Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 21, 22 en 23 oktober:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 1998 (25600-XI);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met het onderwijs in allochtone levende talen en enkele technische aanpassingen (25176);

  • - het voorstel van wet van het lid M.B. Vos tot wijziging van de Wet milieubeheer (duurzaam geproduceerd hout) (23982);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet (25172);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 en enige andere wetten in verband met het integreren van het middelenbeheer van de sociale fondsen (geïntegreerd middelenbeheer) (25342);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de plaats van dienst van telecommunicatiediensten (25379);

  • - het wetsvoorstel Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake de Nationale ombudsman (25313);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 teneinde de effectiviteit van deze wet op het gebied van het bestrijden van gebruik van voorwetenschap te verbeteren (25095).

Ik stel voor, vast te stellen dat voorzover het deze Kamer betreft instemming is verkregen met de ontwerpbesluiten Uitvoerend Comité Schengen, toegezonden bij de brieven 19326, nrs. 171 en 172, met uitzondering van het ontwerpbesluit tot inwerkingstelling voor Griekenland (nr. 29, tweede herziening).

Ik stel voor, donderdag 9 oktober na de middagvergadering te stemmen over de onderwerpen die daarvoor gereed zijn en waarvoor dat noodzakelijk is.

Ik stel voor, de stukken 23030, nr. 21, 23929, nr. 4, 23970, nr. 13, 25000-X, nr. 100, 25000-XVI, nrs. 78 en 79, 25515, nr. 1, en 25516, nr. 1 voor kennisgeving aan te nemen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Sipkes.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Nog steeds zitten uitgeprocedeerde asielzoekers in Drenthe in een tentenkamp. Wij hebben hierover vorige week uitvoerig gesproken tijdens het vragenuurtje.

Vorige week heeft mijn collega Paul Rosenmöller aan de staatssecretaris gevraagd om op korte termijn in ieder geval met een oplossing te komen, omdat deze situatie niet langer kon duren. Er zitten namelijk ook kinderen in dat tentenkamp. Gisteravond is hij zelf gaan kijken en toen bleek dat er geen enkele oplossing is gevonden. Tijdens het vragenuurtje stelde de staatssecretaris echter dat zij maatregelen zou nemen, zodra zij informatie had over wie het zou gaan. Dat zou dan zeker gebeuren omdat het ging over kinderen, want daarover zou zij in contact treden met de raad voor de kinderbescherming.

Na die uitspraak hebben de initiatiefnemers de staatssecretaris vorige week precies op de hoogte gesteld van de personen die in het tentenkamp verblijven. Wij zijn zelf overigens vanmorgen uitvoerig door de Volkskrant op de hoogte gesteld van wie er precies in het tentenkamp zijn. Daaruit blijkt nogmaals dat daar geen mensen zijn die niet wilden meewerken aan hun uitzetting. Toch zitten zij daar nog steeds. Onze fractie vindt dat hierover op zeer korte termijn een besluit moet worden genomen, zodat zij helderheid hebben. Zij hebben het recht nog steeds te worden opgevangen. Wij vinden dat deze helderheid er voor het weekend moet komen. Daarom vraag ik de toestemming van de Kamer om de staatssecretaris vandaag te mogen interpelleren.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! Ik begrijp de zorgen van mevrouw Sipkes heel goed. Afgelopen dinsdag heeft collega Dittrich mevrouw Schmitz echter om een brief gevraagd om inzicht te krijgen wie nu precies in het tentenkamp verblijven. Wij moeten hier nog een reactie op krijgen. Ik kan mij voorstellen dat wij eerst de bevindingen van de staatssecretaris afwachten en aan de hand daarvan bezien of een spoeddebat of een andersoortig debat nodig is. Die vraag ligt er en die moet nog beantwoord worden. Ik heb ook het bericht in de Volkskrant van vanmorgen gezien. Ik vind het echter wat prematuur om alleen op dat krantenbericht af te gaan en niet de staatssecretaris in de gelegenheid te stellen om ons exact te informeren. Ik vraag mij trouwens in gemoede af of dat debat wel vandaag gehouden zou moeten worden en of het niet beter begin volgende week kan plaatsvinden.

