Vragen van het lid Voûte-Droste aan de minister van Economische Zaken, over subsidies aan Philips.

De voorzitter:

Vanochtend is over dit onderwerp een brief binnengekomen van de minister van Economische Zaken. Ik neem aan dat conform de regels van het huis mevrouw Voûte haar vragen stelt met inachtneming van de inhoud van die brief.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Voorzitter! Ik zal uiteraard met inachtneming van de brief mijn vragen stellen.

Technologie is belangrijk voor Nederland en Philips is belangrijk voor Nederland. Waar het vandaag om gaat, is de vraag of de technologiesubsidies zoals zij de afgelopen elf jaar aan Philips zijn gegeven, nog passen in deze tijd, mede in het licht van besluitvorming in dit parlement en de recente discussie. Ik heb dan ook een aantal vragen aan de minister.

Wat waren de criteria en de argumenten bij het sluiten van het convenant elf jaar geleden? Was Philips destijds een bedrijf in problemen? Bestaat het convenant op basis van mondelinge afspraken, zoals in de brief van de minister is aangegeven? Welke afspraken zijn dat dan precies? Wat is de aard van het convenant? Is daar een tijdsbepaling in opgenomen of was het een eeuwigdurend convenant? Zijn de criteria eenduidig en helder?

Ten tijde van de afspraken zou Philips geen gebruik meer maken van andere technologiestimuleringsinstrumenten. Waarom kan Philips nu wel gebruik maken van de WBSO, die nu de WVA/S&O heet? Is er altijd sprake geweest van 100 mln. aan Philips per jaar of was dat bedrag oorspronkelijk lager? Wat is de reden voor de verhoging van dit bedrag?

Is er al duidelijkheid over de goedkeuring van Brussel over de laatste projecten? Kan de minister een overzicht geven van de projecten die door Brussel zijn afgewezen en op welke gronden is dit gebeurd? Wanneer kan ik de nadere informatie tegemoetzien over de laatste 100 mln.? Daarover heb ik op 19 februari vragen gesteld. Zijn de projecten van Philips mislukt door mismanagement of zijn daar andere redenen voor? Wat zijn de mogelijkheden om de noodzakelijke stimulering van technologie aan Philips onder te brengen in het bestaande instrumentarium?

Voorzitter! Philips geeft in het persbericht van 13 maart zelf aan een kritische discussie over technologiesubsidies alleszins redelijk te vinden. Is de minister ook bereid deze kritische discussie met het parlement te voeren? Daarbij gaat het om de vraag of de subsidie nog past in deze tijd en of die niet beter ter stimulering van het midden- en kleinbedrijf gegeven kan worden? Immers: "let's make things better" telt niet alleen voor Philips.

Minister Wijers:

Voorzitter! Zoals ik ook in de brief heb aangegeven, is het convenant in de jaren tachtig afgesloten. Toen werd besloten dat Philips te veel gebruik maakte van een aantal maatregelen en dat Philips daarvan uitgesloten zou worden. Ik verwijs met name naar de technischeontwikkelingskredieten.

Het convenant is meer een mondelinge afspraak tussen partijen geweest. Het leidde ertoe dat Philips een aantal projecten zou kunnen indienen, die zouden worden beoordeeld volgens scherpe criteria. Het bedrag is in de loop van de jaren veranderd en is de laatste jaren in deze kabinetsperiode 100 mln. geweest. Het is dus niet een convenant zoals een milieuconvenant, maar het is een afspraak waarvan op ieder tijdstip, maar dan volgens de gebruiken van redelijk bestuur, zal kunnen worden afgeweken. Maar dat zal dan ook de consequentie hebben dat Philips toegang zou moeten hebben tot de normale instrumentaria waar wij over beschikken. Dat zal er per saldo toe kunnen leiden dat Philips juist meer in plaats van minder research-en-developmentsteun krijgt van de Nederlandse overheid.

Mevrouw Voûte heeft gevraagd naar de criteria. Die zijn niet zozeer aan het convenant op zichzelf maar aan de projecten verbonden. Bij de projecten gelden zeer strakke criteria, die ook door onafhankelijke deskundigen worden beoordeeld en die te maken hebben met de eisen die Brussel stelt ten aanzien van de mogelijkheden om steun te geven. Ik zal daar graag meer in detail met haar over willen spreken, want dat betekent dat wij niet op het niveau van het convenant maar op het niveau van de projecten zouden moeten praten.

De reden dat Philips toch toegang heeft tot de WBSO, is gelegen in het feit dat de WBSO een algemeen fiscaal instrumentarium is. Zoals bekend geldt de fiscale wet altijd voor iedere partij. Je kunt hoogstens een maximumbeperking aanbrengen, zoals bij de WBSO gebeurd is. Dat geldt echter voor ieder bedrijf.

Mevrouw Voûte heeft voorts een vraag gesteld over de behandeling van de projecten in Brussel. Ik heb haar in het overleg van 19 februari al antwoorden gegeven, maar ik wil die graag een keer herhalen. Alle Philipsprojecten zijn goedgekeurd, behalve Comment. Dat wordt medio 1998 verwacht. Het MEDEA-project is, op een subproject na, door de Europese Commissie goedgekeurd. Er is nog een aantal andere projecten in de pijplijn. Er is dezer dagen een project teruggetrokken omdat dat geen kans maakte op goedkeuring, maar in grote lijnen zijn de projecten dus goedgekeurd. Gezien de aanmaning van de voorzitter om het bondig te houden, zal ik die informatie op een later tijdstip meer in detail verschaffen.

