Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | nr. 15, pagina 992-1012 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | nr. 15, pagina 992-1012 |
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken (IV) voor het jaar 1997 (25000 IV);
het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken (IV) voor het jaar 1995 (slotwet) (24848);
Financiële verantwoording van het Kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken (IV) over het jaar 1995 (24844, nr. 6).
De (algemene) beraadslaging wordt geopend.
Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):
Mijnheer de voorzitter! De afgelopen weken hebben wij herhaaldelijk in dit huis kunnen horen dat het goed gaat in Nederland, maar de vraag dringt zich op over welk Nederland men het daarbij heeft. Alleen al geografisch gezien strekt het Koninkrijk der Nederlanden zich verder uit dan dit huis, de voor dit kabinet zo belangrijke Randstad of het gebied tussen Schiermonnikoog en Maastricht. En toch lijkt het er bijna op dat er een orkaan voor nodig is om dit weer tot ons te laten doordringen.
Voorzitter! Ik citeer de Troonrede: "Zoals wij het fundament willen versterken voor onze eigen toekomst, zo weten wij ons ook verantwoordelijk voor het leveren van een bijdrage aan vrede, economische en sociale ontwikkelingen elders." Die verantwoordelijkheid geldt zeker nu wij vandaag spreken over de begroting van de Nederlandse Antillen en Aruba. Immers, daar gaat het in een aantal opzichten niet goed. Ik voeg hieraan direct toe dat de economische ontwikkelingen in Aruba gunstig zijn. Echter, hier moeten zaken worden genoemd als rechtshandhaving en criminaliteitsbestrijding, sociale achterstand en, vooral, de financiële positie van de Nederlandse Antillen. Deze zaken hebben al tot veel plannen en rapporten geleid van zeer gerenommeerde personen. Met veel respect noem ik de onlangs overleden jonkheer Van Lennep die tot op het laatste moment van zijn leven zijn betrokkenheid bij dit dossier heeft getoond. Hij heeft een belangrijke bijdrage geleverd met zijn rapport "Schuld of toekomst", welk stuk wij hier later zullen bespreken.
Vanochtend ontving ik de brief van de minister van Financiën over de financiële positie van de Antillen, waarvoor dank. De berichten die hierover de laatste weken in de pers verschenen, waren al verontrustend. Aan de hand van deze brief wordt duidelijk dat er een vertraging is ontstaan bij de uitvoering van het structureel aanpassingsprogamma. De fractie van het CDA betreurt dit zeer. Zij hoopt dat de Antilliaanse regering erin slaagt, met of zonder assistentie van Nederland, om in november aan te tonen dat aan de voorwaarden van het IMF kan worden voldaan, zodat de toegezegde Nederlandse steun ook daadwerkelijk kan worden ingezet en niet op het spel komt te staan.
Vandaag gaat het bij deze begroting, om met de woorden van een van de coalitiepartijen te spreken, om een beetje in- en uitpraten. Waar moet je het over hebben als een aantal belangrijke rapporten (van Van Lennep, De Ruiter en Aarts) niet aan de orde kunnen komen, omdat die niet zijn voorzien van een kabinets- of koninkrijksstandpunt? Afgezien van het feit dat wij met de coalitiepartijen de onvrede delen over het uitblijven van die standpunten, hoewel dat bijna symptomatisch is, blijven er voor de CDA-fractie nog voldoende vragen over.
Zo zijn wij benieuwd naar de visie van de minister op de ontwikkelingen in het koninkrijksverband. Ziet hij veranderingen ten goede in de staatkundige ontwikkelingen en in de relatie van Nederland met de Antillen en Aruba? Hoelang wil het kabinet wachten op de afronding van de interne discussie over de staatkundige hervormingen van de Antillen? Zou in deze kabinetsperiode geen begin moeten worden gemaakt met de discussie over de modernisering van het Statuut of is die behoefte niet bij het kabinet aanwezig? Waar blijft de uitkomst van het onderzoek naar de mogelijkheid van een toelatingsregeling op basis van reciprociteit? De minister had beloofd dat die vóór het zomerreces zou verschijnen. Wanneer wordt er werkelijk gestart met het lang beloofde centrum voorlichting Nederland op de Antillen?
Over de coördinatie nog het volgende. Veel leden van het kabinet stellen zich ter plaatse op de hoogte van de situaties die betrekking hebben op hun portefeuille. Mevrouw Jorritsma was de laatste die dit deed. Is het overigens juist dat de vliegreizen naar de Antillen aanzienlijk goedkoper worden? Betekent dit een doorbreking van de monopoliepositie van de KLM? Soms krijgen wij een verslag van die bezoeken, maar soms ook niet. Daarom vraag ik de coördinerend minister om ons een lijst te verstrekken van alle toezeggingen die verschillende kabinetsleden de afgelopen twee jaar gedaan hebben, opdat wij er enig zicht op kunnen behouden. Kan de minister op die lijst aangeven welke consequenties daaruit voortvloeien en, als die van financiële aard zijn, voor wiens rekening die komen?
Er zit weinig vaart in het beleid van de minister. Het is voor de CDA-fractie niet duidelijk of dat met daadkracht-motivatie of tijd te maken heeft. Wellicht met beide! De CDA-fractie vindt – en wij staan daarin niet alleen – dat deze portefeuille niet de aandacht krijgt die die nodig heeft. Wij zijn van mening dat het kabinet zich de vraag moet stellen en die beantwoorden of Antilliaanse Zaken geen vaste plaats moet krijgen bij een van de ministeries. In de huidige situatie, waarin intensivering van de samenwerking en coördinatie in koninkrijksverband noodzakelijk zijn, lijkt het de CDA-fractie niet meer verantwoord om bij de volgende formatie en passant te kijken welke minister de West er nog wel bij kan doen. Onze voorkeur gaat uit naar het ministerie van Algemene Zaken, maar wij zijn bereid om met anderen te discussiëren over de plaats. Is het bericht overigens juist dat de minister zelf ook heeft aangegeven dat hij met Defensie zijn handen al meer dan vol heeft?
De heer Van Middelkoop (GPV):
Ik heb begrepen dat het een suggestie is om NAAZ bij Algemene Zaken onder te brengen. Wordt de minister voor NAAZ dan een staatssecretaris?
Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):
Je kunt je afvragen welke positie die persoon moet hebben. Je kunt denken aan een minister van Staat of een minister zonder portefeuille. Overigens verbeter ik mijzelf: geen minister van Staat, maar minister zonder portefeuille. De kans bestaat dat een staatssecretaris voor de Arubaanse en Antilliaanse regering niet voldoende is. Nogmaals, wij willen daar graag over discussiëren.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Uw fractie heeft namelijk met enige aanhoudendheid het ministerschap voor Ontwikkelingssamenwerking willen terugbrengen tot een staatssecretariaat. Ik kan mij indenken dat u dat ook hierbij voorstelt, zeker als het gekoppeld wordt aan Algemene Zaken. Het is de vraag of dit uit psychologisch oogpunt verstandig is tegenover onze partners in de West.
Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):
Dat heb ik ook gezegd. Mijn opmerking is gewoon een suggestie. Het lijkt mij wel goed, juist omdat de ministers-presidenten van die landen gelijkwaardig met elkaar kunnen overleggen. Dat zou daar heel goed passen. Ik herhaal dat ik graag elke suggestie van een ander wil meenemen en bespreken welke plaats daarvoor de beste is.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
De vraag aan mevrouw Mulder is of zij vindt dat er in elk geval over anderhalf jaar, als de formatie plaatsvindt, een aparte bewindspersoon moet komen die de hoofdtaak NAAZ heeft.
Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):
Ja.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Spreekt mevrouw Mulder bij dezen ook uit dat in de periode dat haar partij erbij betrokken was, toen het was ondergebracht bij Justitie en bij Landbouw, dit achteraf ook niet gelukkig is geweest?
Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):
Je kunt natuurlijk iedere keer terugkijken en zeggen dat het ook niet gelukkig is geweest. Wij spreken nu over deze periode. De huidige minister is nu ruim twee jaar aan het bewind. Wij constateren nu dat het minder werkt. Dat heeft ook te maken met de intensivering. Ik zal collega Te Veldhuis natuurlijk niets nieuws vertellen, want binnen de commissie is hij een van degenen die regelmatig opmerkingen heeft over trage rapporten en dergelijke. Dat is eigenlijk voor ons de reden. U kunt wel vragen of het in de vorige periodes beter ging, maar ik sta hier nu niet om dat te beoordelen. Ik beoordeel nu twee jaar beleid van dit kabinet.
De heer Te Veldhuis (VVD):
U wilt met deze laatste opmerking wel zeggen dat het nu, nu het onder Defensie zit, wat minder gaat, maar dat het daarvoor, toen het bij Justitie en bij Landbouw zat, een stuk beter ging?
Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):
U heeft mij dat niet horen beweren. Ik zeg alleen nu dat wij met het oog op de intensivering en de bemoeienissen met de Nederlandse Antillen en Aruba geen vaart zien in het beleid van de minister. Daarom vragen wij nu of het niet verstandig zou zijn om het volgende keer op een andere manier te regelen. Het is trouwens geen opmerking die uit de lucht komt vallen. Mijn collega's van andere partijen hebben dit ook al eens aan de orde gesteld. Het is dus niet iets nieuws wat ik vandaag te berde breng.
Zo'n keuze zou consequenties kunnen hebben voor de plaats van KabNA binnen de totale departementale organisatie. Daarom acht mijn fractie het ongewenst om vooruitlopend daarop reeds nu in te gaan op een voorstel van de dienstleiding, dat door de minister wordt onderschreven, tot een personele uitbreiding met 16,2 formatieplaatsen. Dat is ongeveer 20%. In de begroting is maar rekening gehouden met 5. Wij zijn des temeer gesterkt in die mening, nu ik hedenochtend kennis heb kunnen nemen van het samenvattend rapport van Kern Konsult. Het is onthutsend als je de conclusies tot je laat doordringen. Nog erger is dat de minister op de hoogte was van de uitkomsten van dit rapport, toen wij eerder dit jaar over het functioneren van KabNA spraken.
Ik heb hier een aantal conclusies. Over de beleidsdirecties trekken wij de conclusie dat er geen helder beleid wordt gevoerd, dat er geen visie is, dat er twee gezichten zijn, dat de beleidscyclus onvoldoende verbetert en dat de beoogde resultaten van de reorganisatie niet worden gehaald. En ik kan nog wel even doorgaan. Ik krijg graag een reactie van de minister en een uitleg waarom wij pas zo laat met dit rapport worden geconfronteerd.
En dan Sint Maarten. Alles kan niet op stel en sprong. Nee, maar de Kamer heeft wel sterk aangedrongen op snelle procedures. Uit gesprekken en rapportages over de wederopbouw bekruipt de CDA-fractie toch twijfel over die snelheid, zeker waar het gaat om de voortgang van de sociale woningbouw. Kan de minister ingaan op de opmerking van het bestuurscollege en de woningbouwstichting over de beperktheid van het financiële voorstel voor sociale woningbouw? Kan Sint Maarten op basis van dit voorstel bouwen? Welke consequenties heeft dit voorstel voor de nieuw gestarte woningbouwstichting? Verder krijg ik graag een reactie van de ministers op de wens van de wederopbouwcoördinator tot een grotere mandatering voor komende projecten.
Niet alleen in de bijzondere situatie van Sint Maarten, maar meer in het algemeen leidt de huidige wijze van beoordeling en financiering van projecten tot onvrede, met name wat betreft tijd en voorwaarden. Kritiek uit de Kamer heeft in elk geval tot enige verbetering geleid. Ik had in mijn eerdere bijdrage voor mijzelf een verzoek opgenomen aan de minister om te onderzoeken of een andere financieringssystematiek analoog aan het Gemeentefonds geen voorkeur zou verdienen. Te elfder ure heeft ons nu een reactie bereikt op de vraag die de heer Lilipaly op 8 mei heeft gesteld met betrekking tot het omzetten van projectfinanciering naar programfinanciering. De voorlopige conclusie van de minister is dat er aan deze vorm een aantal nadelen kleven. Daarom zou ik mijn verzoek aan de minister als volgt willen herhalen.
Is hij bereid om onze suggestie met betrekking tot het fonds te onderzoeken? Wil hij deze suggestie ook aan de orde stellen bij het komende bestedingsoverleg? Kan de Kamer aan de hand van de beide notities in het vroege voorjaar met de minister daarover van gedachten wisselen?
"Met alle respect", het rapport van de commissie-De Ruiter, zal ook op een later tijdstip haar behandeling in de Kamer krijgen. Niet alleen de rechtshandhaving, maar ook het bestuurlijk optreden van de Arubaanse regering staat daarbij ter discussie. De CDA-fractie wil nu reeds uitspreken dat zij veel waardering heeft voor het rapport van de commissie-De Ruiter, ondanks problemen in de startfase. De conclusies van de onderzoekers liegen er niet om. De CDA-fractie is van mening dat de bevindingen niet zonder gevolgen kunnen blijven. Gezien alle berichtgeving, ook kennisgenomen hebbend van de verschillende reacties uit Aruba, vindt de CDA-fractie dat het kabinet haast moet maken zich over dit rapport uit te spreken, zodat wij op korte termijn hierover in de Kamer op een goede manier kunnen discussiëren.
Wij hebben overigens ook kennisgenomen van de opstelling van de VVD-fractie bij monde van collega Te Veldhuis, met betrekking tot het afstoten van Aruba uit het koninkrijksverband. Daarop zouden wij graag de reactie van de minister willen horen. Aan de heer Te Veldhuis zou ik willen vragen of de suggestie met betrekking tot het afstoten van Aruba niet de schijn wekt in strijd te zijn met de afgelegde eed op de Grondwet en het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Of wil de heer Te Veldhuis artikel 36, inzake wederzijdse hulp en bijstand, uit het Statuut verwijderen?
De heer Te Veldhuis (VVD):
Ik neem aan, voorzitter, dat mevrouw Mulder zich baseert op een artikel in Trouw, waarvan ik zojuist een kopie heb gekregen.
Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):
En op berichten uit Radio 1.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Hebt u die echt goed beluisterd of heeft u nagelezen wat ik daar gezegd heb?
Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):
Nee, ik heb het niet exact nagegaan.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Dan adviseer ik u dat eerst maar eens te doen, voordat u met dit soort boude uitspraken komt, want die slaan als een tang op een...
Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):
Wilt u zeggen dat u niet heeft gesuggereerd, dat u denkt over het afstoten van Aruba uit het koninkrijksverband?
De heer Te Veldhuis (VVD):
Hebt u mij het woord "afstoten" horen zeggen? Hebt u mij met het woord "afstoten" geciteerd gezien in de krant?
Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):
Nee...
De heer Te Veldhuis (VVD):
Ik vind dat als u dit soort uitspraken doet, u op z'n minst zorgvuldig moet nagaan of iets dergelijks is gezegd. Als u daar niet helemaal zeker van bent, zou u eens moeten vragen: hebt u dat zo gezegd? Ik zal er uiteraard dadelijk in mijn termijn op ingaan, want wat ik buiten de Kamer zeg, zeg ik ook binnen de Kamer.
Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):
Dat is in ieder geval heel prettig.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Ja, maar probeert u zorgvuldig te zijn en de woorden te citeren die gezegd zijn en geen dingen te citeren die niet gezegd zijn.
Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):
Ik heb niet gezegd dat ú gesproken heeft van afstoten. Maar wel heeft u de indruk nagelaten dat u erover denkt om Aruba uit het koninkrijksverband – hoe moet ik het anders zeggen; ik zeg "afstoten" en u gebruikt misschien een ander woord, maar daar gaat het niet om – te halen, daaruit te lichten of niet meer daarbinnen op te nemen. Dat is de suggestie die na uw woorden is blijven hangen en daar reageer ik op. En als het om een woord gaat... Ik heb niet gezegd dat ú heeft gezegd: afstoten. Dat zijn mijn eigen woorden.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Ten aanzien daarvan vraag ik u om die in het vervolg zorgvuldiger te kiezen en niet zomaar wat te zeggen, maar eerst eens na te gaan wat echt is gezegd, want nu bent ú onder de maat bezig.
Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):
Ik heb niet gezegd dat u onder de maat bezig bent. Ik heb gevraagd of het niet de schijn wekt dat u in strijd bent met de afgelegde eed. Dat is iets heel anders dan ondermaats bezig zijn.
Voorzitter! Als het gaat om drugsbestrijding en de daaruit voortvloeiende criminaliteit, zet het CDA grote vraagtekens bij het daadwerkelijk functioneren van de kustwacht als een belangrijk middel in die strijd. De minister beantwoordt onze vraag daaromtrent bij de begroting aldus: "Schepen moeten nog worden gebouwd; in de personele bezetting moet nog het een en ander gebeuren. Het zal nog enkele jaren duren voor de volle sterkte is bereikt." Los van het feit dat de Koninklijke marine haar taak met beperkte middelen op een goede manier uitvoert, bestaat bij de CDA-fractie de indruk dat de huidige inzet meer symbolisch is dan dat ze werkelijk iets kan bijdragen aan bestrijding van drugscriminaliteit.
Is de minister van oordeel dat het huidige optreden enig effect sorteert? Is er een plan binnen welk tijdpad de noodzakelijke materiële en personele sterkte wordt bereikt en hoe de inzet en de kosten verdeeld zijn of worden over de drie partners? Kan de Kamer daar inzage in krijgen?
Ik las een bericht, dat dertien Caribische landen, waaronder de Antillen en Aruba, gaan samenwerken ter bestrijding van internationale misdaad. Kan de minister aangeven hoe deze activiteiten zich verhouden tot de gezamenlijke inzet van de koninkrijkspartners bij de drugsbestrijding?
Hoewel het kabinet constateert dat de belangstelling voor natuur en milieu groeiende is op de Antillen en Aruba, lees ik in de krant verontrusting bij de milieuorganisaties over het feit dat investeringen met betrekking tot economische en toeristische activiteiten daar volkomen aan voorbijgaan. Daarom zullen stimulering en ondersteuning op dit terrein hard nodig blijven. Kan dit in het kader van het sociale-vernieuwingsproject ook worden meegenomen?
Dieren horen ook bij die natuur, maar de doorvoer van bedreigde diersoorten via de Antillenroute gaat gewoon door. Welke mogelijkheden zijn er om de Antillen te bewegen eindelijk het verdrag te tekenen dat dat verbiedt?
Mijnheer de voorzitter! Vaart houd je als je alert bent, alle touwtjes straks in handen houdt en op basis daarvan duidelijk aanstuurt. Dan kun je ook een duidelijke koers varen. Daar ontbreekt het in de visie van het CDA aan.
De heer Van Oven (PvdA):
Mijnheer de voorzitter! Voor ik mijn eigenlijke betoog begin, wil ik een enkele opmerking maken over de informatie die aan deze begrotingsbehandeling vooraf is gegaan. We hebben bij de schriftelijke vragenronde nog een tweede serie vragen moeten afvuren omdat niet alles beantwoord was en de Kamer is recentelijk overstroomd door een aantal rapporten, waarvan sommige al in november van het vorige jaar zijn uitgekomen. Ik vind dat niet het toppunt van elegante informatievoorziening aan de Kamer.
Voorzitter! De verhoudingen binnen het Koninkrijk hebben het afgelopen jaar niet aan levendigheid ingeboet. We hebben verschillende crises gehad: de orkaan Luis op Sint Maarten en de schuldencrisis op de Nederlandse Antillen hebben natuurlijk hun gevolgen gehad. Daarnaast bleek dit voorjaar een ernstig conflict tussen de regering van Aruba en de procureur-generaal aldaar. De positie van het Kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken is in toenemende mate voorwerp van kritiek geweest en dit alles heeft de discussie over de herstructurering van het Koninkrijk overschaduwd.
Wat de financiën betreft, is het hier slechts een tussenstand, omdat het gesprek tussen de Antilliaanse regering en het IMF nog niet is afgerond. Wij wachten ook op de standpuntbepaling van de koninkrijksregering naar aanleiding van dat overleg. Wij blijven op het standpunt staan dat ook de Nederlandse regering heeft ingenomen, namelijk dat uitvoering van de IMF-aanbevelingen moet zijn gegarandeerd voordat sprake kan zijn van de financiële steun die de Nederlandse regering in beginsel heeft toegezegd. Mijn fractie voelt zich gesterkt in die houding door de brief van de minister van Financiën van 17 oktober jl.
Tegelijkertijd heeft mijn fractie wel zorgen over het aanpassingsprogramma, omdat dat tenminste tijdelijk de allerarmste en de middengroepen in de Nederlandse Antillen gemakkelijk in problemen kan brengen. Om die reden is een sociaal noodprogramma in het leven geroepen, waarmee in het bijzonder de meest achtergebleven wijken "bijgespijkerd" kunnen worden. Het is juist dat de Nederlandse regering daaraan wil bijdragen. Mijn fractie is echter wel ongelukkig over de verantwoording van de uitvoering van de in het noodprogramma genoemde maatregelen. Het komt er immers op neer dat taken die normaal gesproken door de landsoverheid zouden behoren te worden verricht, nu in handen komen van een comité dat alleen voor het totaal aan de geldschieters verantwoording schuldig is. Op die manier wordt dus ook door Nederland, als "deelgeldschieter", een lumpsum betaald op de aanwending waarvan nauwelijks invloed zou kunnen worden uitgeoefend. Is de minister bereid te bevorderen dat daarvoor een specifieke regeling wordt getroffen? Bovendien is de financiering van het noodprogramma kennelijk nog niet rond. Aanvankelijk was immers voorzien in een totaalsom van 251 mln. Antilliaanse guldens, waarvan nu 150 mln. NA is gecommitteerd. Hoe zit het met het restant? Hoeveel is het Antilliaanse bedrijfsleven, dat zo'n groot aandeel heeft gehad in de opstelling van het programma, zelf bereid bij te dragen?
Dan kom ik te spreken over de wederopbouw van Sint Maarten. De voortgang is bemoedigend, ook al gaat het met de besteding van de noodhulp niet in alle sectoren even vlot. Mevrouw Mulder heeft daarop reeds de aandacht gevestigd. Mijn fractie heeft zorgen over de positie van de wederopbouwcoördinator. Zijn functie is bedoeld om de gang van zaken te versnellen. Het is de vraag of dat ook daadwerkelijk gebeurt. Met mevrouw Mulder vraag ik of het mogelijk is de wederopbouwcoördinator meer mandaat te geven, opdat hij op een breder terrein beslissingen kan nemen. Dat geldt vanzelfsprekend eventueel ook voor zijn opvolger, na 1 maart volgend jaar.
Voorzitter! Dan kom ik bij het rapport-De Ruiter, een rapport dat mijn fractie met instemming heeft gelezen. Er worden duidelijk verantwoordelijkheden toebedeeld voor de ontstane crisissituatie. Er worden zware verwijten gemaakt in de richting van de Arubaanse regering en de politietop aldaar. Maar ook de Nederlandse regering gaat niet vrijuit. Zij zou op de ontwikkelingen te lijdzaam hebben gereageerd. Het ontwerp-Schalken, een ontwerprijkswet voor interregionale samenwerking, heeft te lang gelegen. Wat is de reactie van de minister op dat verwijt in het rapport? De aanbevelingen in het rapport-De Ruiter volgen logisch uit de analyse voort. Dat betekent een structureel op afstand plaatsen van de PG, eventueel een gemeenschappelijke PG van de Nederlandse Antillen en Aruba en overplaatsing van de meest betrokken personen. Daarnaast moet er name sprake zijn van herstel van de samenwerkingsrelatie met Aruba. De commissie schreeuwt de regering van Aruba en de regering van Nederland toe om het gegroeide wantrouwen te doorbreken en om tot samenwerking te komen, juist op het gebied van de criminaliteitsbestrijding. Voor de commissie-De Ruiter is het duidelijk vijf voor twaalf. Zij acht de criminaliteitsdreiging op Aruba zodanig dat op korte termijn een samenhangend pakket van maatregelen genomen dient te worden. Is de Nederlandse regering het daarmee eens? Wat is sinds het uitkomen van het rapport gedaan om de invoering van het totaalpakket te bevorderen? Is het wel verantwoord dat na het uitkomen van het rapport, zes weken na de geplande datum, nog eens twee weken wordt genomen voor de rijksministerraad daarover beraadslaagt? Is de minister bereid de uitvoering van het totaalpakket aan maatregelen dat door de commissie-De Ruiter wordt aanbevolen tot inzet van de besluitvorming van de koninkrijksministerraad te maken?
De fractie van de PvdA heeft ook zorg over de positie van de Nederlandse leden van het openbaar ministerie op Aruba. De positie van de procureur-generaal is duidelijk onmogelijk geworden. Maar dat heeft natuurlijk ook gevolgen voor de andere leden van het OM. Niet voor niets stelt De Ruiter voor om de leden van het OM voortaan bij koninkrijks-KB te benoemen. Mijn fractie zou het onverantwoord vinden, in de naaste toekomst andere leden van het OM aan Aruba ter beschikking te stellen voordat er klip en klaar een afspraak ligt over de oplossing van de crisis. Is de minister bereid, dat toe te zeggen?
Voorts worden er behartigenswaardige opmerkingen gemaakt over het functioneren van de parlementaire democratie op Aruba: de Staten spelen geen rol van betekenis als het op controle van de regering aankomt. Geluiden in die richting hadden wij tijdens de meest recente contactplanbijeenkomsten al kunnen horen. En ook al hebben de parlementen formeel geen taak wat het functioneren van elkaar betreft, het mag de Nederlandse Tweede Kamer toch niet onverschillig laten wanneer de parlementaire controle elders in het Koninkrijk niet goed functioneert. Mijn fractie herhaalt het pleidooi om met een commissie, samengesteld uit leden uit de drie parlementen, een vergelijkende studie te laten maken van de drie reglementen van orde. Wellicht kan het Contactplan dan komen tot aanbevelingen over parlementaire regels en rechten van parlementaire minderheden.
Mevrouw Mulder heeft het uitgebreid over KabNA gehad. Er zijn kritische opmerkingen over gemaakt gedurende het afgelopen jaar. Mijn fractie is daarbij niet achtergebleven. De uitstraling naar buiten is bevoogdend en wordt kennelijk als hooghartig ervaren. Er wordt ook aan getwijfeld of het kleine kabinet met zijn coördinerende taak in staat is zich staande te houden ten opzichte van de vakdepartementen als een dwerg te midden van reuzen. Uiteraard is de minister voor dit geheel verantwoordelijk. De KabNA-staf heeft nu een nota geproduceerd, een advies dat de instemming van de minister heeft. Ik stel vast dat de minister de nota daarmee onverkort voor zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. De vraag is of hij de nota daarmee ook integraal tot beleid heeft verheven. Daar lijkt het wel op. Gisteren bereikte de Kamer het rapport van Kern Konsult van november 1995. Ik sluit mij aan bij de vraag van mevrouw Mulder waarom wij dat niet eerder hebben gekregen. Dan hadden wij de discussie in mei jongstleden beter geïnformeerd kunnen voeren. In dat rapport wordt forse kritiek uitgeoefend op KabNA. Er wordt onder meer geconcludeerd dat, uitgaande van de huidige taken en beleidsaccenten, de formatieomvang van KabNA slechts in beperkte zin moet worden vergroot. Dan komt het voorstel van de ambtelijke staf, dat neerkomt op een uitbreiding met 20%. Mijn fractie vindt deze gang van zaken onbevredigend en vraagt waarom in zo sterke mate is afgeweken van de aanbevelingen van Kern Konsult. Bovendien sluit ik mij aan bij de opmerking van mevrouw Mulder dat het logischer zou zijn geweest om de discussie over de positionering van KabNA af te wachten voordat over de reorganisatie wordt beslist.
De toekomst van het Statuut is onduidelijk geworden; de discussie is stilgevallen. Het tijdschema van de Antilliaanse regering voor de herstructurering op de Antillen is bij lange na niet gehaald. Dat is ook wel een beetje te begrijpen, gezien de crisis daar. Wanneer verwacht de minister nu dat een nieuwe rondetafelconferentie van de landen van het Koninkrijk kan worden gehouden? Mijn fractie zou er niet voor zijn om geheel lijdzaam af te wachten. Wanneer de regering de modernisering van het Statuut wil afstemmen op de herstructurering van de Nederlandse Antillen, hoeft dat toch niet te betekenen dat het verloop van die herstructurering helemaal wordt afgewacht. Het denken is niet verboden.
De bestaande situatie vraagt ook om herbezinning. Wanneer samenwerking dringend geboden is, zoals wij onder andere uit het rapport-De Ruiter kunnen opmaken, moeten wij ervoor zorgen dat het besluitvormingskader daarbij geen extra complicatie vormt. Mijn fractie is in het bijzonder ontevreden over de besluitvormingsprocedures. Ook dat is al eerder naar voren gebracht. Door het ontbreken van een koninkrijksparlement is de parlementaire controle mager. Alleen rijkswetten worden aan het Nederlandse parlement voorgelegd, maar de drie landsregeringen blijken in toenemende mate hun toevlucht te nemen tot maatregelen van rijksbestuur en ook tot niet in het Statuut geregelde, min of meer geformaliseerde afspraken en conventies. Ook nu weer wordt in de memorie van toelichting een overeenkomst aangekondigd op het gebied van cultuur, die nadat ze is gesloten ter kennisneming aan de parlementen wordt gestuurd. Wanneer nu naar de ideeën van de regering over de herstructurering van het Statuut wordt gevraagd, wordt verwezen naar de bij de rondetafelconferentie in 1993 ingenomen standpunten over de concretisering van artikel 43 van het Statuut. Is dat alles? Worden die standpunten automatisch overgenomen door dit kabinet? Graag zie ik ook op dit punt een verduidelijking door de minister tegemoet.
Voorzitter! Ik sluit af met twee opmerkingen naar aanleiding van zeer recentelijk ingekomen stukken. Ik begin met de brief van 18 oktober jl. over de begrotingsindeling. Wij hebben dat punt uitvoerig besproken in het begrotingsonderzoek. Er is toen bezwaar gemaakt tegen de indeling van artikel 2.13 van de begroting, vooral omdat er zo'n groot aantal posten bij elkaar is genomen. De bezwaren tegen een wijziging van dat stelsel worden nog eens uiteengezet door de minister. Vooral de ongewisheid van de daadwerkelijke uitgaven is daarbij een factor. Hij noemt ook de administratieve rompslomp. Er wordt beloofd om zeer regelmatig verantwoording af te leggen. Daartegenover staat uiteraard het gebrek aan invloed dat de Kamer op wijzigingen zou kunnen uitoefenen. Op dit ogenblik is de PvdA-fractie bereid om de gang van zaken een jaar af te wachten en te zien wat het effect zal zijn van de nieuwe indeling met de verantwoording die ons wordt geboden. Mochten wij daar geen vrede mee hebben, dan zullen wij zeker niet aarzelen om er volgend jaar op terug te komen om dan alsnog te verzoeken om een meer gedetailleerde artikelindeling.
Dan de kwestie van de projecthulp, de programhulp en de brieven die wij daarover recentelijk kregen. Mijn fractie begrijpt daaruit dat de minister naast projectfinanciering ook programmafinanciering in niet klassieke zin uitvoert, in niet-OESO-termen. Wij hebben er echter een- en andermaal voor gepleit om het accent in de richting van programmafinanciering te verleggen. Uit de notitie die ons vrijdag bereikte, wordt niet duidelijk of de minister, wanneer hij zegt op grotere schaal te willen toewerken naar programmafinanciering, doelt op programmafinanciering in OESO-termen of programmafinanciering in KabNA-termen. Kan de minister daarover duidelijkheid verschaffen? Het mag duidelijk zijn dat mijn fractie een verschuiving in de richting van de klassieke programmafinanciering zou toejuichen. Wij suggereren de minister om met die gedachte het beleidsoverleg in te gaan.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Voorzitter! Halverwege zijn betoog had de heer Van Oven het over een gebrek aan dualisme en een goede controle op Aruba. Dat herken ik. Hij deed toen de suggestie om de reglementen van orde van de Staten daar en van deze Kamer met elkaar te vergelijken. Los van de vraag of dat een zinnige suggestie is – ik herken die overigens wel – neem ik aan dat dit geen taak is die de heer Van Oven aan de minister had toebedacht.
