Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragenvan het lid Verhagen aan de staatssecretaris van Justitie, over de situatie in het overvolle aanmeldcentrum voor asielzoekers te Rijsbergen.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Op 12 en 18 februari jl. hebben wij met de staatssecretaris van Justitie gesproken over de tekortschietende opvangcapaciteit en over de maatregelen die genomen zouden moeten worden. Daarna zijn er in de kranten berichten verschenen dat het aanmeldcentrum te Rijsbergen zo vol raakte door de toenemende toestroom van asielzoekers dat zij reeds na vijf minuten op straat werden gezet. Om meer zicht te krijgen op de maatregelen die de staatssecretaris na het debat op 18 februari genomen heeft, zou ik haar willen vragen of deze berichten op waarheid berusten.

Verder heeft zij in dat algemeen overleg op een expliciete vraag van mij over de juistheid van berichten in de Volkskrant dat er sprake zou zijn van het dwingen van gemeenten tot uitbreiding van hun opvangcapaciteit, geantwoord dat er geen sprake zou zijn van dwang. Hoe verhoudt deze uitspraak van de staatssecretaris zich tot de diverse berichten in kranten dat er sprake zou zijn van een aanwijzing en tot de uitspraak van de woordvoerder van de staatssecretaris in het Reformatorisch Dagblad van 28 februari jl. dat er sprake was van een echte noodsituatie en dat daarom het opleggen van de extra opvang en het klemmende beroep gerechtvaardigd zou zijn? Hoe verhouden de uitspraken van de staatssecretaris "waarom zou ik gemeenten bruuskeren" en "de intentie is dus goed overleg met de gemeenten" zich tot de tegenovergestelde geluiden van met name de gemeenten Noordoostpolder, Leusden, Aa en Hunze en Eexterveenschekanaal? Is het juist dat wat die laatste gemeente betreft het aantal opvangplaatsen in strijd met eerdere afspraken is uitgebreid?

Staatssecretaris Schmitz:

Voorzitter! Wij hebben inderdaad in januari en februari overleg gehad over de zorgen omtrent de opvang van asielzoekers. Laat ik vooropstellen dat er inderdaad zorgen zijn over de capaciteit van deze opvang. Dat heb ik ook in die overlegvormen medegedeeld.

De heer Verhagen vroeg in de eerste plaats of de artikelen die hij aanduidde op waarheid berusten. Voor een exact antwoord zou ik precies moeten weten om welke artikelen het gaat. Laat ik echter in zijn algemeenheid zeggen dat rondom de opvang in Rijsbergen er artikelen zijn verschenen waarin men volstrekt aan de haal is gegaan met indicatieve cijfers die aan de orde waren. Wat evenwel de kern van de zaak is – dat zal ik niet ontkennen – is dat er in een bepaalde week, kort na die 18de februari, grote zorgen waren over de opvang. Ik meen dat ik ook uitdrukkelijk in het overleg dat wij hier plenair hadden op 18 februari, melding heb gemaakt van het feit dat ik zelf met een twaalftal gemeenten contact zou opnemen.

De heer Verhagen heeft terecht gevraagd hoe dat overleg met gemeenten geschiedt. Ik heb erop gezegd dat ik niet wenste te bruuskeren in de zin van wat wel eens bij incident was voorgekomen, namelijk dat pas nadat er zich nieuwe aantallen asielzoekers hadden gevestigd, de gemeente op de hoogte werd gesteld. Ik heb toen gezegd dat overleg vooraf de meest wenselijke situatie is. Het kan overigens ook zo zijn dat er in enkele gevallen sprake moet zijn van een mededeling dat er mensen bij komen. In die laatste zin heb ik op, naar ik meen, vrijdag de 20ste met een twaalftal gemeenten, zoals ik ook op de 18de had meegedeeld, contact gezocht. Ik heb een aantal van hen inderdaad moeten meedelen dat er asielzoekers in het bestaande centrum bijkomen. Een paar van die twaalf gemeenten hebben mij overigens dusdanige argumenten gegeven, dat ik overtuigd was dat ik het daar niet moest doorzetten. Daarnaast heb ik overleg gezocht met de voorzitter van de VNG; ik zal met hem op 23 maart overleggen.

In zijn algemeenheid ben ik voorstander van rustig overleg, als er echt een nieuw centrum moet komen, maar er kunnen noodsituaties zijn – dat kan mijn woordvoerder ook heel wel gezegd hebben, want er was die week een noodsituatie – waardoor wij moeten werken met een mededeling aan het adres van de gemeente. Ook de COA heeft opdracht altijd tevoren de burgemeester te informeren, zelfs als we niet rustig overleg kunnen voeren. Het goede en rustige overleg heeft mijn voorkeur, maar dat kan niet altijd als er alleen sprake is van uitbreiding van het aantal in een bestaand centrum; uiteraard moet dit wel als er van nieuwe centra of nieuwe vestigingen sprake is.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden. Ik moet echter constateren dat ik die niet geheel bevredigend vind.

Ik heb tijdens het algemeen overleg op 12 februari naar aanleiding van een artikel in de Volkskrant, waarvan de kop luidde: gemeenten zullen worden gedwongen tot uitbreiding opvangcapaciteit, de staatssecretaris gevraagd of er bij deze noodmaatregelen sprake zal zijn van dwang. Toen heeft de staatssecretaris gezegd blij te zijn dat ik dit expliciet vroeg, omdat dit haar de gelegenheid gaf te ontkennen wat hier gesuggereerd werd in de Volkskrant: er zal geen sprake zijn van dwang, aldus de staatssecretaris. Uit de gemeenten die ik in de eerste termijn genoemd heb, is mij integendeel gebleken dat er wel degelijk sprake was van dwang en dat er in één gemeente zelfs in strijd is gehandeld met eerdere afspraken.

Ik begrijp dat er sprake is van een noodsituatie, maar ik vind dat gemeenten niet gedwongen kunnen worden op een wijze die haaks staat op eerdere afspraken. Ik vind ook dat, ook al moet je op korte termijn opvangplaatsen uitbreiden, je altijd in het oog moet houden dat er een draagvlak in de diverse gemeenten noodzakelijk is. Ik vind dat indien er sprake is van dwang, gekoppeld aan maatregelen die in strijd zijn met bijvoorbeeld het bestemmingsplan en ook in strijd met eerder gemaakte afspraken, je op de langere termijn juist het draagvlak aantast. Ik vind die handelwijze dus niet getuigen van een manier waarop je met gemeenten om moet gaan. Ook de VNG heeft heel nadrukkelijk gesteld dat in de toekomst het niet meer op deze manier mag gebeuren. In die zin verbaast het mij enigszins dat pas op 23 maart a.s. een overleg zal plaatsvinden.

Ik zou de staatssecretaris willen vragen om in het overleg met de VNG te komen tot goede afspraken, waarbij er nadrukkelijk rekening gehouden wordt met de stellingname van de VNG ten aanzien van de manier waarop met opvangcapaciteit wordt omgegaan.

Staatssecretaris Schmitz:

Voorzitter! Ik blijf bij mijn mening die ik al eerder in het debat op 18 februari heb verwoord, dat een goed overleg met de gemeente van belang is. Ik heb ook melding gemaakt van de constructieve medewerking van het overgrote deel van de gemeenten en daar houd ik ook aan vast. Dat laat onverlet dat er noodsituaties kunnen zijn waarin wij snel moeten handelen. Ook heb ik gezegd dat er in dat geval minstens een melding tevoren aan de burgemeester moet zijn gegeven, zoals ik ook in oktober met de VNG heb afgesproken. Het gaat dan uitsluitend over de uitbreiding van het aantal.

Ik zal het laten nagaan, maar als er gehandeld zou zijn in strijd met bestemmingsplannen in formele zaken, dan kan dat natuurlijk niet. Ik zei al dat in het overleg met de twaalf gemeenten bleek dat zoiets aan de orde was in twee of drie gemeenten. Ik heb toen ter plekke mijn mededeling ingetrokken. Ik zeg graag toe dat ik de Kamer op de hoogte zal stellen van het overleg met de VNG. Wellicht als voorschot daarop meld ik dat ik inmiddels een zaakgelastigde heb gevraagd om namens mij een aantal gemeenten af te gaan die op dit moment niet dan wel zeer onvoldoende meewerken. Ik vind dat van belang, omdat ik nu juist gemeenten heb moeten benaderen die al veel deden op dit asielterrein terwijl andere – maar dat is slechts een beperkt aantal – nog tekortschieten. Mijn inspanning zal juist op die gemeenten gericht zijn.

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! Ik heb twee aanvullende vragen. De eerste gaat over het aanmeldcentrum. Als er een stijging is van het aantal asielzoekers, zoals wij nu zien, is het dan niet raadzaam – om te voorkomen dat mensen na een zeer korte tijd worden weggestuurd of dat de procedure verlengd moet worden van 24 uur naar 48 uur zoals door andere partijen is voorgesteld – om in het kader van de projectorganisatie een of twee extra aanmeldcentra tijdelijk te stationeren om de druk weg te nemen?

Mijn tweede vraag heeft betrekking op de reguliere opvang. Wil de staatssecretaris erop toezien dat als er meer opvangcapaciteit gezocht moet worden, dit over meer gemeenten wordt gespreid? Nu is het voorgekomen dat mensen in een bepaald dorp waar na een moeizaam overleg een draagvlak gevonden is – ik geef als voorbeeld Eexterveenschekanaal – te horen krijgen dat het aantal asielzoekers van de ene op de andere dag fors gaat toenemen. Om het draagvlak voor opvang te behouden, is het beter om die opvang over meer gemeenten te spreiden in plaats van kleine dorpen te confronteren met een zeer groot aantal asielzoekers.

Staatssecretaris Schmitz:

Voorzitter! Op de eerste vraag van de heer Middel over het aanmeldcentrum kan ik als volgt antwoorden. Over verlenging van de procedure van 24 uur naar 48 uur hebben wij met elkaar gesproken. Dat is een mogelijkheid. Een extra aanmeldcentrum zou een andere mogelijkheid zijn. Op dit moment worden allerlei maatregelen op een rij gezet, ook in het kader van de bespreking van de Voorjaarsnota. Zou dat al het geval zijn, dan zeg ik de Kamer toe dat ik die maatregelen in de voortgangsrapportage die in april zal verschijnen meeneem, ook voor het aanmeldcentrum en de wijze waarop wij daarop kunnen inspelen.

Ik wil niet te optimistisch zijn, maar ik meld toch dat het aantal aanmeldingen in januari en februari weer wat lager is. Maar u weet echter hoe het is, ook als ik de zorgen in de wereld over Kosovo zie. Wij weten dan nooit waar het naartoe gaat. Wij moeten geprepareerd zijn op een instroom die zeer wisselvallig kan zijn.

In reactie op de tweede vraag zeg ik dat dit precies mijn inzet is. Ik vind dat gemeenten solidair met elkaar moeten zijn en dat niet een bepaald aantal gemeenten de meeste inzet geven terwijl andere gemeenten achterblijven in de aanpak en opvang van het vraagstuk van asielzoekers. Vandaar dat ik een zaakgelastigde heb gevraagd om namens mij, uiteraard tezamen met de COA die de reguliere opdracht heeft, die gemeenten te benaderen die op dat punt in mijn ogen nog tekortschieten in hun medewerking.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter! Ik wil namens mijn fractie de staatssecretaris vragen of zij het niet schrijnend vindt dat er in Hoogeveen huizen beschikbaar worden gesteld voor uitgeprocedeerde asielzoekers, de zogenaamde tentasielzoekers, terwijl er duizenden statushouders in de centrale opvang zitten die in feite recht hebben op een woning. Krijgen wij door deze situatie ook niet een stagnatie die onwenselijk is?

Staatssecretaris Schmitz:

Voorzitter! Ik ben weinig positief over de wijze waarop in Hoogeveen woningen ter beschikking zijn gesteld, met dien verstande dat wij inderdaad nog een paar duizend statushouders in de centrale opvang hebben die op woningen wachten. Ik heb overigens begrepen dat dit niet aan de gemeente Hoogeveen ligt, omdat zij weinig juridische instrumenten heeft om dat aan te pakken. Maar ik vind inderdaad dat mensen die te horen hebben gekregen dat zij voorlopig of langer mogen blijven, voorrang verdienen bij het vinden van huizen.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Heeft de rondgang langs de gemeenten de staatssecretaris enig zicht gegeven op de mogelijkheden voor uitbreiding van de opvang? Zij sprak van "onvoorziene omstandigheden daargelaten". Maar kan de staatssecretaris aangeven hoe zij verwacht dat deze zomer de situatie zal zijn? Kan er altijd opvang geboden worden, onvoorziene omstandigheden daargelaten?

Is er inderdaad gesproken over een uitbreiding van de 24-uursprocedure naar de 48-uursprocedure? Ik ga er wel van uit dat op het moment dat de staatssecretaris zou willen besluiten de 24 uur om te zetten in 48 uur, er eerst overleg met de Kamer plaatsvindt. Het betreft immers een inhoudelijke verandering van de asielprocedure. Die garantie zou ik graag krijgen van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Schmitz:

Die rondgang langs gemeenten die in mijn ogen nog onvoldoende meewerken, vindt nu plaats. Ik heb onlangs iemand als zaakgelastigde kunnen aantrekken. Ik zal de Kamer in april informeren over de resultaten van een en ander. Overigens heeft een grote gemeente al een zeer aanzienlijke opvang toegezegd. Dit biedt ook soelaas omdat wij ervan uit blijven gaan dat mensen die asiel aanvragen ook opgevangen moeten worden, onverlet de discussie wat er moet gebeuren als mensen verschillende keren asiel aanvragen. Op dit moment staan wij – zoals afgesproken met uw Kamer, voorzitter, – voor de opvang van mensen in de asielprocedure.

Ik zeg u zonder meer toe dat op het moment dat de beslissing kan vallen over de voorwaarden voor een verlenging van 24 uur naar 48 uur, dit niet zal gebeuren dan na overleg met uw Kamer, zij het dat wij in eerdere stukken over de maatregelen die wij hebben moeten nemen ten aanzien van de verhoogde instroom uit Irak, reeds hebben gezegd dat dit langer duurt. Vandaar die aparte projectorganisatie. De gevraagde toezegging doe ik echter graag.

De heer Janmaat (CD):

Mijnheer de voorzitter! Niet voor het eerst wordt deze staatssecretaris geconfronteerd met problemen rondom de opvang. Dat zal voorlopig ook nog wel zo blijven, aangezien de regering voornemens is de komende jaren nog ongeveer een miljoen asielzoekers toe te laten.

Kan de staatssecretaris aangegeven welke kosten de toenemende stroom op dit moment met zich brengt en – en dat is misschien aardig voor de kiezers – waar zij dit geld vandaan wil halen, bij volksgezondheid, ouderenzorg, politie? Dat is even leuk om te weten.

Vervolgens heb ik een vraag aan de heer Bolkestein, voorzitter. De heer Bolkestein heeft in deze kabinetsperiode gezegd dat zodra het aantal asielzoekers zou uitstijgen boven 35.000 per jaar, de VVD daartegen bezwaar zou aantekenen en maatregelen zou willen nemen. Denkt de heer Bolkestein maatregelen te gaan nemen, of stellen zijn woorden – zoals hij zelf toegeeft – niets voor op dit punt?

Vervolgens heb ik een vraag aan de heer Verhagen. Als het CDA niet voor gedwongen opvang is, waar denkt het CDA dan wel het draagvlak te vinden? Je kunt niet van computerstoringen gebruik maken om mensen tegen heug en meug allerlei asielzoekers in hun buurt op te dringen. Ik verwijs in dit verband naar 's-Hertogenbosch.

Staatssecretaris Schmitz:

Voorzitter! Het beleid van dit kabinet is geweest en zal blijven dat wij echte vluchtelingen hier in Nederland zullen opvangen. Het getal van een miljoen komt ergens uit een mouw vandaan, denk ik. Echte vluchtelingen blijven wij in Nederland opvangen en daarvoor horen wij ook garant te staan!

De meerkosten vanwege de verhoogde instroom zullen straks bij de Voorjaarsnota door het kabinet aan de Kamer bekendgemaakt worden. Dat bedrag zal komen uit de algehele begroting. Daarbij zal zonder meer ook aandacht zal zijn voor problemen in de gezondheidszorg, want ook daarvoor staat het kabinet borg!

De voorzitter:

De heer Bolkestein is niet aanwezig, maar ik heb begrepen dat de heer Rijpstra in zijn plaats wil antwoorden.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter! Ik ga ervan uit dat het stenografisch verslag naar de heer Bolkestein kan worden doorgeleid. Als de heer Janmaat aanwezig geweest was bij het algemeen overleg, had hij kennis kunnen nemen van de voorstellen die de VVD gedaan zou hebben.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Tijdens het debat over de opvangcapaciteit heb ik namens de fractie van het CDA zeer duidelijk aangegeven dat bij een terugkeerbeleid dat zoden aan de dijk zet, er geen sprake geweest zou zijn van een tekort aan opvangcapaciteit. Integendeel, er zou dan sprake geweest zijn van een adequate opvangcapaciteit, waardoor wij nu deze maatregel niet hadden hoeven nemen. Als de heer Janmaat de moeite had genomen bij het debat aanwezig te zijn, had hij dat toen kunnen vernemen.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Voorzitter! De staatssecretaris zei zojuist in haar antwoord: je weet nooit helemaal waar je aan toe bent. Vervolgens noemde zij Kosovo. Het CDA wil graag weten hoe de staatssecretaris op dergelijke ontwikkelingen inspeelt. Is er een calamiteitenplan?

Verder wijs ik er nog op dat de vraag over het draagvlak niet helemaal is beantwoord. Vindt de staatssecretaris dat zij met haar handelwijze heeft bijgedragen aan het vergroten van het draagvlak bij gemeenten en burgers?

Staatssecretaris Schmitz:

Voorzitter, excuus! De beantwoording van de vraag over het draagvlak ben ik vergeten. Dit was overigens een uitermate belangrijke vraag. In zijn algemeenheid vind ik dat wij met gemeenten goed overleg moeten voeren, juist omdat gemeentebesturen zelf allerlei maatregelen nemen en overleg plegen om dat draagvlak zo goed mogelijk in stand te houden. In het algemeen mogen wij over de opstelling van de burgers absoluut niet mopperen. De mensen vinden het heel redelijk dat echte vluchtelingen worden opgevangen. Als wij noodmaatregelen moeten nemen, is dat altijd een second-bestoplossing. Voor een aantal gemeenten heb ik afgezien van het nemen van maatregelen, juist met het oog op het draagvlak. Er waren in dat geval eerder wel toezeggingen gedaan. Naar mijn mening moet je aan het thema van het draagvlak aandacht blijven besteden, want daarmee wordt het beleid ondersteund.

Wat Kosovo betreft wijs ik op het volgende. De minister van Buitenlandse Zaken informeert de ministerraad wekelijks over de ontwikkelingen. De situatie in Kosovo staat tegenwoordig bijna wekelijks op de agenda. Met betrekking tot de opvang van asielzoekers en vluchtelingen hebben wij terzake van de aantallen een enigszins somber scenario geschetst. De aantallen kunnen meevallen. We proberen echter op de ontwikkelingen vooruit te lopen. Hoewel dat op dit moment vanwege de hoge aantallen nog niet erg lukt, proberen wij rekening te houden met een buffercapaciteit, zowel bij de immigratiedienst als bij de opvang. Op die manier willen wij voorkomen dat zich bij een piek van de toestroom problemen voordoen.

Naar boven