Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week donderdag 19 februari ook 's avonds te vergaderen en aan het einde van de vergadering te stemmen over de daarvoor in aanmerking komende onderwerpen. Dit houdt verband met het feit dat wij daarna veertien dagen reces hebben.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Poppe.

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! In het dagblad Trouw van vandaag staat dat het openbaar ministerie alsnog gemeenten en waterschappen gaat vervolgen als consequentie van de uitspraak van de Hoge Raad in het kader van het Pikmeer-arrest. Het zou gaan om 40 gevallen. De Staat zou zich ook in drie gevallen schuldig hebben gemaakt aan strafbare feiten, maar de Staat is onschendbaar. Teletekst wist vannacht te melden dat het openbaar ministerie, ondanks zijn nieuwe beleid om aanvallend te gaan vervolgen, niet van plan is bekend te maken om welke gevallen het hier gaat.

Naar de mening van mijn fractie is het wenselijk om zo snel mogelijk opening van zaken te geven. Overheden die zelf sjoemelen, zijn kwetsbaar en mogelijk zelfs chantabel bij het uitoefenen van hun eigen milieuhandhavingstaken. Ik stel daarom voor, de minister van Justitie een brief te vragen waarin zij aangeeft door welke overheden strafbare feiten zouden zijn gepleegd en om welke feiten het gaat.

De heer Koekkoek (CDA):

Voorzitter! Wanneer strafvervolging plaatsvindt, moet in het algemeen eenzelfde lijn worden getrokken, wie de verdachte ook is. De CDA-fractie heeft daarom niet zo'n behoefte aan die brief.

De heer Klein Molekamp (VVD):

Voorzitter! Namens mijn fractie heb ik hierover een aantal vragen bij de griffie ingediend.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Ik sta volledig achter het verzoek van collega Poppe. Het kan niet zo zijn dat de overheid fraudeert.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Conform de juridische regelgeving is iemand pas schuldig wanneer de rechtbank dat heeft uitgesproken. VoorzitterIn die zin is het correct wat collega Koekkoek heeft gezegd. Vandaar dat ik mij aansluit bij het verzoek van collega Poppe. Ik voeg daaraan toe dat op het moment dat het OM wil overgaan tot vervolging, moet worden gemeld om welke overheden het gaat.

De voorzitter:

Mijn voorstel is om het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet en te suggereren om de reactie hierop te combineren met het antwoord op de schriftelijke vragen van de heer Klein Molekamp. De heer Poppe is het daar volstrekt mee eens, zo heb ik begrepen.

De heer Poppe (SP):

Ja. Ik begrijp dat de heer Klein Molekamp mijn vragen aanvult of dat ik zijn vragen heb aangevuld. Ik weet dat niet precies, want dat ligt aan het moment van indiening van de vragen.

De voorzitter:

De heer Klein Molekamp was u voor.

De heer Klein Molekamp (VVD):

Deze vragen heb ik trouwens tezamen met collega Rehwinkel gesteld.

De voorzitter:

Dat zoeken wij wel uit.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van de Camp.

De heer Van de Camp (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Wij hebben op 6 februari een brief gekregen van de minister van Justitie over het lekken in het dossier Groningen. De minister van Justitie zegt in deze brief dat er hoogstwaarschijnlijk niet gelekt is, maar de discussie in de pers hierover gaat door. Vervolgens zien wij in de Volkskrant van zaterdag 7 februari de mededeling dat de heer Docters van Leeuwen de brief van de minister die zij aan ons gestuurd heeft op 4 februari, weerlegt. De CDA-fractie heeft er behoefte aan dat de minister van Justitie de Kamer per brief informeert over de wijze waarop deze berichten en lekken in de krant zijn gekomen en over de maatregelen die genomen worden om dit lekken tegen te gaan. Daarnaast hebben wij er behoefte aan dat de minister van Justitie ons rapporteert over de voortgang die zij de afgelopen veertien dagen gemaakt heeft in het herstel van vertrouwen tussen het ministerie van Justitie en het openbaar ministerie. Ik meen begrepen te hebben dat wij toch in een crisisachtige situatie terecht zijn gekomen, met nog steeds twee zieke PG's. Het lijkt ons goed dat de Kamer voor het eind van deze week geïnformeerd wordt over de voortgang.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Mijn fractie ondersteunt het verzoek van de fractie van het CDA. Ik plaats daarbij de kanttekening dat mijn fractie reeds vanmorgen schriftelijke vragen heeft gesteld aan de minister over datzelfde onderwerp. Ik zou haar willen verzoeken om bij haar beantwoording die schriftelijke vragen te betrekken.

