Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Nieuwe regelen ter bescherming van natuur en landschap (Natuurbeschermingswet 19..) (23580), en van:

- de motie-Van Ardenne-van der Hoeven over een eenduidig uitgiftepunt voor vergunningverlening (23580, nr. 21);

- de gewijzigde motie-M.B. Vos c.s. over kwalitatief evenwichtige lijsten van respectievelijk onder de Vogelrichtlijn aan te wijzen gebieden (23580, nr. 28).

(Zie vergadering van 21 oktober 1997.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Voorzitter! De fractie van D66 is vóór decentralisatie van de uitvoering van de Natuurbeschermingswet naar de provincies. De minister wil echter de mogelijkheid behouden om toch in uitzonderingsgevallen het Rijk te laten beslissen. Dit kan zich met name in het Waddengebied voordoen. Wij hebben goed geluisterd naar de argumenten en wij hebben twee belangrijke garanties genoteerd. Ten eerste. Bij een afweging van andere belangen dan het natuurbelang staat voor het Rijk de natuurbescherming voorop. Ten tweede. Door middel van een voorhangprocedure zal een afwijking van decentralisatie ter beoordeling aan de Kamer worden voorgelegd. Ook voor het Waddengebied biedt dit juist goede garanties voor bescherming en daarom zullen wij tegen het amendement van de CDA-fractie op stuk nr. 27 stemmen.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Voorzitter! Ook de fractie van de Partij van de Arbeid heeft zich in het debat steeds uitgesproken voor decentralisatie van bevoegdheden in het kader van de Natuurbeschermingswet. Wij blijven natuurlijk achter dit uitgangspunt staan. De minister heeft bij nota van wijziging de mogelijkheid geboden om in concrete gevallen bevoegdheden te centraliseren. Wij hebben uitdrukkelijk gezegd dat het wat ons betreft hierbij niet om de Waddenzee gaat, want wij zijn het eens met wat mevrouw Augusteijn hierover gezegd heeft. De Waddenprovincies doen dit werk buitengewoon zorgvuldig en goed en ze zijn er ook voor toegerust. Maar de nota van wijziging waarbij de minister deze mogelijkheid voor zichzelf creëert, betreft ook gebieden waarvan wij nu nog niet weten of de provincies deze taak in concrete gevallen waar kunnen maken. Omdat de minister er een voorhangprocedure bij heeft voorgesteld en omdat de Kamer dus in concrete gevallen de beslissing zal kunnen nemen, achten wij het verantwoord om de minister te volgen. Ook wij zullen dus tegen het amendement van mevrouw Van Ardenne op stuk nr. 27 stemmen.

De voorzitter:

Mevrouw Swildens heeft haar amendement op stuk nr. 19 ingetrokken.

De artikelen 1 t/m 25 worden zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

Ik merk op, dat de artikelen 26 t/m 35 zijn vervallen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Ardenne-van der Hoeven (stuk nr. 27, I).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, het GPV, de SGP, de RPF, het CDA, het AOV, de CD en het lid Hendriks voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast, dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het andere op stuk nr. 27 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen kan worden beschouwd.

Artikel 36 wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen 37 t/m 39 worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Passtoors/Swildens-Rozendaal (stuk nr. 24) tot invoeging van een nieuw artikel 39a.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP tegen dit gewijzigde amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

De artikelen 40 en 41 worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Van Ardenne-van der Hoeven (stuk nr. 15, I).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de CD en het lid Hendriks voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast, dat door de verwerping van dit amendement de andere op stuk nr. 15 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

Het opschrift van hoofdstuk V wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen 42 t/m 47 worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Augusteijn-Esser (stuk nr. 20).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de SP, de PvdA, D66, de VVD, de groep-Nijpels, de Unie 55+, de CD en het lid Hendriks voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Artikel 48, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het gewijzigde amendement-Augusteijn-Esser (stuk nr. 20), wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen 49 t/m 78a worden zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

Ik merk op, dat de artikelen 79 t/m 91 zijn vervallen.

De artikelen 92 t/m 112 en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat het wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Van Ardenne-van der Hoeven (23580, nr. 21).

De voorzitter:

Ik constateer, dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de gewijzigde motie-M.B. Vos c.s. (23580, nr. 28).

De voorzitter:

Ik constateer, dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

Naar boven