Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van deze week:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enige belastingwetten (herziening regime ter zake van winst uit aanmerkelijk belang, consumptieve rente en vermogensbelasting) (24761).

Het gaat daarbij om de plenaire afronding.

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van een wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op:

maandag 18 november:

  • - van 19.00 uur tot 23.00 uur van de vaste commissie voor Financiën over het Belastingplan 1997 (25052);

maandag 25 november:

  • - van 19.00 uur tot 23.00 uur van de vaste commissie voor Financiën over de Wet aanpassing loon- en inkomstenbelasting c.a. 1997 (25051).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Sipkes.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Volgens afspraak hebben wij dit weekend de brief van het kabinet gekregen over de onderzoeksopdracht die het kabinet voornemens is te geven aan het RIOD. De fractie van GroenLinks is van mening dat die opdracht, zeker als wij kijken naar de discussie daarover, uitermate mager en onbevredigend is. Er doemen nogal wat vragen op, met name over de toegang tot de bronnen, zowel nationaal als internationaal, de openbaarheid van de verzamelde gegevens, het tijdsbestek met betrekking tot de vraag wanneer een en ander moet zijn afgerond en de internationale inspanningen die het kabinet voornemens is te leveren waar het gaat om de toegankelijkheid van de internationale bronnen. Op deze vragen moet nadrukkelijk een antwoord worden gegeven, wil de Kamer akkoord kunnen gaan met de opdracht aan het RIOD. Daarom verzoek ik u, voorzitter, om deze brief zo spoedig mogelijk aan de plenaire agenda toe te voegen.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! Nog los van de vraag of de Kamer in formele zin politiek toestemming moet geven voor dit onderzoek, heeft mijn fractie met mevrouw Sipkes over wat nu voorligt een groot aantal vragen en opmerkingen die nadere toelichting behoeven. Ik ben het met mevrouw Sipkes eens dat in deze Kamer moet worden gesproken over het voorstel van het kabinet om het RIOD de val van de enclave Srebrenica wetenschappelijk-historisch te laten onderzoeken. Mijn fractie geeft er echter de voorkeur aan, gezien de vele vragen die wij hebben en gezien de vele onduidelijkheden, om deze kwestie eerst te bespreken in de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Defensie. Daarna kunnen wij hier tot een plenaire afronding komen. Wij geven er dus sterk de voorkeur aan om aan te vangen in een algemeen overleg.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter! Het gaat inderdaad om een belangrijke onderzoeksopdracht. Het kabinet heeft de intentie om die opdracht aan het RIOD te geven. Het lijkt mij goed en nuttig om daarover met de Kamer van gedachten te wisselen, maar ik ben van mening dat dit het beste kan in de vorm van een op korte termijn te houden algemeen overleg met de twee betrokken ministers en de twee betrokken commissies. Ik sluit mij dus aan bij de heer De Hoop Scheffer.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Voorzitter! Vorige week donderdag heeft een procedurevergadering plaatsgevonden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken. Daarin is deze kwestie aan de orde geweest, anticiperend op de brief die nog zou komen. Daar kwam bij dat de voorzitter deze week met een delegatie uit dezelfde commissie naar het buitenland is gegaan. In die vergadering is afgesproken om het onderwerp niet deze week, maar volgende week, opnieuw te agenderen voor een procedurevergadering. Mevrouw Sipkes was niet bij die vergadering aanwezig, maar ik vind het belangrijk om daar nu aan te herinneren. Het lijkt mij dus verstandig om nog even te wachten, in verband met een zorgvuldige behandeling van deze brief.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Ik sluit mij aan bij hetgeen de heer De Hoop Scheffer heeft gezegd.

De heer Van Gijzel (PvdA):

Voorzitter! Ook bij mijn fractie bestaan er geen bezwaren tegen hetgeen door de vorige sprekers naar voren is gebracht.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Als een meerderheid van de Kamer voor het voeren van een algemeen overleg is, wie ben ik dan om daartegen te zijn? Ik betreur het wel. Ik kan de heer Van Middelkoop overigens melden, dat ik op de hoogte was van de afspraken die in de procedurevergadering van vorige week zijn gemaakt. Ik wijs erop dat wij inmiddels al een maand of zes voornamelijk in procedurevergaderingen over dit onderwerp spreken. Mijns inziens zijn er nu geen zeer gedetailleerde vragen aan de orde die eerst behandeling in een algemeen overleg noodzakelijk maken.

