Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | nr. 58, pagina 4395-4399 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | nr. 58, pagina 4395-4399 |
Vragen van het lid Marijnissen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over de tekorten in de budgetten gezondheidszorg.
De heer Marijnissen (SP):
Mijnheer de voorzitter! De laatste weken zijn wij weer overspoeld met gegevens over de groeiende problemen in de zorgsector. We hadden al de problemen in de thuiszorg met de wachtlijsten, de rantsoenering van de zorg, de stopwatchzorg. We hadden al wachtlijsten in de gehandicaptenzorg en te weinig mogelijkheden voor dagbesteding voor diep geestelijk gehandicapten. We hadden al het probleem van te weinig personeel in de ouderenzorg en wachtlijsten voor specialistische hulp en bij de RIAGG's. En dan het nieuws van de afgelopen twee weken: ziekenhuisafdelingen die tijdelijk moeten sluiten vanwege een tekort aan personeel, waarschuwingen dat het personeelstekort in de nabije toekomst verder snel zal toenemen, aanhoudende berichten over een tekort aan intensive-carebedden, de opvang van psychiatrische patiënten zit verstopt, de wachtlijsten voor verzorgingshuizen worden langer en langer, veel ouderen zitten maanden, soms zelfs jaren in angst en eenzaamheid omdat zij niet kunnen worden geplaatst.
Mijnheer de voorzitter! Ziehier de basis voor een groeiende tweedeling in de zorg. Ik heb enkele korte vragen aan de minister.
Zij heeft in een uitzending van Netwerk over deze problemen gezegd: dit knaagt aan mij. Waarom heeft zij het zover laten komen? Waarom heeft zij haar loyaliteit ten opzichte van dit Paarse kabinet, dat een jaarlijkse groei voorschreef van 1,3% van het budget, terwijl iedereen wist dat er een groei van 2,5% nodig was, laten prevaleren boven haar loyaliteit aan de zorg?
Wat gaat deze minister doen? Zoals bekend heeft de heer Krol van de Nederlandse zorgfederatie afgelopen zondag de minister opgeroepen om binnen het kabinet nu eens met de vuist op tafel te slaan en meer geld te eisen opdat de problemen in de zorg op een adequate manier kunnen worden opgelost.
Minister Borst-Eilers:
Mijnheer de voorzitter! Ik ben niet akkoord gegaan met 1,3% volumegroei per jaar. Ik heb ieder jaar in het kabinet voor meer geld gepleit, en met succes. Er is in deze kabinetsperiode in totaal 2 mld. meer aan de zorg besteed dan in het regeerakkoord was voorzien. Ik zal niet de eerste minister zijn die vanachter deze tafel uitlegt dat het dit kabinet te doen was om het realiseren van meerdere doelen tegelijk, waaronder een voldoende economische groei en het creëren van veel extra werkgelegenheid. Wat mijn eigen sector betreft, was ook een doel de zorgsector te prikkelen tot het zoveel mogelijk opvoeren van de doelmatigheid, omdat die aan het begin van de kabinetsperiode veel te wensen overliet. Het is dan wel eens nodig om tijdelijk enige druk op de ketel te zetten.
Wat de tweede vraag betreft het volgende. De problematiek die de heer Krol als voorzitter van de Nederlandse zorgfederatie op het ogenblik aan de orde stelt, valt uiteen in twee delen. Het ene deel betreft de overheidsbijdrage aan de arbeidsvoorwaarden voor het jaar 1998. We zitten middenin het overleg daarover. Ik kan er dan ook geen mededelingen over doen. Ik kan wél zeggen dat ook dit keer het uitgangspunt van het kabinet is dat de zorgsector moet kunnen concurreren met de markt en dat de bijdrage van het kabinet aan de arbeidsvoorwaarden weer een zodanige moet zijn dat dit kan. Daarover hebben wij vorig jaar met de werkgevers in deze sector een aantal afspraken gemaakt ten aanzien van de incidentele looncomponent en de productiviteitsontwikkeling. Onder die afspraken staan bij wijze van spreken de handtekeningen van de werkgevers. Daarover behoeft dus niet opnieuw te worden onderhandeld. Wat de initiële looncomponent betreft, is afgesproken dat wij het cijfer van het Centraal economisch plan hanteren. De heer Marijnissen kan het zelf dus wel zo'n beetje uitrekenen.
De tweede categorie problemen waarover de heer Krol sprak, betreft het voorziene tekort op de markt aan personeel voor de zorgsector. Dat hebben wij zien aankomen: economische groei leidt tot een krappere arbeidsmarkt. Een hogere volumegroei in de zorg leidt ook tot een krappere arbeidsmarkt voor zorg. Naast de gewone jaarlijkse OSA-rapportage heb ik vorig jaar het IVA, het Instituut voor sociaal-wetenschappelijk beleidsonderzoek en advies, gevraagd om met name op het punt van de verplegenden en verzorgenden een aanvullende prognose te maken. Die heeft men mij doen toekomen. Ik weet niet of dat stuk de Kamer al bereikt heeft of dat het nog onderweg is; ik heb het in elk geval een dezer dagen gekregen. Daaruit blijkt dat in het jaar 2002 problemen gaan ontstaan bij ongewijzigd beleid. Het beleid moet dan ook geïntensiveerd worden. Daarover heb ik vorig jaar samen met minister Melkert overleg gevoerd met werkgevers. De sociale partners in de zorg hebben toegezegd dat zij met een plan van aanpak zouden komen. Ik heb deze maand weer overleg met hen. Ik hoop dat zij dan dit plan op tafel leggen. Vervolgens zullen minister Melkert en ik er alles aan doen om betrokkenen bij de uitvoering van het actieplan te ondersteunen.
De heer Marijnissen (SP):
Mijnheer de voorzitter! Het zal u niet verbazen dat ik enigszins teleurgesteld ben, om het zacht uit te drukken, door het antwoord van de minister. De berichten die ons afgelopen weken hebben bereikt – een van de intermediairs was inderdaad het programma Netwerk, waarin de minister nota bene zelf gast was – hebben op een buitengewoon indringende wijze laten zien hoe groot en hoe structureel de problemen zijn in de tehuizen waarin onze ouderen worden opgevangen. Deze Kamer heeft twee weken niet vergaderd en heeft geen eerdere gelegenheid gehad om de minister om een oordeel te vragen. Ik vind het dan wel erg magertjes als de minister nu zegt: "Ik heb elk jaar wel iets meer geld gekregen van het kabinet". Het is allemaal te laat en te weinig geweest. Wij kunnen geen ander oordeel geven.
Als de minister vervolgens de woorden van de heer Krol van de Nederlandse zorgfederatie alleen maar interpreteert in de richting van een dreigend tekort aan verplegenden, denk ik dat zij daarmee de heer Krol tekortdoet. Hij heeft namelijk ook gesproken over de verschraling van de zorg, de wachtlijsten en de groeiende tweedeling. Ik vraag nogmaals de minister wat haar inzet zal zijn. De verkiezingen zijn over twee maanden en het ziet ernaar uit dat er wel iets meer voor de zorg beschikbaar zal komen, maar ik wijs erop dat wij ook nog de formatie krijgen en dat wij dan algauw een halfjaar verder zijn. Ik vind dat de problemen in de zorgsector acuut zijn en dat daarom acuut van deze minister iets verwacht mag worden.
Tot slot nog dit, voorzitter. Hoe moet ik de boodschap van de minister aan haar opvolger – wie dat zal zijn, zal de toekomst leren – duiden die zij gaf in een interview met Medisch Contact: ga niet in een kabinet zitten als je niet genoeg geld krijgt om de wachtlijsten op te lossen? Moet ik hieruit afleiden dat deze minister gezondigd heeft tegen haar eigen advies?
Minister Borst-Eilers:
Mijnheer de voorzitter! Ik wil met het laatste beginnen. Dat advies was op de toekomst gericht.
Ik wil in reactie op de opmerkingen van de heer Marijnissen graag aanhaken bij het woord "structureel". Het was een indringend programma van Netwerk, maar men moet zich realiseren dat men voor zo'n programma 90 minuten film opneemt en daarvan maar een klein deel uitzendt. Dat is natuurlijk altijd met meest indringende deel. Ik geloof niet dat wij kunnen spreken van een in alle opzichten structurele situatie. Ik heb in dat programma gezegd dat diverse verpleeg- en verzorgingshuizen een laag ziekteverzuim kennen en een niet te hoge werkdruk, terwijl het personeel zich daarin wel degelijk thuis voelt. Nu dit allemaal zo in de publiciteit gebracht is, krijg ik dagelijks brieven – dit geldt ook voor staatssecretaris Terpstra – van mensen die daar werken en zeggen: "In mijn tehuis is het anders; laat u niet helemaal door dat beeld in een soort depressie brengen." Het gaat wel om belangrijke signalen, waaruit blijkt dat het op een aantal plaatsen is zoals is weergegeven en ik vat dit absoluut niet licht op, maar het is niet juist te denken dat er in de hele sector alleen maar sprake is van diepe ellende. Veel hangt af van factoren als ziekteverzuim, het omgaan van het management met de instelling, de sfeer en de prioriteiten die men stelt bij de besteding van het budget. Het is niet overal ellende.
