Vragen van het lid Bremmer aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen mevrouw Netelenbos, over de berichten inzake een tekort aan leerkrachten in het basisonderwijs.

De heer Bremmer (CDA):

Voorzitter! Het onderwijs op diverse basisscholen komt soms ernstig in gevaar door gebrek aan leerkrachten. Uit steeds meer mediaberichten blijkt groeiende zorg over thuisblijvende leerplichtige jonge kinderen. De onderwijsinspectie heeft, zo lees ik, bevestigd dat er grote problemen zijn. Opvallend in de berichtgeving is de relatie met de klassenverkleining.

Zijn er inderdaad basisscholen in ernstige problemen geraakt? Hangt dit samen met de klassenverkleining? Zit het gesignaleerde probleem vooral in het feit dat vacatures moeilijk vervuld kunnen worden, of zijn er steeds minder vervangers beschikbaar dan wel niet in alle regio's gelijkelijk beschikbaar?

Kan de staatssecretaris meer gegevens verstrekken over de omvang en de frequentie van dit verschijnsel? Op hoeveel scholen doet dit probleem zich voor en om hoeveel klassen gaat het? Is het juist dat dit probleem steeds nijpender wordt? Ontvangt de staatssecretaris er signalen van dat dit probleem zich ook buiten de Randstad gaat voordoen?

Het kabinet heeft tal van maatregelen aangekondigd die voor dit probleem in de nabije toekomst zicht op een structurele oplossing bieden. Dat is prima. Welke aanvullende maatregelen staan de staatssecretaris echter voor ogen om op de kortst mogelijke termijn oplossingen te vinden voor het acute knelpunt van thuiszittende kinderen die op school behoren te zitten?

Staatssecretaris Netelenbos:

Voorzitter! Ik dank de heer Bremmer ervoor dat ik in de gelegenheid word gesteld een reactie te geven op dit probleem, dat gisteren de kranten haalde.

De vervanging van zieke leerkrachten is een conjunctureel probleem, waarmee wij vooral in de winter te maken hebben. Mensen zijn nu eenmaal in de winter vaker ziek dan in de zomer. De geluiden hierover zijn dit jaar niet alarmerender dan andere jaren. Dit helpt natuurlijk niets, maar is misschien wel een geruststelling. Om deze reden denk ik niet dat het probleem iets te maken heeft met de klassenverkleining en het extra aantal vaste banen als gevolg hiervan.

Ik vind echt dat kinderen niet thuis horen te zitten. Het is uit de tijd dat kinderen naar huis worden gestuurd, nu ouders vaak beiden werken. Schoolbesturen moeten dan ook op hun verantwoordelijkheid op dit gebied worden aangesproken.

Ik noem de steden die met dit vraagstuk in de aandacht zijn gekomen. Dat zijn Den Haag, Amsterdam, in zekere mate Utrecht en enigszins Rotterdam, hoewel men het daar nog denkt te redden. Voor dit probleem zou het reservoir van wachtgelders moeten worden aangeboord. Als er behoefte aan hun werkzaamheden is, moeten zij immers beschikbaar zijn. In Amsterdam zijn 250 voltijdequivalenten, FTE's, onder de wachtgelders beschikbaar. Niet iedereen is nog bemiddelbaar, maar het is ook nog heel wat als het maar de helft is. In Den Haag gaat het om 111 FTE's, in Rotterdam om 199 FTE's en in Utrecht om 239 FTE's. De PPO's, die moeten bemiddelen tussen wachtgelders en scholen, zullen harder moeten werken en ervoor moeten zorgen dat de mensen beschikbaar zijn zodat vervanging mogelijk is.

Ik ben ook van mening dat wat door de CNV-bonden werd gesuggereerd, aandacht verdient, namelijk dat je arbeidspools moet maken en dan niet alleen per schoolbestuur. Immers, als je maar een heel klein bestuurtje bent, valt er weinig te poolen. We hebben nog veel eenpitters in het basisonderwijs: één bestuur, één school. Je zou dat regionaal moeten doen en CNV suggereerde zelfs om het landelijk te doen. Ik denk dat dit heel goede suggesties zijn.

Als de heer Bremmer vraagt wat nu aanvullende maatregelen zijn, dan zeg ik dat dit een thema is dat ik graag eens met de organisaties zou willen doorspreken. Immers, macro bezien zijn er nog steeds genoeg mensen; dat is geen enkel knelpunt. Maar op microniveau past dat niet altijd even makkelijk en dan moeten we kijken hoe we dat beter organiseren.

Wat ik ook ga doen, is het volgende en wel omdat we in de opmaat zitten naar afspraken over verdergaande klassenverkleining. U weet dat ik heb aangekondigd dat we iedereen die een bevoegdheid heeft, een brief gaan sturen met de vraag of men opnieuw in het onderwijs wil gaan werken. Dit betreft bijvoorbeeld mensen die nu thuis voor de kinderen zorgen en die wel weer het onderwijs in willen. We gaan dat wel vervroegen, want het biedt op zichzelf ook meer ruimte.