De voorzitter:

Ik stel voor, hierbij dezelfde weg te volgen als bij het verzoek, gedaan door collega Poppe, namelijk om het stenografisch verslag door te geleiden naar het kabinet en daarbij de suggestie te doen dat de minister in haar beantwoording ook de schriftelijke vragen van GroenLinks meeneemt.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Weisglas.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Afgelopen zaterdag heeft de Kamer een brief ontvangen, gedateerd 5 februari, van de minister van Buitenlandse Zaken over de situatie in Irak, met name over de problemen rondom de wapeninspecties. Omdat sinds 5 februari alweer vele veranderingen zich hebben voorgedaan ten aanzien van dit onderwerp, vooral internationaal, wil ik namens de VVD-fractie een aanvullende brief vragen aan de minister van Buitenlandse Zaken, waarin met name wordt ingegaan op de posities en opvattingen van de verschillende landen, in het bijzonder de Europese landen, zoals Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Italië, en op de positie van Nederland zelf zoals die door de minister van Buitenlandse Zaken en de minister-president is ingenomen in de verschillende internationale contacten die hebben plaatsgevonden sinds 5 februari en wellicht ook daarvoor.

Ten slotte zou ik willen vragen om in die brief ook inzicht te geven in de wijze waarop dit hoogst belangrijke onderwerp is behandeld binnen de Europese Unie. Heeft de voorzitter van de Europese Unie, het Verenigd Koninkrijk, getracht om hier één positie, één opvatting van de verschillende lidstaten van de Europese Unie te bewerkstelligen en op welke wijze heeft de Nederlandse regering ertoe bijgedragen dat geprobeerd wordt een dergelijke gezamenlijke positie van Europa te verkrijgen, die er, zoals bekend, tot op heden nog bij lange na niet is?

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Ik had naar aanleiding van de brief die het kabinet op mijn verzoek heeft gestuurd inzake de opstelling van Nederland ten opzichte van Irak, het voornemen om morgen tijdens de procedurevergadering een op korte termijn te houden algemeen overleg aan te vragen. Aan het verzoek van collega Weisglas zou ik dan ook willen toevoegen dat die aanvullende informatie zeer welkom is, maar dat die op uitermate korte termijn gegeven dient te worden, zodat het algemeen overleg daadwerkelijk kan plaatsvinden. Daarnaast zou ik het op prijs stellen als in de reactie van het kabinet op dit verzoek, in ieder geval ook helderheid wordt verschaft over de opstelling van Nederland. Stelt Nederland zich achter de Verenigde Staten op of niet? Dat is een vraag die volstrekt onbeantwoord blijft in de brief die wij van het kabinet hebben ontvangen. Sindsdien heeft er een overleg plaatsgevonden tussen de president van de Verenigde Staten en premier Kok...

De voorzitter:

Het algemeen overleg is nog niet begonnen, mijnheer Verhagen.

De heer Verhagen (CDA):

Dus ik zou op dat punt een stellingname van het kabinet op prijs stellen.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ik steun het verzoek van de heer Weisglas. Evenals de heer Verhagen dring ik aan op spoed. De brief die de Kamer heeft ontvangen, is echt onvoldoende. Het wordt hoog tijd dat de Kamer hierover met de regering debatteert.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Voorzitter! Ook ik steun het verzoek van de heer Weisglas. Ik voeg eraan toe dat het gaat om het standpunt van alle Europese landen, inclusief de Scandinavische landen.

De heer Van den Bos (D66):

Voorzitter! Ik steun het verzoek van de heer Weisglas.

De heer Janmaat (CD):

Voorzitter! Ook wij steunen het verzoek. Kan de regering ons overigens informatie verschaffen over het telefoongesprek tussen de heer Clinton en onze minister-president? Hebben de Amerikanen gevraagd opnieuw Nederlandse luchtbases te mogen gebruiken voor vluchten naar het eventuele oorlogsgebied? Deze vraag is in het bijzonder van belang omdat bondskanselier Kohl...

De voorzitter:

Ook voor u geldt dat er morgen hierover een AO wordt gehouden.

De heer Janmaat (CD):

De antwoorden op deze vragen kunnen aan de orde komen in het aangekondigde AO.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Janmaat.

De heer Janmaat (CD):

Voorzitter! Haastige spoed blijkt zelden goed. Dat hebben wij gemerkt met de wijziging van de Kieswet van vorig jaar. Ik doel op de amendementen van heren Rehwinkel en Mateman. Naarmate de tijd vordert, blijkt steeds duidelijker dat er in het beleid sprake is van juridisch knoeiwerk. De wet is wel duidelijk, maar de circulaire die de staatssecretaris op 10 november naar de hoofdstembureaus heeft gestuurd in verband met de binnenkort in te dienen kandidatenlijsten toont aan dat zijn beleid niet is gestoeld op de letterlijke wetstekst. Mijn fractie wil daarom in een interpellatie de staatssecretaris daarover op korte termijn opheldering vragen. De tijd voor het stellen van schriftelijke vragen is namelijk veel te kort. Bovendien moeten de procedures voor de indiening van kandidatenlijsten binnenkort worden gestart. De meest dringende reden voor een interpellatie op zo kort mogelijke termijn is echter dat door ambtenaren van de Kiesraad de indieningsprocedure verschillend wordt uitgelegd en ook ambtenaren van hoofdstembureaus daar anders op antwoorden. Wij willen eenduidig weten hoe de indieningsprocedure loopt.

Voorzitter! Morgen vergadert de Kiesraad over deze zaken. Wij willen daarom de staatssecretaris hierover graag, indien mogelijk, voor morgenochtend interpelleren.

De voorzitter:

Ik stel voor, het verzoek van de heer Janmaat, conform de regels van dit huis, te honoreren. De interpellatie zal dan in de tweede helft van de avondvergadering van heden plaatsvinden.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Oudkerk.

De heer Oudkerk (PvdA):

Voorzitter! Begin oktober heeft de Kamer een motie aangenomen waarin werd gevraagd om de hiaten in de compensatieregeling voor de eigen bijdrage in het ziekenfonds weg te nemen. De minister heeft in haar brief van december voor een deel aan dit verzoek voldaan, maar een aantal minima en WAO'ers moet nog steeds te veel betalen. De minister heeft een aantal malen in brieven aangegeven dat zij een en ander zo spoedig mogelijk wil repareren. Ik heb overigens begrip voor de technische problemen waar zij mee te maken heeft. In de brief van 6 februari jl. – de vierde brief over deze materie – staat weer dat de minister de Kamer zo spoedig mogelijk zal informeren. Ik vraag via u, voorzitter, de minister om dit "zo spoedig mogelijk" te vervangen door "in ieder geval nog deze week", zodat de betrokkenen weten waar zij aan toe zijn.

De heer Lansink (CDA):

Voorzitter! Ik sluit mij bij dat verzoek aan. Ik heb echter wel een vraag aan de heer Oudkerk, dus misschien kan hij nog even blijven staan. Ik sluit mij aan bij dat verzoek, omdat ik, toen wij spraken over deze brief, al heb gewezen op de rekbaarheid van de woorden "zo spoedig mogelijk". Heeft de heer Oudkerk overwogen het verslag van het mondeling overleg op de agenda te zetten? Dat is ook een mogelijkheid om de minister aan de tand te voelen.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil het voorstel van de heer Oudkerk ondersteunen, omdat wij inderdaad al vier keer brieven hebben gekregen met de woorden "zo spoedig mogelijk". Het begrip "zo spoedig mogelijk" is dus ontzettend aan het devalueren. Ik ondersteun daarom het voorstel van de heer Oudkerk.

