Vragen van het lid Ybema aan de minister van Financiën, over de nettobetalerspositie en het gebruik van Europese fondsen.

De heer Ybema (D66):

Voorzitter! Nederland is sinds het begin van de jaren negentig van een netto-ontvanger een nettobetaler geworden aan de Europese Unie. Die financiële positie verslechtert snel. Er is nu een nadelig saldo van 6 mld. Het perspectief is nog slechter als je kijkt naar de voorstellen uit de Agenda 2000. De minister van Financiën maakt zich daar terecht zorgen over en hij doet zijn best om dat beeld te keren.

Vorige week was ik met mijn fractievoorzitter bij het Europees Parlement in Straatsburg. Wij hebben daar verschillende gesprekken gevoerd, onder andere over de financiën van de Europese Unie. Het geluid dat je daar uni sono hoort, komt op het volgende neer. De Nederlandse regering maakt zich zeer druk over het aanpassen van de afdrachtregeling en de Nederlandse regering doet er weinig aan om meer geld uit de Europese fondsen binnen te halen. Men begrijpt dat eigenlijk niet. Ik heb over die opvatting, die heel breed leeft, zowel bij het Europees Parlement als bij de Europese Commissie, een aantal vragen aan de minister van Financiën.

1. Op welke termijn kan de afdrachtregeling worden aangepast? Dan bedoel ik uiteraard dat dit op een voor Nederland effectieve manier gebeurt. Wat zijn praktisch gezien de mogelijkheden?

2. Wat zijn de concrete mogelijkheden binnen de aangepaste afdrachtregeling om de nettopositie van Nederland te verbeteren in de periode tot 2006? Dat is in wezen de volgende periode van de financiële perspectieven.

3. Hoe is het mogelijk dat in de huidige periode voor de fondsen, die loopt tot 1999, een bedrag van 2,2 mld. nog niet is gebruikt, terwijl dat geld wel voor Nederland is geoormerkt? Daarmee wordt afbreuk gedaan aan de onderhandelingspositie van Nederland. Daar zijn mijn fractievoorzitter en ik wel van geschrokken.

4. Welke mogelijkheden ziet de minister van Financiën om met gebruikmaking van die middelen binnen de Europese fondsen de nettopositie van Nederland op korte termijn aanzienlijk te verbeteren?

Minister Zalm:

Mijnheer de voorzitter! De heer Ybema heeft mij aangenaam verrast door te zeggen dat de minister van Financiën zijn best doet om verbeteringen aan te brengen in de nettopositie van Nederland. Laat ik nu een krantenbericht voor mij hebben, waarin de heer Ybema zegt dat de minister van Financiën laks is, dat hij geen interesse toont voor Europees geld en dat het hem meer om het spel dan om de knikkers gaat. Als dit een correctie is op dat krantenbericht, ben ik de heer Ybema erkentelijk. Mocht dat niet zo zijn, dan hoor ik dat nog wel. Dan kan hij zich alsnog "geschrokken en boos tonen over de prestaties van Zalm op Europees niveau", aldus de krantenberichten.

De Nederlandse regering heeft de strategie, verwoord in de brief van de minister van Buitenlandse Zaken, om op tal van terreinen te proberen de financiële positie van Nederland te verbeteren. De eerste en belangrijkste route is zorgen voor een sobere uitgavenontwikkeling van de Europese uitgaven. Juist omdat wij daar meer dan proportioneel aan meefinancieren, hebben wij daar een extra belang bij en is het gunstig voor onze nettopositie om het totaal van de uitgaven zo beperkt mogelijk te houden. Daarnaast willen wij zowel een redelijker verdeling van de afdrachten als een redelijker verdeling van de uitgaven van de Europese Unie. Die afdrachtregeling is lastig te corrigeren, omdat daarvoor waarschijnlijk een wijziging nodig is van het eigenmiddelenbesluit. Zolang het eigenmiddelenbesluit alleen bij unanimiteit kan worden gewijzigd, zijn er natuurlijk ook belangen die dat in de weg staan. Niettemin menen wij dat deze route moet worden beproefd en menen wij ook – dit is overigens in overeenstemming met hetgeen de Kamer al geworden is via de brief van de minister van Buitenlandse Zaken – dat wij moeten streven naar een nettobegrenzer.