Ik betreur het voorstel van de heer De Hoop Scheffer. Ik vind het onderwerp belangrijk genoeg om het direct plenair af te ronden en ik vrees dat wij hier anders niet aan toekomen. Nogmaals, de meerderheid van de Kamer denkt er anders over en ik zal mij er dan helaas bij neer moeten leggen, tenzij u, voorzitter, het uiteindelijk toch met de minderheid eens bent en dit onderwerp op de agenda van de plenaire vergadering plaatst. Ik zou dat geweldig vinden, maar ik heb zoiets nog niet eerder meegemaakt.

De voorzitter:

Dan was u er niet. Ik moet u nu echter op voorhand teleurstellen. Het lijkt ook mij juist om volgende week niet procedureel maar inhoudelijk in een algemeen overleg over de brief van gedachten te wisselen. Zo nodig kan op de bekende manier een plenaire afronding nagestreefd worden. Als wij dit op deze manier overeenkomen, kan de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken deze week in procedurevergadering bijeenkomen om de data van de desbetreffende overleggen vast te stellen, opdat volgende week de afronding kan plaatsvinden. Op deze wijze kan iedereen alle punten in het openbaar naar voren brengen.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Bijleveld-Schouten.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Voorzitter! Gisteren is het rapport "Meldlijn Ziektewet, een klachteninventarisatie" van de FNV en van de Nationale commissie chronisch zieken aangeboden. De boodschap is: kabinet, stop de privatisering van de sociale zekerheid. Volgens ons is dit de eerste keer sinds het aantreden van paars dat er zo'n frontale botsing met de FNV op een belangrijk onderdeel van het regeerakkoord plaatsvindt. Deze boodschap sluit aan bij onze twijfel over de WAO-wetsvoorstellen, ook wel bekend onder de naam PEMBA, en bij onze kritische opmerkingen over de nieuwe Ziektewet, waar wij uiteindelijk ook tegen gestemd hebben.

Naar wij aannemen is de Ziektewet exemplarisch voor de komende WAO-wetsvoorstellen. Wij willen graag naar de toekomst kijken en ik verzoek u dan ook, voorzitter, de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid deze week te mogen interpelleren over de verdere privatisering van de sociale zekerheid.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Ik ondersteun het verzoek van de CDA-fractie. De klachten die gisteren door de FNV en de NCCZ naar buiten zijn gebracht, kunnen wat ons betreft niet zonder gevolgen blijven voor de plannen inzake de privatisering van de WAO. Het is goed om daarover in een spoeddebat, zo mogelijk nog deze week, met de staatssecretaris van Sociale Zaken van gedachten te wisselen.

Mevrouw Schimmel (D66):

Voorzitter! Er moet zeker een debat gehouden worden over de onderzoeksresultaten die nu ter beschikking zijn gekomen. Naast het onderzoek van de FNV, is er nog een onderzoek terzake aan het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangeboden. Ook is er een onderzoek aan het ministerie van VWS aangeboden op het punt van de bedrijfsartsen.

Een debat hierover moet natuurlijk plaatsvinden voordat de PEMBA-voorstellen in de Kamer worden behandeld. Wij hechten echter vooral belang aan een gedegen debat over integratie en reïntegratie met betrekking tot de privatisering en marktwerking in de sociale zekerheid. Daarbij dienen alle rapporten betrokken te worden. Wij zien niets in een debat hierover dat vanwege de te korte voorbereidingstijd niet gedegen kan zijn.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Voorzitter! Ik vind de gegevens die gisteren op tafel zijn gekomen, heel belangrijk. Ik zou deze de juiste waarde willen geven door daar een uitgebreid debat over integratie en reïntegratie aan te wijden. Ik zou hierbij ook het TNO-rapport willen betrekken evenals het zeer uitgebreide onderzoek dat de staatssecretaris vorige week aan de Kamer heeft doen toekomen. Het lijkt mij dat deze kwestie een uitgebreide behandeling verdient en geen korte interpellatie.

De heer Meijer (groep-Nijpels):

Voorzitter! Wij ondersteunen het verzoek van mevrouw Bijleveld.