De heer Marijnissen vroeg: wat doet u daaraan? Hij weet dat ik dit jaar van bijna 1 mld. groeigeld ten opzichte van vorig jaar tweederde heb laten gaan naar de caresector, omdat daar de problemen het grootste zijn. Bovendien heb ik sinds kort voor de wachtlijstproblematiek in zowel de geestelijke gezondheidszorg als in de ziekenhuizen nog 75 mln. extra. Dat geld zal niet zoals het vorig jaar pas later in het jaar besteed worden. Wij zijn nu volop in overleg om het zo snel mogelijk te besteden, zodat die wachtlijsten dit jaar drastisch verkort kunnen worden.
De heer Meyer (groep-Nijpels):
Voorzitter! Mevrouw Borst zegt dat volgens aanvullende prognoses pas in 2002 bij ongewijzigd beleid problemen bij de invulling van formatieplaatsen ontstaan. In de verzorgingshuizen en verpleeghuizen waar ik, bestuurlijk enz., een zeker belang heb, ligt het niet eens zozeer aan het ziekteverzuim, maar vaak aan de omstandigheid dat tussen de 5% en 20% van het nodige personeel gewoon niet kan worden aangenomen. Het gevolg daarvan is dat de druk op de anderen zoveel groter wordt. Het is van belang dat er nu maatregelen worden genomen om die verzorgingshuizen en verpleeghuizen – zij zijn op tv geweest – te helpen.
De voorzitter:
Wat is uw vraag? Uw tijd is ongeveer voorbij.
De heer Meyer (groep-Nijpels):
Wat denkt de minister aan de huidige situatie te doen?
Minister Borst-Eilers:
Mijnheer de voorzitter! Ik zei net al dat ik medio vorig jaar aanvullend advies heb gevraagd. Eind vorig jaar zijn minister Melkert en ik met de sector in gesprek gegaan. Binnenkort gaan wij een actieplan uitvoeren dat de werkgevers en werknemers ons nog deze maand voorleggen. Mijn idee is natuurlijk absoluut niet dat wij wel tot 2002 kunnen wachten, omdat toevallig in het rapport staat dat dan echt behoorlijke tekorten zullen ontstaan, afhankelijk van het groeiscenario. Je moet daar nu, anticiperend, zo snel mogelijk mee aan de slag. Dat actieplan is niet alleen voor dit jaar bedoeld, maar het begint dit jaar. Ik denk dat wij het vuurtje constant warm moeten houden. Wij verwachten voor de komende jaren een flinke economische groei. De arbeidsmarkt zal dus overal krap worden. De zorgsector zal zich op die markt stevig moeten profileren, zowel wat primaire als wat secundaire arbeidsvoorwaarden betreft, om voldoende mensen te kunnen krijgen.
De voorzitter:
Ik heb nog vijf collega's met een aanvullende vraag. Ik heb daarmee de lijst afgesloten.
Mevrouw Vliegenthart (PvdA):
Mijnheer de voorzitter! De minister heeft, terecht, gezegd dat er dit jaar meer geld beschikbaar komt om extra banen in de zorgsector te creëren. Dit geld is met name bedoeld om in de zorg voor ouderen en gehandicapten de werkdruk te verminderen en de kwaliteit van de zorg te verbeteren. Het is echter heel belangrijk dat we personeel kunnen aanstellen met het geld dat er nu voor beschikbaar is gesteld. Het is daarom essentieel dat het plan van aanpak, dat er zou moeten komen in samenwerking met de werkgevers en werknemers in de zorgsector, er snel komt. Ik zou van de minister willen weten hoe het staat met de ontwikkeling van dat plan van aanpak en wanneer we het mogen verwachten.
Mijn volgende vraag betreft de financiering van de arbeidsvoorwaarden, een onderwerp waar de minister woensdag over in gesprek gaat met de heer Krol van de werkgeversorganisatie. Wij hebben er bij de begroting over gesproken dat er de afgelopen jaren voor de financiering van de arbeidsvoorwaarden steeds een efficiencykorting op de zorg is ingeboekt. We waren het met elkaar eens dat dat in de komende jaren niet nog een keer het geval zou mogen zijn, omdat daarmee in feite iedere keer de werkdruk vergroot wordt ten behoeve van de primaire arbeidsvoorwaarden. Ik zou van de minister willen weten of zij uitsluit dat arbeidsvoorwaarden voor de komende jaren gefinancierd zullen worden via een efficiencykorting.
Minister Borst-Eilers:
De vergadering waarin we zullen praten over het plan van aanpak is gepland voor 25 maart. Dat is het plan waaraan minister Melkert en ik, voorzover het in ons vermogen ligt, alle steun willen geven.
Wat het andere punt betreft: de werkgevers zijn vorig jaar wel akkoord gegaan om in 1997 en in 1998 een productiviteitsontwikkeling op te nemen in de overheidsbijdrage arbeidsvoorwaarden. Deze productiviteitsontwikkeling varieert van 0,3% in de meeste caresectoren tot 0,9% in de ziekenhuizen. In het laatste rapport dat de sector zelf heeft uitgebracht, "Gezondheidszorg in tel", zie je dat er in de ziekenhuissector zelfs een sterkere productiviteitsontwikkeling gehaald wordt. Het lijkt mij dan ook alleszins verantwoord daar dat cijfer te hanteren. Desalniettemin ben ik het met de werkgevers eens dat wij de hele productiviteitsontwikkeling met ingang van 1999 niet meer moeten opnemen in het post-WAGGS-model en in de overheidsbijdrage. Dit moet een onderdeel van het volumebeleid gaan vormen, in die zin dat men datgene wat men zelf aan productiviteitsontwikkeling weet te genereren, ten eigen bate, in de eigen sector kan aanwenden, omdat er dan ook echt een prikkel is om de productiviteit te verhogen.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks):
Voorzitter! De minister zal nog met minister Melkert gaan praten over het personeelstekort en er zal een plan van aanpak worden gemaakt. Zal zij daarbij ook het mobiliseren van jongeren voor de gezondheidszorg betrekken? Ik denk hierbij aan een soort voorlichtingscampagne op scholen. Ik heb begrepen dat er nu heel veel jongeren doorstromen naar de opleidingen voor verpleegkundigen. Heeft de minister die kant van de problematiek ook bekeken? Het lijkt mij heel goed om jongeren een opleiding te laten volgen voor een sector waar werk te vinden is, maar dat moet natuurlijk wel goed betaald worden.
Minister Borst-Eilers:
Voorzitter! Ik denk dat mevrouw Varma een heel belangrijk onderwerp aansnijdt. Volgens de prognoses van het IVA is het nodig dat er in de komende jaren zo'n 15% van alle schoolverlaters een baan in de zorgsector zal kiezen. Op het ogenblik is 12% van de beroepsbevolking in de gezondheidszorg werkzaam. Wij moeten dus het aandeel van werkenden in de zorg gaan opvoeren. Dat vraagt inderdaad een zeer actieve werving op scholen. Dit zal ongetwijfeld deel uitmaken van het actieplan en overigens is er al een doorlopende campagne op scholen, maar die zal geïntensiveerd moeten worden. Ik denk dat het goed is dat minister Ritzen de klassieke in-serviceopleiding naar de nieuwe opleidingsstructuur heeft overgenomen. Daarbij is er weliswaar sprake van een duale leerweg, maar men begint toch met een theorieperiode. Maar daar staat tegenover dat daardoor de belangstelling wat is teruggelopen. Het is nieuw, men kent het niet; vandaar dat er al een voorlichtingscampagne op gang gebracht is om uit te leggen dat men in de verpleging nog steeds een even leuke en wat de theorie betreft zelfs een betere opleiding krijgt.
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter! Ik probeerde u al vanaf mijn plaats met een handgebaar duidelijk te maken dat ik van het woord wilde afzien, want mevrouw Varma heeft eigenlijk al de vraag gesteld die ik had willen stellen. Op 25 maart zal het beraad over het plan van aanpak gehouden worden. Op de scholen wordt ervan uitgegaan dat de keuze van leerlingen voor een vervolgtraject zo ongeveer op 1 mei gemaakt zou moeten zijn. Kortom, er is nog maar één maand beschikbaar voor een incentive voor de leerlingen die ervoor zouden kunnen kiezen.