De heer Koekkoek (CDA):

Voorzitter! Als er iets spoedeisend is, dan is het dit wel. Daarin ondersteun ik mevrouw Sipkes. Het punt is echter dat wij nog steeds geen duidelijkheid hebben over de status van de mensen die in het tentenkamp zitten. Het is erg dat wij die informatie uit de Volkskrant moeten halen en niet uit een brief van de staatssecretaris.

Voorzitter! Ik kan mij voorstellen dat u probeert om die brief van de staatssecretaris heden voor de avondpauze hier te krijgen. Als wij al over die brief kunnen beschikken, blijft het nog de vraag wat er vervolgens gebeurt. En daarop is het interpellatieverzoek van mevrouw Sipkes gericht. De feitelijke gegevens en wat er vervolgens moet gebeuren, zijn namelijk verschillende dingen. Wat de CDA-fractie betreft, zou er dus toestemming gegeven moeten worden voor het houden van een interpellatie wanneer die informatie de Kamer heeft bereikt. Die interpellatie moet op de kortst mogelijke termijn gehouden worden, zo mogelijk direct na de dinerpauze. Als dat om wat voor reden dan ook niet kan, dan moet de Kamer hier later over beslissen.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie heeft natuurlijk ook behoefte aan informatie over de status van de betrokkenen. Die informatie is al toegezegd door de staatssecretaris. De brief terzake zal nu eigenlijk vanzelf een reactie vormen op de gegevens die vanmorgen in de Volkskrant hebben gestaan. De vraag of er wel of niet een interpellatie gehouden moet worden, komt voor onze fractie pas aan de orde wanneer de informatie van de staatssecretaris aanwezig is. Ik vind het heel moeilijk om zonder die brief van de staatssecretaris het oordeel van mijn fractie te geven over het wel of niet houden van een interpellatie, nog los van de vraag of dat vandaag of begin volgende week moet gebeuren.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Ik ben blij met de steun van de CDA-fractie voor mijn verzoek. Er is inderdaad nog geen informatie van de staatssecretaris, maar er is ook geen brief nodig om haar te kunnen interpelleren. Sterker nog, juist in zo'n geval houd je vaak een spoeddebat. Dit is echter puur formeel.

Collega Dittrich heeft afgelopen dinsdag inderdaad om meer informatie gevraagd. Ik heb daar toen op gereageerd met de woorden dat dit een herhaald verzoek was. Ik heb ook niet voor niets het vragenuur van een week daarvoor aangehaald. Toen zei de staatssecretaris in reactie op een vraag van mijn collega Rosenmöller dat zij wat zou gaan doen als zij informatie had. Ik wist dus ook dat die informatie op dat moment gegeven was. Ik vind dat wij als Kamer niet nog langer kunnen blijven wachten en die mensen daar maar laten zitten, omdat de staatssecretaris ons de informatie waar zij al een week over beschikt, niet doet toekomen. En daarom kunnen wij als Kamerleden alleen verdergaan met de informatie die wij via de Volkskrant tot ons hebben gekregen. Ik vind dit echt een spoedeisende zaak. En daarom handhaaf ik mijn verzoek.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! Er mag geen misverstand over bestaan: ook wij zien dat er spoedeisende belangen in het geding zijn. Het gaat er alleen om – ik bespeurde die tendens ook in de inbreng van de heren Koekkoek en Weisglas – dat een interpellatie beter en zorgvuldiger kan verlopen als wij die informatie van de staatssecretaris hebben ontvangen. Misschien wil mevrouw Sipkes zich aansluiten bij ons verzoek om die brief hier sneller te krijgen. Je kunt natuurlijk vragen om die informatie vandaag nog te krijgen, maar met het oog op de zorgvuldigheid zou ik de staatssecretaris de gelegenheid willen geven om die brief na het weekend aan ons te doen toekomen. Met die paar dagen uitstel staat of valt het niet. De urgentie van de problematiek wordt hier Kamerbreed erkend.