De heer Van Hoof (VVD):

Voorzitter! Ik wil mij graag aansluiten bij wat de collega's Adelmund en Schimmel gezegd hebben. Ik wil in dat verband ook nog verwijzen naar het feit dat er binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid al eerder gezegd is dat wij over arbeidsongeschiktheidscriteria, keuringen en wat dies meer zij een overleg zouden hebben. Dat onderstreept nog eens wat de collega's gezegd hebben en zet het verzoek van mevrouw Bijleveld toch in een wat ander daglicht.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Voorzitter! We moeten zeker uitgebreid spreken over reïntegratie, arbeidsongeschiktheid, keuringen en alles wat daarbij hoort. Dat kan echter ook los van het spoedeisende karakter wat het hier betreft gebeuren. Wij willen nú praten over de verdergaande privatisering van de sociale zekerheid. Dat is het signaal dat uit die rapporten naar voren komt. Dat laat onverlet dat we nog uitgebreid over de andere onderwerpen hier genoemd door de commissie kunnen spreken. Het gaat ons echter om het signaal naar de toekomstige wetgeving. Dat willen we hier aan de orde stellen.

Mevrouw Adelmund (PvdA):

Er zijn twee onderwerpen aan de orde. Het eerste is de verdergaande privatisering. Dit gaat over het dragen van een eigen risico. Dit komt bij het PEMBA-dossier binnen afzienbare tijd uitgebreid aan de orde. Het andere onderwerp waar zowel het onderzoek van gisteren als het TNO-onderzoek en het onderzoek dat de staatssecretaris ons ter bespreking heeft aangeboden over gaan, is integratie en reïntegratie. In beide debatten is voorzien. Het debat integratie en reïntegratie zou moeten plaatsvinden voor het PEMBA-debat.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Er is ook een formele reactie te geven. Als een niet onaanzienlijke minderheid in de Kamer goed gemotiveerd een verzoek doet tot een interpellatie, hebben wij hier de huisregel dat dat gehonoreerd wordt. Ik heb de collega's daar nog niet over horen spreken. Ik heb geen doorslaggevende argumenten gehoord. Wat mij betreft wordt er drie of vier keer over de privatisering in de sociale zekerheid gediscussieerd, als een aantal dingen maar niet doorgaat! Ik vind daarom dat het verzoek van mevrouw Bijleveld nog steeds overeind kan blijven.

Mevrouw Schimmel (D66):

Voorzitter! Een doorslaggevend argument zou kunnen zijn dat we wel een debat willen hebben voor de behandeling van PEMBA, maar dat het dan vooral om een gedegen debat moet gaan over de vraag welke integratie- en reïntegratiemaatregelen moeten worden getroffen om eventuele negatieve effecten van verdergaande marktwerking te voorkomen. Daar gaat het ons om. Een interpellatiedebat geeft niet de mogelijkheid tot die gedegenheid.

De heer Van Hoof (VVD):

Voorzitter! Ik zou nog eens willen onderstrepen dat het veel meer gaat om een reïntegratieaangelegenheid en -belang dan om een privatiseringsbelang. In die zin lijkt het me zinvol om die andere weg die al was ingezet, te volgen. Die geeft ook de mogelijkheid om er meer aandacht aan te geven dan in een interpellatie. Ik kan mevrouw Bijleveld natuurlijk niet tegen haar zin in gelukkig maken door er breder over te praten dan zij wil, maar dat zou in ieder geval onze voorkeur hebben.

De voorzitter:

Ik stel vast dat de diverse opvattingen niet parallel lopen. Ik stel vast dat een interpellatie en een breed debat niet noodzakelijkerwijze met elkaar op gespannen voet staan en dat het oordeel aan de Kamer is wanneer men een breed debat wil en wanneer niet. Het is overigens nog niet gemeld, maar ik begrijp nu dat daar behoefte aan is. Ik neem aan dat de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zich daar nog over zal beraden. Er is de gewoonte dat, wanneer iemand om een interpellatie vraagt, deze als het kan wordt toegewezen, onder de aantekening dat niemand verplicht is aan een interpellatie deel te nemen.

