemaakt en wij zijn bang dat uit landen zal worden geïmporteerd waar energie wordt opgewekt in kernenergie- en bruinkoolcentrales. In het wetgevingsoverleg heb ik ook betoogd dat wij vinden dat de minister een te afwachtende houding inneemt als het gaat om duurzaamheid en energiebesparing. Uit de sector en het veld vernemen wij alarmerende signalen: het gaat niet goed, er moet wat gebeuren en de overheid moet ingrijpen. In deze situatie worden die investeringen domweg niet gedaan. Kortom, er zal een verplichting moeten komen voor 10% duurzame energie. Collega Crone heeft hierover al een motie aan de Kamer voorgelegd. Wellicht biedt die motie de oplossing, maar wat wij in ieder geval willen, is dat de minister ook tijdens dit debat de keiharde toezegging doet dat zij die verplichting zal invoeren. Iedereen weet dan waar hij aan toe is en bedrijven kunnen zich dan daarop voorbereiden. Ik heb in het wetgevingsoverleg gezegd en ik wil dat graag hier herhalen, dat mijn fractie overweegt de stap tot initiatiefwetgeving te nemen als dit niet glashard wordt duidelijk gemaakt via de motie of via een reactie van de minister. Die wetgeving zal dan beogen de kan-bepaling in de wet om te zetten in invoering van het systeem.

De minister wijst een heffing op het net ten behoeve van duurzame energie en energiebesparing keihard af. Ik denk dat wij in de huidige situatie absoluut niet kunnen voldoen aan energiebesparingsdoelstellingen of aan de doelstellingen van Kyoto. Daarom moeten wij dit instrument zeer serieus nemen. De minister zegt dat de regulerende energiebelasting zal worden verhoogd. Ik vind het echter een groot probleem dat de grootverbruikers daarin nog steeds de dans ontspringen. Ik vind dat zij wel degelijk ook zouden moeten bijdragen aan dit soort maatschappelijke doelen via een heffing op het net. Wij zullen hierop zeker nog terugkomen als wij later dit jaar de klimaatnota bespreken en het energierapport.

Ik wil nu een aantal opmerkingen maken over de tariefstructuur en de vaststelling daarvan. Hierover is vrij uitgebreid gesproken tijdens het wetgevingsoverleg. Ik ben er nog steeds niet gerust op dat het systeem zo gaat werken als het zou moeten doen. Wij vinden in ieder geval dat het principe moet zijn dat iedere netgebruiker de kosten betaalt die hij of zij veroorzaakt, of betaalt naar gelang van het netgebruik. In mijn perceptie is het nog steeds zo dat mensen die nu alleen gebruik maken van het laagspanningsnet, hetzelfde betalen voor het transporttarief, ongeacht de vraag of zij afnemen van een windmolenproducent of van een grote centrale die ver weg staat. De minister heeft opgemerkt dat er minder aan de kosten van hoger liggende netten zal worden betaald, naarmate er meer evenwicht is op het net doordat er evenveel afname als productie is die aan dat laagspanningsnet levert. In die zin zou er een stimulans zijn om het laagspanningsnet meer te gaan gebruiken. De prikkel voor de individuele consument ontbreekt echter mijns inziens nog steeds. De consument zal immers alleen maar niet hoeven bij te dragen aan de kosten van die hogere netten als dit voor het gehele netgebruik geldt en het grootste deel, bijna alle consumenten, overgaat bijvoorbeeld tot afname van decentrale opwekkers of in ieder geval meer kleinschalige opwekkers die alleen het laagspanningsnet gebruiken. In de huidige situatie waarin dit zeer gemengd plaatsvindt, is er volgens mij geen prikkel voor juist die consument die alleen van het laagspanningsnet gebruik maakt. Ik wil hierover in ieder geval meer duidelijkheid van de minister, want dit is voor ons echt een belangrijk punt.