De heer Van Oven (PvdA):
Dat klopt. Ik had dat er even bij moeten zeggen. Mijn betoog op dat punt ging heel duidelijk in de richting van mijn collega's. Wij hebben die discussie al gehad in het kader van het Contactplan, maar toen is het niet gelukt. Ik beschouw de opmerkingen van de commissie-De Ruiter daarover als een aansporing om toch te trachten langs die weg iets voor elkaar te krijgen.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Voorzitter! De relatie met onze partners in het Koninkrijk wordt voortdurend intensiever. De contacten met Aruba en de Antillen worden met name bepaald door hun medebetrokkenheid bij de incidentele en structurele problemen die zich aldaar voordoen. Ik wijs op de natuurrampen, de criminaliteitsbestrijding, de financiële sanering en het sociaal perspectief. Dat vraagt van dit kabinet en deze minister veel aandacht en voortdurende en adequate politieke sturing. De vraag is of de minister daarin slaagt. Naar mijn oordeel is dat onvoldoende het geval. Dat blijkt ook uit het buitengewoon kritisch rapport van Kern Konsult dat wij pas gisteravond konden inzien. Ik citeer: "De ambtelijke organisatie ervaart de politieke sturing als te weinig richtinggevend en eenduidig. Er bestaat bij de politieke leiding van KabNA geen eenduidige visie over de complexe relatie tussen Nederland, de Antillen en Aruba." Als er politieke gaten vallen, dan worden die ambtelijk gedicht. Maar ook ambtelijk is er "verkokering en geen eenduidige visie". Erger nog, "Er zijn binnen KabNA twee stromingen, de lijn van harmonie en samenwerking en de interventiegerichte lijn." Het is net de Tweede Kamer.
Waarom heeft de Kamer dat stuk van Kern Konsult niet eerder gekregen? Ik heb er in mei impliciet naar gevraagd, omdat ik van het bestaan ervan op de hoogte was. Ik neem het de minister zeer kwalijk dat de cultuur van geslotenheid op dit punt blijkbaar prevaleert boven de cultuur van openheid. Wil de minister orde op zaken stellen binnen KabNA? Daarnaast pleit ik ervoor om in een volgende kabinetsperiode een bewindspersoon te benoemen met als hoofdtaak NAAZ en die onder te brengen bij Algemene Zaken of Binnenlandse Zaken. In de richting van collega Van Middelkoop merk ik op dat dit een staatssecretaris zou kunnen zijn. Een versterking van de politieke aansturing en een toenemende behoefte aan politieke contacten zijn daarvoor de belangrijkste argumenten. Graag een reactie terzake.
Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):
Voorzitter! De heer Rosenmöller wil KabNA dus onderbrengen bij Binnenlandse Zaken. Vreest hij niet dat men dit aan de overzijde van de oceaan voelt als: nu worden wij een soort provincie van Nederland, een soort gemeente? Zit dat risico er niet in?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik heb daarover nagedacht. Er zijn daarbij drie vragen aan de orde. In de eerste plaats moet de vraag beantwoord worden of er een bewindspersoon moet komen die tot hoofdtaak heeft, het overleg met de overige landen van het Koninkrijk te voeren en die daar ook meer politieke sturing aan geeft. Als je die mening bent toegedaan, moet je de vraag beantwoorden of het een minister of een staatssecretaris moet zijn. Ik denk dat men aan de andere kant van de oceaan niet zodanig gevoelig is dat dit geen staatssecretaris kan zijn. Het gaat vooral om het politieke contact. De derde vraag is bij welk ministerie deze functie ondergebracht moet worden. Ik ben er zelf nog niet uit of dit Algemene Zaken of Binnenlandse Zaken moet zijn. Ik heb niet het idee dat onderbrenging bij Binnenlandse Zaken tot gevolg heeft dat de Antillen of Aruba zich als een Nederlandse provincie of gemeente behandeld voelen. Onderbrenging bij Buitenlandse Zaken heeft volgens mij wel tot gevolg dat men zich geen onderdeel van het Koninkrijk meer voelt, terwijl men dat zo graag wil. Misschien is het het beste om voor Algemene Zaken te kiezen. Als de staatssecretaris er niet in slaagt om samen met de bewindslieden van de Antillen of Aruba de problemen op te lossen, kan hiervoor het reguliere jaarlijkse overleg van de minister-presidenten benut worden. Daar kunnen op het hoogste politieke niveau knopen worden doorgehakt.
Voorzitter! Er zullen ongetwijfeld op Sint Maarten vertragende factoren zijn, maar ook aan Nederlandse kant verloopt een en ander buitengewoon langzaam. Ik noem de overdaad aan voorwaarden die vanaf februari aan de projecten zijn gesteld en de bureaucratie rond de financiële afwikkeling. Is er niet meer financiële armslag nodig om de woningbouwprojecten op Sint Maarten ook voor de mensen met de laagste inkomens van de grond te laten komen? Een jaar na de ramp wonen nog steeds mensen in een container. Mij dunkt dat dit in het Koninkrijk niet acceptabel is. Dit voorbeeld is volgens mij een reden temeer om te pleiten voor meer programmahulp. De projecthulp met alle gedetailleerde voorschriften kan dan minder betekenis krijgen. Wil de minister in het overleg van begin november een forse stap in die richting zetten?
De heer Van Oven (PvdA):
Voorzitter! In de brief die wij zeer recent ontvangen hebben, wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van programfinanciering. Programfinanciering in KabNA-zin is wat anders dan programfinanciering in OESO-zin. Het eerste is eigenlijk een soort bundeling van projecten. De toetsing staat op wat grotere afstand dan bij de gewone programfinanciering. In welke zin pleit de heer Rosenmöller voor meer programfinanciering?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik wil een programfinanciering die het beste aansluit bij de behoefte aan zelfstandigheid op de Antillen en Aruba. Tegelijkertijd moet hetgeen er hier uiteindelijk op de begroting staat, getoetst worden. Of dit nu KabNA- of OESO-programmahulp is, is een kwestie van nadere definiëring. Ik vind het al een stap vooruit als de KabNA-programfinanciering kan worden bespoedigd. Dan kunnen wij op termijn altijd nog bezien waar wij uitkomen. Ik hoop dat de minister begin volgende maand tijdens het beleidsoverleg een forse stap in de goede richting kan zetten.
Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):
Voorzitter! Ik heb de suggestie gedaan van een financiering analoog aan het Gemeentefonds. Wat vindt de heer Rosenmöller hiervan?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Dat betreft een andere vraag, namelijk op welke wijze de programma's of de projecten worden gefinancierd. Ik vind de suggestie om over te gaan op een financiering analoog aan die van het Gemeentefonds interessant. Er zijn argumenten voor en tegen. De minister zal daar ongetwijfeld op ingaan. Ik zal mij in tweede termijn in het debat op dit onderdeel mengen, want ik heb daar nu nog geen uitgesproken mening over. Het is echter een gedachte die zeker het bespreken waard is.
Voorzitter! De commissie-De Ruiter is tot de conclusie gekomen dat één openbaar ministerie gewenst is. Ik kies voor een andere benadering. Ik deel de analyse van de commissie, maar ik blijf het merkwaardig vinden dat de Nederlandse Antillen die op zich niets met de problemen op Aruba te maken hebben, of deze nu incidenteel of structureel van aard zijn, betrokken worden bij de oplossing van die problemen. De minister mag mij dat eens uitleggen. Als hij voorstander is van een openbaar ministerie, hoe moeten daar dan verlies en winst tegen elkaar worden afgerekend?
Het tweede punt is misschien net zo belangrijk. De commissie heeft zich niet kunnen buigen over de cruciale vraag: Heeft de georganiseerde criminaliteit nu vaste voet gekregen op Aruba? De minister moet dat inzicht wél hebben. Ik vraag hem naar zijn opvatting. Als die vraag bevestigend wordt beantwoord, dan zullen er misschien verdergaande maatregelen genomen moeten worden, omdat de oplossing van dat probleem misschien de schaal van de Antillen en Aruba zou overstijgen. Ik ben echter buitengewoon terughoudend om daar iets over te zeggen.
De heer Van Oven (PvdA):
Voorzitter! Ik ben het op zich eens met de gedachte dat het nogal wat is om van de Antilliaanse regering te vragen om mee te werken aan het voorstel van één procureur-generaal. Ik stel echter de volgende vraag aan de heer Rosenmöller. Wanneer dit niet gebeurt en hij wil wel een openbaar ministerie meer op afstand van de Arubaanse regering, hoe stelt hij zich dan een concrete uitwerking daarvan voor?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik heb goed gekeken naar het rapport-De Ruiter. Het is mij daarbij opgevallen dat er vooral sprake is van een aaneenschakeling van incidenten. Het is daarbij voor mij nog onduidelijk in hoeverre hier sprake is van een structureel probleem. Ik hoor daar graag morgen en anders op een later moment de reactie van de minister op. Natuurlijk is het op afstand zetten van het openbaar ministerie altijd goed, hoewel wij hier bezig zijn de omgekeerde beweging te introduceren. Het gaat mij er echter om welke legitimatie je nu precies hebt om twee landen in het Koninkrijk te voorzien van één openbaar ministerie, wetende dat het een jaar of dertien geleden ook zo was, maar wel vanuit een andere context. Dat is de kern van de kritische opmerking die ik maak. Ik gooi de deur niet dicht. Het is voor mij meer dan een prikkelende opmerking voor het debat. Ik vond ook dat de vier grote partijen nagenoeg unaniem vanuit Nederland een wat gemakkelijke positie innamen door te zeggen: "Eén openbaar ministerie en een landsrecherche: dat moet zeker gebeuren." Vanuit Nederland gezien is dat een nogal gemakkelijke positie. Nederland brandt zijn vingers daar verder niet aan. Nederland wordt daar ook niet mee gebonden. Het zou heel anders zijn als bepaalde onderwerpen tot een koninkrijksaangelegenheid zouden worden gebombardeerd, waar ik overigens niet voor pleit. Laat ik me wat dat betreft zorgvuldig uitdrukken. Dat is mijn reactie op uw vraag.
De heer Van Oven (PvdA):
Voorzitter! Het is een crisissituatie. Het is vijf voor twaalf. Er moet heel snel iets gebeuren. Wat De Ruiter voorstelt, kan heel snel. Als de heer Rosenmöller zegt dat hij hier grote bezwaren in ziet, dan zou hij toch met andere oplossingen op tafel moeten komen. Ik heb overigens niet begrepen of hij die bezwaren doorslaggevend acht.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Zeker, maar ik heb bijvoorbeeld ook kennisgenomen van andere aanbevelingen van de heer De Ruiter en zijn commissie waarvan ik me ook afvraag hoe je deze moet implementeren. Als het gaat om het incidentele deel van de aanbevelingen, dan wordt er voor de heer Zwinkels een voorstel gedaan. Ik kan me bij een mooie functie binnen het Nederlandse openbaar ministerie nog iets voorstellen. Maar wat moet je met twee topmensen van de politie op een gemeenschap van 80.000 à 90.000 mensen? Zij moeten een andere baan krijgen. Hoe werkt dat? Dat lijkt me nagenoeg onmogelijk, als het gaat om de implementatie van aanbevelingen. U verstaat mij goed dat ik dienaangaande kritische opmerkingen maak. Natuurlijk is het nooit mijn bedoeling om hier direct definitief "nee" te zeggen. Daar gaat het helemaal niet om. Wij zijn aan het begin van een debat. Overigens valt niet te verwachten dat de minister daar al een politiek oordeel over geeft. Ik heb echter in afwijking van de vier partijen die daar vorige week ook al op gereageerd hebben, een iets andere benadering gekozen. Ik kan me ook voorstellen dat de problemen die ik signaleer, voor u bekende problemen zijn. De vraag is dan wat je nu precies wint en wat je dreigt te verliezen. Dat is voor mij een open vraag.
De heer Van Oven (PvdA):
Dat zijn bekende problemen. Het antwoord op die vraag kan alleen maar worden afgeleid uit de spreuk, dat wij de plicht hebben om elkander bij te staan. Dat vraagt een groot offer van de Nederlandse Antillen. Doorslaggevend behoort echter naar mijn mening te zijn dat een andere, bruikbare oplossing op dit ogenblik niet voorhanden is.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Daarom vind ik dus de vraag in hoeverre georganiseerde criminaliteit – waar het achter die incidenten allemaal om te doen was – nu vaste voet op Aruba heeft gekregen, cruciaal. De commissie zegt – wat ik overigens begrijp – dat dat geen onderdeel van haar taak was en dat zij daarom de vraag ook niet heeft kunnen beantwoorden. Dat is geen begin van kritiek op de commissie-De Ruiter. Maar de minister moet natuurlijk die opvatting wel hebben. De minister moet die opvatting natuurlijk wel hebben. Hij moet via het werk dat zijn ambtenaren onder zijn politieke leiding verrichten of het werk dat hij laat verrichten wel inzicht hebben in het antwoord op die vraag. Als die vraag bevestigend wordt beantwoord, krijgen wij hier een heel fundamenteel debat over de vraag hoe wij elkaar écht helpen in het Koninkrijk – en wat mij betreft niet interveniëren – om de georganiseerde criminaliteit de baas te blijven of te worden.
De heer Van Oven (PvdA):
Ik meen dat die vraag al voorligt. Ik wacht net als de heer Rosenmöller het antwoord van de minister met belangstelling af.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Dat doen wij dan op z'n minst samen.
Voorzitter! Dan ga ik in op de financiële sanering op de Antillen, het IMF. De minister lijkt optimistisch over de kans dat de Antillen slagen voor het IMF-examen. Op 6 november moet daarover duidelijkheid bestaan. Aan welke voorwaarden van het structureel aanpassingsprogramma is nu wel en niet voldaan? Is het sociaal noodprogramma wel voldoende om de financiële sanering niet eenzijdig af te wentelen op de zwakste schouders van de Antilliaanse samenleving?
De inkomsten uit toerisme zijn voor de Antillen en Aruba belangrijk. Willen zij voor de toeristen aantrekkelijk blijven, dan dient snel een herbezinning plaats te vinden op de vraag hoe natuur en milieu op die eilanden niet verder verloederd raken. Nu worden kustgebieden illegaal gedempt, er worden natuurgebieden gekapt voor Pensionadavilla's, er wordt vuil gedumpt en er is nog een erfenis van Shell. Is Shell na het bezoek van minister De Boer bereid zijn aandeel in de sanering van de bodem te nemen? Wat is hierbij de actuele stand van zaken? Is de minister bereid de kleine, maar deskundige milieubeweging desgevraagd te steunen om een steviger counterpart te zijn voor beide regeringen, aangezien het begrip "duurzame ontwikkeling" nog steeds aan het papier is toevertrouwd?
Ik stel drie slotvragen. Wanneer mogen wij verwachten dat de Nederlandse Antillen toetreden tot het CITES-verdrag ter bescherming van de handel in inheemse dieren? Welke voorstellen doet de regering teneinde de positie van Antilliaanse jongeren structureel te verbeteren, nu taskforceprojecten de ambitie van 1994 niet kunnen waarmaken? Kan de minister toezeggen dat de mensonterende omstandigheden van gedetineerden in de gevangenis Koraal Specht, waar eind augustus een oproer uitbrak, zo snel mogelijk zullen worden verbeterd, opdat overal in het Koninkrijk de mensenrechten worden gerespecteerd?