Vanwege die regel stel ik voor, aan het verzoek van mevrouw Bijleveld te voldoen, het punt deze week aan de agenda toe te voegen en de spreektijden vast te stellen op telkens vijf minuten, een en ander met inachtneming van wat ik zo-even heb gezegd.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Tot mijn verbazing staan er op de agenda van vandaag stemmingen over de begroting van Financiën. Ik heb vorige week goed onderbouwd een verzoek gedaan tot uitstel van die stemmingen. Ik zal uw geheugen en dat van de collega's nog even opfrissen. Het ging over het vraagstuk dat ik bij de algemene politieke beschouwingen aan de orde heb gesteld, namelijk de kritiek op de bezuinigingen die nog steeds door het kabinet worden voorgesteld met betrekking tot het openbaar vervoer en de vraag of dit bij de begroting van Financiën of bij de begroting van Verkeer en Waterstaat moet worden opgelost. Ik heb dat verzoek vorige week vergezeld laten gaan van het verzoek de minister van Verkeer en Waterstaat zo snel mogelijk een brief aan de Kamer te laten sturen waarin zij antwoord geeft op de vraag of wordt overlegd met de sector, wat de uitslag is van dat overleg en of zij op de begroting van Verkeer en Waterstaat ruimte ziet om het vraagstuk van de bezuiniging op het openbaar vervoer op te lossen. Tot mijn grote teleurstelling – met nadruk op het woord "grote" – heeft het kabinet de afgelopen week niets van zich laten horen.

Vorige week hebben wij op uw voorstel het besluit genomen de stemming uiterlijk uit te stellen tot de behandeling van en stemming over de begroting van Verkeer en Waterstaat. De stemming kon mogelijk eerder plaatsvinden als er een brief zou komen. Die brief is niet gekomen. Nou ben ik geen malle Henkie; ik ga hier voor dit vraagstuk niet elke week staan. Ik meen dat wij onszelf en onze besluitvorming van vorige week serieus moeten nemen.

Ik kan daarom bijna niet anders dan, met inachtneming van het besluit van vorige week, het verzoek iets aanscherpen en voorstellen de stemmingen vandaag definitief uit te stellen totdat wij stemmen over alles wat met de begroting van Verkeer en Waterstaat te maken heeft. Iedereen wil immers duidelijkheid over het moment waarop wij stemmen over de begroting van Financiën.

De heer Van Zijl (PvdA):

Los van de vraag hoe verheugd wij over dit voorstel zijn, moet ik zeggen dat er wel een begin van logica in zit. Ik denk dat de heer Rosenmöller gelijk heeft, als hij zegt dat hij geen andere keuze heeft. Wij kunnen instemmen, zij het niet met vreugde, met zijn verzoek.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Zelfs met grote moeite kan ik niet de graad van opwinding bereiken die de heer Rosenmöller kennelijk heeft bij dit onderwerp. Namens de fractie van de VVD wil ik in alle nuchterheid en orde naar voren brengen dat deze stemmingen geagendeerd staan en vooral gericht zijn op de behandeling van het belastingplan. U heeft zelf net vastgesteld dat die binnenkort zal plaatsvinden. Ik zie werkelijk niet in waarom wij ons niet kunnen houden aan de voor vandaag vastgestelde orde. Wij moeten ons gewoon aan de agenda houden.

De heer Ybema (D66):

Voorzitter! Ik wil voorstellen de stemming te laten doorgaan. Ik wil een andere oplossing voorstellen van het probleem van de heer Rosenmöller. Ik stel voor dat GroenLinks de motie op stuk nr. 33, die over dit onderwerp gaat, aanhoudt tot de behandeling van de begroting van Verkeer en Waterstaat en dat tevens de stemmingen over de begroting van Financiën worden aangehouden. Dat laat GroenLinks alle mogelijkheden die men nog achter de hand wil hebben voor het verschuiven binnen Financiën.

De heer Hendriks:

Ik vind het een zeer trieste zaak dat de minister van Financiën niet bereid is correct aan zijn verplichtingen te voldoen. Daarom steun ik het verzoek van collega Rosenmöller voor 100%. Bij de regeling van werkzaamheden kom ik hierop nog terug.

De heer Terpstra (CDA):

Gelet op het besluit van vorige week, vind ik het verzoek van de heer Rosenmöller logisch. Wij steunen dat verzoek.