Met de heer Van den Berg heb ik nog een aantal vragen over het rapport van de Erasmus Universiteit. De minister heeft in het wetgevingsoverleg gezegd dat dit op een aantal belangrijke punten niet klopt. Zij heeft hierover ook een brief aan de Kamer gestuurd, maar die roept weer nieuwe vragen op. De Erasmus Universiteit heeft de stelling betrokken dat een consument die nu afneemt van een producent die alleen het laagspanningsnet gebruikt, aan feitelijke kosten eigenlijk maar 2,3 cent zou hoeven te betalen, maar dat hij onder het cascadestelsel 5,6 cent betaalt. Veel meer dus dan eigenlijk nodig is. Ik vind het belangrijk dat de minister hierop alsnog ingaat en aangeeft of dit nu wel of niet zo is. Ik heb begrepen dat alleen maar in een situatie van een evenwicht op het laagspanningsnet of in een situatie dat vrijwel alle consumenten afnemen van een producent die alleen maar van het laagspanningsnet gebruik maakt, de consument een voordeel heeft. De minister heeft gezegd dat het idee van het niveaustelsel niet klopt. Je kunt niet kijken naar de contractuele verplichtingen of je kunt op basis daarvan niet werken. Dat kan ik niet helemaal volgen. Volgens mij wordt er nu ook met contractuele verplichtingen gewerkt, ook in het kader van het cascadetarief. De minister heeft verder gezegd dat de beurs niet zou werken. In de brief van de Erasmus Universiteit wordt gezegd dat er wel degelijk mogelijkheden zijn om met zo'n systeem de beurs te laten werken. Wat mij betreft ligt hier nog steeds een probleem op tafel. Wij denken dat met het amendement van collega Crone een stap vooruit wordt gezet. De producenten zullen ook moeten betalen. Er kan nog steeds een situatie ontstaan waarin het cascadetarief de grootschalige opwekking ten opzichte van de kleinschalige bevoordeelt. Het leidt niet tot de economisch gezien optimale situatie en het bevat te weinig prikkels om zo efficiënt mogelijk het net te gebruiken. Decentrale opwekking die vaak samengaat met meer milieuvriendelijke energieopwekking, moet het afleggen op dit punt tegen meer grootschalige en wat mijn fractie betreft ongewenste opwekking. Wij wachten het nadere antwoord van de minister af. Wij vragen ons af of op dit punt geen amendement moet worden ingediend. Wellicht gebeurt dat morgen. Wat ons betreft is het probleem nog niet opgelost.

Ik kom te spreken over het systeemtarief. Wij hebben op dit punt een amendement ingediend. Wij vinden dat consumenten en producenten betalen naar gelang de kosten die zij veroorzaken. Wat is de betekenis van het systeemtarief? Het gaat erom dat wordt gezorgd voor een ongestoorde voorziening. Het is een dienst waaruit producenten en netbeheerders inkomen kunnen genieten. De afnemers die de dienst inkopen, moeten daarvoor betalen. Storingen op netten zijn vrijwel steeds het gevolg van technisch of ander falen bij grote producenten en netbeheerders en eventueel bij zeer grote afnemers. Systeemkosten worden vooral ten behoeve van deze partijen gemaakt. Aangehouden reservevermogen is afgestemd op de omvang van de grootste centrale. Hoe groter hoe meer reservevermogen er nodig is en hoe hoger de systeemkosten zijn. Grote producenten betalen in feite niet de kosten die ze zouden moeten betalen. Ze worden bevoordeeld ten opzichte van de kleinere omdat een deel van de kosten die voor hen gemaakt worden, wordt afgewenteld op andere. Hier is het van belang om prikkels in te bouwen die systeemkosten voorkomen en preventie belonen. Ik ben het niet eens met de redenering van de minister die zei: nee, het gaat hier om een soort van collectieve verzekering. Iedereen betaalt naar rato van het verbruik. Geen enkele verzekering werkt zo. Je betaalt altijd naar rato van een risico dat je loopt. Dat is zo met de gezondheidszorg. Het risico speelt daar een bepaalde rol. Men kijkt naar het verleden van iemand. Dat is ook zo met de WA-verzekering voor weggebruikers. Men kijkt naar het voertuig. Welke ongelukken heeft iemand in het verleden veroorzaakt? Ik vind het terecht dat ook hier gekeken wordt naar het risico en de kosten die iemand veroorzaakt. Ik handhaaf mijn amendement op dat punt.

De minister heeft helder gemaakt dat zelfopwekkers, bijvoorbeeld een tuinder die een WKK-installatie heeft, ook over de stroom die zij in het eigen bedrijven gebruiken, de systeemheffing moeten betalen. Het gaat wellicht niet om supergrote bedragen, maar ik vind het toch niet rechtvaardig. De grote centrales die zelf stroom afnemen voor eigen gebruik, hoeven de systeemkosten niet te betalen. Ik hoor hierop graag een antwoord van de minister. Die onrechtvaardigheid moet uit de weg worden geruimd. Wat mij betreft zouden die zelfopwekkers voor hetgeen zij in het eigen bedrijf gebruiken, niet hoeven te betalen.

Het netbeheer, het landelijke hoogspanningsnet, is een ander belangrijk vraagstuk. Ik ben het zeer eens met het amendement van de heer Van den Akker dat zegt dat de overheid 100% van de aandelen in handen moet houden. Ik denk dat het essentieel is dat de overheid juist dit instrument van het net behoudt, omdat zij daarmee het verkeer op het net kan regelen. Als je zover gaat dat je een groot deel van je aandelen uit handen geeft, geef je ook een deel op van je mogelijkheden om dat verkeer te regelen. Ik vind het van groot belang dat de overheid de mogelijkheid behoudt om zo nodig te sturen inzake duurzaamheid en energiebesparing, maar bijvoorbeeld ook ten aanzien van de positie van kleinere afnemers. Dat kan in gevaar komen als zij een groot deel van de aandelen uit handen geeft.

Dan de bakstenen. U vroeg zich al af wat dat nu in hemelsnaam zijn, voorzitter. Wel, dat zijn de niet-marktconforme kosten die bedrijven...

De voorzitter:

Dat weet ik intussen allang, dat heb ik helemaal niet gevraagd.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Nee? Zo zie je maar wat hier allemaal tijdens zo'n debat gebeurt. Overigens gaat er soms inderdaad nogal wat onbegrijpelijke taal heen en weer.

De voorzitter:

Als u toch bezig bent; klopt het dat WKK warmtekrachtkoppeling is?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ja.

De voorzitter:

Dan zijn wij daar ook weer uit. En als u dan ook nog kunt vertellen waarvan UNA de afkorting is, dan hebben wij ze allemaal...

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik moet bekennen dat ik niet eens weet waar UNA nu precies voor staat.

De voorzitter:

Die afkorting heb ik vanavond toch wel twintig keer gehoord!

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Precies. Misschien kan een van mijn collega's mij even helpen.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Utrecht, Noord-Holland, Amsterdam.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Goh. Daar word je volgens mij ook niet veel wijzer van, maar goed...

De voorzitter:

Maar ook dat begrijp ik in ieder geval wel.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het is in ieder geval een elektriciteitsproducent.

Voorzitter! Nog even dus over de bakstenen, de kosten uit het verleden waarmee de bedrijven nog in hun maag zitten. Deze situatie is verergerd doordat de fusie tot een grootschalig productiebedrijf niet tot stand is gekomen, en hier hebben wij toch wel een aantal problemen mee. Verleden jaar was er nog sprake van kosten van 2 mld., die nu opgelopen zijn tot zo'n 8 mld. Dat is heel veel geld, meer dan wat er in enig ander land in de Europese Unie aan besteed wordt. Wij gaan zeker met een aantal zaken akkoord; stadsverwarming, Demkolec en dergelijke, dat zijn allemaal uitgaven die wij met z'n allen voor onze rekening moeten nemen. Maar wij hebben wel moeite met een aantal zeer lang lopende contracten, zoals het Statoilcontract, dat tot 2016 loopt, of met het contract voor de Noorse kabel, dat tot 2026 loopt. Dan is toch de vraag of het reëel is dat de overheid zo'n groot deel van de kosten voor haar rekening neemt. Je hebt als overheid natuurlijk een verantwoordelijkheid, maar de looptijd van die rijksbijdragen zou wat ons betreft verkort moeten worden. Een lagere bijdrage met een maximum van 30% vinden wij een meer verantwoorde manier van omgaan met dit type kosten. Daartoe hebben wij dan ook een amendement ingediend, het amendement op stuk nr. 47.

Zoals ik in het begin al aangaf, maken wij ons in ieder geval zorgen over de positie van de beschermde afnemer, gerelateerd aan de grote vrijheid voor grootverbruikers om in het buitenland in te kopen, waarmee zij in feite een aantal collectieve lasten kunnen ontlopen. Dit geldt zeker in de verdere toekomst, waarin de distributiebedrijven nog wel degelijk een verantwoordelijkheid hebben om een bepaalde hoeveelheid energie af te nemen en voor hun rekening te nemen. Als die grote bedrijven daar niet aan meedoen, is er een probleem. Daar zal een oplossing voor gevonden moeten worden, in de vorm van verlenging van het protocol. Daar hoor ik graag meer over van de minister.

Ook de verkoop van UNA heeft met de positie van de beschermde afnemer te maken. Voor dat bedrijf wordt 4,5 mld. op tafel gelegd. De gemeente Amsterdam zal 1,5 mld. voor haar aandelen kunnen ontvangen. Waar gaat dat geld heen? Wie profiteren daar uiteindelijk van? Afnemers moeten gewoon doorgaan met het betalen van allerlei kosten; is dit nu wel helemaal in verhouding en moet de privatisering van zo'n bedrijf niet voorlopig in de ijskast worden gezet?

Wat de reciprociteit betreft ben ik in ieder geval blij met de derde nota van wijziging, waarin de minister aangeeft dat zij het betreffende artikel sneller wil toepassen. Ik hoop dat zij het nu ook gewoon gaat doen, zeker gelet op de relatie met Frankrijk, waarover de heer Crone al het een en ander gevraagd heeft. Graag helderheid op dit punt.

Ik zou willen afsluiten met te zeggen dat wij nog steeds grote zorgen hebben over de werkgelegenheid. De minister heeft wel gezegd dat die banen elders terugkomen en niet zullen verdwijnen. Maar in een situatie waarin het er vooral om gaat zo goedkoop mogelijk, dus tegen zo laag mogelijke prijzen te produceren, is de vraag reëel, welke consequenties dit heeft voor de werkgelegenheid. Wij zijn daar niet gerust op.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Zoals nu is voorzien, zal de regering donderdagmiddag antwoorden.

Sluiting 22.27 uur

Naar boven