De heer Te Veldhuis (VVD):
Voorzitter! Op 25 oktober a.s. zal de rijksministerraad een standpunt bepalen over het rapport-Van Lennep en het rapport-De Ruiter. Begin volgende maand gaan de fractievoorzitters van de vier grote partijen op werkbezoek in de West. Desalniettemin behandelen wij nu al de begroting. In zekere zin is die een beetje geamputeerd doordat wij de voorstellen en de beslissingen van de rijksministerraad nog niet kennen. Dat is jammer. Wij hebben echter besloten om het zo te doen, dus wij doen het ook zo.
Ik wil beginnen met Aruba. Aruba zou inmiddels volledig zelfstandig en onafhankelijk zijn geworden als niet in 1995 artikel 62 van het Statuut zou zijn geschrapt. Aruba wilde uiteindelijk met ons aller instemming toch liever binnen het Koninkrijk blijven en deed daartoe ook een aantal beloften, zoals een regelmatige rapportage over de deugdelijkheid van het openbaar bestuur. Voormalig advocaat-generaal Van Oven, nu PvdA-kamerlid, vroeg bij motie: eerst bewijzen en dan belonen. Zijn motie werd verworpen. Ook de VVD stemde tegen. Krijgt de heer Van Oven alsnog gelijk? Sinds de verworpen motie en sinds het schrappen van artikel 62 van het Statuut gaat het immers bergafwaarts met de onderlinge verhoudingen. Aruba heeft geen eigen lid meer voor de gezamenlijke rapportages van de commissie-Aarts. Toen hoorde Muyale daar ook nog bij. Aruba deed niet mee aan de commissie-De Ruiter en de verhoudingen tussen Aruba en Nederland op justitieel en politieel terrein kwamen steeds meer onder druk.
Ik stel daarom de volgende vragen. Wordt het gehele Koninkrijk der Nederlanden, waaronder het land Nederland, niet mede beïnvloed door de diverse negatieve verhalen en geruchten over bijvoorbeeld drugsdoorvoer, witwassen en maffiose ontwikkelingen? Waarom slaagt de regering van Aruba er nog steeds in die indruk over Aruba weg te poetsen? De commissie-De Ruiter verklaart tot ons genoegen dat er geen strafbare feiten tijdens haar onderzoek zijn geconstateerd. Maar is er überhaupt wel onderzoek gedaan naar witwaspraktijken en/of fraude? Zo ja, hoeveel dan, door wie en met welk resultaat? Heeft procureur-generaal Zwinkels wel de technische bijstanders gekregen die hij voor die onderzoeken had gevraagd en ook nodig had om die onderzoeken te doen? Hierop krijg ik graag antwoord.
Vindt de regering het niet onder de maat en onaanvaardbaar dat minister Glenbert Croes het rapport-De Ruiter riooljournalistiek noemt? Vindt de regering het ook niet heel zorgelijk dat minister-president Eman, althans volgens krantenberichten, afstand neemt van de belangrijke conclusies over de vervanging van de top van de Arubaanse politie en het optillen van het openbaar ministerie naar Arubaans-Antilliaans, dus boven-Arubaans, niveau? Handelt Aruba op deze manier nog wel in de geest van de gemaakte afspraken?
Wat zijn in dat geval de voordelen van het doorgaan op de huidige weg ten opzichte van alsnog een volledige verzelfstandiging van Aruba te laten plaatsvinden, als Aruba de facto toch haar eigen gang wil gaan? Of moeten wij nog een keer proberen met een schone lei te beginnen, zoals gevolmachtigd minister Croes voorstelt? Zo ja, en daar zouden wij op zichzelf een voorstander van zijn, dan moet het rapport-De Ruiter wel integraal worden uitgevoerd. Wat de VVD betreft, moet Aruba dus nu ook zelf kiezen of delen. Als wij samen doorgaan, moeten wij dan ook niet de bestrijding van de georganiseerde en grensoverschrijdende misdaad en de bedreiging van de staatsveiligheid aanvullend tot koninkrijksaangelegenheid verklaren en opwaarderen? Ik zie dat de heer Rosenmöller mij wil interrumperen, maar ik kom dadelijk nog op Aruba terug.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Voorzitter! Aan de hand van datgene wat de heer Te Veldhuis al gezegd heeft, heb ik al vragen voldoende. Moeten wij hem zo verstaan dat het onverkort overnemen van de aanbevelingen van de commissie-De Ruiter voor de VVD een voorwaarde is om Aruba in het Koninkrijk te houden? Dat heb ik uit zijn betoog begrepen.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Wij gaan helaas niet alleen over de vraag of je iemand binnen het Koninkrijk mag houden. Er is een Statuut vastgesteld door drie landen. Het gaat dus niet aan dat één land eenzijdig uitmaakt of een ander land erbij kan blijven of niet. Maar als de verhoudingen verstoord zijn geraakt en misschien wel verder verstoord dreigen te raken als een rapport als dat van de heer De Ruiter riooljournalistiek wordt genoemd, dan heeft de VVD-fractie in ieder geval grote problemen met het voortgaan op de huidige weg. Dit kunnen en mogen wij immers niet accepteren, tenzij de heer Rosenmöller zegt dat hij de bevindingen van de commissie-De Ruiter niet accepteert. Ik heb gemerkt dat hij daar wat meer vraagtekens bij zet dan de VVD-fractie, maar wat daarin staat, is niet misselijk.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Dat hebben wij allemaal kunnen lezen. Ik wil graag een preciezer antwoord op mijn vraag. Natuurlijk maken wij hier niet uit of Aruba onderdeel van het Koninkrijk blijft of niet, maar meestal is de heer Te Veldhuis – en wij overigens ook – mans genoeg om daar een opvatting over te ventileren. Volgens mij kan de conclusie uit zijn betoog niet anders zijn dan dat het onverkort overnemen van de conclusies en aanbevelingen van de commissie-De Ruiter voor de VVD-fractie een voorwaarde is om Aruba onderdeel van het Koninkrijk te laten blijven.
De heer Te Veldhuis (VVD):
De heer Rosenmöller stelt de vraag opnieuw niet goed. Wij maken als Nederlands parlement immers niet uit of het Statuut op deze manier in stand kan blijven. Willen wij echter samen doorgaan binnen statutair verband, dan zullen op z'n minst zaken zoals vermeld in artikel 43 van het Statuut, waaronder de deugdelijkheid van bestuur, moeten worden nageleefd. Daarom heb ik gezegd dat Aruba zelf nu ook moet kiezen. Als daar vraagtekens over bestaan, of bij ons of bij anderen hier in de Kamer dan wel tussen Nederland en de Arubaanse regering – en die bestaan er kennelijk – dan zullen wij elkaar daar diepgaand over in de ogen moeten kijken en onszelf vervolgens de vraag moeten stellen of wij op deze manier moeten doorgaan. Wij kunnen echter geen dictaat opleggen. Zo werkt dat niet. Dat moet de heer Rosenmöller toch weten als hij het Statuut kent.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Het gaat ook niet om het opleggen van een dictaat. Als u steeds achter die boom blijft staan, dan verandert er dus in het Statuut nooit iets, omdat niemand ooit zijn mening over welk onderdeel dan ook kan ventileren.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Ik kom dadelijk nog te spreken over het Statuut, over de grondslagen van het Statuut en over de vraag, hoe wij in z'n algemeenheid verder moeten gaan.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik zal de vraag anders stellen. Wilt u dan dat via een oplossing van de gesignaleerde problemen in het rapport-De Ruiter, Aruba onderdeel van het Koninkrijk blijft? Of zegt u: nee, ik pak liever het citaat van Glenbert Croes, omdat dat mij goed uitkomt en wij daarmee misschien Aruba uit het Koninkrijk kunnen krijgen? Dat is natuurlijk een heel andere benadering. Dat is immers maar één minister. U kunt zijn uitspraak ook niet verheffen tot het kabinetsstandpunt op Aruba. Dat weet u net zo goed als ik.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Ik wil niet selectief winkelen en selectief citeren. Vindt u dat zo'n uitspraak acceptabel is? Vindt u het acceptabel dat collega-ministers dergelijke uitspraken doen over riooljournalistiek?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Het is een uitspraak waar ik mij op geen enkele wijze in kan vinden.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Vindt u het acceptabel?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
In politieke zin niet. In menselijke zin mag een minister dat zeggen, maar in politieke zin vind ik dat niet handig. Ik vind het ook niet acceptabel, omdat ik het er grondig mee oneens ben. Daar hoeven wij elkaar de maat niet over te nemen. Maar daar gaat het niet om. Ook hij conformeert zich, zoals mij overigens vanochtend uit een brief van de gevolmachtigd minister nog eens duidelijk is geworden, aan de in eerste instantie door dat kabinet unaniem geformuleerde reactie. Dat vind ik winst en ik heb geen zin om nog meer kilo's zout in de wonde te wrijven. In politieke zin ben ik het met die opmerking van Glenbert Croes oneens.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Gelukkig zijn we het er dan over eens dat dit niet kan. Vervolgens lezen wij overigens in een brief van de gevolmachtigd minister dat de regering van Aruba weer iets anders vindt. Is dat zo? Misschien moeten wij daarvan uitgaan. De heer Croes is aanwezig, maar misschien moeten wij ervan uitgaan.
En wat moet ik met een uitspraak van minister-president Eman? Hij wordt geciteerd in de Volkskrant en ik neem aan dat hij juist is geciteerd. Over een van de belangrijke adviezen van de commissie-De Ruiter, namelijk om de politietop te vervangen, zegt hij: "Het vervangen van de politietop zal niet eenvoudig zijn. Daar moet je goede redenen voor hebben en die heb ik eerlijk gezegd niet gezien." Ziet u die ook niet? U vindt dus ook dat het niet hoeft?
Ik wil u nog wel een citaat voorleggen, over het openbaar ministerie en de procureur-generaal: "Wij zijn gebaat bij de aanstelling van één sterke procureur-generaal van Aruba en niet een gezamenlijke met die van de Antillen." De regering van Aruba loopt dus weg van drie belangrijke onderdelen van het advies-De Ruiter. De VVD-fractie heeft daar problemen mee maar u kennelijk niet, mijnheer Rosenmöller.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Voorzitter! Mag ik de heer Te Veldhuis vragen wat nu eigenlijk de strekking van zijn opmerkingen is? Hij is buitengewoon bekwaam in het verzamelen van dit soort uitspraken. Het zijn onaangename en domme uitspraken en hij heeft groot gelijk dat hij die eens hier in de Kamer neerlegt. Maar meent de VVD-fractie nu in ernst dat het zelfstandig worden van Aruba – ik vermijd het woord "uitstoten" – juist op dit moment bespreekbaar moet worden gemaakt? Dan is het dus geen academische vraag maar voluit een politieke en volkenrechtelijke vraag.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Ja zeker, en u zou er verkeerd aan doen om er ook maar enigszins aan te twijfelen dat ik serieus bezig ben, maar dat hebt u niet bedoeld. Wat ik zeg, zeg ik namens de VVD-fractie en is serieus gemeend. Mijn opmerkingen zijn niet grappig bedoeld en de citaten heb ik aangehaald omdat het rapport niet voor niets is gemaakt. Wij hebben er bijna Kamerbreed op aangedrongen dat het er zo snel mogelijk zou komen en dat eraan meegewerkt zou worden door iemand van Aruba. Uiteindelijk hebben wij geaccepteerd dat het door twee mensen is geschreven, zonder een afgevaardigde van Aruba. Nu ligt het rapport er en het is keihard. Het verbaast mij eerlijk gezegd dat het u verontwaardigt dat ik eruit citeer. Dat verbaast mij dan weer.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Ik heb gezegd dat ik het goed vind dat de citaten eens hier worden uitgesproken, en dat ik sommige ervan heel dom vind. De uitspraak van Glenbert Croes vind ik dom; dat wil ik u ronduit zeggen. Maar het gaat mij erom te toetsen hoe serieus wij uw dreigement moeten nemen. Ik heb vroeger wel eens in een boze bui tegen mijn kinderen gezegd: als je dit en dat niet doet, ga je de deur maar uit. En dan wist iedereen dat het geen serieuze optie was. Ik heb even gedacht dat ik zo ook naar de heer Te Veldhuis mocht luisteren, maar ik begrijp nu dat het voor hem wel degelijk een serieuze optie is.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Dit is voor ons wel degelijk een van de opties die aan de orde is in vervolggesprekken met Aruba: willen wij inderdaad samen verdergaan? Ik heb al twee keer eerder gezegd dat het in beginsel ook ons uitgangspunt is. Ik zeg nu ten derde male: laten wij samen verdergaan en met een schone lei beginnen, zoals ook de heer Croes, de gevolmachtigd minister, aan ons heeft geschreven. Daar zijn wij vóór. Maar de brieven en faxen die wij hebben gekregen, kúnnen niet. Op deze manier kunnen wij binnen het Koninkrijk niet met elkaar omgaan. Ik snap niet dat u daar ook maar enige twijfel over hebt en dat u er niet serieus over wilt discussiëren.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Die discussie wil ik wel aangaan, maar uitsluitend gericht op een verbetering van de situatie in Aruba, omdat naar mijn overtuiging een zelfstandig worden van Aruba een volstrekt onverantwoordelijke optie is. Ik hoop dat u er ook over nagedacht heeft wat er dan kan gebeuren. Of het wordt echt een maffioso eiland, een term die u naar mijn gevoel wat al te gemakkelijk hebt gebruikt, of het wordt ingepikt door Venezuela. Ik neem aan dat u dat in uw beschouwing hebt betrokken toen u ter voorbereiding van dit debat kennelijk deze toonhoogte en deze optie hebt willen kiezen. Daar schrik ik van.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Mijnheer Van Middelkoop! Vorig jaar tijdens het debat over het schrappen van artikel 62 hebt u mij ook op zo'n manier toegesproken. Dat ging in de trant van: durft u als VVD wel de verantwoording te nemen voor een motie zoals door de PvdA ingediend: laat ze het eerst maar eens even bewijzen? Ik kan mij dat debat met u nog goed herinneren. Ik voelde mij toen aangesproken en ik heb toen gezegd: nu er zo'n aandrang komt vanuit Aruba, met de minister-president voorop, om artikel 62 te schrappen en op basis van de uitgangspunten van het Statuut, inclusief de deugdelijkheid van bestuur, met elkaar door te gaan, vertrouw ik erop dat het zo zal gebeuren. U mocht mij de maat nemen en dat is ook gebeurd.
Welnu, sinds dat moment heb ik een weg bergafwaarts gesignaleerd. Waarom doet mijnheer Muyale niet meer mee in de commissie-Aarts? Waarom doet er überhaupt helemaal niemand uit Aruba meer aan die commissie mee? Nu mag mijnheer Aarts ook namens Aruba adviseren. Waarom doet Aruba niet mee? Waarom kon er niet iemand worden gevonden om in de commissie-De Ruiter mee te doen, om na te gaan hoe politie en justitie functioneerden? Waarom is daar niemand voor gekomen? Waarom ontstond er ruzie tussen de regering en de procureur-generaal op het eiland, toevallig een Nederlander? Waarom ging de regering samen met de politie en een ondergeschikte van de procureur-generaal een zwartboek tegen de procureur-generaal opstellen? Waarom heeft men beschuldigingen nooit teruggenomen? Ze zijn niet waargemaakt. U vindt dat kennelijk iets... Laat ik u geen oordeel in de mond leggen, maar voor de VVD zijn dit signalen waaruit blijkt dat wij het buitengewoon ernstig moeten nemen dat het al anderhalf jaar flink achteruitgaat. Als Aruba met ons verder wil, willen wij dat graag doen, maar dan onder de condities van het Statuut. Voor deugdelijkheid van bestuur heb ik een belofte afgelegd en u heeft daarvoor een eed afgelegd. Ik ben er verantwoordelijk voor dat dit wordt gerespecteerd. In die zin is voor ons alles bespreekbaar. Als u mij vraagt hoe het allemaal formeel zou moeten verlopen, hebben wij even een probleem omdat je dit niet in je eentje kunt doen. Je kunt niet in je eentje voorwaarden opleggen maar wij zien hier wél een groot probleem. De verhoudingen zijn niet goed. Wij zijn bereid om mee te werken aan verbeteringen, maar dan wél op grond van de zaken die in het Statuut worden geëist en niet aan de hand van de zaken die de afgelopen weken tot ons zijn gekomen.
Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):
Voorzitter! Op alle door de heer Te Veldhuis gestelde vragen kan ik geen antwoord geven, maar ik hoop dat hij wel mijn vraag kan beantwoorden waarom hij zojuist zo ontzettend boos werd. In de krant staat immers duidelijk dat het voor hem een optie is dat Aruba geen deel meer uitmaakt van het Koninkrijk. Dat heb ik gezegd en daarom begrijp ik zijn commotie niet. Ik begrijp niet waarom hij mij aanvalt en mij vraagt waarom ik zulke dingen zeg. Nogmaals, het staat in de krant.
De heer Te Veldhuis (VVD):
En dan is het dus waar... Hebt u mij het woord "afstoten" horen gebruiken?
Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):
Ik heb al aangegeven dat ik het woord "afstoten" als mijn eigen woord heb gebruikt. U heeft hier zojuist duidelijk tegenover iedereen gesteld dat het inderdaad voor de VVD een optie is. Trouwens, de heer Bolkestein heeft bij de algemene politieke beschouwingen al gezegd dat er hard moest worden opgetreden. Welnu, wij horen nu blijkbaar de vertaling daarvan.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Het spijt mij erg, mevrouw Mulder, maar uw geheugen is kennelijk bijzonder kort. De heer Bolkestein heeft gezegd dat, als Aruba zijn eigen gang wil gaan, dat mág, zij het niet binnen het kader van het Koninkrijk. Dát heeft Bolkestein gezegd en hij heeft niet gezegd dat er "hard moet worden opgetreden". Daar hebben wij überhaupt de bevoegdheid niet voor.
De heer Van Oven (PvdA):
Voorzitter! Ik wil voorzichtig zijn en dus lees ik het voor. De heer Te Veldhuis heeft gezegd: "We moeten bekijken of wij op deze manier wel met elkaar moeten doorgaan." Dat is inderdaad wat anders dan het afstoten van Aruba, maar de feitelijke betekenis van die woorden komt wel een eind in die richting. Misschien kan de heer Te Veldhuis van de gelegenheid gebruikmaken om ons precies uit te leggen wat hij met deze woorden heeft bedoeld.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Ik weet niet of er sprake is van een coalitieopzetje – dat denk ik overigens niet – maar nu wij tóch het radio-interview met de heer Te Veldhuis aan het voorlezen zijn, wijs ik erop dat hij daarin ook heeft gezegd dat hij vanochtend in de fractie en, eventueel, vanmiddag in de Kamer een aantal modellen zou willen bespreken waarvan er één is: het volledig zelfstandig worden van Aruba en de Antillen. Die uitspraak is voor de radio gedaan. Dat is wat serieuzer dan de heer Van Oven heeft geciteerd.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Dat klopt, ik was ook nog niet klaar.
De heer Van Oven (PvdA):
Het is even serieus.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Voorzitter! Al eerder heb ik aangegeven dat ik hier nog op terugkom. Eerst zou ik op bepaalde aspecten van de Antillen ingaan en daarna zou ik op de opties en modellen terugkomen.
Voorzitter! Eerst wil ik nog iets zeggen over de financiële situatie op de Antillen. Zoals bekend, hebben de commissie-Van Lennep en het IMF de financiële noodklok geluid. De overheidsfinanciën op de Antillen deugen namelijk niet en moeten worden hervormd. Het IMF-aanpassingsprogramma lijkt nog steeds vertraging op te lopen, ondanks de positieve inzet van minister-president Pourier, voor wie de VVD veel waardering heeft. Maar frustreert de invloed van de machtige en tegenstribbelende vakbonden geen snelle keer ten goede? Wat ons betreft móét er nu haast worden gemaakt met het saneringsprogramma. Ik noem verlaging van de overheidsuitgaven, verhoging van de inkomsten, verkleining van het ambtenarenapparaat en effectuering van de omzetbelasting. Ook minister Zalm benadrukte dat enkele weken geleden nog.
Als dat nu dus niet snel gebeurt – wij zijn er al bijna een jaar mee bezig – stel ik voor om van Nederlandse kant de druk op de ketel te verhogen, en wel door de toegezegde deviezensteun van 100 mln., de 75 mln. voor het SAP (sociaal aanpassingsprogramma) en de 95 mln. concessionele herfinanciering op te schorten totdat de Antillen aan de IMF-voorwaarden hebben voldaan. Ik hoop dat dit begin november lukt. Wij vernemen graag een reactie op ons voorstel in het geval dat het niet lukt. Het gaat niet aan dat de Nederlandse belastingbetaler opdraait voor onvoldoende wil op de Antillen om zelf orde op zaken te stellen, althans voorzover zich dat onverhoopt voordoet.
Hoe kijkt de regering in dit verband aan tegen recente geluiden op de Antillen, die ook ons bereikt hebben, dat het gezondmakingsproces efficiënter en effectiever zou verlopen als de Antillen een provincie van Nederland zouden worden volgens de constructie-Frankrijk? Ik ben nu dus aan de opties toe. Is daar wel voldoende draagvlak voor te vinden? Het recente referendum wees daar namelijk niet op. Of zou bij de onderhandelingen over de komende statuutswijziging ook het model bekeken moeten worden van volledig zelfstandige Antillen, al dan niet na een overgangsperiode volgens de voormalige status aparte van Aruba? Zou dat passen in het streven naar meer en te zijner tijd volledige emancipatie van de overzeese delen van het Koninkrijk? Dit geldt dus ook voor Aruba. Zij hebben al te kennen gegeven om bijvoorbeeld zelfstandig(er) te willen opereren in ACS-verband, dus buiten Buitenlandse Zaken om. Of is wellicht een gemenebestconstructie ook denkbaar dan wel bespreekbaar? Of moeten wij doorgaan op de huidige weg, ook al is die heden ten dage soms moeizaam of onbevredigend, maar in ieder geval wel pogen om daar verbetering in aan te brengen?
Nu er toch een nieuwe discussie is gestart over de herziening en de modernisering van het Statuut wil de VVD-fractie graag een open discussie binnen en tussen de drie deelnemende landen in het Koninkrijk over de grondslagen voor de toekomst van de verhoudingen tussen de drie landen. Zoals gezegd, geven de ontwikkelingen op Aruba ons mede aanleiding tot deze vraagstelling. Wil de regering ons een discussienota over dit onderwerp toezenden, met de pro's en contra's en eventueel andere aspecten van een aantal modellen?
De heer Van Oven (PvdA):
Hoe open moet die discussie zijn? Gaat de VVD-fractie daarbij uit van bepaalde premissen en voorkeuren voor bepaalde modellen?
De heer Te Veldhuis (VVD):
Die vraag is vanmorgen ook in de VVD-fractie aan de orde geweest. Welnu, ik denk dat het een moeilijke keuze wordt, als wij die nu al moeten maken. Immers, wij hebben nog niet alle pro's en contra's van de modellen voor ogen. Ik herhaal dat de primaire voorkeur uitgaat naar behoud van de huidige situatie, evenwel met aanpassingen en verbeteringen. Alle andere modellen zijn voor ons echter ook bespreekbaar. Die komen ook meer in beeld naarmate de verhoudingen niet verbeteren of slechter worden. In beginsel zijn alle modellen voor ons dus bespreekbaar, van het ene uiterste naar het andere en met schakeringen daarin.
De heer Van Oven (PvdA):
Ik ben het ermee eens dat wij die discussie weer aangaan. Toch is het de vraag of het niet schadelijk kan zijn, wanneer wij de discussie heropenen over een aantal modellen die de afgelopen jaren al aan de orde zijn geweest. Bovendien zijn die onderwerp van een referendum geweest op de Nederlandse Antillen. Met dat referendum hebben de Antillen als land overigens naam gemaakt, omdat daarmee een behoorlijk voorbeeld van democratische besluitvorming is gegeven. Daarbij zijn die opties dus aan de orde geweest. Daarbij is toen ook een heel duidelijke voorkeur uitgesproken. Is het tegen deze achtergrond wel zinvol om juist die discussie weer op te rakelen? Hierover verneem ik graag de mening van de heer Te Veldhuis.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Wij weten van één land hoe men erover denkt, maar van twee andere zouden wij het ook graag weten, in elk geval ook binnen dit parlement. De VVD-fractie zou daar graag over discussiëren. Wij zouden ook graag zien dat dit op Aruba gebeurt en dat wij daar samen over praten. De lichte voorkeur voor de keuze nu heb ik zojuist aangegeven. Wij willen daar wel graag een discussie over hebben, zo open mogelijk en met alle pro's en contra's.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Wat voegt dit nu toe? Ook Aruba heeft toch op dit moment een heldere positie in het Koninkrijk? Daarover hebben wij hier twee jaar geleden een uitgebreid debat gehad, ook met de collega's van Aruba en de Nederlandse Antillen. Ik zie werkelijk de meerwaarde van die discussie niet, terwijl overigens ook terecht door u een aantal belangrijke problemen zijn gesignaleerd waar juist wel in geïnvesteerd zou moeten worden.
De heer Te Veldhuis (VVD):
U zegt dat Aruba dit heel graag wil. Waarom hebben wij dan zulke problemen op dit moment binnen het Koninkrijk? Als men zo graag op de termen van het Statuut mee wil doen – en dat willen wij graag – waarom hebben wij dan die problemen? Daar moeten wij toch met elkaar over praten?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Wat ik voortdurend bij u hoor, al dan niet expliciet, is dat omdat er een aantal dingen mogelijkerwijs op gespannen voet met het Statuut staan, wij op z'n minst eerst de vraag moeten beantwoorden of wij nog wel verder willen in het kader van het Statuut. Dat vind ik een heel beperkte discussie waar nauwelijks meerwaarde in zit. Laten wij uitgaan van de stelling dat wij met z'n drieën in het Koninkrijk willen blijven en dat wij gaan kijken hoe wij de problemen oplossen. Dat hoor ik u niet ferm zeggen. Ik blijf het toch selectief winkelen in citaten noemen, waarbij bij mij de indruk blijft hangen – en niet alleen bij mij, denk ik – dat er in structurele zin iets zou moeten wijzigen. Wat is dan niet duidelijk? Daar moet dan een discussie over komen. Ik heb vanuit de Antillen en Aruba nooit werkelijk gehoord dat het anders moet bij de besluitvorming over de Antillen of Aruba. Nee, dat gaat de VVD-fractie nu zeggen.
De heer Te Veldhuis (VVD):
De heer Van Oven zei terecht dat wij van de Antillen een recente referendumuitslag hebben. Wij hebben verleden jaar nog fantastische pleidooien gehoord van de gevolmachtigd minister en van de minister-president, vanuit Aruba, om toch vooral binnen dat Statuut met elkaar door te gaan. Wij hebben ze allemaal gesproken. U was er ook bij. Ik heb u geschilderd wat er sinds die tijd niet goed is gegaan bij zaken waarvoor wij ook verantwoordelijk zijn, bij deugdelijkheid van bestuur en koninkrijksaangelegenheden. Daar moeten wij met elkaar over praten. Dat doen wij. Ik heb echter niet de indruk dat het praten van de afgelopen jaren echt geholpen heeft. Integendeel, ik zie het alleen maar verder afglijden. En dat is wat ons geweldig verontrust. Dan zeggen wij dat praten met elkaar prima is. Maar als zij dat liever niet op deze manier en op deze voorwaarden hebben, wat heeft het dan voor zin om samen verder te gaan en om op deze manier verder te gaan? Zouden wij dan misschien op een lossere manier met elkaar moeten omgaan, zoals het Verenigd Koninkrijk in een gemenebestconstructie? Dat is ook denkbaar. Daar willen wij dus over praten, omdat wij zien dat het niet gebeurt zoals het moet. Wij kunnen natuurlijk wel blijven doorpraten, maar ziet u structurele verbeteringen de afgelopen twee of drie jaar? Zegt u dat eens eerlijk.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik zie geen structurele verandering. Wat ik vooral bij u zie, is dat nadat zowel de parlementen van Aruba als de Nederlandse Antillen heldere uitgangspunten hebben geformuleerd over hun positie in het Koninkrijk, u tegen het probleem van degelijk bestuur bent aangelopen. Ik ben daar al veel eerder tegen aangelopen. Dat is nog steeds een probleem. Dat was het ook op het moment dat wij artikel 62 schrapten. Dat was het ook op het moment van de referenda op de Antillen. Dat is al jaren een probleem. Het is een op-en-neerbeweging. Dan gaat het op Aruba wat minder, dan gaat het op de Antillen weer beter. Wij moeten kijken of wij dit structureel kunnen verbeteren. In die discussie wil ik graag partner met u zijn, maar niet om als gevolg van een nog steeds lopende discussie over de deugdelijkheid van bestuur de discussie te heropenen over de positionering van de diverse landen in het Koninkrijk. Daar zie ik absoluut geen heil in.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Ik zei zojuist in een interruptie tegen de heer Van Middelkoop iets wat vergelijkbaar is met wat ik nu tegen u zeg. De VVD-fractie heeft verleden jaar in de discussie over het schrappen van artikel 62 vragen en twijfels naar voren gebracht. Daar ben ik op aangesproken door in elk geval de heer Van Middelkoop. Ik heb toen gezegd wat ik heb gezegd. Ik zal dat niet herhalen. Die discussie was gaande, maar is nog steeds gaande. Als er geen verbetering te zien is, sterker nog, als er een verslechtering optreedt en als in onze ogen de beloftes niet worden nagekomen, zoals een gezamenlijke rapportage over de ontwikkelingen van deugdelijkheid van bestuur, moet je opnieuw met elkaar erover praten of je op deze weg moet doorgaan. Ik vind dat een heel eerlijke vraag, ook tegenover onze collega's uit Aruba.
Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):
Voorzitter! Ik ben het met de heer Te Veldhuis eens dat er een aantal problemen zijn.
U heeft het rapport-De Ruiter echter goed gelezen, zo zegt u net. Daarin stond dat ook de Nederlandse regering in gebreke is gebleven. Zou het niet zo kunnen zijn dat wij te lijdelijk hebben toegezien en dat het, als wij bijvoorbeeld eerder hadden ingegrepen, misschien niet zo was geëscaleerd als dit nu het geval is? Betrekt u dat ook in uw overweging?
De heer Te Veldhuis (VVD):
Spreekt u mij nu aan of spreekt u de vertegenwoordigers uit het recente verleden aan op dit punt?
Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):
Nee, het gaat erover dat in het rapport-De Ruiter staat, dat ook de Nederlandse regering in gebreke is gebleven met betrekking tot de problematiek die nu op Aruba speelt. Dat betekent dat de Nederlandse regering, in casu de minister, wellicht eerder had moeten inspelen op de situatie; misschien was het dan niet zo geëscaleerd. Dat is, zeg maar, de conclusie in het rapport-De Ruiter. Die moet u ook meetellen en dan zeg ik: misschien zou er de mogelijkheid geweest zijn dat het niet zo was geëscaleerd, als de minister eerder was ingesprongen.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Deze minister, of bedoelt u ook vorige ministers?
Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):
Dit rapport gaat over de huidige situatie, op dit moment.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Voorzitter! Ik geloof niet dat wij het in de sfeer van zwartepieten moeten gaan spelen. Dat probeer ik ook niet te doen naar onze collega's op Aruba en de Antillen. Ik geloof ook niet dat dit terecht is, want wij krijgen ook zwartepieten. Daar gaat het verder niet om. Het gaat om het feit dat er stevige problemen liggen, die wij samen moeten oplossen.
Het feit dat het jarenlang is gegaan zoals het is gegaan, mevrouw Mulder – ik kijk ook u maar even diep in de ogen – mag voor u aanleiding zijn om ook uw eigen historie na te gaan. Ik geloof echter niet dat wij daarop moeten doorgaan, want daar waren wij als parlement in het verleden zelf bij. Waar het om gaat, is dat er nu stevige problemen liggen, die wij met elkaar moeten proberen op te lossen, in een open discussie met elkaar en zonder te zeggen dat het, hoe dan ook, zal blijven zoals het is, zelfs wanneer het niet goed is.
De voorzitter:
Ik stel voor dat de heer Te Veldhuis thans zijn betoog vervolgt.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Graag, voorzitter.
Ik kom op het punt van het functioneren van KabNA. Bij de laatste twee contactplanbijeenkomsten is vanuit de Antillen en Aruba beklag gedaan over het functioneren van KabNA. Vorige sprekers hebben daar ook al het een en ander over gezegd. Er is zelfs een zwartboek opgesteld. Ik vind dat de minister daar tamelijk adequaat op gereageerd heeft, overigens met de aantekening dat er wel degelijk veranderingen en verbeteringen nodig zijn en dat ook de besluitvorming aan de overkant van de oceaan verbetering behoeft. Ik denk dat dit allemaal waar is. Desalniettemin komt ook de commissie-De Ruiter tot de opmerking dat KabNA nog steeds – ik citeer – bevoogdend optreedt. Gelet op die signalen, voorzitter, moet er ook wat de VVD betreft iets met KabNA gebeuren: óf intern reorganiseren en knelpunten oplossen, óf – maar misschien moet het wel allebei – vast onderbrengen bij één ministerie. Daarbij zijn er voor ons ook meerdere op zichzelf bespreekbaar en denkbaar: AZ, Justitie, BiZa. Er zitten overal pro's en contra's aan; ik ben het met de heer Rosenmöller eens. Wij willen graag een afzonderlijk overleg op dit punt, met inbegrip ook van het externe onderzoeksrapport dat wij vanochtend hebben ontvangen en dat ik helaas nog niet uitvoerig heb kunnen bestuderen.
De voorzitter:
De heer Rosenmöller wil u interrumperen naar aanleiding van uw uitspraak dat u het met hem eens bent.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Als wij het op dit dossier met elkaar eens zijn, moet je altijd uitkijken!
Mijn vraag is: deelt u de opmerking in dat Kern Konsultrapport, dat het ook ontbreekt aan politieke sturing?
De heer Te Veldhuis (VVD):
Ik zeg u dat ik het rapport vanochtend heb ontvangen en in de fractie heb ik mij met andere dingen beziggehouden dan met de lezing van dat rapport. Ik stel voor dat wij het rapport tot ons nemen; ik heb het vanochtend pas op mijn bureau aangetroffen. Ik vind het voor mijzelf een beetje voorbarig om daar nu al conclusies uit te trekken. Ik ben er niet aan toegekomen om het echt te bestuderen. Ik kan u daar helaas geen antwoord op geven; als ik het had gekund, zou ik het gedaan hebben.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Dat betekent dat u er ook nog geen opvatting over heeft of je over bijvoorbeeld anderhalf jaar, bij een formatie, één bewindspersoon in belangrijkere mate dan bijvoorbeeld nu de minister van Defensie zou moeten belasten met, respectievelijk benoemen voor NAAZ?
De heer Te Veldhuis (VVD):
Ik geef nu aan dat, wat ons betreft, ook aan de orde is de vraag of wij KabNA niet vast op een ministerie moeten verankeren: óf AZ, óf Justitie, óf BiZA; dat is allemaal bespreekbaar. Daarover was ik het met u eens. Er zijn overal pro's en contra's aan.
De behandeling van de vraag waar dat zou moeten gebeuren, zouden wij graag zien plaatsvinden aan de hand van een discussie die wij daarover met elkaar hebben. Maar dit punt hebben wij vanochtend niet kunnen uitdiscussiëren, want ik was de enige die het rapport op zijn bureau had en daarmee was het een beetje prematuur om er nu al lijnen voor uit te zetten in de plenaire discussie.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Er is een onderscheid tussen het departementaal onderbrengen van KabNA bij Algemene of Binnenlandse Zaken en de vraag of wij – na de ervaringen van de afgelopen jaren en met erkenning van de toenemende contacten, het belang daarvan en de noodzaak van oplossing daarvan binnen het Statuut – niet een bewindspersoon in belangrijkere mate moeten belasten met Antilliaanse en Arubaanse zaken. Dat is overigens geen kritiek op deze minister.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Als er goede verhoudingen zijn, vraag ik mij af of er een aparte minister voor moet worden aangesteld. Persoonlijk – ik spreek nu niet namens de fractie – vind ik een staatssecretaris voor dit onderwerp geen verbetering. Dat zou in ieder geval qua positionering ten opzichte van Aruba en de Antillen als een degeneratie kunnen worden ervaren, omdat het niet meer op wekelijks ministerieel niveau meegaat. Dat gevolg is denkbaar. In normale omstandigheden, waarin de economische en financiële problemen op de Antillen weg zijn en de problemen op Aruba zijn opgelost, kan dat gewoon in een portefeuille van een van die drie ministers mee.
Voorzitter! Wij hebben veel waardering voor het optreden van gezaghebber Richardson op Sint Maarten. Ook hij heeft er een aantal keren op gewezen dat het wederopbouwproces op Sint Maarten na de orkaan Luis vertraagd wordt, onder andere door allerlei bureaucratische toestanden. Het schiet vaak niet of te weinig op met de wederopbouw, zoals ook coördinator Lammers ons onlangs heeft gemeld, bijvoorbeeld omdat er telkens weer nieuwe eisen in verband met de volkshuisvesting worden gesteld. De wat stagnerende voortgang levert daardoor potentieel bestuurlijk-politieke problemen en spanningen op en wij verzoeken de minister om door te gaan op de weg, die hij op 11 oktober in zijn brief over bespoediging van de volkshuisvesting heeft aangegeven. Dat zou ook op andere lijnen moeten. De lijnen zouden korter moeten en wellicht moeten wij de wederopbouwcoördinator op dit punt wat directere lijnen geven.
Voorzitter! Vakbondsleider Cova heeft ons er onlangs voor gewaarschuwd dat vele Antillianen naar Nederland zullen uitwijken als gevolg van de financiële saneringsoperatie op de Antillen. Acht de regering die kans reëel en, zo ja, hoe staat het dan met het besluit en de gedachtevorming rond een eventuele toelatingsregeling voor Antillianen en Arubanen tot Nederland? Een dergelijke regeling bestaat ook al voor Nederlanders die zich op de Antillen en Aruba willen vestigen. De VVD-fractie heeft al sinds 1982 een dergelijk systeem van wederkerigheid bepleit. Het is gelijke monniken, gelijke kappen: of allemaal onder een toelatingsregeling, of geen van allen. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.
De heer Van Oven (PvdA):
Dit is nu het derde jaar in successie dat de VVD-fractie vraagt om afronding van de studie naar de toelatingsregeling. Kan de heer Te Veldhuis in de eerste plaats nu zelf duidelijk stelling nemen? Hij heeft kunnen constateren dat de studie almaar uitblijft, maar een duidelijk pleidooi voor invoering van een dergelijke toelatingsregeling heb ik van zijn kant nog niet gehoord. Als hij die vergelijking van gelijke monniken, gelijke kappen trekt, wil ik daartegenover stellen dat het om een vergelijking gaat tussen een muis en een olifant. Daarvoor gelden geen gelijke monniken, gelijke kappen.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Voorzitter! Wij zijn het op dit punt niet eens, met deze correctie nog dat de VVD niet de laatste drie jaar maar al vanaf 1982 met een motie – slechts gesteund door twee partijen – een pleidooi houdt voor een gelijke en gelijkwaardige regeling binnen het Koninkrijk op basis van wederkerigheid. Daarover verschillen wij van mening, maar dat laat onverlet dat wij daarvoor blijven pleiten.
De heer Van Oven (PvdA):
Maar uw pleidooi maakt steeds minder indruk wanneer u, constaterende dat de rapportage van de minister uitblijft, geen concrete voorstellen in deze Kamer indient.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Dat moge zo zijn. Maar u loopt lang genoeg in de politiek mee om te weten dat het druppeleffect soms ook wil helpen. Wij gaan in ieder geval door met ernaar blijven vragen. U kunt ons daar natuurlijk toch niet van af houden.
Wat Koraal Specht betreft sluit ik mij aan bij de vragen van de heer Rosenmöller. Tot slot vraag ik nog hoe het is gesteld met de kustwacht. Loopt het zoals gepland? Zijn er hobbels? Zijn er eventueel problemen te melden of ligt alles op schema? Werkt iedereen mee? Het betreft hier een van de belangrijke instrumenten in de aanpak van de bestrijding van de grensoverschrijdende criminaliteit. Graag verkrijg ik actuele informatie hierover.
Mevrouw Schuurman (CD):
Mijnheer de voorzitter! De begroting voor het jaar 1997 van het Kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken vertoont veel overeenstemming met die van het eigen land. Veel, zo niet alle zaken, lopen niet zoals gewenst en de regering ziet zich geplaatst voor een veelzijdige problematiek.
Allereerst is het samenwerkingsverband tussen onze regering en die van de eilanden, zoals vastgesteld in het Statuut, ter discussie gesteld. Vooruitlopend of zich mengend in de discussie en afgaande op de wens van de eilandsregeringen om zich meer onafhankelijk te gaan opstellen binnen het koninkrijksverband, wil de CD-fractie opmerken dat bij een grotere onafhankelijkheid van de zijde van de eilandsregeringen onvermijdelijk een grotere verantwoordelijkheid hoort, hetgeen wordt vertaald in een grotere financiële zelfstandigheid. In de praktijk komt het erop neer dat minder eenvoudig een beroep mag en kan worden gedaan op financiële ondersteuning vanuit Nederland. De CD-fractie constateert overigens dat ook in de begrotingsvoorstellen deze opmerking is geplaatst in het kader van bestuursondersteuning en dienstreizen, zij het minder nadrukkelijk dan de CD-fractie zou wensen.
De overheidsfinanciën vertonen dezelfde problemen als die van ons land, zij het in het perspectief van de eilanden geplaatst. Het overheidstekort is meer dan 5% en zal moeten worden teruggebracht. Dat zal overigens geen eenvoudige zaak zijn, weshalve een beroep op Nederlandse middelen wordt gedaan. Er ligt een structureel aanpassingsprogramma, maar de CD-fractie moet nog maar zien wat daarvan in de praktijk terechtkomt. Dat klemt temeer, gezien de naar verhouding grote maatschappelijke problemen van de eilanden. De CD-fractie is niet onverbiddelijk tegen financiële steun. Nederland heeft verplichtingen, gezien de historische achtergrond. Maar aan financiële steun wil de CD-fractie twee voorwaarden verbinden. Ten eerste moet er een onmiddellijke stop komen op migratie van Antilliaanse jongeren zonder enige vooruitzichten naar ons land. Ten tweede moet er een instelling van de eilandsregeringen komen om naar Nederland uitgeweken eilandbewoners ruimhartig op te vangen en onder te brengen. De CD-fractie zou daarvoor ontwikkelingsgelden willen inzetten. Dat is daaraan beter besteed dan aan de projecten die minister Pronk te hooi en te gras financiert.
Ook de economische ontwikkelingen baren de CD-fractie zorgen. De regering zal er alle moeite mee hebben de eilanden geen speelbal te laten worden van de grote ondernemingen. In dat opzicht wordt de regering een wijs beleid toegewenst inzake de onderhandelingen met de Venezolaanse staatsoliemaatschappij. Een teken aan de wand is dat onze regering heeft moeten bijspringen in de financiering van het opzetten van hotels van overbekende ketens.
Een belangrijk economisch aspect is de inflatie. Een lichte inflatie is weliswaar een goede economische motor, maar de regering dient waar mogelijk te voorkomen dat de inflatie uit de hand gaat lopen. Het lijkt er evenwel op dat op korte termijn de economie nauwelijks zal zorgen voor een oplossing van de werkgelegenheidsproblematiek.
De volkshuisvesting vertoont grote overeenkomsten met die van ons land. Zijn de gevolgen van de natuurrampen, zoals de orkanen Luis en Marilyn, nog niet overwonnen? De financiële problemen van de overheden leiden tot verpaupering van stadswijken. De CD-fractie herkent de problematiek van een toenemend aantal oude wijken in een toenemend aantal middelgrote steden van ons land. Wij denken derhalve niet dat deze problemen op korte termijn zullen worden opgelost. Zij zullen de komende jaren de agenda sieren.
Ook het onderwijs voldoet niet aan de opleidingseisen. Op dat terrein voorziet de CD-fractie een verdere toename van de problematiek. De regering meent oplossingen te zien met herstructurering van het onderwijs. De CD-fractie wenst te betwijfelen of dat tot onderwijssuccessen zal leiden. Dergelijke ambitieuze programma's hebben in de Verenigde Staten niet aan de verwachtingen voldaan en zijn vanwege hun grote financiële lasten gestopt.
Ten slotte kom ik bij de overheid en de politie. Getrouw aan de Nederlandse situatie wordt ook op de eilanden gereorganiseerd. De resultaten daarvan moeten worden afgewacht, maar hulp van buitenaf lijkt meer dan wenselijk. Dit jaar is het Meldpunt ongebruikelijke transacties operationeel geworden. Heeft de regering al resultaten kunnen boeken op dit punt?
Voorzitter! De CD-fractie acht voortzetting van het samenwerkingsverband met de Antillen en Aruba meer dan gewenst, mede gezien in het licht van de wenselijkheid de bewoners van de eilanden op hun eigen grondgebied een volwaardig bestaan te laten leiden, zodat met inzet van beide regeringen remigratieprojecten kunnen worden opgezet. Een dergelijk beleid heeft de steun van de CD-fractie.
Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):
Voorzitter! "Met alle respect". Onder deze titel presenteerde de commissie-De Ruiter onlangs het onderzoeksrapport inzake de criminaliteitsbestrijding op Aruba. Het is een veelzeggende titel. In al zijn eenvoud verwijst hij naar een van de meest wezenlijke aspecten in een relatie, ook in die van het Koninkrijk. Maar iedere relatie is gedoemd te mislukken als er geen reëel evenwicht wordt gevonden tussen de behoefte aan enerzijds eigenheid en onafhankelijkheid, vaak autonomie genoemd en anderzijds de noodzakelijke verbondenheid.
Dat evenwicht was in 1954 gevonden in het Statuut. Zijn de keuzen die toen werden gemaakt in 1996 nog toereikend voor een verantwoorde en vruchtbare koninkrijksrelatie in de 21ste eeuw? D66 betwijfelt dat. In ieder geval maken de ontwikkelingen van de laatste tijd in Aruba een bezinning op de grondslagen en de wijze van samenwerken binnen het Koninkrijk voor D66 des te klemmender. Het betreft dan niet alleen de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit en de rechtshandhaving, maar ook de mate van vrijheid en gebondenheid. Wij willen nu overigens niet in een zwart-witstellingname vervallen van alles of niets: uit de provincie of uit het Koninkrijk, waarover de discussie net ging. Het wachten op de interneherstructureringsdiscussie binnen de Nederlandse Antillen lijkt ons te lang te duren. Bovendien achten wij het verband niet zo direct als wel eens wordt voorgesteld. Wij zouden dat graag eens naar voren halen.
Ik kom bij Aruba. Het schrappen van artikel 62 van het Statuut – ik noem het maar de gedwongen onafhankelijkheid – heeft helaas niet geleid tot die verbetering van het relationele klimaat die wij ons hadden voorgesteld. Integendeel, soms lijkt het erop alsof de beer gemakkelijker losbreekt nu de dreiging van onafhankelijkheid is geschrapt. Ik geef enkele voorbeelden:
- de zonsverduisterende sfeer van verwijten en verdachtmakingen op het terrein van justitie en politie;
- de overvloed aan krasse uitspraken die via de media de oceaan doorklieven;
- de rechtshandhaving, die onacceptabel grote problemen ondervindt;
- de bipartiete commissies Nederland-Aruba, die van Arubaanse zijde niet worden bemenst. Ik doel natuurlijk op de commissies-De Ruiter en -Aarts.
Het zijn signalen die duiden op de noodzaak de relatie kritisch te beschouwen. Het rapport van de commissie-De Ruiter geeft daar op het terrein van de criminaliteitsbestrijding en de rechtshandhaving goede aanzetten voor. Op zichzelf acht ik het verheugend dat van de zijde van de Arubaanse regering via de gevolmachtigd minister positief werd gereageerd. Wij hebben echter ook andere signalen gekregen die daar op zijn zachtst gezegd weer wat afstand van nemen. Het komt aan op daden.
Binnenkort zullen wij het rapport aan de hand van een regeringsstandpunt uitvoerig bespreken. De D66-fractie wil nu alvast aangeven dat zij het rapport positief beoordeelt. Zij vindt dat het voorgestelde pakket van maatregelen, gericht op de grotere afstand van de PG, op de schaalvergroting van de recherche en op de opheffing van de onwerkbare situatie bij het OM en de politie, in onderlinge samenhang moet worden uitgevoerd. Die samenhang is voor ons zeer wezenlijk. Het gaat niet aan om één of enkele zondebokken uit te kiezen en de rest te laten zoals het was. Ik realiseer mij wel dat van de Antillen in deze optie nogal wat wordt gevraagd, zeker nu sprake is van problemen op Aruba. De indruk kan wel eens worden gewekt dat de Antillen die problemen mede moeten oplossen. Toch vind ik de aanzet van de commissie-De Ruiter realistisch. Ik vraag de minister om daar in de ministerraad op in te zetten. Het blijft voor ons echter de vraag of de criminaliteitsbestrijding en de rechtshandhaving op den duur geen verdergaande voorziening vergen, bijvoorbeeld een koninkrijksvoorziening. Ook zou je aan een samenwerkingsovereenkomst kunnen denken, of iets in die aard, waarbij een tripartiete en geen bipartiete oplossing wordt gevonden.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Voorzitter! Is het niet merkwaardig dat je voor de oplossing van een op zichzelf terecht gesignaleerd probleem afhankelijk bent van het toeval dat daar nog een land ligt dat onderdeel van het Koninkrijk is, namelijk de Nederlandse Antillen, waardoor een clustering tot één OM mogelijk is?
Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):
Ik vind dat niet zo merkwaardig. Het is geen toeval dat de Nederlandse Antillen daar liggen. Dat land ligt er gewoon. Er is nu eenmaal sprake van een nauwe relatie tussen de Nederlandse Antillen, Aruba en Nederland. Dat voor een oplossing voor de kortere termijn wordt gekeken naar de buurman die het meest dichtbij woont, vind ik eigenlijk logisch.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Als daar dus geen buurman in de buurt zou wonen, dan zou Nederland de meest dichtbije buurman zijn. Dan zou er iets moeten worden gevonden op het gebied van het OM tussen Nederland en Aruba. Als de Antillen anderhalf jaar geleden zouden hebben gekozen voor onafhankelijkheid, dan zou Nederland daarvoor ingeschakeld moeten worden.
Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):
Als de Antillen voor onafhankelijkheid zouden hebben gekozen, dan zou het ons toch verder worst zijn geweest wat daar gebeurde, dan voelden wij daarvoor geen verantwoordelijkheid meer.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Wij hebben het nu over het probleem van Aruba.
Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):
Als wij maar één land in de Caribean hadden gehad, dan zou uiteraard een andere oplossing moeten worden gezocht, maar zo is het niet. Omdat daar twee landen redelijk dicht bij elkaar liggen en omdat die samen één Hof hebben – dat is een belangrijk onderdeel van de oplossing – ligt het voor de hand om de PG van de Antillen tegelijkertijd de PG van Aruba te laten zijn. Die oplossing kan voor de kortere termijn worden ingevoerd, maar ik heb al gezegd dat ik wij op de langere termijn verder moeten gaan.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Het blijft toeval dat daar twee landen dicht bij elkaar liggen en tot het Koninkrijk behoren. Het is ook toeval dat wij daar één OM van de grond kunnen krijgen. Dat is voor mij overigens nog een open zaak, met een kritische ondertoon. Dit leidt er namelijk toe dat het ene land vrij direct wordt betrokken bij de oplossing van de problemen van een ander land, terwijl dat land daar niets mee te maken heeft. Dat stuit mij tegen de borst.
Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):
Wat mij tegen de borst stuit, is dat de heer Rosenmöller zegt dat het ene land niets met het andere land te maken heeft, terwijl wij als drie landen één koninkrijksrelatie hebben. Wij hebben dus met zijn allen wat met elkaar te maken. De discussie gaat over de vraag hoe wij dat goed moeten invullen.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Daarmee ben ik het eens. Ligt het vanuit die redenering echter niet meer voor de hand, als dan toch hulp moet worden geboden in het kader van het Koninkrijk – daar ben ik voor – om Nederland veel nadrukkelijker in beeld te laten komen teneinde de gesignaleerde problemen in Aruba van een oplossing te voorzien? De Antillen zijn daar namelijk minder toe in staat dan Nederland.
Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):
Ik betwijfel of dat op de korte termijn waar is. Ik denk dat een dichtbij gelegen land de zaak logistiek veel gemakkelijker kan oppakken. Ik ben het echter met de heer Rosenmöller eens dat op langere termijn naar een tripartiete oplossing moet worden gezocht.
Ik kom dan bij de Nederlandse Antillen. De problemen van de Nederlandse Antillen zijn van een geheel andere aard. Het gaat daar vooral om een in verhouding tot het land onevenredig grote financiële en schuldenproblematiek. Op dit moment heeft het helaas geen zin om de uiterste relevante rapporten van de commissie-Van Lennep en het IMF verder te bespreken, omdat terzake nog besluitvorming moet volgen. Het moet wel duidelijk zijn dat voor de D66-fractie de uitvoering van de IMF-voorwaarden uitermate belangrijk is.
Het structurele aanpassingsprogramma vergt ongekend forse maatregelen van de regering, zoals bevriezing van salarissen, inkrimping van de overheid en invoering van de nieuwe algemene bestedingsbelasting. Een aantal van deze ingrijpende voorstellen is al gerealiseerd en daarvoor hebben wij veel waardering. Enige sociale onrust valt haast niet te vermijden. Dat toonde ook de behandeling van enkele loonwetten deze zomer wel aan. Daarom vinden wij een sociaal noodprogramma, waarin wij waarschijnlijk met 75 mln. zullen participeren, hard en hard nodig, evenals de inspanningen van de Taskforce Antilliaanse jongeren. Over de effecten hiervan zijn wij overigens niet zo gerustgesteld. Wij klagen er al jaren over dat er te weinig gebeurt. Wat houden de structurele verbeteringen waarover nu wordt gesproken in en hoe staat het met de reeds lang beloofde intensivering van de zogenaamde voorportaalfunctie? Dat laatste wil zeggen de voorbereiding die Antillianen moeten krijgen als zij naar Nederland willen vertrekken. Kan de minister hier wat meer zicht op bieden?
Hoe oordeelt de minister over de voorspelling van de vakbondsleider Errol Cova dat er een golf van economisch zwakkere emigranten naar Nederland uit zal wijken. Acht de minister niet, net als wij, een verbetering van de thuissituatie voor allen verre te verkiezen boven het soort toelatingsbeperkingen waarvoor de VVD pleit? Onze inzet moet gericht zijn op verbetering van de thuissituatie.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Voorzitter! Ik heb hier een motie uit een vorige kabinetsperiode voor mij van mijn toenmalige collega's Terpstra en Wiebenga, waarin om een regeling op het punt van de toelatingsbeperking wordt gevraagd. De fractie van D66 was daar destijds voor. Is zij nu om? Denkt de fractie van D66 hier nu anders over dan tijdens de vorige regeringsperiode?
Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):
D66 heeft altijd gezegd niet enthousiast te zijn over een toelatingsregeling. Dat hebt u mij jaar na jaar horen zeggen. Wij kennen een vrij verkeer van personen in Europa en moeten wij dan koninkrijksgenoten extra belemmeringen opleggen?
De heer Te Veldhuis (VVD):
Dit betekent dat u terugkomt op een eerder ingenomen standpunt. Dat mag, maar daarmee bent u niet erg rechtlijnig.
Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):
Ik ben bijzonder rechtlijnig in hetgeen ik vanaf 1994 op dit terrein heb gezegd.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Deze motie dateert van voor 1994. U was er destijds voor, maar u bent kennelijk inmiddels van mening veranderd.
Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):
Ik blijf op het standpunt staan dat een toelatingsregeling op dit moment niet gewenst is.
Voorzitter! Wij hebben begin dit jaar Koraal Specht bezocht. De situatie was dusdanig schokkend dat ik mij in gemoede afvraag of niet desnoods met interim-maatregelen ervoor gezorgd moet worden dat de mensonterende toestanden op korte termijn worden tegengegaan. In de antwoorden wordt aangekondigd dat een en ander zal gebeuren, maar het duurt ons allemaal te lang.
Voorzitter! De rampzalige gevolgen van de orkanen Luis en Marilyn op Sint Maarten zijn nog steeds zichtbaar en voelbaar, ook al werd de wederopbouw onder de bezielende leiding van de gezaghebber Richardson en de steun van een actief bestuurscollege voortvarend ter hand genomen. De voortgangsrapportages van de wederopbouwcoördinator Lammers tonen dat ook aan. Daar hebben wij bijzonder veel waardering voor.
Zorgwekkend is het dat ondanks de inspanningen op het terrein van de sociale woningbouw, nog zo weinig concreet is gerealiseerd. Meer dan een jaar na de ramp zijn de noodwoningen ter vervanging van het containerdorp er nog steeds niet. Ook is nog geen begin gemaakt met de sociale woningbouw in het Belvederecomplex. Voorzitter! Dat hadden wij ons toch anders voorgesteld?
Een deel van de vertraging lijkt te wijten aan de vele schakels in de besluitvorming en aan stroperig en bureaucratisch gedrag vanuit Nederland, aan nieuwe eisen die tussentijds worden gesteld en aan niet aflatende discussies over de wijze van financieren. Daardoor kon het bouwrijp maken van gronden almaar niet starten en zo wacht alles op alles. Waarom toch dat bedrag niet direct à fonds perdu uitgekeerd en vervolgens, zo nodig, verrekend met de bouw daarna?
Voorzitter! Evenals mevrouw Mulder en de heren Van Oven en Te Veldhuis vraag ik mij af waarom wij, als wij een opbouwcoördinator aanstellen, deze niet wat meer bevoegdheden geven om in overleg met de gezaghebber en het eilands- en landsbestuur de uitvoering in te vullen.
Wat de kustwachten betreft sluit ik mij aan bij de vragen die al gesteld zijn.
Voorzitter! De klachten over het functioneren van het Kabinet voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken zijn de afgelopen jaren fors toegenomen. Vanuit het Antilliaanse parlement werd ons een zwartboek aangereikt met voorbeelden van ambtelijk, bureaucratisch en soms ook autoritair gedrag. Ervaringen bij de wederopbouw in Sint Maarten wijzen in eenzelfde richting. Een onderzoek in 1995, uitgevoerd door het bureau Kern Konsult, is uiterst kritisch over de organisatie en de interne verhoudingen. Het heeft ook mij bijzonder verbaasd dat wij dat onderzoek pas nu en niet veel eerder kregen, terwijl wij ook dit jaar al over de problemen hebben gesproken.
Voorzitter! Wij realiseren ons terdege dat KabNA vanuit Nederland wel eens kritische of onaangename boodschappen moet overbrengen en dat deze ongetwijfeld de boodschapper wel eens worden aangerekend. Wellicht kan daar met een programmafinanciering iets in worden verbeterd. Wij kunnen ons desondanks niet aan de indruk onttrekken dat meer bureaucratie wordt gegenereerd dan door ons wenselijk wordt geoordeeld.
Voorzitter! Gezien de ernst van de klachten in relatie tot de belangrijke rol die KabNA als ambtelijke schakel in de koninkrijksverhoudingen vervult, vindt de fractie van D66 dat de Kamer terdege bij de reorganisatie die nu in gang wordt gezet, moet worden betrokken.
Wat ons betreft zal daarbij ook het handhaven van KabNA als zelfstandig kabinet of een andere inbedding van KabNA binnen de rijksoverheid ter discussie moeten komen. Ik kan een rijtje noemen van mogelijkheden die in aanmerking zouden kunnen komen, bijvoorbeeld AZ, BiZa, Justitie, Financiën. We zullen daar kritisch naar moeten kijken en de voors en tegens afwegen. Ook zullen wij ons de vraag moeten stellen of de veelheid van koninkrijkstaken niet een volledige portefeuille voor een bewindspersoon is geworden en misschien ook zou moeten worden, als we alles wat we van de bewindspersoon vragen, willen verwezenlijken.
Een grotere betrokkenheid van de Kamer bij de reorganisatie vereist dat in ieder geval voorafgaand aan het overleg met de minister geen besluiten worden genomen die onomkeerbaar zijn, zoals bijvoorbeeld de forse personeelsuitbreidingen waar nu over wordt gesproken. Ik zou daar bij de minister dan ook met klem op willen aandringen.
Voorzitter! Ik zie met spanning het antwoord van de minister tegemoet. Wij kunnen daarna dan verder oordelen.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Voorzitter! Het beleidsterrein Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken is niet iets dat je er even bij doet. Dat geldt voor ons en nog veel meer voor de minister. Wil hij daar met het oog op de toekomst eens op reflecteren? Is de ministeriële dubbele baan nog wel houdbaar? Was het nodig dat de minister in de Volkskrant schreef dat hij ondanks de defensieportefeuille voldoende aandacht schonk aan de West? Of – en dat is de andere benadering – moet meer worden overgelaten aan de landen in de West? Moet KabNA meer op afstand worden geplaatst?
Aruba haalde dit jaar expliciet de Troonrede. Zorg werd uitgesproken over de rechtshandhaving. Was dat nodig, vraag ik achteraf, nu wij het rapport van de commissie-De Ruiter kennen? Hoe zou de minister algemeen het rechtsstatelijk niveau van Aruba willen taxeren? Zou het niet goed zijn vaker geruchten te vervangen door feiten? Hoe oordeelt de regering overigens over de in het openbaar geuite beschuldigingen van de Arubaanse gevolmachtigd minister jegens de BVD en de CRI? Deze beschuldigingen werden later weer ingetrokken. Was hier geen sprake van schending van de regel betreffende de eenheid van het regeringsbeleid?
Voorzitter! Ik betwijfel of het verstandig is de belangrijkste aanbevelingen van de commissie-De Ruiter uit te voeren. Zowel Aruba als de Nederlandse Antillen hebben zich reeds verzet tegen de vorming van een gezamenlijk openbaar ministerie. Bij uitvoering voorzie ik, naast de bezwaren die de heer Rosenmöller al noemde, dat alle status-apartesentimenten op Aruba weer de kop op zullen steken. Is het dat waard? Kortom, is het nodig zo structureel te reageren op wat, hoe onaangenaam en kwalijk ook, niet meer lijkt te zijn dan een zeer vervelend incident dat veel te lang heeft voortgewoekerd? Waarom heeft de minister niet veel eerder ingegrepen?
De heer Van Oven (PvdA):
Ik neem aan dat de heer Van Middelkoop het rapport van de commissie-De Ruiter goed heeft gelezen en kennis heeft genomen van de beschrijving van de acute criminaliteitsdreiging en de noodzaak van een structurele oplossing op korte termijn. De heer Van Middelkoop ziet grote bezwaren in de oplossing die de commissie-De Ruiter biedt. Ik teken hierbij aan dat daarbij geen wijziging van het Statuut nodig is en dat geen ingrijpen van hogerhand wordt aanbevolen. Wat is dan zijn oplossing voor die acute criminaliteitsdreiging op Aruba, waarvoor het Koninkrijk der Nederlanden in het kader van artikel 43 ook verantwoordelijkheid draagt?