De voorzitter:

Ik stel vast dat er tweeërlei opvattingen zijn. Ik moet concluderen dat het punt is geagendeerd, maar, als ik de neuzen tel, sluit ik niet uit dat een meerderheid voor uitstel van de stemmingen is. Dat is een nuchtere conclusie.

De heer Ybema (D66):

Voorzitter! Ik heb een suggestie gedaan. Hierop wil ik graag een reactie. Mijn voorstel lost immers het probleem van GroenLinks op.

De voorzitter:

Daar heeft u gelijk in. Ik geef daartoe het woord aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Op hetgeen de heren Ybema en Weisglas naar voren hebben gebracht, zeg ik nog het volgende. Vorige week hebben wij hierover een korte ordediscussie gehad. Wij hebben een besluit genomen op voorstel van de voorzitter. Dat besluit was: de stemmingen rond de begroting van Financiën uitstellen uiterlijk tot de stemmingen rond de begroting van Verkeer en Waterstaat. Gaat dat gepaard met het niet ontvangen van een brief van het kabinet, waar wij vorige week heel gericht om hebben gevraagd, dan kan ik niet anders dan vandaag een herbevestiging vragen van wat wij vorige week hebben gedaan.

Het concrete verzoek van collega Ybema betekent dat wij vandaag wel stemmen over een aantal moties inzake Financiën, misschien over een of meer moties, maar dat de eindstemming over de begroting niet plaatsvindt. Het is de vraag of dat de orde van de vergadering en de manier van afhandelen van een begroting bevordert. Mijn antwoord daarop is nee. In die zin wil ik negatief reageren op de suggestie. Ik wil dus bij mijn verzoek blijven.

De heer Ybema (D66):

Voorzitter! Ik denk niet dat het ten koste gaat van de orde van de vergadering. Het is gebruikelijk dat moties worden aangehouden, zeker moties die relevant zijn voor de behandeling van een bepaald begrotingshoofdstuk. Dat is in dit geval Verkeer en Waterstaat. Mijn voorstel is om alleen de stemmingen over de begroting van Financiën aan te houden. Het is vooral vanwege de relatie van allerlei andere moties met allerlei andere dossiers, met name het belastingplan, dat ik ook een beetje vanuit mijn verantwoordelijkheid als voorzitter van de vaste commissie voor Financiën nog een keer het punt voorleg om de stemming toch te laten doorgaan. Anders stagneert alles en is het heel moeilijk om bijvoorbeeld bij het belastingplan rekening te houden met de opvattingen van de Kamer.

De heer Weisglas (VVD):

Ik wil onderstrepen wat de voorzitter van de vaste commissie voor Financiën zojuist heeft gezegd. Het zou toch vreemd zijn om een situatie te laten ontstaan, waarin het belastingplan wordt behandeld zonder dat er over de voor dat plan primair relevante moties is gestemd.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Ik verwijs voor alle kritiek naar het kabinet. Ik hoop dat de collega's dat begrijpen. Wij hebben vorige week immers niet voor niets een besluit genomen en het kabinet heeft een week lang de gelegenheid gehad om een brief te sturen. Dat het dat niet doet, daar kan ik niets aan doen. Misschien kunnen de heren Ybema en Weisglas hun kritiek in de richting van de minister van Verkeer en Waterstaat laten horen, want daar zit het vast.

De voorzitter:

Ik stel voor, thans niet te stemmen. Immers, de brief waarom is gevraagd, is er niet. Ik zal later deze week of anders volgende week dinsdag een voorstel doen over het moment van stemming. Het punt van het belastingplan is wel relevant, maar ik kan mij ook vinden in de opmerking van de heer Rosenmöller over het nog niet beschikken over de brief. Het kan dus zijn dat er volgende week dinsdag wel gestemd zal worden. Ik zal mij op de hoogte stellen van de manier waarop het kabinet wenst te procederen. Dat betekent derhalve dat de agendapunten 3 en 4 van de agenda zijn afgevoerd en dat wij daar deze of volgende week opnieuw over praten of dat wij gaan stemmen. Dat is immers toch ook nog het streven van de heer Rosenmöller.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Hendriks.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Mijn inbreng is een vervolg op datgene wat collega Rosenmöller heeft gezegd. Veertien dagen geleden heb ik tijdens de behandeling van de begroting van Financiën met minister Zalm een zeer stevig debat gevoerd over de Nederlandse berekening van de EMU-staatsschuldquote voor 1997, die door de regering is bepaald op 78% van het bruto binnenlands product. Wij weten dat het streefgetal 60% van bruto binnenlands product is. Ik heb minister Zalm toen gevraagd aan de Kamer uit te leggen waarom hij in tegenstelling tot andere EU-landen daarbij van de geldende Europese berekeningsmethode is afgeweken. Dat kan niet! De minister bleek op dat moment niet in staat om verantwoording over zijn eigen berekeningsmethode af te leggen en dat betreurde ik. Hij was echter wel zo spontaan om mij toe te zeggen dat hij een brief aan de Kamer zou zenden waarin hij het een en ander uiteen zou zetten. Die brief heb ik tot op heden niet ontvangen. De minister zond mij gisteren wel een afschrift van een Tinbergenlezing die hij op 17 oktober heeft uitgesproken. Ik vind dat een heel vreemde zaak, omdat de inhoud van die brief op geen enkele manier spoort met datgene wat ik heb gevraagd. En dat is van fundamenteel belang voor de eindbeoordeling van de begroting van Financiën.

Voorzitter! Wilt u de minister van Financiën verzoeken om de Kamer, liefst zo spoedig mogelijk, schriftelijk te informeren over de reden waarom hij in zijn begroting is afgeweken van de geldende berekeningsmethode voor de vaststelling van de EMU-staatsschuldquote voor 1997? Die informatie dient de Kamer ruim vóór de stemmingen over de begroting van Financiën te bereiken.

Aan die EMU-staatsschuldquote zitten de bezuinigingen vast en aan de bezuinigingen zit de armoede vast. Als een bisschop, een dominee, een emir of een rabbi zich in die strijd moet gaan mengen, zijn wij heel ver van huis. Hier in de Kamer moet het armoedeprobleem worden besproken!

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Verhagen.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Op 9 oktober jl. heb ik gevraagd om een brief van het kabinet, waarin het mededelingen zou doen over de voortgang van de wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Ik heb er toen ook op gewezen dat er waarschijnlijk geen meerderheid is voor een wet die overeenkomt met de huidige praktijk ter verlening van de dubbele nationaliteit, en dat die praktijk daarom naar onze mening zou moeten stoppen. Inmiddels heeft ons een brief van staatssecretaris Schmitz bereikt, waarin zij stelt dat zij binnen het kabinet nader over dit onderwerp wil overleggen. Omdat de huidige praktijk van het verlenen van een dubbele nationaliteit een wettelijke basis blijft ontberen, hecht ik eraan dat het kabinet snel een standpunt formuleert. Ik kan wel accepteren dat het kabinet eerst nader overlegt, maar naar mijn mening moet het binnen twee weken met een standpunt komen, waarin met name ingegaan wordt op de discrepantie tussen de wet op het Nederlanderschap en de huidige praktijk van het verlenen van dubbele nationaliteit.

De heer Korthals (VVD):

Voorzitter! Ik sluit mij bij dit verzoek aan, temeer daar de staatssecretaris allang heeft kunnen zien aankomen hoe een en ander in de Eerste Kamer zou verlopen. Het begint zo langzamerhand een beetje op struisvogelpolitiek te lijken dat de regering niet snel met een standpunt kan komen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Voorzitter! Vorige week donderdag heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid met de minister van het desbetreffende departement een algemeen overleg gevoerd over flexibilisering en zekerheid. De PvdA-fractie wil graag het verslag van dat algemeen overleg op de Kameragenda geplaatst zien, liefst nog voor deze week.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie ondersteunt graag het verzoek van mevrouw Van Nieuwenhoven.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek te voldoen en het punt toe te voegen aan de agenda van deze week.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van de Camp.

De heer Van de Camp (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Op donderdag 31 oktober bespreken de vaste commissies voor Justitie en voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport de voortgangsnotitie inzake het drugsbeleid. Ik heb op 3 september aan de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie gevraagd om een brief over het gemeentelijke coffeeshopbeleid in Delfzijl. Tot op heden heb ik geen antwoord van beide bewindslieden ontvangen. Via u vraag ik opnieuw aan het kabinet of wij voor het eind van deze week een brief over het gemeentelijke coffeeshopbeleid kunnen krijgen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven