Vragen van het lid Rabbae aan de staatssecretaris van Justitie, over het, ondanks de belofte van het kabinet, niet opsporen van vermiste minderjarige asielzoekers.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Het lot van verdwenen minderjarige asielzoekers baart de Kamer grote zorgen. Zij maakte in 1996 voor het eerst kennis met deze problematiek en zij vroeg, met name doordat uit een onderzoek van de Immigratie- en naturalisatiedienst werd afgeleid dat de betrokken organisaties langs elkaar heen werkten, om maatregelen. De toenmalige staatssecretaris van Justitie heeft de Kamer toen beloofd dat zij zou werken aan de hand van een integraal plan van aanpak dat inhoudt dat er voorlichting aan deze specifieke risicogroepen moest worden gegeven. Voorts moest er aandacht worden besteed aan de opsporing en als sluitstuk van deze integrale aanpak moest worden ingegaan op de strafrechtelijke benadering van criminele figuren op dit terrein. Tot mijn verbazing en ontsteltenis las ik in een bericht in de Volkskrant van afgelopen zaterdag, dat vermiste minderjarige asielzoekers niet altijd worden opgespoord. Daarom stel ik de volgende vragen aan de staatssecretaris van Justitie.

Welke structuur heeft de staatssecretaris opgezet om die integrale aanpak, die werd aangekondigd door zijn voorgangster, handen en voeten te geven? Welke organisaties doen daaraan mee en welk gestructureerd overleg heeft hij met deze organisaties in het leven geroepen of hebben zij zelf georganiseerd?

Is de opmerking in de Volkskrant juist, dat de CRI stelt dat deze van de staatssecretaris onvoldoende middelen heeft gekregen om het door zijn voorgangster enkele jaren geleden aangekondigde meldpunt van de grond te krijgen? Wat gaat hij, als dit bericht juist is, alsnog doen in de richting van de CRI om dat meldpunt van de grond te krijgen?

Staatssecretaris Cohen:

Voorzitter! Ik ben het geheel met de heer Rabbae eens dat het hier om een buitengewoon serieuze kwestie gaat. Wie dat artikel in de Volkskrant leest, wordt met walging vervuld. Het is dan ook niet voor niets dat twee jaar geleden, toen er ook een dergelijk artikel in de krant stond, de nodige actie is ondernomen.

Wat is er gebeurd en wat gebeurt er sindsdien? Mijn ambtsvoorgangster heeft gezegd dat er, juist vanwege deze problematiek, in de opvang- en asielzoekerscentra verhoogde aandacht voor de AMA's zou zijn. Die is er ook. Dat staat tot op zekere hoogte ook in dat artikel in de Volkskrant. Er is sprake van aanwezigheidscontrole en men doet zijn uiterste best om de desbetreffende AMA's zo goed mogelijk in de gaten te houden. Feit blijft dat een asielzoekerscentrum een open gemeenschap is en dat, zo men dat al zou willen, het onmogelijk is om de mensen daar 24 uur per dag in de gaten te houden. Het is dus onvermijdelijk dat er zo nu en dan mensen verdwijnen, hoe vreselijk dat ook is, zeker als je weet wat daarvan de gevolgen zijn. De verhoogde aandacht die door mijn ambtsvoorgangster is toegezegd, is er in ieder geval.

Verder is er door de IND in het najaar van 1996 een register ingericht, het zogenaamde AMA-MOB-register, dus ook voor die asielzoekers die met onbekende bestemming vertrekken. Dat register beoogt twee doelen. In de eerste plaats om op die manier beleidsmatig inzicht te verkrijgen in de aard en de omvang van de problematiek en in de tweede plaats om zodoende operationele informatie te verkrijgen voor de opsporing van verdwenen AMA's. De eerste doelstelling ligt in het verlengde van de IND, maar de tweede doelstelling, de opsporing, gaat de IND ver te buiten, zodat daarvoor de CRI eraan te pas moet komen. Met het oog daarop zal het register de volgende maand worden overgedragen aan de CRI. De CRI heeft het eigen register van vermiste personen recent zodanig aangepast dat AMA's daarin herkenbaar zijn en tevens melding kan worden gemaakt van het vermoeden van een misdrijf. Het register van de IND wordt definitief overgedragen aan de CRI wanneer de regiokorpsen en de coördinatoren van vermiste personen zijn geïnformeerd omtrent deze registratieprocedures. Ik verwacht dat dit volgende maand het geval zal zijn.

Mij is niets bekend van financiële problemen op dit punt. De overdracht wordt volgende maand een feit. De meeste voorbereidingen daarvoor zijn al getroffen. Er moeten alleen nog enkele laatste zaken geregeld worden.

Voorzitter! In de afgelopen tijd zijn verschillende rechercheteams werkzaam geweest. Een poosje geleden functioneerde het zogenaamde pyjamateam en nu is in de politieregio Noordoost-Gelderland het voodoorechercheteam opgericht, dat zich in het bijzonder bezighoudt met de opsporing van AMA's die in de prostitutie belanden en met onderzoek van verdachten van vrouwenhandel in verband met de kinderprostitutie.

Voorzitter! Hoe zeer ik ook besef dat hiermee het probleem niet definitief is opgelost – het is treurig, maar ik denk dat het nooit definitief valt op te lossen – meen ik dat de regering gedaan heeft wat zij kon doen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Ik dank de staatssecretaris voor zijn reactie. Ik moet echter helaas constateren dat het meldpunt bij de CRI bijna drie jaar na de beslissing daartoe wordt opgezet. Dit is veel te laat. Ik hoop met de staatssecretaris dat dit volgende maand operationeel is. De gang van zaken verdient absoluut niet de schoonheidsprijs. Is de staatssecretaris bereid dit te erkennen?

De ambtsvoorgangster van de staatssecretaris heeft de Kamer toegezegd dat, met het oog op het snel verkrijgen van informatie over de achtergronden van minderjarige asielzoekers, het nader gehoor vervroegd wordt.

Voorzitter! Wij weten dat het voor betrokkenen zeer moeilijk is om aangifte te doen van criminele activiteiten en vrouwenhandel. Is de staatssecretaris bereid te bevorderen dat er snel aangifte kan worden gedaan? Kan dezelfde procedure gevolgd worden als bij slachtoffers van vrouwenhandel, dus een tijdelijke verblijfsvergunning in afwachting van een definitieve beslissing? Dit kan de bereidheid tot aangifte stimuleren.

Hoe staat het met de internationale samenwerking op dit terrein? Wil de staatssecretaris de Nederlandse ambassades in de landen van herkomst een rol laten spelen, bijvoorbeeld bij het lokaliseren van familie? Wellicht kan op deze wijze ook voorkomen worden dat meisjes in de val trappen van criminele organisaties.

Staatssecretaris Cohen:

Mevrouw de voorzitter! Het meldpunt is al in 1996 opgericht en wel bij de IND. Er is geen sprake van nalatigheid. Nu wordt het meldpunt overgedragen aan de CRI.

Er moet inderdaad geprobeerd worden het nader gehoor te vervroegen. Dat zullen wij ook doen. Ik vraag mij alleen af of het helpt. Het blijkt dat deze meisjes al zeer snel vertrekken, binnen twee tot veertien dagen.

De meisjes worden reeds zoveel mogelijk geholpen bij het doen van aangifte. Dit is echter moeilijk. Ik vraag mij af of een andere procedure nodig is. Het zijn asielzoekers en zij hebben dus geen verblijfsvergunning nodig. Zo nodig zullen betrokkenen dezelfde behandeling krijgen als slachtoffers van vrouwenhandel. Daar is de zaak belangrijk genoeg voor.

Voorzitter! Op het punt van de internationale samenwerking verwijs ik naar het debat in 1997. Mijn ambtsvoorgangster heeft bij die gelegenheid al opgemerkt dat bijvoorbeeld de samenwerking met België op dit punt uitstekend verloopt.

De heer Dittrich (D66):

Mevrouw de voorzitter! Veel Nigeriaanse minderjarige meisjes vragen in Nederland asiel aan. De staatssecretaris heeft zojuist gezegd dat een groot aantal daarvan al binnen twee tot veertien dagen de opvangcentra verlaat en verdwijnt. Wij weten dat sommigen in de prostitutie terechtkomen, waarbij Antwerpen, maar ook Nederlandse plaatsen worden genoemd. Hebben deze meisjes eigenlijk wel asielbescherming nodig? Het is opvallend dat er alleen meisjes en geen jongens uit Nigeria naar Nederland komen. Cynisch gezegd, wordt door het openstellen van de asielprocedure voor meisjes uit Nigeria, van wie wij weten dat zij veelal in de prostitutie terechtkomen, als het ware de prostitutiebranche gefacilieerd; men kan op een gemakkelijke manier aan jonge meisjes komen. Is het mogelijk om, nu de reisroutes van de meisjes bekend zijn – namelijk per vliegtuig via Benin en Sierra Leone naar Schiphol – op de vliegvelden in de regiolanden posten op te zetten zodat voordat de meisjes naar Nederland komen, ingegrepen kan worden? Kunnen de meisjes als zij op Schiphol aankomen, in het grenshospitium worden opgevangen, zodat zij, nadat hun aanvraag is afgewezen, zo snel mogelijk naar Nigeria teruggestuurd kunnen worden?

Staatssecretaris Cohen:

Mevrouw de voorzitter! Ik begrijp de vraag van de heer Dittrich. Het is van belang daarover goed na te denken. Ik plaats wel enige kanttekeningen daarbij. Ik weet niet of zijn voorstel mogelijk is, want de vraag van iemand om asiel zal goed onderzocht moeten worden. Desalniettemin stelt de heer Dittrich een interessante vraag. Ik ben bereid nader onderzoek te doen op dat punt. Ik zal in mijn beschouwing ingaan op de vraag of het mogelijk is om dit probleem in de landen van herkomst als het ware bij de pre-boarding checks te betrekken. Ik heb dus niet echt een antwoord op de vraag van de heer Dittrich, maar ik ben wel blij dat hij haar heeft gesteld.

De heer De Wit (SP):

Mevrouw de voorzitter! De Kamer spreekt al heel lang over het probleem van de verdwijning van minderjarige asielzoekers. Daaraan zijn twee aspecten verbonden, in de eerste plaats de opsporing. Uit het antwoord van de staatssecretaris leid ik af dat hij zegt dat er in ieder geval in Noordoost-Gelderland een speciaal opsporingsteam is. Is dat voldoende om daadwerkelijk iets te kunnen doen aan de zo dringend noodzakelijke opsporing? Met andere woorden: moet de capaciteit worden uitgebreid om de opsporing werkelijk ter hand te nemen?

In de tweede plaats is er in de brief van 21 oktober 1996 sprake van een versneld nader gehoor. Uit het antwoord van de staatssecretaris zou afgeleid moeten worden dat dit nog steeds niet plaatsvindt. Gebeurt dat nu wel of niet? In genoemde brief staat het nog veel interessantere voorstel van staatssecretaris Schmitz om op het moment dat bij het nader gehoor vast komt te staan dat er een vermoeden is van een slachtoffer van vrouwen- of mensenhandel, de minderjarige asielzoeker al wordt doorgeleid naar een veiliger plek, waar betere begeleiding en bescherming mogelijk is, zodat ontsnappingen minder aan de orde zijn. Wat is er met de twee suggesties uit de brief van oktober 1996 gebeurd?

Staatssecretaris Cohen:

Voorzitter! De constatering is interessant dat deze vragen in ieder geval in de pers weer aan de orde komen op de momenten dat de opsporingsteams bezig zijn. Daaruit blijkt dat zij een nuttige werking hebben. Of het noodzakelijk is de capaciteit uit te breiden, vind ik heel moeilijk te bepalen, juist omdat het zo moeilijk is grip te krijgen op deze situatie. De vraag of capaciteitsuitbreiding noodzakelijk is, zul je steeds moeten afwegen tegen andere prioriteiten. Ik moet nu snel ophouden deze vraag te beantwoorden, omdat zij niet rechtstreeks mijn portefeuille betreft.

De tweede vraag betreft versneld nader gehoor. Dat vindt inderdaad plaats. Mocht uit dat nader gehoor blijken dat er een vermoeden is dat er iets dergelijks aan de hand kan zijn, dan suggereert de heer De Wit dat je kunt streven naar een veiliger plek. Die suggestie behelst twee veronderstellingen. De eerste is dat uit het nader gehoor blijkt dat er iets dergelijks achter het vertrek vanuit Nigeria naar ons land zit. Het probleem is juist dat je dit zo bijzonder moeilijk kunt achterhalen. Dat zal heel zelden het geval zijn. Bij de tweede veronderstelling verwijs ik nogmaals naar het artikel in de Volkskrant dat wij beiden gelezen hebben. Daaruit blijkt dat het de vraag is of de oplossing is een veiliger plek aan te bieden dan nu het geval is. Je zou er nog eens goed over moeten nadenken of het bieden van een veiliger plek bijdraagt zo niet aan de oplossing van het probleem dan toch aan de manier waarop wij met dat probleem omgaan.

Kortom, ik vind net als bij de vorige vragensteller dat het goed is dat deze suggesties gedaan worden. Of deze suggesties ons heel veel verder zullen brengen, vraag ik mij af.

De voorzitter:

Nog drie leden hebben het woord gevraagd. Ik constateer dat wij nu al aan het antwoord van de staatssecretaris kunnen merken dat wij bezig zijn met een herhaling van zetten. Mag ik de leden vragen echt nieuwe punten aan de orde te stellen en anders van het woord af te zien?

De heer Kamp (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Een paar keer is al gesuggereerd dat een deel van de Nigeriaanse AMA's die verdwijnen, ingezet zouden worden in het clandestiene, informele prostitutiecircuit in Amsterdam-Zuidoost. Tegelijkertijd wordt gesuggereerd dat de politie geen tijd heeft om daarnaar onderzoek in te stellen. Kan de staatssecretaris dat ontkennen? Wordt iedere serieuze aanwijzing op dat punt door de politie onderzocht?

Kan de staatssecretaris aangeven hoe het staat met het maken van bilaterale afspraken met de landen waaruit de AMA's afkomstig zijn? Zal hij dit probleem aan de orde stellen als in april een grote delegatie naar China gaat? Is er zicht op afspraken bijvoorbeeld met China en Nigeria?

Staatssecretaris Cohen:

Voorzitter! Ik heb niet de indruk dat de politie niet aan het onderzoeken van dit soort vragen toekomt.

Het gaat hierbij voortdurend om problemen met individuele gevallen. Ik vraag mij dan ook af of contacten met China en Nigeria op regeringsniveau kunnen bijdragen aan de oplossing daarvan. Het is op zichzelf niet zo moeilijk iemand terug te zenden naar Nigeria. De vraag is of je voor de betreffende persoon in de omstandigheden waarin hij of zij verkeert – als je het artikel in de Volkskrant nog eens leest, zie je hoe dat in elkaar zit – op die manier voor een oplossing zorgt. Dat neemt niet weg dat je ten aanzien van terugkeerovereenkomsten niet verder contact moet hebben met China en Nigeria. Dat is een vraag die naar mijn gevoel niet meer te maken heeft met het onderwerp waarover wij het nu hebben.

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! Ik krijg sterk de indruk dat de problemen van 1999 te lijf worden gegaan met de oplossingen van 1996. Wij hebben in 1996 uitvoerig over dit punt gepraat naar aanleiding van de opmerkingen van de wethouder van Antwerpen dat meisjes individueel in de prostitutie terecht zouden komen. Er zijn maatregelen genomen die de staatssecretaris heeft genoemd.

Er is nu echter iets anders aan de hand. Er is sprake van een georganiseerde, internationale meisjeshandel die gebruik maakt van ons humane asielsysteem, met name voor minderjarige alleenstaande asielzoekers. De vraag die gesteld moet worden, is of binnen dat humane asielsysteem kennelijke niet-gegrondheid of niet-ontvankelijkheid van toepassing te verklaren is in die gevallen waarin duidelijk sprake blijkt te zijn van meisjeshandel.

Mijn tweede vraag luidt: kan de staatssecretaris aangeven in hoeverre door de betrokken organisaties misbruik wordt gemaakt van de situatie in bijvoorbeeld Sierra Leone? Is het mogelijk dat onder de noemer Sierra Leone of andere brandhaarden in de buurt van Nigeria Nigeriaanse meisjes worden binnengebracht?

Mijn laatste vraag betreft het volgende. Het is mogelijk dat de politie meisjes vindt die nog geen voogdij hebben toegewezen gekregen van bijvoorbeeld de stichting De Opbouw, omdat zij nog maar heel kort in de opvang zaten. Wat moeten wij dan met die meisjes? Waar kunnen zij dan terecht?

Staatssecretaris Cohen:

Mevrouw de voorzitter! Ik geloof dat de eerste vraag van de heer Middel erg lijkt op die van de heer Dittrich.

De voorzitter:

De vraag kwam mij ook erg bekend voor.

Staatssecretaris Cohen:

Ik wil dan ook kortheidshalve naar mijn antwoord op de vraag van de heer Dittrich verwijzen.

Ik zou verder niet durven zeggen of de mensenhandelaren misbruik maken van de slechte situatie in Sierra Leone. Ik sluit dat niet uit, maar ik weet het eenvoudigweg niet.

De derde vraag van de heer Middel ging over de voogdij. Wanneer in een individueel geval duidelijk wordt dat een meisje in die omstandigheden verkeert, dan moet daar iedere keer opnieuw een oplossing voor worden gevonden. Hoe die er ook uitziet! Als het noodzakelijk is om voor haar voogdij te zoeken of een tijdelijke vergunning te verlenen, dan zullen wij dat doen.

Naar boven