Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Atsma.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter! Vorige week, vandaag een week geleden, heeft de rechter een uitspraak gedaan naar aanleiding van een zaak aangespannen door de Nederlandse vakbond voor varkenshouders over de Wet herstructurering varkenshouderij. De gevolgen waren te voorzien. Het is een dictatoriale wet, met dramatische gevolgen. De gevolgen van de uitspraak zullen ingrijpend zijn. Wij willen als het kan vandaag een voortzetting van het debat via het verslag van het algemeen overleg van afgelopen vrijdag. Het was te voorzien dat de minister vandaag in Brussel moest zijn voor onderhandelingen. Nu hij hier is en komende donderdag in Brussel moet zijn, vragen wij het verslag vandaag op de agenda te zetten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Ter Veer als lid van de fractie van D66, niet als voorzitter van de vaste commissie.

De heer Ter Veer (D66):

Dat is correct.

Ik ben het eens met het verzoek. Het ontgaat mijn fractie waarom het per se vandaag moet. De zaak is onder de rechter en zal een lange looptijd kennen. Mij lijkt dat het niet nodig is heden een debat te voeren.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Op dit punt verschil ik van mening met collega Ter Veer. Er bestaat in de sector onzekerheid. Wij moeten proberen hieraan zo snel mogelijk iets te doen. Als het vandaag niet kan, ook morgen niet om de ons bekende reden en ook donderdag niet omdat de minister dan in Brussel moet zijn, en het eerstvolgende week zou kunnen, vind ik dat het te lang gaat duren. Ik steun het verzoek van collega Atsma om heden het debat te houden.

De heer Poppe (SP):

Ik steun het verzoek van de heer Atsma. De problemen spelen nu. Zo kort mogelijk na het algemeen overleg moet het debat worden gehouden. Er moet niet worden gewacht op een uitspraak van de rechter of wetten die eraan zitten te komen.

De heer Feenstra (PvdA):

Het lijkt mij nuttig en nodig om het debat over het verslag van het algemeen overleg te voeren. Er is geen enkele reden om dat verzoek niet te honoreren. Het zal ook op korte termijn moeten gebeuren. Het zou vandaag kunnen of donderdagochtend. Waarom niet donderdagochtend?

De heer Oplaat (VVD):

Voorzitter! De VVD ondersteunt het verzoek van het CDA, maar wij zien niet de noodzaak om het vandaag af te handelen. Het vergt enige zorgvuldigheid. Het argument dat de onzekerheid voortduurt, geldt niet omdat de aangekondigde noodwet met terugwerkende kracht vanaf het moment van de uitspraak gaat gelden. Aangezien wij enige voorbereidingstijd nodig hebben, pleit ik ervoor om het donderdag te doen.

De heer Atsma (CDA):

Het is de vraag of de noodwet niet voor nieuwe problemen zal zorgen, maar dat zal de tijd uitwijzen. De minister van Landbouw is naar wij aannemen deskundig, hoewel hij straks ook minister van juridische zaken zal moeten zijn. Wij menen dat er zo snel mogelijk helderheid moet worden gegeven. De minister van Landbouw moet donderdag naar Brussel. Het is ons niet bekend op welk tijdstip. Ik weet dat een van de woordvoerders donderdagochtend een andere verplichting heeft. Vandaar mijn verzoek om het vandaag op de agenda te zetten.

De voorzitter:

De opvattingen zijn nogal verdeeld, moet ik constateren. Ik weet niet hoe het voor de rest van de dag staat met de verplichtingen van de verschillende Kamerleden. Gezien de agenda is er niet zo verschrikkelijk veel op tegen om het debat vandaag te houden. Als er geen haast bij is, zoals ik van sommige fracties heb gehoord, kan het echter net zo goed donderdag, want dan kan ook de vraag van de heer Oplaat om een goede voorbereiding te hebben, gehonoreerd worden. Als ik tel, zie ik dat er een meerderheid is om het debat donderdag te houden. Dat is een vrij grote meerderheid. Ik zal een nader voorstel doen over het tijdstip waarop het debat donderdag gehouden wordt.

De heer Atsma (CDA):

Ik betreur het buitengewoon dat nu door een van de fracties wordt aangegeven dat er nog wat extra tijd moet worden gestoken in de voorbereiding. Wij hebben afgelopen vrijdag klip en klaar gehoord wat de consequenties zijn. Wij weten wat de gevolgen zijn. Wij weten in welke onzekerheid de sector verkeert. Na de uitspraak van de rechter, die niets aan duidelijkheid te wensen overliet, heeft de sector het volste recht om te horen wat de Kamer ervan vindt. Dat recht heeft de sector. De mensen horen het vandaag zo snel mogelijk te weten.

De voorzitter:

Nu noodzaakt u mij te zeggen dat ook u in eerste instantie niet zoveel problemen had met bespreking op donderdag en dat u alleen maar om bespreking vandaag vroeg omdat de minister in huis is, zoals u zelf zei. Daarom is een debat op donderdagochtend ook heel snel, denk ik.

De hee Atsma (CDA):

Wij hebben vorige week al aangegeven dat het overleg in VoorzitterBrussel een majeur overleg is, waar de minister bij aanwezig moet zijn. Dat was de reden dat wij vandaag geen overleg konden voeren over het vervolg op de bespreking van afgelopen vrijdag.

De voorzitter:

Ik sprak u niet tegen. Ik zei alleen dat het argument om het vandaag te bespreken niet erg sterk is en dat het ook donderdagochtend kan, zoals veel fracties zeggen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter! Na uw woorden aan het adres van collega Atsma heb ik hierover eigenlijk niet zoveel meer te zeggen. Ik had nog willen zeggen dat wij vrijdagavond ook hebben gesproken over een mogelijk vervolg. Toen hebben wij ernstig rekening gehouden met de op dat moment bekende wetenschap dat te voorzien was dat de minister in Brussel zou zijn. Dat is nu niet het geval. Daarom zeggen wij: dan heeft dit hoge prioriteit. Zo is het gegaan.

De voorzitter:

Zo is het mij ook gemeld. Het klopt volstrekt.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Ik reageer even op de opmerking van de heer Oplaat over een goede voorbereiding. Het gaat om het vervolg op een overleg dat loopt. Het gaat om moties. Hoezo voorbereiding, denk ik dan. De heer Oplaat had er allang op voorbereid moeten zijn. Maar goed, ik heb geen bezwaar tegen een debat op donderdag.

De voorzitter:

U weet net zo goed als ik hoe het soms gaat met de redengeving om iets wel of niet op een bepaalde dag te willen. Ik blijf bij mijn constatering dat de overgrote meerderheid van de Kamer vindt dat het debat donderdagochtend moet plaatsvinden. Het tijdstip zal ik de leden nader laten weten.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Bijleveld-Schouten.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Mevrouw de voorzitter! De afgelopen weken is onze fractie gebleken dat er buiten de Kamer heel wat over het asielbeleid is gezegd. Allerlei voorstelletjes holderdebolderden over elkaar heen. Van de kant van de PvdA vernamen wij enkele voorstellen. Gisteren hoorden wij ook nog iets van de VVD. Ook mijn fractie heeft op dit punt een aantal opmerkingen gemaakt. De staatssecretaris heeft op dit terrein natuurlijk ook een aantal opvattingen. Aangezien het bijna allemaal fractievoorzitters waren die buiten de Kamer over dit punt hebben gesproken, lijkt het mijn fractie goed hier in de Kamer een debat over het asielbeleid te voeren, op fractievoorzittersniveau. Op die manier kunnen wij met elkaar fundamenteel over de toekomst van dit beleidsterrein discussiëren.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Deze gedachte lijkt mij sympathiek, maar wij moeten de tijd krijgen om het debat daadwerkelijk te voeren. Dat debat zullen we wel moeten voorbereiden en mijn vraag is dan ook of mevrouw Bijleveld en de andere collega's willen instemmen met de volgende voorbereiding van het debat. Wij vragen de staatssecretaris om een brief waarin hij ingaat op datgene wat in de afgelopen dagen naar buiten is gekomen met betrekking tot de verschillen in de prognoses over het aantal asielaanvragen voor dit jaar en waarin hij ingaat op de berichtgeving omtrent de interne spanningen bij de IND en de wijze waarop de ondernemingsraad met zijn bevoegdheden omtrent medezeggenschap kan omgaan. Behoefte aan duidelijkheid op deze punten was voor ons overigens een reden om met spoed een procedurevergadering te beleggen. Als wij plenair tot een afhandeling kunnen komen, is aan die vergadering geen of minder behoefte.

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! Ik veronderstel dat mevrouw Bijleveld wel begrijpt dat de Partij van de Arbeid geen enkele moeite heeft met een debat over dit onderwerp. Ik denk echter aan wat de heer Rosenmöller zegt. Het is het een of het ander. Of er vindt het debat plaats waarom mevrouw Bijleveld vraagt óf wij houden een ander debat. Mevrouw Bijleveld vraagt om een debat tussen fractievoorzitters. Daarover besluiten de fractievoorzitters natuurlijk zelf. Het CDA kan zich nu in uitnodigende zin uitlaten, maar niet bepalen of de fractievoorzitters deelnemen aan het debat. Dat is helder. Voor zo'n debat loopt de Partij van de Arbeid echter niet weg. Integendeel!

De heer Rosenmöller vraagt echter de staatssecretaris om een brief, terwijl de staatssecretaris waarschijnlijk over enkele weken met een uitgebreide notitie komt ter voorbereiding van de wijziging van de Vreemdelingenwet. Het lijkt de Partij van de Arbeid logisch om op dat moment het inhoudelijke debat te voeren aan de hand van wat de staatssecretaris, dus het kabinet, de Kamer voorlegt. Het lijkt erop dat nu het een met het ander wordt vermengd. Wij zouden namelijk een fractievoorzittersdebat kunnen houden, terwijl wij weten dat over enkele weken de andere zaak uitvoerig aan de orde komt. Dat lijkt mij een beetje te veel van het goede. Dus het is of het één of het ander.

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter! Sinds de algemene beschouwingen hebben wij in dit huis al negen keer over de asielproblematiek gesproken. Dat is voortdurend gebeurd aan de hand van de stukken van de regering. Wij menen dat het verstandig is om wederom aan de hand van een stuk van de regering te debatteren. Wij wachten daarom eerst het stuk van de regering af en beoordelen vervolgens of er een plenair debat of een algemeen overleg moet komen en of het een debat van de woordvoerders of de fractievoorzitters moet zijn. Dat hangt van de inhoud van het stuk af. De aanvullingen die collega Rosenmöller zojuist naar voren heeft gebracht, wil ik ondersteunen.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! Straks vindt er een extra procedurevergadering van de vaste commissie voor Justitie plaats. De fractie van de heer Rosenmöller heeft gevraagd om onderwerpen betreffende de Immigratie- en naturalisatiedienst op de agenda van een algemeen overleg te zetten. Nu hoor ik de heer Rosenmöller vragen om een brief die in het debat waar mevrouw Bijleveld om vraagt aan de orde zou moeten komen. Ik vind dat we het een van het ander moeten scheiden. Straks kunnen wij in de procedurevergadering een datum voor een algemeen overleg over de meer feitelijke gang van zaken kiezen. Mevrouw Bijleveld vraagt om een debat op fractievoorzittersniveau. De fractie van D66 heeft daartegen geen bezwaar, zij het dat het wel op de een of andere manier een richting moet hebben. Ik meen daarom dat het van belang is dat de staatssecretaris van Justitie met een stuk komt aan de hand waarvan bekeken kan worden wanneer wie het woord zullen voeren.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Voorzitter! Ik begrijp dat de meerderheid van de leden geen bezwaar heeft tegen mijn verzoek om op fractievoorzittersniveau een debat te voeren. De heer Cornielje vraagt zich af waarom dit debat nu moet worden gehouden. Mij is opgevallen dat buiten de Kamer een heleboel ballonnetjes worden opgelaten. Dan is het relevant om in de Kamer, waar het erom gaat, met elkaar een aantal van de voorstellen te bespreken. Wat mij betreft kan dat aan de hand van een brief van de staatssecretaris waarin hijzelf ook een aantal zaken aangeeft. Het een lijkt mij op een redelijke manier met het ander te combineren. Het zal duidelijk zijn dat het ons gaat om de beleidsmatige voorstellen die wij in de afgelopen periode hebben gehoord. Daarover willen wij graag op fractievoorzittersniveau op niet al te lange termijn in deze Kamer spreken. Daarover moet namelijk niet alleen buiten deze Kamer worden gesproken.