De heer Van Boxtel (D66):
Voorzitter! Kan de minister misschien zeggen of het kabinet ook al in 1998 geld voor dat actieplan heeft gereserveerd, of dat het tot de volgende verkiezingen eigenlijk alleen nog maar woorden zijn? Verder zou ik niet alleen jongeren, maar ook ouderen bij de opleidingen betrokken willen zien. Nederland is in dit opzicht uniek in de wereld, want hier werkt nog maar een kwart van de mensen die ouder dan 50 jaar zijn. Ik zou dus graag willen bezien of ouderen gereactiveerd zouden kunnen worden om in de zorg hun steentje bij te dragen.
Ik meen dat de minister bij het begrotingsonderzoek aan ons heeft toegezegd dat er afgezien zou worden van de productiviteitskorting voor de instellingen, terwijl ik de minister nu hoor zeggen dat dit toch niet doorgaat. Daar zou ik graag helderheid over hebben, want als we de verpleeg- en verzorgingshuizen extra geld geven voor personeel, maar deze tegelijkertijd weer korten op het instellingsbudget, dan wordt het personeel dat erbij komt er via de achterdeur weer uitgeloodst. We moeten helder krijgen of dat nu wel of niet doorgaat.
Minister Borst-Eilers:
Mijnheer de voorzitter! Het actieplan wordt gemaakt door de mensen die de eerste verantwoordelijkheid hebben en dat is de sector zelf. Ik ken het nog niet en ik weet dus nog niet wat er op het punt van financiën van minister Melkert en mij verwacht wordt. We hebben in ieder geval besloten er met z'n allen tegenaan te gaan, en dan moeten we maar eens even kijken waar men mee komt.
Het tweede punt dat de heer Van Boxtel naar voren bracht betreft hetzelfde wat ik al in de richting van mevrouw Vliegenthart zei. Wij hebben vorig jaar met de werkgevers een afspraak gemaakt op de wijze zoals dat gaat in die onderhandelingen, met wat geven en nemen. Daarbij zijn we uiteindelijk gekomen tot een afspraak die voor een deel twee jaar besloeg, 1997 en 1998. Onder dat tweejarig hoofd staat ook het onderwerp productiviteitsontwikkeling. Wij hebben eveneens het incidentele gedeelte vastgelegd. De productiviteitsontwikkeling was iets dat wij graag voor twee jaar wilden vastleggen, om daar niet weer dit jaar gesteggel over te krijgen. We hebben een staffel gemaakt, met heel weinig voor de care en veel meer voor de ziekenhuizen. Men vond evenwel dat men dat dragen kon voor twee jaar. Het vastleggen van het incidentele gedeelte op een bedrag dat substantieel hoger is dan in de marktsector, was weer wat de werkgevers graag wilden en zo hebben wij voor twee jaar die afspraak gemaakt. Beide partijen zijn daar wel aan gebonden, wat mij betreft, voor dit jaar nog.
Mevrouw Kamp (VVD):
Voorzitter! Is de minister bereid in het overleg met de werkgevers eens de brieven te noemen die zij zojuist citeerde? Ik doel op de brieven van mensen die in de zorgsector werken en zeggen: het is een fantastisch beroep om iets voor andere mensen te kunnen doen, het wordt eigenlijk heel goed betaald, we hebben leuke collega's en het is heel leuk werk. Immers, dat zou kunnen bijdragen aan de verbetering van het imago van het beroep, waardoor niet alleen jonge mensen, maar ook herintreders hiervoor zouden kunnen kiezen. Is de minister bereid dat in te brengen?
Kan de minister voorts aangeven, daar waar in het kabinet de onderhandelingen over de Voorjaarsnota plaatsvinden, met welk bedrag dat zij bij Volksgezondheid als overschrijding heeft, zij die onderhandelingen ingaat?
Minister Borst-Eilers:
Het eerste punt van mevrouw Kamp, mijnheer de voorzitter, breng ik zeker in. Ik denk dat mevrouw Kamp heel terecht zegt dat het ook iets te maken heeft met het imago van de sector. Wanneer aan de orde is dat een kabinet extra geld beschikbaar stelt voor wachtlijsten en wanneer er weer CAO-onderhandelingen voor de deur staan, dan kun je van tevoren voorspellen dat bepaalde berichten met meer kracht dan anders naar voren zullen worden gebracht. Maar het mag nooit zover gaan dat men de mensen die overwegen in de zorg te gaan werken, het als het ware tegen gaat maken met alleen maar dit soort verhalen. Daarom is het heel goed dat ook al die andere berichten naar buiten komen.