De heer Koekkoek (CDA):

Ik blijf bij de steun aan de interpellatie. Ik vind wel dat wij op dat moment moeten beschikken over de brief van de staatssecretaris. Die interpellatie kan vanavond gehouden worden als die brief er voor de avondpauze is. Als die brief er niet is voor de avondpauze, dan moet de interpellatie op een later tijdstip gehouden worden.

De heer Schutte (GPV):

Voorzitter! Een interpellatie moet ergens toe kunnen leiden. Het kan zijn dat geprobeerd wordt opheldering over feiten te krijgen, maar dat is ook via de brief gevraagd. Mijns inziens moet de interpellatie verder strekken dan dat. Het doel van de interpellatie is immers dat gezocht moet worden naar een oplossing voor dit probleem. Daar is iets meer voor nodig dan alleen een krantenartikel. Mocht het nog lukken om vanmiddag stukken te krijgen, dan heeft het zin om te besluiten vanavond een interpellatie te houden. Anders lijkt het mij beter om de interpellatie begin volgende week te agenderen wanneer wij beschikken over de informatie.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Zoals ik al zei, heeft de staatssecretaris vorige week de gegevens gekregen van de mensen die in het tentenkamp verblijven. Het lijkt mij dan ook dat de staatssecretaris in staat moet zijn om vanmiddag voor de avondpauze de gegevens te hebben, zodat de interpellatie vanavond kan plaatsvinden. Ik hoop dat u daarop wilt aandringen bij de staatssecretaris. Wij kunnen niet, doordat de ambtelijke molen traag loopt of om welke reden dan ook, toestaan dat die mensen daar maar moeten blijven zitten. Uit de gegevens zoals die nu al voor ons liggen, blijkt dat dat waarschijnlijk helemaal niet nodig is. Daarom blijf ik bij mijn verzoek om vanavond deze interpellatie te houden en de staatssecretaris moet dan zorgen dat de stukken er liggen.

De voorzitter:

Ik stel voor, in de eerste plaats te besluiten de interpellatie toe te staan.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Vervolgens concludeer ik dat vrijwel iedereen het erover eens is dat er in elk geval een brief moet zijn met de gevraagde informatie alvorens een interpellatie kan plaatsvinden. Dan kom ik bij de kwestie van het tijdstip. Wat dat betreft heb ik een probleem. Vanavond staat er al een onderwerp op de agenda waarvoor gisteren al het verzoek is ingediend om na 23.00 uur door te vergaderen. Nu ligt het verzoek voor om, als die informatie er is, vanavond een interpellatie te houden. Ik verzoek de leden mij enige vrijheid te geven om na te gaan of wij vandaag nog kunnen beschikken over de brief van de staatssecretaris en tevens voor het bepalen van het tijdstip van de interpellatie. Ik weet nog niet hoe ik dat voor vanavond moet oplossen.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Dat begrijp ik, maar dat is altijd het punt bij het houden van een interpellatie. Een verzoek tot interpellatie wordt altijd gedaan vanwege het spoedeisende karakter van een kwestie. Zoals ik al heb gezegd, wil ik dat er voor het weekend duidelijkheid komt op dit punt. Het is te doen gebruikelijk dat de agenda wijkt voor het spoedeisende karakter van een interpellatie, met alle excuses aan de betrokkenen.

De voorzitter:

Het is van belang om vast te stellen of wij het erover eens zijn dat er eerst een brief van de staatssecretaris moet liggen voordat die interpellatie kan plaatsvinden.