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie heeft al sinds de algemene beschouwingen de urgentie van het probleem aangegeven in dit huis. Vervolgens is bij negen algemene overleggen die urgentie nogmaals onderstreept. Er vindt een ontwikkeling van het denken plaats, ook bij andere fracties. Nu wordt de mening meer gedeeld dat het probleem zeer urgent is. Wij willen graag met de regering daarover van gedachten wisselen, maar dan wel aan de hand van een goed voorbereid stuk. Op het moment dat wij dat stuk hier ontvangen, moeten wij bepalen op welke wijze wij dat debat aangaan. Het gaat er natuurlijk om het asielzoekersprobleem aan te pakken en maatregelen te nemen. De VVD heeft zich al lange tijd daarvoor ingespannen.

De voorzitter:

Iedereen lijkt het daar aardig over eens te worden.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Ik steun datgene wat mevrouw Bijleveld heeft gezegd. Ik heb in eerste termijn gezegd dat als er zo'n brief van de staatssecretaris komt, er altijd een nieuw moment moet worden gekozen waarop wij in formele zin besluiten over zo'n debat, maar ik heb onze intentie aangegeven. In de richting van collega Dittrich zeg ik dat daarmee datgene ontvalt wat wij wilden in een spoedprocedurevergadering. Die hoeft wat ons betreft dan ook niet door te gaan. Dan is het eerder stroomlijnen dan uit elkaar halen. Laten wij het op die wijze organiseren, zodat wij een zorgvuldige procedure hebben.

De voorzitter:

Ik meende dat in eerste instantie ook al van u gehoord te hebben. Ik wil nog even alle leden gelegenheid geven om te reageren.

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! Bij ons ontstaat toch enige verwarring. De VVD is heel helder; dat vinden wij ook de op één na beste oplossing. Het CDA is ook helder wat de interpretatie van het eigen voorstel betreft: er moet op fractievoorzittersniveau zo snel mogelijk een debat komen, ook los van een eventuele brief van de regering. Laat ik nog eens heel duidelijk zeggen wat de PvdA wil. Wij lopen niet weg voor een debat op fractievoorzittersniveau. Daar doen wij dus aan mee, waarschijnlijk ook met onze fractievoorzitter, maar dat zien wij volgende week wel. Het debat over een brief van de regering zal evenwel moeten zijn aangekondigd via een brief van de staatssecretaris van Justitie. Het zijn twee debatten naast en na elkaar.

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! Het lijkt mij dat er toch nog wat onduidelijkheid bestaat over de vraag wat er al dan niet in de brief van de staatssecretaris aan de orde zou moeten komen, met name op het punt van de IND. De heer Rosenmöller zegt dat de procedurevergadering niet hoeft door te gaan en dat dit punt kan worden meegenomen, terwijl andere collega's hebben gezegd dat het punt van de IND daarvan zou moeten worden uitgezonderd. Het lijkt mij gewenst dat het helemaal duidelijk is wat er al dan niet aan de orde is in het debat, los van de vraag door wie dat wordt gevoerd.

De voorzitter:

Voordat ik mevrouw Bijleveld het woord geef, wil ik graag even zeggen hoe wij nu naar mijn mening het beste verder kunnen gaan. Dan kan zij meteen daarop reageren, waarbij ik ook de heer Rosenmöller even aankijk. Mevrouw Bijleveld vraagt over dit onderwerp een debat van fractievoorzitters, die dat natuurlijk altijd zelf moeten bepalen. Ik heb het idee dat er in de Kamer brede instemming mee is dat mevrouw Bijleveld graag van tevoren een stuk heeft van het kabinet, maar dat het debat ook zonder zo'n stuk moet kunnen worden gehouden. De heer Rosenmöller zegt dat in dat debat ook het punt aan de orde zou kunnen zijn van de prognoses van de aantallen asielzoekers voor dit jaar, alsmede het punt van de IND. De heer Middel en de heer Cornielje vinden dat het debat daarover eigenlijk een vervolg is van datgene wat eerder in algemeen overleg is besproken en dat het dan ook een ander debat zou moeten zijn. Zo begrijp ik het althans tot nu toe. Ik vraag eerst aan mevrouw Bijleveld om hierop te reageren en aan te geven hoe zij dat ziet. Als wij het inderdaad zo kunnen doen, zijn wij er vrij snel uit.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Voorzitter! Het CDA heeft geen behoefte aan een uitgebreid stuk. Dat hebt u goed samengevat. Het lijkt ons dat wij zo een debat kunnen voeren in de Kamer over een aantal politieke punten die in de afgelopen periode hebben gespeeld. Dat is ook de achtergrond van onze vraag. Ik zou mij kunnen voorstellen dat enige combinatie mogelijk is. De heer Rosenmöller kijkt bijvoorbeeld naar de IND. Ik kan mij voorstellen dat je een aantal politieke punten oppikt die heel goed in de lijn van dit debat zijn te brengen. Ik heb er alleen geen behoefte aan om lang te wachten op een brief over deze problematiek. Het heeft mijn voorkeur om dat politieke debat op niet al te lange termijn te voeren. Zo kijk ik er tegenaan.

De voorzitter:

Misschien heb ik het verkeerd, maar ik meen te zien dat er brede instemming bestaat met het eerste deel. Op het politieke niveau, om het zo maar aan te duiden, bestaat er dus overeenstemming over dat dit debat moet plaatsvinden. Dat zie ik althans bij de meeste fracties. Ik denk dat het dan heel verstandig zou zijn dat in de vaste commissie bekeken wordt of er nog een brief aan de staatssecretaris gevraagd moet worden. Misschien zijn er nog meer punten waar men eerder iets over wil weten. De termijn daarvan is echter een andere dan de termijn van het debat dat mevrouw Bijleveld aanvraagt. Ik zie dat iedereen daarmee kan instemmen.

Ik stel dan ook voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, opdat het hier alvast van op de hoogte is. Ik neem aan dat men daar, voorzover dat mogelijk is, al wel op zal reageren.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Schreijer-Pierik.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Voorzitter! Ik zal het heel kort houden. Het realiseren van de ecologische hoofdstructuur verloopt op dit ogenblik heel stroef. Dit punt is heel uitgebreid aan de orde geweest in een algemeen overleg. Het ging met name over het Programma beheer. Wij willen graag een plenaire voortzetting van deze zaak, maar daar willen wij wel een brief bij hebben van de staatssecretaris. In die brief moet staan hoe de staatssecretaris denkt over de rietmaaivergoedingen, de gebieden, de hoogte van de vergoedingen en de positie van de particuliere eigenaren in dit verband.

De voorzitter:

Is daar veel haast bij of kan het ook rustig volgende week?

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Daar is geen haast bij.

De voorzitter:

Ik zie instemming. Ik stel voor, ook het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Later zal ik op dit punt een voorstel doen.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Noorman-den Uyl.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Vanmorgen verschenen er berichten in de media dat er in de begroting voor de arbeidsvoorziening voor dit jaar een gat van 300 mln. zit. Dat is bijna 20% van het totale budget. Dat gegeven verontrust de fractie van de PvdA. Hoe waar een en ander is, moet blijken. Wij willen in ieder geval de minister om een brief vragen waarin hij ons laat weten of het waar is dat in een inmiddels vastgestelde begroting voor het jaar 1999 – ik mag dat althans aannemen, want wij leven al in de derde maand – sprake is van een daadwerkelijk tekort. Als dat tekort er is, waardoor is dat dan ontstaan? Verder willen wij weten of er daadwerkelijk sprake is van grootscheepse ontslagen en het stoppen van tijdelijke contracten bij de arbeidsvoorziening. Als dit waar is...

De voorzitter:

Mevrouw Noorman, ik zie enige ongerustheid bij een aantal leden. Ik meen dat er om half vijf een procedurevergadering van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid is. Is het dus niet veel beter om dit belangrijke onderwerp daar in te brengen? De vaste commissie kan dit dan ook mee beoordelen en misschien zelfs wel mee vragen.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter! Dat zou kunnen. Vanwege de lange lijst mondelinge vragen heb ik er echter van afgezien om de minister hier mondeling over te bevragen en wilde ik volstaan met het vragen van een brief.

De voorzitter:

Mevrouw Noorman, nu noodzaakt u mij om te zeggen dat ik nooit mondelinge vragen op dit punt van u gezien heb. Het is dus ook niet zo dat ik die vragen niet doorgelaten heb en dat ik de bevoegdheid heb om te bepalen welke vragen ik wel of niet belangrijk vind en in welke volgorde die behandeld moeten worden. Dat is dus geen goed tegenargument. Omdat de vaste commissie over een halfuur vergadert, blijf ik erbij dat het beter is om deze punten daar aan de orde te stellen.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter! Voor de goede orde: ik zei dat ik had afgezien van het stellen van mondelinge vragen. Ik stel het echter wel op prijs om hier op dit moment publiekelijk te vragen om een brief van de minister over dit, naar het zich laat aanzien, ernstige gegeven. Ik hecht daaraan. Het kan zijn dat in de procedurevergadering nog andere zaken aan de orde komen. Dat neemt echter niet weg dat ik meen dat dit wel degelijk het moment is om publiekelijk te vragen om...

De voorzitter:

Mevrouw Noorman, het spijt mij. Wat u tot nu toe gezegd hebt, staat in de Handelingen. Ik stel de Kamer echter niet voor om het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Om half vijf is er een procedurevergadering. En dat is nu mijn besluit.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik noteer uw standpunt, voorzitter.

De voorzitter:

Ook dat staat in de Handelingen. Dat kunt u dus nalezen.

Het woord is aan de heer Hoekema.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter! Er is sprake van een humanitaire noodsituatie op Ambon. De minister van Buitenlandse Zaken zal ons een brief sturen over de algemene situatie in Indonesië. Ik vraag u te bevorderen dat daarin op adequate wijze aandacht wordt gegeven aan de situatie op Ambon, waarbij met name dient te worden ingegaan op de mogelijkheden die Nederland heeft om het standpunt van Jakarta te beïnvloeden, om humanitaire hulp te geven en om wellicht waarnemers van de Europese Unie te sturen.

Daarnaast verzoek ik u, mede namens de heer Van Middelkoop, te bevorderen dat minister Van Boxtel, belast met het grotesteden- en integratiebeleid, een brief stuurt aan de Kamer over de contacten van het kabinet met de Molukse gemeenschap in Nederland, waarin tevens tot uitdrukking komt dat het kabinet er blijk van geeft betrokken te zijn bij de situatie op Ambon en ertoe bereid is in te spelen op de wens van de Molukse gemeenschap in Nederland om adequaat te worden geïnformeerd over de situatie ter plaatse.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Mij moet nu toch iets van het hart; wij hebben vandaag tussen half twee en twee uur een procedurevergadering van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken gehad waarin min of meer hetzelfde punt aan de orde is geweest en er procedureafspraken zijn gemaakt over het vragen van een brief van de regering over deze onderwerpen. De heer Hoekema voegt daar nu aan toe dat ook minister Van Boxtel hierbij wordt betrokken, maar mijns inziens had hij dat ook tijdens die procedurevergadering aan de orde kunnen stellen. Waarvan akte!

De voorzitter:

Die procedurevergadering is dus al geweest. Nou, mijnheer Hoekema, dan bent u nu wel erg laat met uw verzoek. Overigens, ik kan hier wel mededelen dat de heer Hoekema mondelinge vragen heeft ingeleverd, die echter vanwege het tijdstip van inlevering niet meer vandaag aan de orde konden worden gesteld. Ik heb toen tegen hem gezegd om dit punt bij deze gelegenheid onder de aandacht te brengen.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Mevrouw de voorzitter! In mei kan Delta Radio in de Noordzee beginnen met het bouwen van twee zendmasten van elk 400 meter hoog, voor de kust van Walcheren, buiten de 12-mijlszone. De fractie van D66 en ook de heer Feenstra hebben hierover vorig jaar al Kamervragen gesteld. Het antwoord van het kabinet was toen dat er een juridisch vacuüm was buiten die 12-mijlszone. Inmiddels heeft de interdepartementale commissie Noordzeeaangelegenheden een advies uitgebracht, waarin heel duidelijk staat dat het op grond van milieuargumenten en argumenten van veiligheid voor luchtvaart en scheepvaart onwenselijk is om zonder vergunning in het Nederlandse deel van de Noordzee te bouwen.

Daarom vraag ik de regering om een brief waarin zij ingaat op de mogelijkheid van noodwetgeving waardoor initiatieven om op het Nederlands continentaal plat maar buiten de 12-mijlszone te bouwen, worden onderworpen aan een afweging van milieu- en veiligheidsbelangen. Verder stellen wij het op prijs als de regering in die brief eveneens ingaat op de mogelijkheid een soort milieueffectrapportage te introduceren met een vergunningensysteem. Onzes inziens dient met die brief spoed betracht te worden, omdat men al in mei met de aanleg van de twee zendmasten van elk 400 meter hoog wil beginnen en er ook nog andere initiatieven in de planning staan. Wij zouden niet graag zien dat er in de Noordzee zonder vergunning zomaar gebouwd werd buiten de 12-mijlszone. Derhalve herhaal ik ons verzoek om een spoedige brief van de regering, zodat wij er vervolgens in de Kamer verder over kunnen praten.

De voorzitter:

Spoed betekent nog deze week, naar ik aanneem.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter! Ik zou dat verzoek graag willen ondersteunen, onder toevoeging van nog een aspect. De visserijorganisaties hebben verondersteld dat een dergelijke realisering ook van invloed zou kunnen zijn op de activiteiten van de visserijsector aldaar. Ik houd dat voor mogelijk, maar weet dat niet. Ik zou dan ook graag dat aspect meegewogen zien worden in de brief die collega Dittrich vraagt.

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter! Ik ben enigszins in verwarring gebracht door de heer Dittrich. Wij hebben vanmorgen in onze fractievergadering een inbreng besproken van een van de collega's en ik heb daaruit geconcludeerd dat dit onderwerp geagendeerd is voor de plenaire vergadering van aanstaande donderdag. De vraag van de heer Dittrich zou zeer goed bij die behandeling aan de orde kunnen komen. Het komt mij vreemd voor om nu twee dagen voor een plenair debat om nieuwe stukken te vragen, hoewel ik natuurlijk niet kan overzien of het om nuttige aanvullende informatie gaat. Nogmaals, die vraag past mijns inziens beter bij het debat van aanstaande donderdag.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ook ik leefde in die veronderstelling, omdat donderdag de instelling van een exclusieve economische zone op de agenda staat. Ik heb er op zichzelf geen problemen mee als de Kamer voor donderdag informatie bereikt die de inhoudelijke discussie ten goede komt. Het had echter ook pas donderdag aan de orde gesteld kunnen worden.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Voorzitter! Ook bij mijn fractie leeft het idee dat de vraag van de heer Dittrich bij het debat van aanstaande donderdag betrokken kan worden. Dat is door ons ook onderzocht aan de hand van de wet die behandeld wordt. Ik kan mij voorstellen dat er nog enige nadere informatie nodig is. Die informatie zou de Kamer dan voor donderdag moeten bereiken. Mochten wij nog niet over die aanvullende informatie beschikken, dan ben ik van opvatting dat wij de wettelijke procedure moeten volgen en deze vraag bij de behandeling van donderdag moeten betrekken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter! De fractie van GroenLinks ondersteunt het voorstel van de heer Dittrich. Het gaat hier niet alleen om de vraag of er sprake moet zijn van een vergunningsplicht, maar ook om de vraag of überhaupt een vergunning voor dergelijke zendmasten afgegeven moet worden. Pas na ontvangst van een brief hierover kan beoordeeld worden of dit onderwerp donderdag in het debat aan de orde kan komen of dat er een apart overleg over gevoerd moet worden.

De voorzitter:

De heren Dittrich en Vendrik menen dat zij voor het debat van aanstaande donderdag meer informatie nodig hebben. Ik stel voor het kabinet te verzoeken voor donderdag – op z'n laatst donderdagochtend vroeg – te reageren. Dan kan op dat moment beoordeeld worden of die informatie voldoende is om over dit onderwerp te debatteren of dat er nog een nadere procedure gevolgd moet worden.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! Ik ben sterk geneigd om inhoudelijk in te gaan op het debat over de exclusieve economische zone, maar zal dat niet doen. Uw voorstel spreekt mij zeer aan. Ik meen echter dat het juridisch kader dat nodig is voor buiten de 12-mijlszone losstaat van de EEZ. Uiteraard kunnen wij het erbij betrekken. Ik ben sterk voor uw voorstel om de regering te vragen voor de aanvang van het debat op donderdag een brief op dit punt aan de Kamer te sturen. Dat zal de scherpte van het debat van donderdag ten goede komen. Ik denk echter dat er nog een apart debat nodig zal zijn.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Udo.

De heer Udo (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Naar aanleiding van de discussie over de RIVM-cijfers van 11 februari wil ik mede namens de heer Klein Molekamp een debat over het verslag van een algemeen overleg aanvragen, opdat de Kamer zich hierover kan uitspreken.

De voorzitter:

Is er haast bij of kan dat volgende week?

De heer Udo (VVD):

Dat kan volgende week.

De heer Van der Staaij (SGP):

De fractie van de SGP wil dit verzoek graag ondersteunen. Mij is gevraagd mede te delen dat ook de fractie van het CDA dit verzoek ondersteunt.

De voorzitter:

Ik zal de Kamer hierover volgende week een nader voorstel doen.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van een wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op:

maandag 15 maart 1999:

  • - van 13.30 uur tot 18.00 uur van de vaste commissie voor Justitie over de Regels inzake de bescherming van persoonsgegevens (Wet bescherming persoonsgegevens) (25892).

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 16.00 uur

Naar boven