Het is overigens niet zo dat in die brieven staat: wij worden heel goed betaald. Eerlijkheidshalve moet ik zeggen dat dit er niet in staat. Men zegt wél dat de beloning adequaat is en precies datzelfde heeft ook de heer Krol zondag in Buitenhof gezegd. Daar zit niet het knelpunt. Het zit 'm in de werkdruk en niet zozeer in de hoogte van de beloning.
Wat betreft de overschrijding in de sector in 1997 weten we dat het grotendeels de geneesmiddelen betreft. Te dien aanzien figureren allerlei verschillende bedragen, maar het bedrag dat je wel eens hoort en dat zelfs boven het miljard uitkomt, moet gezien worden ten opzichte van het regeerakkoord. Daar moet je dan de reeds toegestane, door het kabinet eigenlijk zelf al ingebakken verhoging van aftrekken. Voorts is er nog het bekende punt van het nominale aspect, te weten de lonen en prijzen die effect gaan hebben. De heer Van Boxtel knikt nu enthousiast, want hij weet daar alles van; hij heeft daar wel eens een motie over ingediend. Wat resteert is een volumeoverschrijding en die is voor het allergrootste deel te wijten aan hogere uitgaven dan geraamd in de geneesmiddelensector. Ik denk evenwel dat er een ander moment is waarop hierover met de Kamer uitvoerig gecommuniceerd kan worden.
De heer Lansink (CDA):
Mijnheer de voorzitter! Als ik zo naar de vragen en antwoorden luister, dan weet ik niet goed raad met dit deel van het vragenuur. Waarom? Ik wil dat even kwijt.
De heer Marijnissen heeft het algemene kader aan de orde gesteld. Hij deed dat een beetje fel, zoals hij dat meestal doet, maar dat mag en moet. Het gaat immers over de overschrijdingen, de wachtlijsten, de thuiszorg en welke maatregelen er genomen kunnen worden. Wat levert deze hele vragenronde op? Een plan van aanpak op het scheiden van de markt, door anderen op te stellen, zonder zekerheid over de vragen wat er op korte termijn gaat gebeuren. En die vraag zou beantwoord moeten worden. Omdat minister Melkert in de afgelopen tijd toch wel het een en ander voor elkaar heeft gekregen, vraag ik aan deze minister wat zij tussen nu en 6 mei nog in petto heeft.
Minister Borst-Eilers:
Voorzitter! Op die vraag kan ik geen concreet antwoord geven. Ik wil wel reageren op het beeld dat de heer Lansink nu schetst als zou ik anderen een plan van aanpak laten maken terwijl ik zelf achteroverleun. Ik heb zelf het initiatief genomen om collega Melkert en de werkgevers vorig jaar om de tafel te krijgen. Ik heb zelf het IVA de opdracht gegeven om de prognose te maken. Maar wij, minister Melkert, de werkgevers en ik, hebben in dat gesprek geconstateerd dat de sociale partners degenen zijn – zij hebben dat ook zelf geconstateerd – die van binnenuit het beste kunnen bekijken wat er gebeuren moet om op de markt met secondaire arbeidsvoorwaarden goed voor de dag te komen en om alle mensen die nog potentieel werkers in de sector zijn naar de sector toe te lokken. Zij hebben zelf gezegd dat zij het daarover eens zullen worden en het netjes op papier zullen zetten, waarna zij bij mij zullen komen. Ik ben dan natuurlijk heel benieuwd welke rol zij aan minister Melkert en mij hebben toebedacht. Het kabinet staat er echt niet een beetje naar te kijken zodat een ander het moet oplossen. Hoewel het primair een verantwoordelijkheid van de sector is, is het wel degelijk iets waarvoor ik mij mede verantwoordelijk voel. Het gaat tenslotte om de toegang tot de gezondheidszorg. Wij mogen immers niet naar een situatie toe dat er in een volgende kabinetsperiode een veel ruimere volumegroei in geld wordt toegestaan terwijl er vervolgens geen mensen bij dat geld gevonden kunnen worden. De Kamer kan dus rekenen op een buitengewoon actieve inzet van dit kabinet nog voor 6 mei.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-19971998-4395-4399.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.