De heer Van Boxtel (D66):

Ik wil nog een klemmend beroep op mevrouw Sipkes doen. Ik ben het ermee eens dat de kwestie die zij aan de orde stelt urgent is, maar ik wijs erop dat een goed debat aan de hand van informatie waarop de staatssecretaris c.q. het kabinet kan worden aangesproken relevant is. Als de staatssecretaris – en men weet hoe betrokken zij is bij dit onderwerp; er is echt geen sprake van dat zij een verborgen agenda heeft en dat zij de zaak wil rekken – die brief snel kan leveren is dat prima, maar als de voorzitter van de Kamer te horen krijgt dat het haar echt niet lukt, omdat er nog een aantal zaken uitgezocht moeten worden, waardoor de brief pas morgen of overmorgen kan komen, dan vraag ik mij af wat erop tegen is om de interpellatie meteen begin volgende week op de agenda te plaatsen. De betrokkenen zitten nu, denk ik, niet te wachten op een debat dat vanavond uitsluitsel geeft en dat morgen al tot andere vormen van opvang kan leiden. Dat zou een paar dagen later kunnen, als het maar goed gebeurt. Daar draait de discussie nu om: wil je forceren en niet weten waar je uitkomt of wil je het zo goed doen dat je ook de zekerheid kunt hebben dat er begin volgende week een beter debat wordt gevoerd.

De heer Koekkoek (CDA):

Voorzitter! Ik steun uw voorstel. Ik voeg daar wel aan toe dat ik het te gek voor woorden vind dat die informatie er nog niet is. Ik vraag u om vanuit die achtergrond contact met de staatssecretaris op te nemen en erop aan te dringen dat de brief er vanmiddag is. Dan komen wij er wel goed uit.

De voorzitter:

Ik zal alles in het werk stellen om de brief zo snel mogelijk hier te krijgen. Als dat niet lukt, kan de interpellatie niet vandaag gehouden worden.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Ook al lukt dat niet, dan kunnen wij daarover toch vandaag nog bijeenkomen? De staatssecretaris heeft vorige week namen en dossiernummers gekregen. Naar mijn mening moeten wij vandaag besluiten hoe een en ander verder in zijn werk gaat. Wellicht kan dat voor de avondpauze in een regeling van werkzaamheden worden vastgesteld.

De voorzitter:

Er is eerder ruimte op de agenda in de namiddag dan vanavond. Als de interpellatie vandaag gehouden moet worden, geef ik er de voorkeur aan om deze aan het eind van de middag te houden, zodat de agenda voor de avondvergadering normaal kan worden afgewerkt. Voorwaarde is wel dat de brief er is.

De heer Weisglas (VVD):

Als fractiesecretaris voel ik mij geroepen om het volgende naar voren te brengen. U zult daar overigens ook zelf aan gedacht hebben. Mevrouw Sipkes zegt terecht dat een interpellatie een spoeddebat is. Naar verwachting zal de initiatiefnemer een motie indienen. Daarover moet dan aan het eind van de middag of vanavond laat gestemd worden. Als dat zo is, moeten wij dat snel weten, want wij moeten collega's die op werkbezoek en dergelijke zijn, verzoeken om snel naar de Kamer te komen.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb er geen twijfel over laten bestaan dat wij voor het weekeinde helderheid willen hebben. Betrokkenen verkeren al heel lang in onzekerheid. Uit de interpellatie kan blijken dat het voor de meerderheid van de Kamer helder is wat er moet gebeuren en wat de opdracht is aan de staatssecretaris. In dat geval hoeft er niet gestemd te worden. Als het moeilijker ligt, zal er zeker een motie worden ingediend, waarover dan ook gestemd moet worden.

De voorzitter:

De heer Weisglas heeft een waardevolle aanvulling gegeven. Bijna altijd leidt een interpellatie tot het indienen van een motie. Dat pleit er nog meer voor om de interpellatie in ieder geval voor de avondpauze te houden, want dan kan er aansluitend ook gestemd worden. Eerste voorwaarde is echter dat de brief er is. Ik zal mijn best daarvoor doen. Als aan dat verzoek niet voldaan kan worden, dan houdt het op.

De heer Weisglas (VVD):

In de praktijk betekent dit dat alle leden van deze Kamer moeten wachten tot nader order van uw kant.

De voorzitter:

Ik zal zo spoedig mogelijk laten nagaan, niet alleen door verzending van het stenogram, maar ook door direct telefonisch contact, of de brief er zo snel mogelijk kan zijn. Als dat niet mogelijk is, zal ik dat laten weten, want de interpellatie zal dan niet vandaag plaatsvinden.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

Naar boven