De heer Van Middelkoop (GPV):
Ik heb niet voor niks voorafgaand aan mijn opmerkingen over het gezamenlijk openbaar ministerie gevraagd of het niet goed zou zijn allerlei vooroordelen en geruchten door feiten te vervangen. Ik hoor voortdurend – is het niet uit de mond van de heer Te Veldhuis, dan is het wel uit de mond van iemand anders – van allerlei buitengewoon zware beschuldigende opmerkingen aan het adres van Aruba. Die zijn zeer incriminerend. Ik heb daar nauwelijks enig bewijs van. Ook in het rapport van de commissie-De Ruiter gaat het daar nauwelijks over, om de simpele reden dat de commissie daarvoor niet is ingesteld. Ik wil hier wel afgerekend worden op het beoordelen van feiten. Dat is mijn probleem.
Afgezien van de problemen die de heer Rosenmöller al signaleerde, heb ik nog op een ander gebied moeite met een gezamenlijk openbaar ministerie. Stel je eens voor dat je over een paar jaar op Curaçao problemen krijgt. De standplaats moet immers Curaçao zijn. Dan heb je daar dezelfde ellende als nu op Aruba. Laten wij eerst de andere voorstellen van de commissie-De Ruiter opvolgen: het niet vervullen van de vacature van de heer Zwinkels, duidelijk maken dat de procureur-generaal inzake de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde het bevoegd gezag heeft over de politie en veel duidelijker maken wat de rechtspositie is van alle leden van het openbaar ministerie. Kortom, die aanbevelingen wil ik volgen. Als Aruba geen gevolg geeft aan de andere aanbeveling van de commissie-De Ruiter, te weten het ontslag van de korpschef en de plaatsvervangend korpschef, kan ik mij wel voorstellen dat wij veel serieuzer moeten gaan nadenken over een gezamenlijk openbaar ministerie. Op dit moment ben ik nog niet zover dat ik dat een verstandige oplossing vind.
De heer Van Oven (PvdA):
Acht de heer Van Middelkoop het wel verantwoord om in de huidige situatie vrijkomende posten bij het openbaar ministerie te vervullen, zolang geen oplossing voor het gerezen probleem is gevonden?
De heer Van Middelkoop (GPV):
De commissie-De Ruiter vindt het verstandig om daarmee te wachten totdat het probleem is opgelost. Daar ben ik het mee eens. Op dat punt zou Aruba duidelijkheid moeten verschaffen. Dat vind ik een belangrijk punt. Ik wil Aruba, voor wat ik waard ben, ertoe oproepen op dat punt het rapport van de commissie-De Ruiter uit te voeren. Ik meen dat wij dan op onze beurt de bezwaren van Aruba tegen het gezamenlijk openbaar ministerie serieuzer moeten wegen.
De heer Van Oven (PvdA):
Ik denk dat de heer Van Middelkoop veronachtzaamt dat het niet om een incident gaat. Vijf of zes jaar geleden hebben wij ook al belangrijke problemen gezien in de relatie van het openbaar ministerie op Aruba met de regering aldaar. De regering van dat moment was politiek anders getint. Ik vrees dat wij telkens terugkeren naar een situatie waarin dat soort conflicten ontstaat. Wat dat betreft is een andere oplossing noodzakelijk. Die heeft de commissie-De Ruiter geboden en die hoor ik de heer Van Middelkoop niet noemen.
De heer Van Middelkoop (GPV):
De heer Van Oven kent de zaak veel beter. Hij heeft er als jurist gewerkt. Heeft de heer Van Oven er echt vertrouwen in dat je dit type problemen – problemen die samenhangen met de kleinschaligheid, met het feit dat mensen elkaar allemaal heel goed kennen – niet kunt krijgen als je een gezamenlijk OM hebt? Ook dan zal de schaal klein blijven. Ook dan zullen de mensen elkaar heel vaak ontmoeten, enz.
De heer Van Oven (PvdA):
Waar een regering, een openbaar ministerie en politie zijn, kunnen altijd problemen ontstaat. Daartegen is geen garantie te geven. Ik meen dat de kans kleiner is wanneer de procureur-generaal van Aruba op enige afstand, ook fysiek gezien, van de regering is geplaatst. Ik denk dat die kans er is.
De heer Van Middelkoop (GPV):
De schaal blijft klein. Als een minister van Justitie of een kabinet op Aruba niet wil meewerken – dat is in het afgelopen jaar gebeurd – zal er volgens mij niet veel wezenlijk anders plaatsvinden dan in het afgelopen jaar. Daarom zeg ik: weeg dat af tegen de herrie die je over je heen haalt, tegen het oplaaien van allerlei status-apartesentimenten, wanneer je dit deel van de aanbevelingen van de commissie-De Ruiter zou opvolgen.
De heer Van Oven (PvdA):
Maar dan moet u, gegeven het feit dat er sprake is van een acute criminaliteitsdreiging waarvoor de commissie op korte termijn een oplossing noodzakelijk acht, toch hardop meedenken over de oplossing die dan gezocht zou moeten worden. Dat hoor ik u niet zeggen.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Dat wil ik wel doen, als ik nu na al die jaren maar eens wat beter in beeld krijg waaruit die dreiging nu precies bestaat! Daarbij heb ik het natuurlijk niet alleen over een dreiging die van buiten komt, vanuit Colombia of zoiets, maar ook over een dreiging die kennelijk in enigerlei vorm vaste voet aan wal heeft gekregen op Aruba zelf. Dat hoor ik namelijk al jaren, sommigen gebruiken het ook politiek, maar ik krijg het zo slecht in de vingers. Ook in dit rapport van de commissie-De Ruiter wordt dat wel gesignaleerd in algemene zin, maar ik weet niet wat de daarbij behorende feiten zijn. Zolang ik dat niet weet, weiger ik om op basis van dat soort mededelingen mijn beleid te baseren.
De heer Van Oven (PvdA):
Dus u deelt die analyse van het rapport niet geheel?
De heer Van Middelkoop (GPV):
Het is geen analyse, het is een uitspraak waar kennelijk een hele wereld achter schuilgaat, waar ik – naar ik aanneem evenals u – zeer nieuwsgierig naar ben, maar waar ik te weinig van af weet. Ik wil in elk geval weten waar de primaire verantwoordelijkheden liggen, wat precies de feiten zijn en of het inderdaad, om de heer Te Veldhuis nog maar eens te citeren, een "maffioso eiland" aan het worden is. Dat is me nogal geen uitspraak! Als dat het geval is, dan sta ik als één man naast u om dit soort voorstellen van de commissie-De Ruiter en misschien nog wel vergaander te steunen. Ik wil echter feiten hebben.
De heer Van Oven (PvdA):
Ik denk dat u van de commissie-De Ruiter niet meer heeft kunnen verwachten, gezien de periode waarin zij haar werkzaamheden heeft moeten verrichten. Maar ik denk tevens dat wanneer u niet meegaat met de aanbevelingen die als totaalpakket worden gepresenteerd, u dan ook als Nederlands parlementariër een zware verantwoordelijkheid op u neemt.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Het is dan ook nauwelijks kritiek op het rapport van de commissie-De Ruiter. Misschien moet daar eens een keer iets gebeuren analoog aan datgene wat wij in ons goede vaderland met de commissie-Van Traa hebben gedaan. Dan krijg je dat type materiaal boven water. Maar goed, wij weten heel goed hoe moeilijk het is om dat te laten uitvoeren op Aruba. Dat is misschien een deel van de problematiek.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Het begrip "maffia en maffiose ontwikkelingen" is overigens afkomstig van een bijeenkomst, waarbij de vakbonden op Aruba ons dat in de mond hebben gelegd. De heer Van Middelkoop was zelf ook aanwezig op die bijeenkomst.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Het is fijn om te horen dat u zo goed luistert naar de vakbeweging. Dat moet u meer doen.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Ik vind uw opmerking, dat u niet met geruchten wilt meedoen maar alleen met feiten, heel intrigerend. U zegt dat er eigenlijk niets aan de hand is zolang er geen feiten liggen. Daar komt het toch op neer?
De heer Van Middelkoop (GPV):
Nee, dat zou een conclusie zijn op basis van de feiten die ik nog steeds niet ken.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Ik heb in mijn betoog aangegeven dat procureur-generaal Zwinkels heeft geprobeerd om feiten boven water te krijgen. Hij hoorde roddels, geruchten en dat soort zaken en heeft gevraagd om bijstanders om het feitelijk te kunnen onderzoeken. Hij heeft die bijstanders niet gekregen. Wat vindt u daar dan van?
De heer Van Middelkoop (GPV):
Ik vind dat uiterst kwalijk.
De heer Te Veldhuis (VVD):
Maar als ons dat zo wordt gemeld, hoe kunt u dan nog met droge ogen volhouden dat u verder met dit soort analyses helemaal niets kunt?
De heer Van Middelkoop (GPV):
Omdat het geen analyse is. Kennelijk is er iets wat de commissie-De Ruiter doet schrijven dat er ernstige problemen zijn, zonder dat zij die verder aanduidt, omdat daar ook de opdracht niet voor was gegeven. Maar als dat zo is, dan kan men van mij niet vragen om op grond van het daardoor gewekte vermoeden ingrijpende beslissingen te nemen. Ik vind dat onvoldoende en ik ben ook zeer nieuwsgierig hoe de minister dat deel van het rapport van de commissie weegt.
De heer Te Veldhuis (VVD):
De ondertoon van uw betoog is: aangezien er geruchten zijn die niet zijn onderzocht en gestaafd met feiten, kan ik er niets mee; dat is dan jammer en dan gaan wij maar gewoon door. Ik vind met de heer Van Oven dat u een zware verantwoordelijkheid op u laadt om dit rapport niet zo serieus te nemen als het naar mijn mening zou moeten worden genomen. Dat is een verantwoordelijkheid die u dan maar voor uzelf moet trekken.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Dat laatste is waar. Ik kan u ook niet direct corrigeren als u uw eigen kwalificaties geeft aan datgene wat ik hier zeg. Ik wil er echter aan herinneren dat ik aan het adres van de heer Van Oven een aantal andere voorstellen van het rapport van de commissie-De Ruiter als buitengewoon verstandig heb gekwalificeerd en dat ik heb gezegd dat die onmiddellijk moeten worden overgenomen. Mijn aarzelingen en bedenkingen betreffen uitsluitend het voorstel van een gezamenlijk openbaar ministerie. De heer Rosenmöller had er al opvattingen en kritische vragen over en ik heb er een paar aan toegevoegd, en daar gaat het om. De rest van het rapport is direct uitvoerbaar, neem ik aan, en ik heb aan de Arubaanse regering nog eens gevraagd: wilt u nu van uw zijde uw bijdrage leveren door het rapport uit te voeren op het punt van het ontslaan van de korpschef en de plaatsvervangend korpschef?
Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):
Voorzitter! Ik wil graag, iets abstracter, ingaan op de vraag of schaalvergroting gewenst is. Nederland is toch wel iets groter dan de landen aldaar en ook in Nederland wordt gediscussieerd over de vraag of het OM ver van de regering moet staan, en ook hier bestaat de opvatting dat dat in een rechtsstaat inderdaad nodig is. Leiden dergelijke rechtsstatelijke overwegingen alleen al niet tot de conclusie dat de afstand tussen OM en regeringen groter moet worden?
De heer Van Middelkoop (GPV):
Ik weet niet of die twee dingen zo onmiddellijk met elkaar verbonden kunnen worden. Misschien kan het in de praktijk nauwelijks anders. Ik moet nu even improviseren. Het rapport van de commissie-De Ruiter bevat aanbevelingen over de relatieve zelfstandigheid van het OM, overigens op een iets andere manier dan waarop wij in Nederland spreken over ons OM, maar dat terzijde. Ik denk dat het buitengewoon verstandige aanbevelingen zijn, maar ik weet niet of dat onmiddellijk leidt tot uw conclusie dat je naar een andere schaal moet zoeken; en ik heb begrepen dat uw voorkeur uitgaat naar de schaal van het Koninkrijk. U zult mij misschien tegenwerpen: heb maar niet zoveel vertrouwen in de zelfstandigheid van het OM op de schaal van Aruba. Dat kan misschien waar zijn, ja.
Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):
Dat de zelfstandigheid daar niet te handhaven is, wijzen de feiten uit en dus moeten andere oplossingen gezocht worden.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Uw suggestie is misschien verstandiger dan die van de commissie-De Ruiter, omdat daarmee in elk geval het bezwaar wordt voorkomen dat collega Rosenmöller heeft genoemd, namelijk dat je de Antillen committeert of met een deel van het probleem opzadelt.
De voorzitter:
Ik stel voor deze discussie te beëindigen. Er komt nog een debat en wij raken nu wel heel ver van de begroting verzeild.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Voorzitter! De inzet om werk te maken van de wederopbouw van Sint Maarten is groot. Vervelend is echter dat de bureaucratie voor stagnatie lijkt te zorgen. Was het nodig dat de gezaghebber hierover in Den Haag weer alarm moest slaan? En wat is de reactie van de minister op de constatering van wederopbouwcoördinator Lammers in diens laatste rapportage, dat de voorbereiding van projecten en de afhandeling van financieringsverzoeken te traag gaan? Worden de problemen rond de oprichting van een woningbouwstichting nu snel opgelost, en wel zo dat de financieringswijze niet afwijkt van wat bijvoorbeeld op Curaçao gebruikelijk is, en met de garantie dat de lagere-inkomensgroepen toegang tot de woningen krijgen? Is het overigens verstandig de wederopbouwcoördinator per 1 maart 1997 te dechargeren? Is diens werk voor de langere termijn niet zo te benutten dat structureel meer verantwoordelijkheden ter plekke worden gelegd? Kortom, waar behoort het zwaartepunt van het wederopbouwbeleid te liggen, op de Herengracht of in Philipsburg?
Het lijkt overigens of de Caribische rijksdelen opnieuw zijn ontdekt door bijna alle departementen – ik geloof dat alle ministers het afgelopen jaar wel een keer langs zijn geweest – maar ook door de VNG en door steden zoals Rotterdam. Ik ga er zonder meer van uit dat de inzet nobel is, maar vindt ook coördinatie plaats? En zo ja, hoe en door wie?
De evaluatie van de KabNA-reorganisatie stemt niet tot vrolijkheid. Wij hebben wel eens moeite met de Caribische cultuur; de KabNA-cultuur roept zeker zoveel vragen op. Los van kleinmenselijke strubbelingen ligt er het vraagstuk van het onderscheid tussen de koninkrijksdimensie en de dimensie van de samenwerking. Ook speelt het gebrek aan staatkundige visie de organisatie kennelijk parten. De dienstleiding acht politieke besluitvorming terzake bepalend en daarmee zijn wij bij de minister. Wil hij hierop reageren? Overigens, participeert KabNA ook in de bestuursdienst?
Mede door het bezoek van minister De Boer begin dit jaar wordt meer aandacht gegeven aan milieuproblemen aldaar; tenminste dat hoop ik. Ik haal er één uit. Wil de minister uiteenzetten wat thans wordt gedaan aan de sanering van het beruchte Shell-asfaltmeer op Curaçao? Door wie en op kosten van wie? Eens moet toch iemand deze vieze koe bij de hoorns pakken.
Ik stel nog drie korte vragen. Wil de minister ten principale toezeggen dat in het ontwikkelingsbeleid de koers wordt omgelegd van project- naar programmahulp? Ik sluit hiermee, zij het enigszins kort door de bocht, aan bij collega Van Oven. Wil de minister voorkomen dat de staatkundige herstructurering zich in de West voltrekt op een wijze die ons voor een voldongen feit plaatst? Wij willen er graag over meepraten. Tot slot een vraag uit nieuwsgierigheid. Wat is er waar van het vreemde verhaal dat op Aruba ministers en Statenleden hun honoraria met 100% willen verhogen?
De (algemene) beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
De minister zal morgen antwoorden.
De vergadering wordt van 17.42 uur tot 19.15 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-19961997-992-1012.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.