Aan de orde is de interpellatie-Janmaat, gericht tot staatssecretaris Kohnstamm van Binnenlandse Zaken, over de Kieswet.

Tot het houden van deze interpellatie is verlof verleend in de vergadering van heden.

(De vragen zijn opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De heer Janmaat (CD):

Mijnheer de voorzitter! In het grijze, wat democratisch verleden heeft Groen van Prinsterer – toch een bekend man in de Nederlandse politiek – het recht van amendement van de Tweede Kamer bestreden met de argumenten dat er niets uit zou voortkomen dan wat onderling politiek gekonkel en dat zaken van algemeen belang, die voor de Staat en voor de samenleving nodig zijn, daardoor in de verdrukking zouden komen. In het onderhavige geval van wijziging van de Kieswet vorig jaar in verband met een mogelijke verlaging van de voorkeursdrempel, waarbij eveneens een wijziging van de indiening tot stand is gebracht middels amendementen van de heren Rehwinkel en Mateman, is dat wel gebleken. Het is juridisch geknoei, het is een bijstelling van de wet met zuivere partijpolitieke verwachte doeleinden. Of de verwachtingen van de heren uitkomen ten aanzien van de CD en de kleine christelijke partijen, is maar sterk de vraag. Er is in elk geval een aantal wetswijzigingen doorgevoerd, waarin staat dat bij ondersteuning in elk geval voor de Tweede Kamer 30 ondersteuningsverklaringen nodig zijn.

De wetstekst van de artikelen H2 en H4 laat aan duidelijkheid niets te wensen over. H2 spreekt van centrale indiening en H4 van 30 ondersteuners per lijst. Medewerkers van de Kiesraad hebben eind verleden jaar, voor het uitbrengen van de circulaire van de staatssecretaris, bevestigd dat dit letterlijk volgens de wet de juiste procedure is en dat de systematiek van de wet ook niet anders is. In beide artikelen wordt nergens verwezen naar andere onderdelen van de wet die tot een andere conclusie zouden kunnen leiden. Wat eigenlijk verstorend werkt, is de circulaire van de staatssecretaris zelf. De staatssecretaris zei althans bij de behandeling dat hij een sterk tegenstander was van de voorgestelde amendering. Hij was echter zo goed om het als staatssecretaris verder te geleiden, het in de wet over te brengen en vervolgens een circulaire te doen uitgaan die nergens in de wet is terug te vinden. Wat de staatssecretaris in de circulaire zet, wordt niet door wetsartikelen gesteund. De logische vraag aan de staatssecretaris is eigenlijk niet eens op welke wetsartikelen hij dat zou willen gronden. De logische vraag aan de staatssecretaris is eigenlijk of hij de circulaire niet zou moeten terugnemen en of hij niet een juiste zou moeten uitgeven op de artikelen H2 en H4, zijnde bij centrale indiening ondersteuning van 30 in het centrale district Den Haag.

De organisatorische problemen zijn door de beide indieners volstrekt onderschat. Een van de amendeerders, in het bijzonder die van onze socialisten, mag dan nu toegeven dat hij ook niet heeft ingezien dat bij centrale indiening door bijna alle politieke partijen het hoofd stembureau op één middag 6000 ondersteunende verklaringen moet controleren. Dat is de termijn waartoe de Kieswet het hoofd stembureau verplicht, wil het in staat zijn de volgende dag brieven te laten uitgaan om eventuele tekorten aan te vullen. Dus het apparaat ziet zich voor een nagenoeg onmogelijke opgave gesteld.

De voorzitter:

Wilt u afronden?

De heer Janmaat (CD):

Ik wil de staatssecretaris niet alleen de schriftelijke vragen stellen, maar ook de vraag of hij reden ziet om een nieuwe circulaire te laten uitgaan waarin staat dat bij centrale indiening alleen 30 ondersteuningsverklaringen nodig zijn. Blijft de staatssecretaris bij zijn standpunt, dan vraag ik hem zeer duidelijk aan te geven of bij centrale indiening door een hiaat in een van de districten de hele lijst wordt afgekeurd en het dus eigenlijk aan te raden is om decentraal in te dienen. Het laatste is ook al door ambtenaren gezegd.

De voorzitter:

Uw tijd is verstreken.

De heer Janmaat (CD):

Ik zal mijn vraag afmaken. Ik wilde vragen of bij centrale indiening hoogstens een district waar zich een hiaat voordoet, niet in aanmerking komt voor de lijst en dus wel de districten waar geen hiaten zijn.

Staatssecretaris Kohnstamm:

Voorzitter! De heer Janmaat gaf een weergave van de discussie over de artikelen H2 en H4 van de nieuwe Kieswet. De circulaire steunt niet alleen op de artikelen H2 en H4, maar ook op het amendement van de heer Rehwinkel alsmede op dat van de heer Mateman. In de toelichting op het amendement-Rehwinkel wordt volstrekt duidelijk gemaakt wat de strekking van dit amendement is: "Dit amendement beoogt bij de inlevering van ondersteuningsverklaringen reeds zitting hebbende groeperingen en nieuwe groeperingen gelijk te behandelen. Het is niet juist om een, in veel gevallen, vijf maal zo hoge eis alleen aan nieuwe partijen te stellen." Zeker, ik heb tegen aanneming van dit amendement-Rehwinkel gepleit, maar een meerderheid van de Kamer heeft het aanvaard. De essentie ervan was dus om de verschillen tussen nieuwe en oude partijen bij kandidaatstelling ongedaan te maken en ervoor te zorgen dat alle partijen dezelfde procedure dienen te volgen. Ik geef de heer Janmaat toe dat het amendement wetgevingstechnisch niet compleet was, maar de strekking ervan is volstrekt helder. Ik heb dan ook gemeend in de circulaire gebaseerd op de artikelen H2 en H4 de uitleg te moeten geven die een redelijke wetsinterpretatie van een niet helemaal consistente letterlijke tekst van de artikelen H2 en H4 meebrengt, gehoord de uitvoerige discussie die hier is gehouden en door een meerderheid in een bepaalde richting is beslecht.

De tweede vraag van de heer Janmaat betreft de uiteenlopende oordelen van ambtenaren van de Kiesraad. Ik heb dit natuurlijk niet kunnen nagaan. Ik heb niet alle ambtenaren gevraagd wat zij gezegd hebben en ik weet ook niet wie wat gezegd heeft. Daarenboven staat het vast dat de Kiesraad, als zodanig een ZBO, niet in alle precieze bewoordingen onder mij valt. Ik meen dan ook dat ik aan de beantwoording van de tweede vraag, na wat ik erover gezegd heb, gewoon kan voorbijgaan.

De derde vraag is hoe ik kan verklaren dat de circulaire een standpunt inneemt dat niet in de Kieswet is terug te vinden. Dit heb ik reeds verklaard: het gaat om een redelijke wetsinterpretatie op basis van het amendement-Rehwinkel.

De vierde vraag is hoe ik denk de onduidelijkheden op te lossen in het belang van de rechtszekerheid en nadelen te voorkomen dan wel te herstellen. Ik heb de circulaire van 10 november jl. aan de politieke partijen en die van dezelfde datum aan de gemeentebesturen nog eens bekeken. Op dit punt wordt geen enkele onduidelijkheid gelaten. Zowel in de ene als in de andere circulaire staat dat er vanzelfsprekend per kieskring 30 ondersteuningsverklaringen moeten worden overgelegd. Er is dus geen onduidelijkheid.

De vijfde, toegevoegde vraag van de heer Janmaat was of ik de circulaire wil terugnemen. Uit mijn woorden over een redelijke wetsinterpretatie op basis van het amendement-Rehwinkel blijkt dat ik dit niet voor de hand liggend vind. Integendeel, de circulaire is helder op dit punt.

De laatste vraag van de heer Janmaat ging over het geval dat bij centrale indiening 19 maal 30 ondersteuningsverklaringen worden ingeleverd en er blijkt dat er voor één of meer districten niet voldoende ondersteuningsverklaringen zijn. Dan zal de kandidaatstelling voor de desbetreffende districten niet gelden en voor de overige wel.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Janmaat (CD):

Mijnheer de voorzitter! Hiermee geeft de regering al duidelijk aan hoe zij zelf denkt over de wet. Wat duidelijk in de wet omschreven staat, interesseert de regering niet. Wat de regering slechts aangaat, lijkt de bedoeling van de wetgever te zijn, waarbij in het onderhavige geval de wetgever zijn bedoeling niet in de wet kan neerleggen. De interpretatie van de wet, mijnheer de voorzitter, geldt pas als de wet niet duidelijk is, maar de wet is wel duidelijk. Wat de heren verder in een toelichting zeggen, interesseert ons in zoverre niet, als het gaat om de letterlijke interpretatie van de wetstekst.

De staatssecretaris heeft alle vragen beantwoord. Hij heeft keurig gedaan wat de grote partijen willen. De CD zal natuurlijk de landelijke indiening verzorgen, tot grote teleurstelling van de Partij van de Arbeid. We zullen evenwel overwegen om centraal een lijst met 30 ondersteunende verklaringen in Den Haag extra in te dienen, mijnheer de voorzitter, om de rechter maar eens een uitspraak te laten doen over deze juridische warwinkel, waarbij het parlement blijkbaar niet meer in staat is zijn zaken ordelijk te regelen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de regering voor de verstrekte informatie.

Sluiting 21.05 uur

Naar boven