Zijn er projecten mislukt door mismanagement? Het gaat hier om projecten die zich richten op basisresearch. Die basisresearch moet zich vervolgens vertalen in commercieel-strategische beslissingen door een onderneming. Van dat soort projecten – het geldt voor iedere onderneming – mislukt er een aantal. Een aantal lukt. De vraag of dat mismanagement is, heeft te maken met de relatieve prestaties van Philips ten opzichte van haar concurrenten. Daarover is het nodige geschreven. Ik beschik niet over detailinformatie om te zeggen of Philips in meer van haar technologieprojecten mislukt is dan andere ondernemingen. Ik wijs erop dat het buitengewoon gemakkelijk is om langs de zijlijn te zeggen dat sprake is van mismanagement. Philips fungeert in een zeer concurrerende internationale omgeving. Het is het enige concern in Europa op dit gebied dat het nog überhaupt overleefd heeft. Wij kunnen in ieder geval zegen dat er minder mismanagement is dan in andere Europese ondernemingen, want die bestaan niet meer.

Sta ik open voor een kritische discussie? Ja, ik sta geheel open voor een kritische discussie over welk instrument dan ook. Ik dacht dat deze Kamer mij niet heeft leren kennen als een minister die graag wat meer steun geeft aan bedrijven, laat staan steun in de zin van verliesfinanciering, zoals in de publiciteit is gesuggereerd. Ik wil dan wel een echte kritische discussie, die rekening houdt met het feit dat ondernemingen als Philips in dit land proportioneel minder research-en-developmentsteun krijgen dan het midden- en kleinbedrijf. Ik vind a priori dat ik de grote technologisch-intensieve ondernemingen graag in dit land wil houden. Hetzelfde geldt voor de research-en-developmentactiviteiten. Niemand is ermee gediend om weer de discussie op te rakelen alsof kleine en grote ondernemingen los van elkaar opereren. Dat is een grove miskenning van de realiteit. Als het gaat over het thema "let's make things better", dan heeft dat eerder betrekking op NRC Handelsblad dan op Philips.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Voorzitter! Ik ben blij met een aantal toezeggingen van de minister. Criteria voor de projecten moeten voor het parlement veel helderder zijn. Het is onze taak om te beoordelen op basis van de criteria waar die 100 mln. naartoe gaat.

Ik wil nog graag een antwoord van de minister op het gegeven dat het oorspronkelijk bedrag lager was. Hoe laag was dat en om welke reden is het nu verhoogd?

Ik zie de kritische discussie graag tegemoet. Toen Philips het geld kreeg, was het in de problemen. Philips moet voor Nederland behouden blijven. Dat is een kernspin in het web van technologie. Over de berekening over Philips en het midden- en kleinbedrijf die ik vanmorgen van de minister heb gekregen, voer ik graag een discussie. Ik verschil hierover met de minister van mening. Ik zie de schriftelijke antwoorden tegemoet. Nagegaan kan worden of daarover een algemeen overleg moet worden gehouden.

Minister Wijers:

Voorzitter! De technologiesteun aan Philips is niet ingegeven door problemen bij Philips. Het heeft gewoon te maken met het feit dat Philips de grote industriële partij is die aan research en development doet. Technologische ondersteuning aan Philips gaat al heel lang uit de geschiedenis. Philips heeft heel lang gebruik gemaakt van het reguliere instrumentarium. In 1987 is besloten dat Philips niet langer gebruik kon maken van de technischeontwikkelingskredieten en het instrument "research op aandachtsgebieden". Toen is aan Philips toegezegd dat het ter compensatie daarvan voor 55 mln. projecten kon indienen op het gebied van research-en-developmentsteun. Verder is de INSTIR op een gegeven moment afgeschaft. Dat gaf aanleiding er nog een ander bedrag aan toe te voegen. Dat heeft tot die opbouw van 100 mln. geleid.

Ik heb niet gezegd dat ik vind dat de criteria voor de projecten helderder moeten zijn. Ik heb gezegd dat ik opensta voor een discussie over de criteria. Ik wil graag een gedetailleerde discussie hebben over de criteria die wij nu toepassen bij de beoordeling van de projecten van Philips in het kader van de subsidieregeling. Ik heb de Kamer de afgelopen jaren regelmatig over het convenant geïnformeerd. Op 19 februari zijn daarover voor het eerst door mevrouw Voûte nader vragen gesteld. Ik heb haar toen meteen gezegd dat ook ik van mening ben dat de Kamer op deze manier niet goed geïnformeerd wordt en dat er meer specifieke informatie komt. Die informatie komt op zo kort mogelijke termijn. Oorspronkelijk wilden wij dat koppelen aan een andere vraag die zij had gesteld, namelijk de vraag over grensoverschrijdend onderzoek naar Duitsland. Dat duurt langer. In het licht van de gebeurtenissen van de afgelopen dagen en om nog eens duidelijk te maken dat ik zelf ook hecht aan openheid en een goed parlementair debat, zal ik die brief zo snel mogelijk aan de Kamer doen toekomen.

Dat wij verschil van mening hebben, denk ik ook. Ik verheug mij in de discussie hierover, want ik denk dat mevrouw Voûte ernaast zit.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Mijnheer de voorzitter! De technologiesteun aan Philips, 100 mln., is een belangrijke zaak. Het is terecht dat de minister stelt dat wij daarover zijn geïnformeerd, de laatste keer bij het laatste overleg. De brief van de minister van heden sprak daarover. Het is zeer de moeite waard om daar uitvoerig overleg over te voeren. Dat regelen wij op een andere plaats dan hier, namelijk in de vaste commissie voor Economische Zaken. Ik wil dan ook dit belangrijke onderwerp niet afdoen met een aanvullende vraag. Ik wil ook niet vragen naar de bekende weg. Ik zal dus geen aanvullende vraag stellen, maar het debat vanmiddag aanvragen.

Naar boven