Voorzitter! Heel vaak is het zo bij vervanging dat 's morgens iemand ziek is en dat ook 's morgens er iemand moet zijn. Dan kun je natuurlijk zorgen dat je voor iemand die thuiszit en de eigen kinderen opvoedt, ook eens een arrangement maakt met kinderopvang. Immers, je kunt niet zomaar 's morgens beschikbaar zijn als je kinderen thuis zijn. Ik vraag mij soms wel eens af of besturen dat wel doen en of zij toch niet een beetje te simpel denken: iemand is ziek en moet vervangen worden, maar – o, jee – nu is iemand niet acuut beschikbaar. Daarnaast moet men ook kunnen kijken naar onderwijsassistenten en naar andere functionarissen, want hier moet men toch ook een beetje creatief zijn.

Ik ben derhalve helemaal niet wanhopig, maar ik vind wel dat men zo hier en daar echt wat harder moet lopen. Ik zie geen relatie met klassenverkleining as such, want macro bezien kloppen het aanbod van mensen die beschikbaar zijn én de behoeften zeer met elkaar.

De heer Bremmer (CDA):

Voorzitter! Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording en ook voor het feit dat zij de vinger aan de pols wil houden. Onze zorg is ook door het volgende ingegeven. Het gaat met name om leerlingen in stedelijk gebied, waar juist ook veel leerlingen met achterstandssituaties zijn. Dit zijn leerlingen die door het thuisblijven en het onnodig niet naar school gaan, verder op achterstand gezet worden en dan is het andere achterstandsbeleid ineffectief.

Voorzitter! Mijn vraag is, wanneer de staatssecretaris het overleg wil aangaan met de organisaties in het veld. Op welke termijn denkt zij dat te kunnen doen? Wil zij ons hier ook nader schriftelijk over rapporteren, zodat wij een goed inzicht krijgen in de problematiek en in de bereidheid van de maatschappelijke organisaties om mee te werken?

Ik ben blij dat de staatssecretaris zelf zegt: dit is ook voor ons een stuk verantwoordelijkheid. Ik nodig de staatssecretaris uit om ook die verantwoordelijkheid te nemen en niet alleen de bal bij de besturenorganisaties en besturen te leggen.

Staatssecretaris Netelenbos:

Voorzitter! Dat laatste spreekt natuurlijk voor zich, namelijk dat we met z'n allen verantwoordelijk zijn voor een voldoende aanbod van docenten, maar dat neemt niet weg dat besturen zelf ook wel creatief moeten zijn. Besturen willen nu eenmaal graag besturen. We zijn ook allemaal voor autonomievergroting; de heer Bremmer en zijn partij voorop, zo zou ik bijna willen zeggen. Het betekent ook dat je de besturen kunt aanspreken op hun verantwoordelijkheid en daarbij is de makkelijke weg niet altijd de beste weg. Dat zeg ik hier om geen misverstanden over rollen en partijen te hebben.

Ik ga op korte termijn praten met de organisaties. Ik weet niet precies wanneer dat allemaal kan en wanneer het is afgerond, maar zo gauw het is afgerond, zal ik de Kamer op de hoogte brengen. Dit kan bijvoorbeeld de vraag betreffen of er over arbeidspooling creatief voorstellen gedaan kunnen worden, die we dan ook goed onder de aandacht van iedereen kunnen brengen.

Ik ben het eens met de heer Bremmer als hij zegt dat kinderen niet thuis horen te zitten. Ik vind ook dat dit niet kan. Neem nu het voorbeeld van Den Haag, dat toch wel het meest pregnant naar voren kwam. Mij viel het op dat ik uit Den Haag brieven krijg van juist opgeleide onderwijsassistenten, allochtone onderwijsassistenten, die klagen dat zij niet aan het werk komen: wel een opleiding gevolgd, maar geen werk. Dan denk ik: het is helemaal niet erg om bij vervanging, bij ziekte, tijdelijk een onderwijsassistent in een groep te zetten, totdat de leerkracht weer terug is of totdat je weer een leerkracht voorhanden hebt. Ik begrijp al die signalen niet goed; ze zijn in ieder geval moeilijk met elkaar in samenhang te brengen. Ik vind dat een stad als Den Haag en de besturen binnen een stad als Den Haag ook zelf meer beleid moeten voeren om te zorgen dat er geen problemen zijn. Want naar huis sturen, ik vind dat dit niet kan.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter! Ik ben heel erg verbaasd door het antwoord van de staatssecretaris. De fractie van D66 heeft in november soortgelijke schriftelijke vragen gesteld naar aanleiding van een kwestie in Gorinchem, waar het moeilijk was om leerkrachten en vervangers te vinden. Ook toen hebben wij gevraagd of er nog wachtgelders beschikbaar waren die ingezet konden worden. Toen zei de staatssecretaris, ik citeer: "als het gaat om de inzet van wachtgelders, constateer ik dat in de regio's waar tekorten aan leraren bestaan, er evenmin wachtgelders zijn die bevoegd en beschikbaar zijn om de vacatures te kunnen vullen". Nu moet ik in het antwoord van de staatssecretaris horen dat er respectievelijk 250, 110 en 199 fulltime equivalenten zijn in de regio's van Amsterdam, Utrecht en Rotterdam. Ik zou haar echt willen vragen om de volgende keer, als wij schriftelijke vragen stellen, haar huiswerk iets beter te doen.

Staatssecretaris Netelenbos:

Voorzitter! Ook bij de mondelinge vragen die zojuist aan mijn voorganger werden gesteld, viel het mij op dat D66 het kennelijk nodig vindt om een hoge toon aan te slaan. Dat moet men niet doen.

Wij hebben het hier over een belangrijk en ingewikkeld vraagstuk. Iedereen speelt daarbij zijn rol. Mevrouw Lambrechts kent ook de cijfers met betrekking tot de wachtgelders en ik kan haar ook vragen om zelf in de rijksbegroting te kijken, waarin staat hoeveel geld er wordt uitgegeven aan wachtgelders. Vraag niet altijd naar de bekende weg. In de steden die ik noemde, zijn zoveel wachtgelders beschikbaar. Voor Gorinchem weet ik dat nu niet, want daarvan heb ik de cijfers niet beschikbaar. Het is heel goed mogelijk dat daar toevallig geen wachtgelders zijn. Ik heb aangegeven hoe ik tegen de rolverdeling aankijk. Niet alleen de rijksoverheid is hier aan zet, maar ook de schoolbesturen. Wij hebben hier te maken met een conjunctureel vraagstuk. Iedere winter hebben wij dezelfde discussie. Ik vind dat schoolbesturen daarop moeten anticiperen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Ik ben het met de staatssecretaris eens dat de scholen een eigen verantwoordelijkheid hebben. Toch moet er wel eens worden geïmproviseerd; dat kan nu eenmaal niet anders. Nu heb ik uit een van de regio's die zojuist door de staatssecretaris zijn genoemd, vernomen dat er een beroep wordt gedaan op ouders. Daar is niets tegen, zeker niet als ouders een onderwijsbevoegdheid hebben die op dat moment niet wordt gepraktiseerd. Toch zullen er ook ouders zijn die zo'n onderwijsbevoegdheid niet hebben. Hoever mag een schoolbestuur gaan door mensen die niet bevoegd zijn, die wel welwillend zijn en die daarvoor de gelegenheid hebben, toch voor de klas te zetten in de context van de improvisatie die nu eenmaal nodig is om de kinderen op school te houden en niet naar huis te laten gaan?

Staatssecretaris Netelenbos:

Voorzitter! Op zichzelf is het te prijzen dat een school kinderen niet naar huis stuurt, want dat kan anno 1998 niet meer. Ouders zijn gewoon niet beschikbaar om de kinderen op te vangen. Wanneer een leerkracht 's morgens ziek is en er is niet meteen een vervanger, dan moet men terugvallen op oneigenlijke methodes zoals het voor de klas zetten van ouders die niet altijd bevoegd zijn. Dat kan echter geen structurele oplossing zijn. Maar ik vind het wel toelaatbaar als het gaat om stagiaires, de LIO in de school en ook om de onderwijsassistent. Die kunnen ook voor een oplossing zorgen.

Het hoofdprobleem is natuurlijk dat het vervangen geen vaste baan is. Via arbeidspools kun je mensen wel een vaste aanstelling geven; men is als het ware een vliegende keep in een regio of provincie. Dat is veel beter. Dat doet men nog niet overal en ik wil met de organisaties daarover praten. Tijdelijk kunnen ouders dit probleem opvangen, maar structureel kan dat niet.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! De staatssecretaris spreekt over een flexibele inzet van onder andere LIO en onderwijsassistenten. Ik wil graag van haar weten welke rechtspositionele en andere belemmeringen er zijn om dat op zichzelf terechte voornemen dat zij uitspreekt, inderdaad ten uitvoer te brengen. Ook wil ik graag van haar weten in hoeverre de regelgeving die op dit moment door het vervangingsfonds wordt gehanteerd, belemmert dat kortdurende vervangingen inderdaad snel worden ingevuld.

Staatssecretaris Netelenbos:

Voorzitter! Voorzover ik het nu kan overzien, geloof ik niet dat de rechtspositie zo knellend is dat je geen creatieve oplossing kunt verzinnen. Het inzetten van arbeidspools en uitzendbureaus is allemaal mogelijk binnen de rechtsposities van het onderwijs. Wel is het goed om nadat ik het gesprek heb gevoerd met de organisaties, de Kamer schriftelijk de resultaten mee te delen, zodat men die zelf kan lezen. Ik zeg toe dat ik met de organisaties zal spreken over het mobiliseren van creativiteit, over hoe dat eventueel aangrijpt op de arbeidsvoorwaarden en over het vervangingsfonds.

Naar boven