Dan kom ik op de vraag over het gebruik van de structuurfondsen. Daarvoor is het ministerie van Economische Zaken primair verantwoordelijk. De staatssecretaris heeft zowel de inhoud van de verordeningen als de cofinanciering van Nederland en de aanvragen in Brussel in haar portefeuille. Zij kan de Kamer daarover het beste informeren. Ik weet wel dat zij activiteiten heeft ondernomen, zowel richting regio's, die een zelfstandige verantwoordelijkheid op dit punt hebben, als richting Europese Commissie, de commissaris Wulf-Mathies, om versnelling in dit tempo aan te brengen. Dat kan ik de Kamer hierover meedelen. Als zij verdergaande informatie daarover wil hebben, ligt het het meest voor de hand de eerstverantwoordelijke bewindspersoon hier ter verantwoording te roepen of, als zij in het buitenland is, haar minister.

De heer Ybema (D66):

Voorzitter! Als de minister aangenaam verrast is door mijn woorden, doet mij dat deugd. Zo zit ik in elkaar. Het lijkt mij goed voor de helderheid even aan te geven wat mijn opvatting is over zijn verantwoordelijkheid in deze discussie.

De minister van Financiën is de eerstverantwoordelijke voor de discussie over de nettopositie. De nettopositie – het woord zegt het al – heeft te maken met het saldo van betalingen en ontvangsten. Ik prijs zijn activiteiten voor het verminderen van de betaling, maar ik mis zijn bijdrage aan het verhogen van de ontvangsten. De concrete invulling daarvan zit uiteraard bij de staatssecretaris van Economische Zaken. Dat weet ik ook, maar het onvoldoende benutten van grote bedragen die beschikbaar zijn voor Nederland op grond van de huidige regeling betekent volgens mij een verzwakking van zijn onderhandelingspositie. Daarom vraag ik hiervoor opnieuw aandacht en vraag ik deze minister zijn invloed aan te wenden om van hetgeen nu nog beschikbaar is – het zou gaan om een bedrag van 2,2 mld. tot en met 1999 – zoveel mogelijk voor Nederland en Nederlandse projecten binnen te halen. Welke mogelijkheden ziet de minister voor zichzelf om daar een bijdrage aan te leveren?

Morgen sluit de Europese Commissie de beraadslaging over de nieuwe regeling voor de Europese fondsen. Ik wil graag van deze minister horen of wij op heel korte termijn een antwoord kunnen krijgen van hem en zijn collega's over de inzet van de Nederlandse regering om die regeling zo goed mogelijk te laten zijn voor Nederland, zodat wij in de toekomst zo goed mogelijk gebruik kunnen maken van de financiële mogelijkheden voor Nederland.

Minister Zalm:

Voorzitter! Laat ik bij het laatste punt beginnen. Op 12 maart is een brief van de staatssecretaris van Economische Zaken uitgegaan. Het lijkt mij dat ik daar verder niks aan hoef toe te voegen. Zij is immers de primaire portefeuillehouder voor de structuurfondsen. Die brief heeft de Kamer bereikt. Daar staat in wat de Nederlandse opstelling is tegenover de structuurfondsen in de komende periode.

Ik denk niet dat er enig verschil van mening is over het belang om een fair share voor Nederland te verkrijgen uit de structuurfondsen, als die er zijn. Dat is ook mijn positie. Dat heb ik steeds uitgesproken, zowel tegenover commissaris Santer op de laatste Ecofin-raad, als tegenover mijn commissarissen, De Silguy en Liikanen, maar zij gaan niet over de structuurfondsen. Zij zijn daar wel als lid van de commissie verantwoordelijk voor. Dat is het enige wat ik kan doen. Uiteraard kan ik mij opstellen in het kabinet op een manier die mijn collega's die hiervoor wel primair verantwoordelijk zijn, aanmoedigt om hun beste beentje voor te zetten. Het is echter een volstrekt misverstand dat alles wat met geld te maken heeft, automatisch in de portefeuille van de minister van Financiën zit.

Ik weet overigens niet of de kwalificaties van de heer Ybema die aanvankelijk aan mijn adres waren gericht – lakse opstelling, etc. – nu verhuizen naar een andere bewindspersoon binnen het kabinet. Ik hoop van niet.

De heer Hoogervorst (VVD):

Voorzitter! In de vragen van de heer Ybema zit een ondertoon dat het toch allemaal niets wordt met de nettoafdrachten. In de Volkskrant lees ik dat de heer De Graaf ervan verzekerd is dat tot 2006 aan de afdrachten door de lidstaten weinig tot niets kan worden veranderd. Ik meen toch te weten dat in het verkiezingsprogramma van D66 een korting op de afdrachten aan de Europese Unie zit van zo'n 800 mln. Kunnen wij die bezuiniging ook alweer schudden? Zo ja, hoe hoog wordt dan de bezuiniging op Defensie?

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! In de Volkskrant heb ik een opvatting weergegeven die breed binnen Europa leeft. Wij menen dat het wel degelijk mogelijk is om op Nederlandse uitgaven te besparen. Dat kan ook door vergroting van de inkomsten uit Europa. Wij zullen overigens zien wat de doorberekening van de programma's volgende week oplevert.

De heer De Jong (CDA):

Voorzitter! Als je de nettoafdrachten wilt beperken, moet je tegelijk remmen en gas geven. Ik begrijp dat de minister van Financiën vooral het remmen op zich neemt en zegt dat mevrouw Van Dok gas geeft. Het is wel de bedoeling dat dit simultaan gebeurt, want anders is er een groot probleem. Door de heer Ybema is gesproken over 1999. Vorige week is er een delegatie van de Tweede Kamer in Groningen geweest, die daar heeft gesproken over de financiering van het rapport-Langman. Daarover zou het kabinet ons in februari iets meedelen, maar dat ligt kennelijk moeilijk. Kan de minister ons enig inzicht geven of de financiering van dat geheel, waarvoor een substantiële bijdrage van Europa moet komen, nog steeds kans van slagen heeft?

Minister Zalm:

Voorzitter! De regering heeft stevig ingezet bij de structuurfondsen. De criteria die voor de verordening moeten worden vastgesteld, zullen wij zo trachten te beïnvloeden dat het mogelijk is voor Nederland om een fair share te krijgen. Een fair share is in mijn ogen meer dan wij de vorige keer hebben gehad. Als wij andere prioriteiten willen bij de structuurfondsen, hoeft dat niet ten koste van het noorden des lands te gaan.

Als wij iets concreet met het noorden des lands willen afspreken, is het probleem dat de financiering uit Brussel rond moet zijn. Die stappen zullen langer duren. De Commissie gaat binnenkort de criteria voor de verordening voorstellen. Daarover moet onderhandeld worden met de lidstaten. Deze verordening moet bij unanimiteit worden vastgesteld in de Algemene Raad. Als de minister van Buitenlandse Zaken zich stevig opstelt in de Algemene Raad, kunnen wij een verordening krijgen die aan de Nederlandse eisen voldoet. Dat is voorlopig de eerste lijn.

Daarna gaat het om de verdeling van de financiële enveloppen. Wij moeten zorgen dat Nederland dan een redelijk aandeel krijgt. Wij kunnen helaas geen toezeggingen doen, omdat er nu geen besluiten kunnen vallen over welke Europese gelden het noorden tegemoet mag zien. Wij kunnen wel zeggen dat wij onze uiterste best zullen doen om ook het noorden fors in de structuurfondsen te laten delen.

De voorzitter:

Voordat ik het woord geef aan de heer Marijnissen, wil ik graag een delegatie van het parlement van Algerije hartelijk welkom heten in ons midden.

(Applaus)

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter! De nettopositie van Nederland ten opzichte van Europa heeft veel te maken met de slechte onderhandelingen van de Nederlandse regering destijds in Edinburgh. Nederland heeft zich er bij het eigenmiddelenbesluit onder laten trekken, na intimidatie van Spanje. Nu proberen wij door de constructie van de structuurfondsen geld terug te krijgen. Ik hoor graag een principiële uitspraak van de minister en van de heer Ybema of zij het met mij eens zijn dat het fenomeen structuurfondsen weinig anders is dan het rondpompen van geld, en dat wij de problemen in Noord-Nederland en Flevoland waarlijk zelf moeten kunnen oplossen.

Minister Zalm:

Voorzitter! Er is een vrij lange traditie op dit punt. De vorige regering meende al dat het eigenlijk beter is als rijke landen niet meer beschikken over de structuurfondsen en als zij hun eigen regionaal beleid voeren, waarvoor zij het voordeel krijgen van een lagere afdracht. Daar ben ik het ook mee eens. Het enige probleem is dat dit geen enkele kans van slagen heeft en dat een echte grote meerderheid in de Europese landen zoiets als structuurfondsen wil behouden, ook voor rijke landen. Als dat een gegeven is, is het mijn plicht als lid van de Nederlandse regering, respectievelijk de Nederlandse regering om daar een behoorlijk aandeel uit te krijgen. Mijn ideaalbeeld is op dit punt en dat gebeurt niet zo vaak, hetzelfde als van de heer Marijnissen: geen rondpompen van geld tussen rijke landen en zelf verantwoordelijkheid nemen voor je regionaal beleid. Zolang er echter structuurfondsen zijn, moet Nederland zijn redelijk aandeel daarin krijgen. Dat is ook een hard punt voor mij.

De heer Ybema (D66):

Voorzitter! Ik constateer in lijn met de minister dat dit al sinds de nota van drie jaar geleden het beleid is van het kabinet. Die lijn hebben wij steeds van harte ondersteund. In principe moeten de fondsen alleen worden gebruikt voor de armere lidstaten. Als dat op korte termijn niet te realiseren is, moet je proberen je verantwoordelijkheid als Nederlandse regering waar te maken en een eerlijk deel voor Nederland uit die grote pot binnen te halen.

De heer Koekkoek (CDA):

Mijnheer de voorzitter! De minister gaat niet over de structuurfondsen, maar hij is waarschijnlijk wel geïnteresseerd in het resultaat dat de Nederlandse pogingen opleveren om meer uit die structuurfondsen te krijgen. In dit verband zou ik hem willen vragen of het wel verstandig is voor onze grote steden meer uit de structuurfondsen te krijgen. Vreest hij niet dat wanneer nog veel armere steden, bijvoorbeeld uit Italië, ook een beroep zullen doen op een dergelijke regeling, het resultaat voor Nederland uiteindelijk wel eens negatief zou kunnen zijn?

Minister Zalm:

Mijnheer de voorzitter! Ik denk niet dat dit het geval zal zijn. Waar het om gaat, is dat de globale oriëntatie steeds is dat lidstaten met een ongeveer vergelijkbaar welvaartspeil ongeveer eenzelfde share in die structuurfondsenveloppen moeten hebben. Dan is de kwestie alleen maar hoe je die gelden verdeelt over de prioriteiten binnen Nederland. Het is niet zo dat door enige verruiming, bijvoorbeeld in de sfeer van het grotestedenbeleid, er automatisch nog meer geld naar Italië, Spanje of Frankrijk zal gaan.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Het laatste wat je van deze minister kunt zeggen, is dat hij laks is. Integendeel, wij kennen hem als een hyperactieve minister. Als hij niet actief is, heeft hij daarvoor motieven. Dat is ook de kern van mijn vraag. Heeft het feit dat Nederland niet zo happig is op structuurfondsen niet meer te maken met de mogelijkheid dat dit de Nederlandse regering extra geld zal kosten, waardoor waarschijnlijk Nederland budgettair in de problemen kan geraken, en niet met de laksheid van een andere collega van de minister?

Minister Zalm:

Voorzitter! Als de Europese Unie bepaalde projecten voor een bepaald percentage subsidieert, dan kost dat de Nederlandse schatkist geen geld, maar levert het wat op. Het enige waardoor het fout kan gaan als je het van tevoren niet goed organiseert, is dat je de Unie projecten laat uitkiezen die je als Nederlandse regering nooit bedacht zou hebben, waardoor je er alsnog geld bij moet leggen. De strategie moet dan ook zijn dat wij voor projecten die wij vanuit de nationale optiek prioritair vinden, een Europese bijdrage krijgen. Dat levert geen nadeel op, ook niet voor de schatkist.

Naar boven