Vragen van het lid Rabbae aan de ministers van Economische Zaken en van Financiën en aan de minister-president over de sombere economische verwachtingen van de secretaris-generaal van het ministerie van Economische Zaken.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Zoals bekend heeft de secretaris-generaal van het departement van EZ door middel van het vlugschrift van de PvdA afstand genomen van het regeerakkoord. Dat is toch wel een saillant punt. De heer Van Wijnbergen is niet de eerste de beste ambtenaar; het is de hoogste ambtenaar van het departement van EZ. Hij is ook de voorzitter van de Centrale economische commissie die het kabinet en, naar ik aanneem, de formateur en de informateurs heeft geadviseerd. Tot in de boezem van het apparaat in dienst van het kabinet bestaan grote twijfels over de financieel-economische vooruitzichten van dit kabinet. De burgers ervaren deze zaak als een psychologische perceptie van het rekenwerk van het kabinet dan wel van de ambtenaren. De burger vraagt zich af wie nu gelijk heeft: het kabinet dan wel de hoogste ambtenaar van EZ.

De heer Van Wijnbergen heeft het recht om zijn mening te uiten. Wij spreken het kabinet op zijn uitspraak aan. Wist de minister van Economische Zaken van tevoren van de actie van de heer Van Wijnbergen? Heeft hij – in de woorden van de minister-president – namens haar of in dienst van haar gesproken? Wat is haar reactie op de uitspraken van de heer Van Wijnbergen?

De minister van Financiën was gisteravond in NOVA zeer geïrriteerd. Zijn ambtenaren doen zoiets nooit; het gaat altijd via de binnenlijn. Hij zou zelf een brief hebben geschreven aan zijn collega van EZ om maatregelen te nemen. Is dat juist? Als de heer Van Wijnbergen als voorzitter van de Centrale economische commissie heeft gesproken, dan zijn zijn ambtenaren daaraan gecommitteerd. De minister van Financiën moet in zijn eigen keuken orde op zaken stellen.

Ik heb nog een vraag aan de minister-president. De heer Van Wijnbergen zegt in de krant, dat hij deze uitspraak heeft gedaan in de lijn van de heer Kok, dus ter ondersteuning van het kabinetsbeleid zoals verwoord door de heer Kok tijdens het debat over de regeringsverklaring. Beschouwt de minister-president deze uitspraak als een steun voor zijn beleid of een aanval op zijn beleid? Is er een relatie tussen de financiële crises in de wereld en Nederland? Of is er helemaal geen besmettingsgevaar voor Nederland in relatie tot wat zich in Rusland en Azië afspeelt?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Mevrouw de voorzitter! Ik zat in de beginfase met een kleine handicap: ik heb geen abonnement op het vlugschrift van de PvdA. Ik heb er overigens ook geen behoefte aan, want ik krijg al genoeg papier. Als er werkelijk iets in staat, komt het wel in de kranten. Jammer genoeg wordt het niet altijd juist vertaald. Het gaat wat mij betreft slechts over die artikelen die uit de mond van de heer Van Wijnbergen zijn opgetekend, te weten het vlugschrift van de PvdA en gistermiddag een interview in NRC Handelsblad.

Ik wist van tevoren niet van deze interviews af. Toen ik daar gistermorgen achter kwam, heb ik stappen ondernomen om te voorkomen dat mij dat in de toekomst nog een keer zou overkomen. Ik vond het ook jammer, want met een paar wijzigingen in de zinnen zou er niets aan de hand zijn geweest. Dan was het gewoon keurig geweest en veel minder ernstig. Het mag zo zijn dat de heer Van Wijnbergen wat somber is over de toekomst, maar er kunnen natuurlijk niet onder mijn verantwoordelijkheid uitspraken worden gedaan die twijfel zaaien over het regeerakkoord, waar ik, tot in de boezem van mijn apparaat, volledig achter heb gestaan. Dat kán gewoon niet.

Ik ben het er niet mee eens dat het behoedzame scenario niet behoedzaam genoeg is. Overigens word ik intussen, behalve natuurlijk door de leden van het kabinet, daarin gesteund door economen en door andere belangrijke mensen in Nederland, die daarover ook uitspraken doen in de kranten. Wij hebben het niet voor niets behoedzaam gemaakt. Wij weten dat grote economische groei nu een keer niet tot in de eeuwigheid duurt en dat je voorbereid moet zijn op slechtere tijden. In de advisering door de CEC zijn er overigens voldoende aanknopingspunten. Ook als het een paar jaar eens wat minder gaat, hebben wij voldoende behoedzaam geraamd. Ik ben daarover minder somber. Ik deel de somberheid niet, al weet ik dat wij in de komende jaren enige risico's lopen. Daarvoor was het behoedzame scenario nu juist bedoeld.

Minister Zalm:

Voorzitter! De eerste vraag die mij is gesteld, is of het juist is dat ik een briefje heb geschreven aan de minister van Economische Zaken. Dat is correct. Ik heb erop gewezen dat als een topambtenaar meent dat er iets mankeert aan het kabinetsbeleid of aan de economische prognoses waar het beleid op gebaseerd is, hij zich mijns inziens eerst zal moeten wenden tot zijn minister. Een tweede mogelijkheid is dat hij in de Centrale economische commissie zijn collega's overtuigt. Een derde mogelijkheid is de Raad voor economische aangelegenheden, een onderraad van de ministerraad waarin ook de secretaris-generaal van EZ vertegenwoordigd is. Die heeft overigens recentelijk nog vergaderd. Ik vind het PvdA-vlugschrift niet een medium om je tot het kabinet te wenden.

De heer Rabbae vroeg of mijn ambtenaren, van Financiën, ook niet in het complot zitten. De heer Van Wijnbergen is immers voorzitter van de Centrale economische commissie. Dat is hij inderdaad, maar hij heeft niet namens de Centrale economische commissie gesproken. Mijn ambtenaren hebben dus volstrekt schone handen.

Minister Kok:

Mevrouw de voorzitter! Ik denk dat in de gestelde vragen drie elementen kunnen worden onderscheiden.

Ten eerste wordt de vraag gesteld of Nederland het risico loopt besmet te worden als gevolg van de opeenstapeling van internationale ontwikkelingen. Het antwoord luidt: wis en waarachtig! Ik heb daar in het debat over de regeringsverklaring al iets over gezegd. Ik denk dat het tempo waarin een aantal ontwikkelingen zich voltrekt in Zuidoost-Azië en de combinatie van die ontwikkelingen – laten we in dit verband de ontwikkelingen in Rusland ook niet onderschatten – wel degelijk het risico met zich brengen van een relatieve aantasting van de overigens goede vooruitzichten voor volgend jaar. Voor het overige valt over ieders voorspellingsvermogen te twisten – of zo men wil niet te twisten –, maar het is in ieder geval niet eenvoudig om een goed antwoord te geven. Het kabinet en ook het CPB geven volgende week hun visie en daags daarna zullen we daarover in de algemene beschouwingen met de Kamer kunnen spreken.

Het tweede element is het oordeel van de secretaris-generaal van Economische Zaken over de adequaatheid van het regeerakkoord. Dat oordeel wijs ik af. Het regeerakkoord is niet alleen geschreven voor goede tijden met meevallers ten opzichte van het behoedzame scenario, het bevat ook formules voor een eventueel tegenvallende ontwikkeling. Ik vind dat de opmerkingen daarover van de secretaris-generaal de waarde missen die men misschien zou mogen verwachten.

Mijn derde opmerking betreft zijn oordeel over de beleidsmix zoals die in het regeerakkoord is neergelegd. Ik vind dat wij voor een juiste mix hebben gekozen, en wel om bij een meevallende ontwikkeling, tot een bepaald moment, een portie voor de lastenverlichting en een grotere portie voor de tekortreductie te reserveren. Het oordeel van de secretaris-generaal van Economische Zaken daarover kan ik dus niet interpreteren als een steun voor het kabinetsbeleid.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! De minister van Economische Zaken zegt dat als de heer Van Wijnbergen een aantal zinnen had veranderd, er eigenlijk niets aan de hand zou zijn. Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat al vermoedde. Als de heer Van Wijnbergen het accent had gelegd op het dichten van het begrotingstekort, dan was het eigenlijk een compleet VVD-verhaal en daar wordt de minister natuurlijk niet boos over. Maar ik ben toch nieuwsgierig geworden door de uitspraken van de minister. Kan de minister de Kamer aangeven welke zinnen zij bedoelde?

Punt twee. De minister zegt dat zij gisteren met de heer Van Wijnbergen heeft gesproken, opdat zoiets niet meer zal voorkomen. Betekent dit dat het de laatste keer is geweest dat hij een artikel in ESB mocht schrijven of een rede mocht houden? Zo niet, dan hoor ik dat graag.

Aan de minister van Financiën zou ik ook nog een vraag willen stellen. Ook naar aanleiding van dit feit heeft de president van De Nederlandsche Bank gisteren gezegd dat er eigenlijk niets aan de hand is en dat onze economie best een deukje kan hebben, omdat het kabinet zeer conservatief heeft begroot. Wel, als de president van De Nederlandsche Bank zegt dat er zeer conservatief begroot is, dan weet ik wel hoe laat het is! Is het kabinet niet zeer diep in de theoretische put gaan zitten, terwijl wij eigenlijk best wat ruimere economische mogelijkheden zouden hebben voor een aantal uitgaven die noodzakelijk zijn voor de samenleving?

Ten slotte een vraag aan de minister-president. Die brengt connecties aan met wat er in de wereld gebeurt. Dat kan ook niet anders, maar hij kan toch niet ontkennen dat Nederland voornamelijk binnen de Europese Unie handel drijft en dat de handel met Amerika naar verhouding eigenlijk marginaal is.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Misschien moet ik eerst zeggen waarom de heer Van Wijnbergen er behoefte aan had om iets somberder te zijn dan sommige anderen. Dat kwam vooral door het debat rond de regeringsverklaring dat hier de vorige week heeft plaatsgevonden en waarin sommigen buitengewoon optimistische verhalen hielden. Dat debat werd almaar optimistischer en mooier, tot het moment waarop de minister-president constateerde dat wij moesten oppassen om niet in het graf van het begrotingsoverschot te vallen. Ik heb begrepen dat het de intentie van de heer Van Wijnbergen was om daarin een ietwat andere nuance aan te brengen. Problematisch wordt het voor mij echter als de suggestie wordt gewekt – en eigenlijk staat dat er gewoon – dat hij ook afstand neemt van onderdelen van het regeerakkoord. Dat kan niet, want hij is onder mijn verantwoordelijkheid aan het werk. Daarvan zeg ik: dit was mogelijk te corrigeren geweest, bijvoorbeeld door een aantal zinnen zo te formuleren dat niet het VVD-beleid wordt geaccordeerd, maar datgene waar ik in dit kabinet voor sta. Wij moeten natuurlijk wel doen wat wij hebben afgesproken, dus een behoedzaam scenario opstellen en ons houden aan de afspraken rond de bezuinigingen. Het is mogelijk om dat wat anders te formuleren. Ik denk dat er dan niemand over zou zijn gevallen. Overigens was het dan waarschijnlijk ook niet in de publiciteit gekomen.

Wat de afspraken betreft, ik kan natuurlijk niet de garantie geven dat er nooit meer een dergelijke uitspraak komt. Ik heb een aantal afspraken gemaakt en als die worden nageleefd, ga ik er op basis van goed vertrouwen van uit dat alles verder geregeld wordt. Eerlijk gezegd, ik vind niet dat het mijn taak is om hier te bespreken welke afspraken ik heb gemaakt met mijn secretaris-generaal.

Minister Zalm:

Voorzitter! De president van De Nederlandsche Bank geeft uit hoofde van zijn functie nogal eens een kritisch commentaar. Dat vind ik helemaal niet erg, maar ik word er ook niet nerveus van als hij het een keer met het kabinet eens is.

Minister Kok:

Mevrouw de voorzitter! Eigenlijk wordt mij nu meer een vervolgvraag gesteld naar aanleiding van de internationale economische ontwikkelingen dan een vraag naar aanleiding van de uitspraken van de secretaris-generaal van het ministerie van Economische Zaken. Ik ben het niet geheel eens met de opmerking van de heer Rabbae. Eigenlijk zegt hij: het gaat weliswaar in grote delen van de wereld slechter – althans, de risico's dat het slechter gaat, worden groter – maar dit heeft op Nederland slechts een beperkte invloed, omdat het grootste deel van de Nederlandse handel zich binnen de Europese Unie afspeelt. Dat is juist, maar als het binnen de Europese Unie geleidelijk aan meer voelbaar wordt dat het met grote delen van de rest van de wereld minder voorspoedig gaat dan voorheen, dan heeft dat vroeger of later een wellicht niet geringe impact op de toestand hier. Aan die realiteit mogen wij ons niet onttrekken. De feiten zullen moeten uitwijzen hoe alles internationaal zal lopen.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Wat mij eigenlijk het meest heeft bevreemd, is nog de vraag waarom de heer Van Wijnbergen tijdens de kabinetsformatie en -informatie geen soortgelijke waarschuwende geluiden heeft laten horen, terwijl ook toen de meeste economische feiten bekend waren en waarom deze geluiden – als hij ze heeft geuit – niet zijn doorgedrongen tot degenen die nauw betrokken waren bij die informatie.

De minister van Economische Zaken heeft haar secretaris-generaal nog eens gewezen op zijn verantwoordelijkheden en op wat wel en niet kan. Wat heeft dat voor gevolgen voor het traditionele nieuwjaarsartikel voor de ESB of is dat vanaf nu ook afgelopen?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Ik zit met een probleem. Op de eerste vraag kan ik geen antwoord geven. Ik was nog geen minister van Economische Zaken op het moment waarover de heer Bakker sprak. Ik wil de vraag wel aan de heer Van Wijnbergen stellen, maar ik heb ook de indruk dat het artikel meer slaat op de ontwikkelingen van de laatste weken en niet op die van de laatste maanden. Er is juist een contrast neergezet tussen de laatste maanden en nu. Dat is echter wat ik suggereer, want ik weet het niet.

Wat het betekent voor het nieuwjaarsartikel zullen wij even moeten afwachten!

De heer Balkenende (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Ik zou de minister van Economische Zaken willen vragen om nog iets dieper in te gaan op de analyse van de heer Van Wijnbergen. We horen vandaag opmerkingen van de voorzitter van MKB Nederland, dat het lang niet zo goed gaat. Recent heeft de heer Greenspan in de Verenigde Staten ook gezegd dat er sprake is van doorwerking van de Aziëcrisis in de Verenigde Staten en de situatie in Rusland is op het ogenblik toch ernstiger dan twee of drie maanden geleden. De vraag is dan ook of de situatie niet een stuk ernstiger is dan een paar maanden geleden. Als dat het geval is, maakt het de visie van de heer Van Wijnbergen wel zo interessant.

De minister-president heeft ook zijn visie gegeven. Voor de helderheid zou ik graag van hem willen horen of hij zich distantieert van de aanbevelingen van de heer Van Wijnbergen en met name van die aanbeveling om nu meer werk te maken van de reductie van het financieringstekort, nu het economisch goed gaat.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! De heer Balkenende vraagt mij om dieper in te gaan op de analyse. Ik ben het ermee eens dat we niet al te optimistisch moeten zijn op dit moment, maar we moeten er ook voor oppassen dat we elkaar de recessie niet aanpraten. Ik vind, eerlijk gezegd, de reactie van de heer De Boer redelijk ernstig. Dat zou zo niet moeten, want er is op dit moment in Nederland sprake van een redelijk stabiele situatie en ik mag hopen dat ook het midden- en kleinbedrijf in Nederland juist blijft investeren. Dat is van het grootste belang, ook voor eigen economie. Overigens wil ik opmerken dat risico's geen werkelijkheden zijn. Er zijn mogelijke ontwikkelingen in de wereld. We wisten het al langer rond de Verenigde Staten en de situatie in Rusland is natuurlijk ook niet geheel nieuw. Er zijn dingen in de wereld aan de gang die we goed in de gaten moeten houden, wat het overigens nog belangrijker maakt om in Nederland bezig te zijn met juist het stabiliseren van ons economisch draagvlak en om te proberen die stabiliteit in de Europese Unie zoveel mogelijk te vergroten. Dat is een belangrijke taak waar Nederland graag gidsland in mag zijn!

Minister Kok:

Mevrouw de voorzitter! Toen het kabinet ontstond, was daarvoor de programmatische basis het regeerakkoord. Het regeerakkoord had ook helemaal geen economische groei als basis of als veronderstelling kunnen kiezen. Er zijn heel veel regeringen in de ons omringende landen die dat ook helemaal niet doen. Als wij dat met onze grondige instelling wel doen, zijn wij natuurlijk dubbel grondig. Wij nemen namelijk niet alleen een raming maar ook een voorzichtige raming. Vervolgens moet je afspraken maken over wat te doen bij eventuele tegenvallers en wat te doen bij eventuele meevallers. Het zal wel toevallig zijn als het allemaal precies zo uitkomt ieder jaar. Bij het maken van afspraken over wat te doen met eventuele meevallers hebben we gezegd dat in 1998 alles wat aan de inkomstenkant meevalt voor 100% ten goede komt aan reductie van het financieringstekort en dat voor de jaren vanaf 1998 deze meevallers – uiteraard optredend bij een meevallende ontwikkeling – voor driekwart naar het tekort en voor een kwart naar lastenverlichting gaan. Daarna wordt het 50/50. Ik acht dat een afspraak die heel erg in lijn is met de wens om de tekortreductie hoge voorrang te geven. Dit sluit ook aan bij het feit dat bij de start van het behoedzame scenario de tekortreductie de komende jaren slechts beperkt kan zijn. In die zin heeft het artikel van de heer Van Wijnbergen volgens mij niet voor nieuwe gezichtspunten gezorgd.

De heer Te Veldhuis (VVD):

Voorzitter! Ik wil de minister-president nog een vraag stellen over de staatsrechtelijke aspecten van dit onderwerp. Voorzover ik het kan bekijken, is het staatsrechtelijk niet goed. Het kan, mag en moet gewoon niet gebeuren dat een ambtenaar iets anders verkondigt dan het officiële kabinetsbeleid. Dat is staatsrechtelijk onzuiver, omdat de minister ook de verantwoordelijkheid heeft voor wat een ambtenaar zegt. De regering moet dus met één mond spreken, maar dat betekent ook dat de ambtenaren dezelfde taal moeten spreken of anders hun mond moeten houden. Ik vind het ook nogal potsierlijk dat sommigen dat niet doen, want op deze manier kunnen zij hun eigen minister behoorlijk in de problemen brengen of op zijn minst voor de voeten lopen, terwijl zij dienaar van die minister zijn.

Ik vind het zorgelijk dat dit niet alleen nu een keer met deze SG aan de hand is geweest. Het is al een keer eerder met deze meneer gebeurd. Een paar maanden geleden hebben wij de SG van Justitie ook meningen horen verkondigen die niet van de regering waren. En een paar weken geleden hebben wij iets dergelijks meegemaakt met de procureur-generaal bij het openbaar ministerie. Ik denk dat zij zich te veel vrijheid van meningsuiting permitteren over onderwerpen die geen regeringsbeleid zijn. Ik vraag de minister-president dan ook om niet alleen aanwijzingen voor ambtenaren te geven voor contacten met politici in de Tweede Kamer, maar ook om paal en perk te stellen aan deze vorm van eigenrichting van secretarissen-generaal. Dat kan en dat mag absoluut niet.

Minister Kok:

Mevrouw de voorzitter! De aanwijzingen hebben betrekking op externe contacten, dus niet alleen die met de Kamer. De ervaringen die in dit geval zijn opgedaan, zijn voor de minister van Economische Zaken voldoende aanleiding geweest om hier met de SG over te spreken. Zij heeft uitgelegd wat voor afspraken toen zijn gemaakt.

De heer Schutte (GPV):

Mevrouw de voorzitter! De heer Van Wijnbergen houdt kennelijk van duidelijke uitspraken. Ik ook! En daarom wil de minister van Economische Zaken misschien op mijn stelling reageren. De heer Van Wijnbergen zegt: ik ben natuurlijk niet de boodschapper van de minister. Mijn stelling zou zijn: hij is natuurlijk wel de boodschapper van de minister. Als een ambtenaar dat niet meent te kunnen zijn, kan hij beter geen ambtenaar, maar bijvoorbeeld hoogleraar worden.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Daarmee brengt de heer Schutte mij in een moeilijk parket, want dat is de heer Van Wijnbergen namelijk ook nog. Op zichzelf heeft de heer Schutte gelijk dat die uitspraak niet geheel correct is. In principe behoort de secretaris-generaal mijns inziens net als overigens alle ambtenaren binnen het ministerie boodschapper van de minister te zijn. Als zij dat niet willen zijn, mag dat wel intern gezegd worden. Ik hoop niet dat zij mij altijd naar de mond spreken, want dat zou ook geen goede zaak zijn.

De heer Marijnissen (SP):

Mevrouw de voorzitter! Ik wil de minister van Economische Zaken vragen of zij op de hoogte is van het feit dat het gehele interview is ingetrokken. Dat bericht heb ik in ieder geval gekregen van de redactie van het vlugschrift van de PvdA. Als de minister daarvan op de hoogte is, wil ik weten of zij daarachter zit. Is zij verder op de hoogte van het feit dat de redactie inmiddels heeft aangekondigd dat in het nieuwe vlugschrift een nieuw interview zal worden afgedrukt?

In het debat over de regeringsverklaring hebben wij een inderdaad wat hypothetische discussie gehad over de situatie die ontstaat bij een begrotingsevenwicht. De heer Van Wijnbergen heeft een positie ingenomen die misschien niet zo hypothetisch is. Ik wil van de minister-president weten wat er gaat gebeuren op het moment dat de bezuinigingen waar de heer Van Wijnbergen ook over spreekt, niet gehaald worden. Zijn de intensiveringen op het gebied van zorg en onderwijs veiliggesteld of komen die dan opnieuw ter discussie?

De minister van financiën van Frankrijk heeft duidelijk stelling genomen tegen de excessen van het vrije kapitaalverkeer. Hij heeft ook opgeroepen om de liberale clichés te slopen die al zo lang doctrine zijn, als het gaat om het vrije kapitaalverkeer. Mijn vraag aan de minister van Financiën is of hij die lijn van zijn Franse collega wil steunen.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Ik heb mij gisteren goed laten informeren over wat er is gebeurd, maar ik vrees dat de heer Marijnissen een week achterloopt. Voorzover ik heb begrepen, heeft er vorige week een volstrekt onbegrijpelijk interview met de heer Van Wijnbergen in het PvdA-vlugschrift gestaan. Dat heeft overigens geen enkele attentie gekregen. Dat was waarschijnlijk ook de reden waarom de redactie het weer heeft teruggetrokken. Ik zat daar niet achter, zeg ik er meteen bij. Eerlijk gezegd, zou ik dat ook niet hebben gedaan, want dan was er zaterdag wellicht niets verschenen.

Minister Kok:

Voorzitter! Dit punt is, weliswaar zonder de aanleiding van deze recente uitspraken, vorige week uitgebreid aan de orde geweest. Het kabinet staat voor de intensiveringen; zie de begroting die volgende week wordt ingediend en de meerjarencijfers. Wij weten dat daarvoor ook bezuinigingen nodig zijn. De bewindslieden en hun topambtenaren zullen er alles aan doen om die te realiseren.

Minister Zalm:

Voorzitter! Ik ben, zeker als het om ontwikkelde landen gaat, geen voorstander van een beperking van de vrijheid van kapitaalverkeer. Voor ontwikkelingslanden in een bepaald stadium kan het wel wijs zijn.

De heer De Haan (CDA):

Voorzitter! De minister-president zei dat hij geen nieuwe gezichtspunten kon vinden in het artikel van de heer Van Wijnbergen. Dat kan waar wezen als het gaat om de somberheid over de economische vooruitzichten. Dit kan echter toch niet waar zijn op het punt van de aanbeveling van de heer Van Wijnbergen om het financieringstekort eerder terug te doen voeren dan in het voornemen van het kabinet ligt?

De woordvoerder van de VVD-fractie zei in feite vrij dreigend dat de secretaris-generaal eigenlijk maar moet opstappen. Zou het niet beter zijn om hem een gratis lidmaatschap van de VVD aan te bieden? Datgene wat de heer Van Wijnbergen beweert, ligt in lijn met het standpunt van de VVD.

Minister Kok:

Voorzitter! Ik nodig de heer De Haan uit om het stenogram van het gedeelte dat zojuist aan de orde is geweest nog eens rustig na te lezen. Ik heb gezegd dat het betoog van de heer Van Wijnbergen geen nieuwe gezichtspunten bevat daar waar het gaat om de keuze van het kabinet om in 1998 100% en in de jaren daarna tot 0,75% BBP van de inkomstenmeevallers voor tekortreductie te besteden. Dat was eigenlijk een wat vriendelijke manier om te zeggen dat ik het niet met de heer De Haan eens ben, maar dat had hij al begrepen.

De voorzitter:

Ik constateer dat de VVD-fractie niet de behoefte heeft om te reageren op de vraag van de heer De Haan.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! Ik heb een vraag aan de minister-president. Maakt het voor de ministeriële verantwoordelijkheid verschil als een ambtenaar, tevens hoogleraar, iets zegt dat onder de ministeriële verantwoordelijkheid valt, of als een ambtenaar, tevens lid van een politieke partij, iets zegt dat onder de ministeriële verantwoordelijkheid valt?

Dan een vraag aan de fractievoorzitter van de PvdA. Heeft die fractievoorzitter kennisgenomen van de uitlating van de minister van Economische Zaken, dat de opmerkingen van de heer Van Wijnbergen eigenlijk in de richting van de Kamer gaan, in die zin dat ze een discussie hebben aangezwengeld over het begrotingsevenwicht, waarna daarover euforie ontstond? Is dat in zekere zin geen bestraffing van de uitlatingen van de fractievoorzitter van de PvdA tijdens de regeringsverklaring? Juicht de fractie van de PvdA het toe dat artikelen die leden van de PvdA, tevens ambtenaar, in het PvdA-vlugschrift schrijven, onder de ministeriële verantwoordelijkheid vallen, waardoor ze in feite een beetje monddood worden gemaakt?

Minister Kok:

Voorzitter! Ik dacht dat de desbetreffende uitspraken waren gedaan in de hoedanigheid van secretaris-generaal. Dat lijkt mij voldoende antwoord op de vraag over de ministeriële verantwoordelijkheid.

De heer Van Zijl (PvdA):

Voorzitter! Ik heb de woorden van de minister van Economische Zaken zo verstaan dat er sprake was van een bestraffing richting haar SG. Wij voelen ons dan ook op geen enkele wijze bestraft, waar dan ook voor. Wij hebben een paar weken terug deelgenomen aan het debat en een eigen inbreng gehad toen het ging over de wijze waarop de economie zich zou kunnen ontwikkelen, meevallend of tegenvallend. Het accent lag toen op "meevallend". Misschien praten wij de komende weken over "tegenvallend", maar bestraffing heb ik nergens uit kunnen afleiden.

Wie, waarom een bijdrage levert aan het vlugschrift, is de verantwoordelijkheid van dat vlugschrift en van degene die daar een bijdrage aan levert. Als dat gebeurt op een wijze die niet spoort met een andere verantwoordelijkheid, namelijk het zijn van ambtenaar, heeft men gemerkt wat er gebeurt als die verantwoordelijkheid daar weer wordt genomen.

Naar boven