Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | nr. 9, pagina 553-555 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | nr. 9, pagina 553-555 |
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Regels inzake de verstrekking van subsidies door de Minister van Binnenlandse Zaken (Wet overige BiZa-subsidies) (25299).
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Koekkoek (CDA):
Mijnheer de voorzitter! Ik maak een enkele opmerking over de wet aanvullende regels BiZa-subsidies, inmiddels omgedoopt tot Wet overige BiZa-subsidies. Wat moet er gebeuren met onderzoek waarvoor het ministerie subsidie heeft verleend?
De mening van de CDA-fractie is dat dergelijk onderzoek zo snel mogelijk moet worden gepubliceerd. Dat is ook de intentie van de minister. Het probleem is wel dat het wetsvoorstel daarvoor geen regeling bevat en daarom heb ik een amendement ingediend op stuk nr. 7, dat is overgenomen uit de wet inzake justitiesubsidies. Het amendement beoogt om in ieder geval binnen zes maanden gesubsidieerd onderzoek openbaar te maken, hetgeen de werking van de Wet openbaarheid van bestuur onverlet laat. Dit lijkt mij een welkome aanvulling op deze wet, die betrekking heeft op subsidies van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
De minister heeft voorts gezegd dat eigenlijk niet zoveel subsidies worden gegeven voor onderzoek, dat daartoe meestal opdracht wordt gegeven en dat wordt betaald voor verleende diensten. De minister schrijft verder dat de onderzoeksresultaten eigendom worden van de staat, waarbij er van verplichte publicatie helemaal geen sprake meer is. Dit lijkt mij onjuist. Artikel 7 van de Grondwet zegt dat niemand voorafgaand verlof nodig heeft om door middel van de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Die verantwoordelijkheid volgens de wet houdt natuurlijk ook in dat men zich aan contracten houdt. Maar de overheid is niet zomaar een contractpartner. De overheid is bij haar contracten gebonden aan artikel 7 van de Grondwet en dat brengt naar de mening van de CDA-fractie met zich dat ook onderzoek waarvoor het ministerie normaal betaalt, zo spoedig mogelijk openbaar moet worden gemaakt. Het is juist dat dit onderzoek strikt genomen niet onder de Wet overige BiZa-subsidies valt, maar naar mijn mening is het goed om daarbij eenzelfde gedragslijn te volgen als bij onderzoek waarvoor subsidie wordt gegeven. Onderzoek waarvoor het ministerie normaal betaalt, behoort dus ook binnen een redelijke termijn, ten minste binnen een halfjaar, openbaar te worden gemaakt. In dit verband kunnen wij niet volstaan met de Wet openbaarheid van bestuur alleen, want deze voorziet in openbaarmaking op verzoek. Ik vraag de minister om ook bij het betaalde onderzoek, in de geest van de Wet openbaarheid van bestuur, als gedragslijn te volgen dat bij het betaalde onderzoek binnen een halfjaar actieve openbaarmaking plaatsvindt, zodat in de praktijk eenzelfde regeling plaatsvindt als waartoe mijn amendement strekt als het gaat om gesubsidieerd onderzoek.
Ik ben benieuwd naar de reactie van de minister.
Minister Dijkstal:
Voorzitter! Ik prijs de heer Koekkoek voor de consequentie waarmee hij deze wetsvoorstellen, die gaan over de wettelijke grondslag voor subsidies, tracht te behandelen. Bij Justitie was dit namelijk ook zo aan de orde gesteld.
Wij moeten ons goed realiseren dat Binnenlandse Zaken geen subsidiedepartement is. Vergeleken met andere departementen subsidiëren wij heel weinig en als wij dat doen, is dat meestal in aparte wetten geregeld. Ik denk daarbij aan de subsidiëring van politieke partijen en aan het beleid in het kader van de Wet overleg minderheden. Dit laat de vraag onverminderd hoe moet worden omgegaan met onderzoek. Het is voorts een feitelijke constatering dat er ook op Binnenlandse Zaken niet of nauwelijks gesubsidieerd onderzoek plaatsvindt, dus het enige wat dan nog overblijft, is onderzoek in opdracht. Omdat er niet of nauwelijks onderzoek plaatsvindt, is het natuurlijk de vraag wat dan nog de portee is van het amendement dat voorligt. Ik begrijp het amendement op zichzelf goed, maar het zou alleen maar relevant zijn als het departement ook gesubsidieerd onderzoek kende.
De heer Koekkoek zei zelf al dat het punt van het betaalde onderzoek niet in deze wet geregeld moest worden. Hij vroeg een analoge gedragslijn te volgen voor gesubsidieerd onderzoek en de publicatie daarvan. Dat laatste zeg ik hem graag toe. Dat is ook de bestaande praktijk bij het departement en in het kabinet. Niettemin kan het goed zijn om dit elke keer weer te accentueren.
Omdat wij nauwelijks gesubsidieerd onderzoek kennen, zeker niet in de sector openbare orde en veiligheid, en omdat onderzoeksresultaten in het algemeen al worden bekendgemaakt, zoals is neergelegd in de modelonderzoekscontracten die Binnenlandse Zaken heeft, heb ik geen behoefte aan dat amendement. Ik geloof niet dat het iets toevoegt aan wat wij op dit moment doen. Het is voor een belangrijk deel niet van toepassing op Binnenlandse Zaken.
Je kunt de zaak omdraaien en vragen wat er voor bezwaar tegen is dat dit amendement wordt ingediend. Dat is er ook niet. Het is voor ons een dode letter. Het voegt niets toe. Om die reden wil ik het amendement toch maar ontraden.
De heer Koekkoek (CDA):
Mijnheer de voorzitter! Ik weet dat het met deze minister goed overleggen is. Dank voor de toezegging die hij heeft gedaan over het betaalde onderzoek. Daarvoor geldt dat actieve openbaarmaking zal worden verzorgd. Actieve openbaarmaking betekent in ieder geval binnen een halfjaar.
Ik begrijp de reactie van de minister wel dat dit amendement nauwelijks betekenis heeft voor het departement. Dat mag zo zijn, maar die situatie kan veranderen. Wij hebben niet te maken met de praktijk van dit moment, maar met een wetsvoorstel dat wij moeten vaststellen. In dat wetsvoorstel staat wel dat er krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld voor de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend.
Welnu, dat stond ook in het wetsvoorstel over justitiesubsidies. Misschien vindt er niet vaak gesubsidieerd onderzoek plaats, maar mijn zorg is dat wij zekerheid moeten hebben over de publicatie, als er onderzoek aan de orde is. Ik geef de minister onmiddellijk toe dat het amendement op dit moment geen grote betekenis heeft, maar er mag geen misverstand bestaan over wat er met onderzoeksresultaten gebeurt. Daarom pleit ik voor een analoge regeling als bij de wet inzake justitiesubsidies wanneer er wel onderzoek plaatsvindt. Zoals gezegd, de wet moet hierover duidelijk zijn, en de situatie kan veranderen.
Misschien geeft het algemeen overleg dat de minister vanmiddag voert, er aanleiding toe dat er nog onderzoek moet plaatsvinden op het gebied van openbare orde en veiligheid. Ik denk dat het van het grootste belang is dat dergelijk eventueel gesubsidieerd onderzoek binnen zes maanden wordt bekendgemaakt.
Minister Dijkstal:
Voorzitter! Ik kan niet helemaal beoordelen hoe logisch het was om een dergelijke bepaling in het wetsvoorstel over subsidiëring bij Justitie op te nemen. Dat hangt natuurlijk af van wat zich daar in de praktijk allemaal voordoet.
Ik ben van mening dat de wetgever wetten moet maken die een nuttig doel dienen. Als je dat niet doet, moet je niet verbaasd zijn dat de burger zegt: wat hebben wij aan die wetten, zij gaan nergens over, zij dienen niet een doel dat zich in de praktijk heeft voorgedaan, het is alleen maar theorie.
Dat is bij uitstek het geval op het terrein van openbare orde en veiligheid. Ongeacht de uitkomst van het algemeen overleg over de zaak in Rotterdam, de heer Koekkoek behoort te weten dat Binnenlandse Zaken een grote traditie heeft om onderzoek zelf te doen dan wel in opdracht door derden te laten doen. Juist Binnenlandse Zaken heeft een grote traditie van openheid over de resultaten van dat onderzoek. Er is in de praktijk geen enkel geval aan te wijzen van nalatigheid op dit gebied. Dit amendement zou nu precies het verkeerde signaal geven.
Ik heb grote bezwaren tegen lege amendementen die geen nuttig doel dienen. Om die reden vind ik dat het niet zou moeten worden aanvaard. Ik ontraad het, onverminderd wat ik heb gezegd over het betaalde onderzoek.
De heer Koekkoek (CDA):
Het ministerie heeft natuurlijk een goede traditie, maar leg die traditie dan ook vast in de wet. Wat nu in de wet staat, is immers eigenlijk een geheel blanco delegatie op het punt van het maken van subsidieregels. Het is goed om de goede traditie van BiZa op dit punt in de wet neer te leggen, zodat daar nooit misverstand over kan bestaan. Dat zeg ik vanuit mijn verantwoordelijkheid als medewetgever, omdat het om zo'n belangrijke zaak als de vrijheid van meningsuiting gaat.
Minister Dijkstal:
Ik ben niet overtuigd door de woorden van de heer Koekkoek, met uitzondering van de opmerking in zijn laatste zin dat hij medewetgever is. Zo zal het straks natuurlijk in dit huis gaan. Ik heb geen behoefte aan dit amendement, maar ik heb eerlijk gezegd dat ik niet van mijn stoel zal vallen als het wordt aangenomen, omdat het nergens over gaat. Het hangt echter uiteindelijk af van de Kamer als medewetgever of een correctie op het wetsvoorstel zal worden aangebracht. Dat wacht ik verder af.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen.
Daartoe wordt besloten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-19971998-553-555.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.