Mevrouw Kamp (VVD):

Voorzitter! Ik wil me niet aansluiten bij het voorstel van de heer Oudkerk. In de brief waar de heer Oudkerk het over heeft, geeft de minister aan dat zij daarover nog in het kabinet beraadslaagt, mede in verband met het koopkrachtbeeld. Laten we even afwachten tot wij, wanneer dat overleg in het kabinet is geweest, een brief krijgen.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Voorzitter! Er zou aanvankelijk al uitsluitsel zijn voor het kerstreces. We hebben nu lang genoeg gewacht. Ik sluit mij dus van harte aan bij het voorstel van de heer Oudkerk.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Ik...

De voorzitter:

De heer Van Boxtel staat er al geruime tijd.

De heer Van Boxtel (D66):

Ik zou haast namens de heer Marijnissen willen zeggen, dat ik mij niet voeg in dit verzoek. Ik vind het merkwaardig dat wij – waar de minister namens het kabinet vraagt dit onderwerp te koppelen aan het oplossen van het koopkrachtvraagstuk en zij met de heer Melkert probeert hier uit te komen – hier ontzettend aan de bel gaan lopen trekken. Die ene week kan het best velen, ook voor de mensen om wie het gaat. Wat mij betreft: haast u langzaam en zoek een goede oplossing.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Ik ben blij dat de heer Van Boxtel niet mede namens mij heeft gesproken, want ik heb een geheel andere mening. Ik ben het met de heer Oudkerk eens. Ik vraag hem alleen of hij de suggestie van de heer Lansink wil overnemen, indien wij aanstaande vrijdag of zaterdag die brief nog steeds niet hebben, maar dan geen tweeminutendebatje maar een plenair debat ter afronding van een al heel lang lopende discussie.

De heer Oudkerk (PvdA):

In antwoord op de vragen van de heren Lansink en Marijnissen kan ik zeggen dat ik inderdaad overwogen heb het verslag van het AO op de plenaire agenda te zetten. Het gaat mij er niet zozeer om, de minister aan de tand te voelen. Ik wil alleen dat het geregeld wordt. Ik hoop dus ook dat wij er, als die regeling eind deze week duidelijk wordt, volgende week helemaal geen debat meer over hoeven te voeren omdat het gewoon geregeld is.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van de Camp.

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter! De Kamer zal naar alle waarschijnlijkheid volgende week twee wijzigingen van de Opiumwet behandelen. Daarin komt onder andere aan de orde de strafmaat voor grootschalige hasjhandel. Nu wil het feit dat er afgelopen zaterdag een uitgebreid verhaal stond in NRC Handelsblad, waarin de officier van justitie Witteveen het parlement oproept om een principiële keuze te maken ten aanzien van de strafmaat bij grootschalige hasjhandel. De CDA-fractie heeft er behoefte aan van de minister van Justitie een brief te krijgen, waarin zij reageert op deze suggestie van de heer Witteveen, omdat wij het belangrijk vinden dat het openbaar ministerie en het ministerie van Justitie ongeveer hetzelfde zeggen.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! Het zou prettig zijn dan een brief te krijgen van het hele kabinet. Ook hoge politiefunctionarissen hebben zich in het verleden uitgelaten over hoe om te gaan met dit vraagstuk. Laat er dan maar een brief van het kabinet zijn met oordelen over uitlatingen van zowel politie- als justitiemensen over deze zaak.

De heer Van de Camp (CDA):

Voorzitter! Als dat de behandeling van de wetsvoorstellen verder niet vertraagt, vind ik die aanvullende informatie prima, als deze tenminste te rangschikken is.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven