Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragenvan het lid M.B. Vos aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, over de voorgenomen bezuinigingen op het onderwijs in ecologische landbouw aan de Landbouwuniversiteit Wageningen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Mijnheer de voorzitter! Postbus 51-spotjes roepen de consument op om ecoproducten te kopen, deze minister van Landbouw zet zich in voor meer ecoboeren en meer ecohandel, maar intussen is de universiteit van Wageningen van plan om fors te bezuinigen op de vakgroep ecologische landbouw, evenals op de vakgroepen akkerbouw en tuinbouw. Dat roept bij mij de vraag op waar men in hemelsnaam mee bezig is daar. Het maatschappelijke belang van ecologische landbouw lijkt mij buiten kijf. Ook de belangstelling ervoor van studenten in Wageningen en de samenleving neemt toe. Wat daar gebeurt, lijkt mij dus in strijd met het overheidsbeleid waar de minister voor staat.

De rector-magnificus, de heer Karssen, onderbouwt deze bezuiniging met de opmerking dat er een negatief oordeel is over de kwaliteit van het onderwijs aan deze vakgroep. Die uitspraak roept bij mij vragen op over het oordeel en de feiten waarop dat gebaseerd is, maar dan nog is dat toch geen grond voor bezuiniging. Dat zou grond zijn voor verbetering van het onderwijs aldaar. Ik zou de minister dan ook een aantal vragen willen stellen.

1. Vindt de minister dat deze bezuiniging bij de vakgroep ecologische landbouw wenselijk is, gezien zijn eigen beleid op dit punt?

2. Is hier sprake van een structurele verschuiving binnen de Landbouwuniversiteit Wageningen naar meer onderzoek dat gefinancierd wordt door het bedrijfsleven en naar meer disciplinaire vakgebieden?

3. Kan de minister inzicht geven in de wijze waarop men tot de beoordeling is gekomen dat juist hier bezuinigingen moeten plaatsvinden? Kan hij iets zeggen over kwaliteitscriteria die gehanteerd zijn?

4. Is de minister bereid zijn invloed aan te wenden om deze bezuiniging bij de vakgroep ecologische landbouw ongedaan te maken?

Minister Van Aartsen:

Mijnheer de voorzitter! Een universiteit als de Landbouwuniversiteit en – trouwens – kenniscomplex Wageningen, die sinds gisteren ook zo bestaat en die duurzaamheid in haar missie heeft, zal uiteraard de ecologische landbouw en alles wat daarmee te maken heeft, niet de nek omdraaien.

Derhalve zal ik kort ingaan op de vragen van de geachte afgevaar digde mevrouw Vos en allereerst op de vraag of ik deze bezuiniging wenselijk acht. Het antwoord daarop is "neen".

Is er een aanwijzing dat er sprake zou zijn van verschuiving van onderzoek in de richting van meer onderzoek dat ook door het bedrijfsleven zal worden gewenst? Daar heb ik geen aanwijzingen voor.

De geachte afgevaardigde vraagt in feite of de minister ook een oordeel kan geven over hetgeen in de pers rondwaart over een commissie die zich over een leerstoelgroep zal uitlaten. Ik kan daar helemaal niets over zeggen, omdat het betrokken onderzoek mij niet bekend is. Ik heb begrepen dat het morgen zal worden aangeboden aan het college van bestuur van de Landbouwuniversiteit Wageningen. Ik ken de achterliggende gedachten bij dit rapport niet. Het is in eerste instantie ook niet mijn taak, maar de taak van het college van bestuur van de landbouwuniversiteit om dat rapport van, naar ik meen, de commissie-Verhoeff te beoordelen.

De laatste vraag was of ik bereid ben mijn invloed aan te wenden bij de landbouwuniversiteit. Ik schetste dus de situatie. Er komt een rapport dat wordt aangeboden aan het college van bestuur. Dat college van bestuur zal daarover een oordeel moeten vellen. Daarna gaat het naar de raad van toezicht en dan pas zal een instellingsplan geformuleerd worden. Daar zal het, meen ik, uiteindelijk om gaan. Ik ben echter uiteraard bereid om, voorzover dat nodig is, de Landbouwuniversiteit Wageningen, het kenniscomplex in Wageningen dat duurzaamheid in zijn missie heeft staan, helder aan te geven wat ik ook begin februari in deze Kamer heb gezegd.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Hij heeft allereerst opgemerkt dat het in zijn visie niet gewenst is dat er bezuinigd wordt bij de vakgroep ecologische landbouw en in de tweede plaats dat zodra een besluit wordt genomen dat een ongewenste richting ingaat, hij zijn invloed bij de landbouwuniversiteit zal aanwenden. Ik ben er blij mee dat hij dit heeft uitgesproken. Ik wil de minister er overigens op wijzen dat de zaken bij de landbouwuniversiteit vrij snel worden afgehandeld. Zo heb ik van medewerkers van vakgroepen gehoord dat men al bijeen is geroepen en te horen heeft gekregen dat men wordt wegbezuinigd. Wil de minister daarom ook niet te lang wachten met het signaal, dat de landbouwuniversiteit zich aan haar missie moet houden en ervoor moet zorgen dat het onderzoek en het onderwijs op het gebied van de ecologische landbouw gewaarborgd worden?

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Zoals ik reeds heb aangegeven, ken ik het rapport niet. Het rapport wordt morgen aan het college van bestuur aangeboden dat zeker, zoals in dit soort gevallen gebruikelijk is, in overleg met betrokkenen tot nadere besluitvorming zal komen. Dat hangt ook af van de aard van het rapport. Voor het overige wil ik herhalen wat ik al eerder heb gezegd, namelijk dat ik ecologie en ecologische landbouw van groot belang vind en ik wijs in dat verband ook op het plan van aanpak. Ik neem aan, dat ook de landbouwuniversiteit wel kennisneemt van de debatten in de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Ik dank de minister voor zijn toezegging om op dit punt alert te blijven, hoewel er natuurlijk gescheiden verantwoordelijkheden zijn tussen een vakgroep van de landbouwuniversiteit en de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

In februari is tijdens het algemeen overleg over biologische landbouw al op deze ontwikkeling gewezen. In het agrarisch onderwijs zou te weinig aandacht aan biologische landbouw worden besteed en de Kamer heeft de minister heel indringend gevraagd om specifiek te kijken naar ontwikkelingen op de landbouwuniversiteit, om na te gaan hoe dat project tussen de landbouwuniversiteit, het hoger en het middelbaar agrarisch onderwijs zou verlopen en om zijn invloed aan te wenden om ervoor te zorgen dat biologische landbouw ook in een dergelijk project voldoende plaats zou krijgen. Wat heeft de minister sinds februari op dit punt ondernomen?

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Ik heb vooral datgene gedaan wat ik gisteren ook heb gedaan, namelijk een bepaalde visie uitdragen richting de landbouwuniversiteit over datgene wat er ook de komende eeuw aan wetenschappelijk onderzoek en wetenschap dient te worden verricht aan de landbouwuniversiteit. Men kent de opinies en opvattingen die terzake zowel bij de regering als bij de Staten-Generaal leven. Dit is een vraag van strategie en missie en de manier waarop die vervolgens worden ingevuld, is volgens mij geen zaak van de minister van Landbouw, zo min als dat een zaak is van de minister van OCW ten aanzien van de technische hogeschool in Delft. Zoals gezegd in antwoord op de vragen van mevrouw Vos, zal ik indien nodig mijn invloed aanwenden.

De heer Ter Veer (D66):

Voorzitter! Ik was gisteren toevallig in Wageningen. Misschien is dat niet toevallig, want wat is bij de opening van het academisch jaar een betere plek om aanwezig te zijn dan je oude universiteit? Ik heb ter plekke gelijk van de gelegenheid gebruikgemaakt om wat navraag te doen. Ik heb begrepen dat de school voor ecologische landbouw zich kan verheugen over een groot succes. De school voor ecologische landbouw is de school van denken en niet per se de vakgroep als zodanig in zijn engste definitie. Dat die school van denken groot succes boekt, blijkt in de teeltrichtingen en in de toegepaste richtingen. In de teeltrichtingen is er bijvoorbeeld een biologisch-dynamische afdeling melkveehouderij, die ongetwijfeld substantiële delen van het budget opsoupeert. In de toegepaste richtingen komt bijvoorbeeld de entomologie, de bestrijding van insecten, nu helemaal op het eerste plan, terwijl dat vroeger de ecologische vakgroep was. Het bestrijden van insecten vereist veel deskundigheid en kundigheid. De vakgroep entomologie doet dat nu. Het is zelfs zover dat er nu veruit naar de praktijk wordt geëxporteerd door de firma Koppert.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Ter Veer (D66):

Als de situatie die ik nu schets onjuist blijkt te zijn, wil de minister mij dan daarover berichten?

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! De schets van de heer Ter Veer is juist, want dat onderzoek gaat ook over het totaal van de plant- en gewaskunde. De veehouderij bevindt zich er volgens mij niet in. Daarmee is al aangegeven dat het onderzoek niet alleen is gericht op de leerstoelgroep biologische landbouw, maar dat het veel breder is. Overigens geldt datgene wat de geachte afgevaardigde mevrouw Van Ardenne zei. Het gaat in dezen ook om samenwerking met andere instituten, niet alleen met de dichtbijgelegen onderzoeksinstituten zoals DLO – wij hebben niet voor niks een kenniscentrum Wageningen – maar eventueel ook met andere onderwijsinstellingen. Ik noem alleen al het hoger agrarisch onderwijs.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Is het juist dat de ecologische inbreng van de Landbouwuniversiteit Wageningen van groot belang is voor de ontwikkeling van het beleid van de minister? Als dat het geval is, kan hij zich niet alleen maar beroepen op een formele positie ten opzichte van deze instelling, maar dient hij zich wel degelijk te bemoeien met de uiteindelijke resultaten.

Hij heeft toegezegd om desgewenst in actie te komen. Dat is positief. Mag ik hem vragen om zijn belofte aan collega Vos zodanig te zien, dat hij dat ook in een brief aan onze Kamer wil mededelen zodra het college van bestuur aldaar een standpunt heeft ingenomen over het werk van de commissie?

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Is het belangrijk voor mijn beleid? Dat is evident, maar even evident is dat de landbouwuniversiteit-KCW eigen verantwoordelijkheden heeft. Gisteren is net de nieuwe wetgeving in werking getreden, waarbij de verhoudingen opnieuw zijn uitgekristalliseerd. Het zou dan wel heel vreemd zijn als er door mij een brief aan de landbouwuniversiteit zou worden geschreven: stel dat er dit en dat in het rapport staat, dan mag u dat vooral niet doen. Dat gaat gewoon mijn bevoegdheden te buiten. Maar juist omdat er evidenties zijn in het beleid, zoals afgesproken tussen regering en Staten-Generaal, en overigens ook een evidentie in de ontwikkelingen van de Nederlandse land- en tuinbouw, kan ik mij niet anders voorstellen dan dat het college van bestuur uiteindelijk de goede besluiten zal nemen.

De tweede vraag van de geachte afgevaardigde de heer Rabbae is, wanneer het door mij geschetste proces zich bij de landbouwuniversiteit heeft voltrokken. Ik ben uiteraard bereid om de Kamer daarvan op de hoogte te stellen. Aan de andere kant kan de landbouwuniversiteit, zoals ik al zei, kennisnemen van dit debat.

Naar boven