Vragen van het lid Van der Heijden aan de minister van Binnenlandse Zaken over de uitspraak van de rechter over de heer J.W. Brinkman.

De heer Van der Heijden (CDA):

Voorzitter! Het vonnis van de president van de rechtbank in Den Haag inzake het verzoek van de heer Brinkman om een voorlopige voorziening te treffen tegen het ontslag dat hem per 1 oktober 1997 is verleend, is voor de CDA-fractie aanleiding om de minister van Binnenlandse Zaken direct enkele vragen te stellen. De fractie is zich zeer wel bewust van het feit dat er al een debat met de Kamer is afgesproken en dat daarvoor nog allerlei materiaal moet worden aangeleverd, ook naar aanleiding van het vonnis, maar zij vreest dat nu een situatie van grote onzekerheid ontstaat zowel voor het politiekorps in Rotterdam alsook voor de burgers in het betrokken Rijnmondgebied. Immers, het vonnis van de rechter geeft aan dat het ontslagbesluit wordt geschorst tot zes weken na verzending van de beslissing op het bezwaar dat de heer Brinkman heeft ingediend. Die tijd moet kennelijk benut worden om eventueel te onderzoeken hoe en wanneer de heer Brinkman eventueel kan terugkeren in zijn functie. De vragen die het CDA wil stellen, zijn de volgende.

De allerbelangrijkste vraag is: wat is de positie van de heer Lutken, die per 1 oktober 1997 is aangesteld als korpschef van Rotterdam-Rijnmond? In hoeverre laat deze aanstelling nog enige ruimte voor nader onderzoek? Zo nee, wat is dan de insteek van de minister van Binnenlandse Zaken in het overleg met de heer Brinkman? Wanneer kan dat onderzoek ten naaste bij worden afgerond? Wanneer wordt derhalve een beslissing op het bezwaarschrift van de heer Brinkman verwacht?

Wat is inmiddels de positie van de minister van Binnenlandse Zaken zelf? Hij is in het vonnis van de president van de rechtbank gevoelig afgestraft op de volgende punten:

  • - onvoldoende inachtneming van de motiverings- en zorgvuldigheidseisen;

  • - de gestelde vertrouwensbreuk onvoldoende geobjectiveerd;

  • - het onvoldoende betrekken van het rapport van de heer Docters van Leeuwen en mevrouw Leemhuis;

  • - het tekortschieten van de informatievoorziening ten opzichte van de heer Brinkman.

Hoe verklaart de minister deze overwegingen, die er vooral op wijzen dat hij zijn huiswerk niet zorgvuldig heeft gemaakt? Dat was steeds de verdedigingslinie die de minister had opgebouwd.

Dit alles levert het akelige gevoel op dat de minister van Binnenlandse Zaken is opgezadeld met besluitvorming die voorkomen had kunnen worden wanneer hij meer, beter, sneller en sturender was opgetreden. Maar de allesoverheersende slotvraag is: hoe kan de minister van Binnenlandse Zaken voorkomen dat Rotterdam-Rijnmond in feite twee formeel aangestelde korpschefs heeft, wat het werken van de heer Lutken in Rotterdam onmogelijk maakt en het herstel van normale relaties in Rotterdam ernstig belemmert?

Minister Dijkstal:

Voorzitter! De opmerking die de heer Van der Heijden in het begin maakte, dat er bij het korps en bij de burgers in Rotterdam en omstreken grote onzekerheid bestaat, is op zichzelf juist. Maar die onzekerheid hangt niet samen met deze gerechtelijke uitspraak, want diezelfde onzekerheid bestond ook al op het moment dat de heer Brinkman besloten had – hij had daartoe overigens het volste recht – bezwaar aan te tekenen tegen het besluit van de minister. De onzekerheid rond die positie vloeit dus ook al voort uit de bezwaarschriftenprocedure. Als een partij vindt dat er geen goed besluit is genomen, kan die partij daartegen bezwaar aantekenen, waarna een bezwaarschriftencommissie partijen gaat horen, waarover zij een uitspraak doet. Die uitspraak kan natuurlijk alle kanten opgaan. De onzekerheid als zodanig is daarom door deze uitspraak niet verder vergroot.

Het is voor mij niet gemakkelijk om op alle vragen exact antwoord te geven. Ik heb die uitspraak van de rechter, ter grootte van 17 pagina's, immers ook nog maar net onder ogen gekregen. Ik heb de uitspraak overigens een uur geleden naar de Kamer gestuurd, dus het is nog niet zeker of de Kamerleden de uitspraak hebben. Als zij de uitspraak niet hebben, wordt dit een lastig debatje.

De heer Van der Heijden (CDA):

Wij hebben alleen het uittreksel ontvangen.

De voorzitter:

U krijgt nog een kans.

Minister Dijkstal:

Nee, u heeft de gehele uitspraak ontvangen. Maar even los van de vraag of ik de uitspraak van de rechter helemaal gelezen heb, wil ik nog enige tijd hebben om met de landsadvocaat na te gaan of ik het eens ben met de uitspraak en zeker ook met de overwegingen. Ik sluit niet uit dat ik het met sommige overwegingen niet eens ben. Verder zal ik na moeten gaan wat de uitspraak, die ik natuurlijk uit zal moeten voeren, betekent. Ik zal zo aangeven dat de uitspraak voor mij op dit moment niet overal even helder is.

Op de vraag wat de positie van de heer Lutken is, kan ik nog geen definitief antwoord geven. In de stukken is mij al opgevallen dat gevraagd werd de benoeming ongedaan te maken, maar daarover is in de uitspraak niets terug te vinden. Ik weet dus niet precies hoe ik dat vanuit de rechterlijke uitspraak moet lezen, hoewel je daarover verder kunt denken wat je wilt.

Mij dunkt is het belangrijkste punt – de heer Van der Heijden vraagt daar terecht naar – dat in de uitspraak wordt gevraagd of ik in het kader van de bezwaarschriftenprocedure overleg wil voeren met de verzoeker. Daarbij doet zich het wonderlijke feit voor, dat in de overwegingen wordt gezegd dat ik overleg moet voeren met alle betrokkenen, dus het bevoegd gezag, terwijl in de uitspraak alleen staat dat ik overleg moet voeren met de verzoeker. Wat ik nog niet precies weet, is hoe ik het overleg met de verzoeker moet zien in een lopende bezwaarschriftenprocedure, waar partijen worden gehoord. Ik vraag van de Kamer enige tijd om de betekenis daarvan zorgvuldig na te gaan en om te bezien, op welke wijze ik daaraan inhoud moet geven.

Over het tijdpad kan ik wel iets meedelen. De voorgeschreven hoorzitting over de bezwaarschriftenprocedure was al gepland op 12 september, dus die gaat gewoon door. Zo kort mogelijk na 12 september zal ik een besluit moeten nemen: handhaving van het eerdergenomen besluit, of heroverweging daarvan, gehoord de uitkomst van de bezwaarschriftenprocedure. Meer dan dat kan ik er op dit moment niet over zeggen.

De mededeling van de heer Van der Heijden, voorzien van een vraagteken, of hiermee niet onmiskenbaar is vast komen te staan hoe onzorgvuldig er door iedereen gehandeld is, ligt volgens mij een slagje ingewikkelder. Als ik de uitspraak goed gelezen heb, zegt de rechter dat zij onvoldoende gronden heeft kunnen vinden, op basis waarvan het regionaal college en de korpsbeheerder tot de conclusie hadden kunnen komen dat de vertrouwensband onherstelbaar was beschadigd, zodat dit punt nog nader onderzocht moet worden. Dit betekent impliciet – daar komt de onzorgvuldigheid van de minister als afgeleide naar voren – dat ook ik niet mijn uiteindelijke besluit had mogen baseren op de mededelingen van de korpsbeheerder en het regionaal college. De Kamer weet overigens dat ik dit punt, nadat ik het gehoord had, nog twee keer gecheckt heb. Maar goed, je kunt van mening verschillen over de vraag of dat wel of niet goed is gegaan. Ik kom daarop nog terug in een reactie op wat nu voorligt, en sowieso in de beantwoording van de vragen van de Kamer, waarvan ik een deel overigens al had beantwoord, en het andere deel, in afwachting van ambtsberichten, nog niet.

Er was het verwijt van de heer Brinkman via zijn advocaat dat ik informatie niet aan hem zou hebben gegeven. DijkstalIk weet niet waar dat op slaat en ik kan hier dus ook niet ruiterlijk bekennen dat ik die informatie niet gegeven heb terwijl ik dat wel had moeten doen ofwel dat die informatie wel of niet relevant was. Maar goed, daarover hoort de Kamer ook later.

De heer Van der Heijden (CDA):

Mijnheer de voorzitter! De CDA-fractie begrijpt dat de heer Dijkstal het zeer uitvoerige vonnis nader wil bestuderen, maar ik pik er toch een paar buitengewoon ernstige punten uit. De minister geeft nu toe dat de heer Lutken eigenlijk in de lucht hangt, dat hij op dit moment geen helderheid kan verschaffen over de positie van de heer Lutken. Dat lijkt mij temeer ernstig, omdat hij ook aangeeft dat hij nog een besluit moet nemen over het bezwaarschrift van de heer Brinkman, waarbij hij duidelijk spreekt van "heroverwegen" als een van de mogelijkheden. Dat betekent dat de ontwikkeling in Rotterdam, waarbij men zich uiteindelijk heeft neergelegd bij de komst van de heer Lutken – ik spreek er op dit moment verder geen waardeoordeel over uit – nog een andere richting uit kan. Ik geloof dat in de lange spanne tijd die kan ontstaan, het niet verantwoord is om de leiding van Rotterdam in die onzekerheid te laten verkeren. De uitspraak kan na 12 september vallen, maar dan gaat pas het besluit van de president van de rechtbank in Den Haag in werking, daar dan nog zes weken nodig is om eventueel nader tot elkaar te komen.

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Ik begrijp niet helemaal goed waarom de heer Van der Heijden gemeend heeft te hebben gehoord dat ik de positie van de heer Lutken nu onzekerder heb gemaakt en dat ik wat dat betreft iets in de lucht heb laten hangen. Er heeft een benoeming plaatsgevonden die ook juridisch 100% in orde is. De rechter heeft over dat punt verder geen uitspraak gedaan. Dus ik heb geen enkele reden om de positie van de korpschef verder in de lucht te laten hangen. Het besluit is genomen; dat staat voor mij nu verder vast. Er doen zich nu wel andere pikante vragen daaromheen voor, maar ik heb verder in ieder geval niets in de lucht laten hangen. Dus dat punt klopt niet.

Het punt van dat heroverwegen klopt natuurlijk wel, maar dat kan ook niet anders. Als de wet voorziet in de mogelijkheid van een bezwaarschriftenprocedure, dan is per definitie degene die het besluit genomen heeft gehouden dat besluit te heroverwegen, namelijk gehoord de partijen in die bezwaarschriftenprocedure. Ik neem dat serieus. Ik loop niet vooruit op wat ik denk dat er allemaal uit zou kunnen komen. Dat horen wij allemaal wel; dat is ook precies de aard van zo'n bezwaarschriftenprocedure. Als men geen bezwaar had aangetekend, was er niets te heroverwegen. Nu zal ik dat wel moeten doen, of ik dat nu leuk vind of niet. En ik zal het dan ook doen.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! Denkt de minister dat het mogelijk is om per 1 oktober twee korpschefs te hebben in de regio Rotterdam? De uitspraak van de president bij voorlopige voorziening is niet misselijk. Ik baseer mij nu op het persbericht dat door de rechtbank zelf is uitgegeven. Procedures zijn niet gevolgd; er is sprake van ongefundeerde waardeoordelen door de korpsbeheerder; hoor en wederhoor zijn niet op gelijke wijze toegepast ten aanzien van de burgemeesters en ten aanzien van de korpschef; de minister zou tekort zijn geschoten in de informatievoorziening aan de heer Brinkman. Dat alles leidt mij tot de vraag of de minister bereid is zijn eerdere afwijzing van een onafhankelijk extern onderzoek, door hem te entameren, te heroverwegen en alsnog over te gaan tot dat onderzoek, waarvan de resultaten dan aan de Kamer zullen worden meegedeeld.

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Ik voel mij een beetje gehandicapt doordat ik niet over het persbericht beschik maar wel over de uitspraak. Ik begrijp dat de heer De Graaf wel het persbericht heeft maar niet de uitspraak. Dit maakt de communicatie wat lastig. Deze zaak is niet alleen voor de heer Brinkman vanuit een rechtspositioneel oogpunt van groot belang, maar ook voor ons vanwege de verdeling van bevoegdheden en de politieke beoordeling van de gang van zaken. Dit luistert allemaal nogal nauw. Ik houd graag mijn handen vrij en daarom zal ik een aantal antwoorden vandaag nog niet geven. Ik wil eerst de stukken goed bestuderen. Ik ga in ieder geval niet in discussie over een persbericht. De Kamer houdt die antwoorden nog van mij tegoed. Ik zal de Kamer nader informeren over mijn standpunten terzake, zodat zij zich een oordeel kan vormen.

Ik voel op dit moment niets voor een onafhankelijk onderzoek. Het is nogal onduidelijk wat daarmee wordt beoogd. De heer Brinkman heeft een procedure aangespannen over de rechtmatigheid van zijn ontslag. In dat kader heeft de rechter bepaald dat er overlegd moet worden. Ik zal mij beraden op de vraag op welke wijze dat zal gebeuren. Dat is wat anders dan een onafhankelijk onderzoek. In dat geval zal op z'n minst aangegeven moeten worden waar dat onderzoek betrekking op moet hebben. Vervolgens zal ik nadenken over de vraag of ik ook behoefte heb aan zo'n onderzoek. Hierop zullen wij ongetwijfeld tijdens een volgend debat over deze kwestie nader terugkomen.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! De heer Van der Heijden heeft naar de positie van de minister en van de heer Lutken gevraagd. Ik vraag mij af wat de positie van de korpsbeheerder van Rotterdam is, namelijk burgemeester Peper, die de leiding heeft gehad over iets wat nu een chaos is geworden.

Er zijn nu formeel twee hoofdcommissarissen van politie in Rotterdam. Dat kan niet te lang duren. Er zal er één moeten vertrekken. De minister heeft min of meer toegezegd dat er geen gouden handdrukken gegeven zullen worden. Houdt hij dat nu staande en, zo ja, op welke wijze wil hij de problemen dan oplossen?

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Over de positie van de korpsbeheerder wordt in deze uitspraak niets gezegd. Ik acht het niet juist daar nu verder mededelingen over te doen. Na de beantwoording van de vragen zullen wij hier vermoedelijk wel op terugkomen.

Het is niet helemaal juist dat er nu twee korpschefs zijn. De heer Van der Heijden citeerde de uitspraak goed. Na de bezwaarschriftenprocedure kan zich, afhankelijk van het besluit en van andere omstandigheden, de situatie voordoen dat er na 2 oktober twee korpschefs zijn. De ene is nieuw benoemd en zijn benoeming wordt door de uitspraak van de rechter niet aangetast. De ander kan dan niet ontslagen worden en blijft dan dus korpschef. Ik weet niet precies op welke wijze ik daarmee moet omgaan. Ik weet niet eens of de wet hier op een of andere wijze in voorziet. Ik zal daar nauwkeurig studie naar verrichten.

Ik begrijp de vraag naar de gouden handdruk niet zo goed. Ik heb een besluit genomen en daar hoort een financiële afwikkeling bij. De Kamer kent dat besluit. Daarover heeft de rechter verder geen uitspraak gedaan. Ik voel mij niet verplicht daar op dit moment nadere mededelingen over te doen.

De heer Gabor (CDA):

Voorzitter! De minister heeft in deze affaire van meet af aan de zorgvuldigheid centraal gesteld. Daar heb ik grote waardering voor. Alle acht de overwegingen van de rechter hebben echter te maken met een belangrijke mate van onzorgvuldigheid. Is de minister nu bereid om een onderzoek in te stellen naar de juiste toedracht van het incident van 2 juni? De rechter kwalificeert dit als "onbetekenend". Is de minister vervolgens bereid een onderzoek in te stellen naar de gang van zaken rondom het rapport van de korpsbeheerder van 24 juni? De rechter spreekt in dit verband van ongefundeerde waardeoordelen. De zorgvuldigheid vereist dat die onderzoeken worden verricht.

Minister Dijkstal:

Voorzitter! De vraag van de heer Gabor ligt in het verlengde van de meer algemene vraag van de heer De Graaf over dat onderzoek. In zekere zin verwijs ik naar mijn antwoord daarop, maar ik zal toch wat specifieker zijn. De heer Gabor spitst zijn vraag toe op twee relevante momenten: 2 juni en 24 juni. De rechter heeft mij echter gevraagd om eerst overleg te voeren. Voordat ik uitspraken kan doen over de wenselijkheid van een nader onderzoek, is het eerste wat mij nu te doen staat het voeren van overleg met de verzoeker. Ik loop niet vooruit op overleg dat nog moet plaatsvinden.

De heer Koekkoek (CDA):

Voorzitter! Het is goed dat er in Nederland een rechter is die paal en perk stelt aan onrecht. Dat is het gevoel dat wordt opgeroepen door deze zaak-Brinkman. Het is de vraag hoe de minister de gebreken die aan het ontslagbesluit kleven, zal herstellen. Ik begrijp dat hij er nu inhoudelijk nog niet op kan vooruitlopen, maar vraag hem toch of hij bij de beslissing naar aanleiding van het bezwaarschrift zal proberen om die gebreken zoveel mogelijk te herstellen. De rechter heeft gezegd dat de minister eventueel de mogelijkheid moet onderzoeken of de heer Brinkman in functie kan blijven. Is het in functie blijven per 1 oktober mogelijk of heeft Rotterdam-Rijnmond dan twee commissarissen? Nu is daar een oplossing voor, namelijk dat de rechter op een gegeven moment de nietigheid van zo'n besluit voor gedekt verklaart. Maar dan kan er een geweldige schadeclaim worden ingediend. Realiseert de minister zich dat?

Ik wil de vraag naar het nader onderzoek naar de gang van zaken nog eens op een andere manier formuleren. Als de minister de zaak bekeken heeft, wil hij dan toch de handelwijze van korpsbeheerder en regionaal college aan een nader onderzoek onderwerpen? De kritiek daarop is namelijk niet misselijk.

Voorzitter! Natuurlijk is door deze uitspraak de onzekerheid verder vergroot. De minister kan daar niet omheen, anders zou hij hier vandaag niet staan.

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Ik deel de opvatting van de heer Koekkoek dat het goed is dat er een rechter is. Dat geldt in alle gevallen waarin een burger zich benadeeld voelt en probeert zijn recht te halen. Wie zal dat recht ontkennen aan een burger?

De heer Koekkoek zei met enige stelligheid dat er gebreken kleven aan de ontslagbeslissing. Of dat zo is, moet nog beoordeeld worden. Er kan sprake zijn van procedurele gebreken, inhoudelijke gebreken of een gebrek in de verdere afwerking van het ontslag. Ik zie op dit moment geen aanleiding om het daarmee eens te zijn, maar ik schors mijn oordeel daarover op tot het moment waarop de bezwaarschriftenprocedure is afgerond en ik weer voor de vraag kom te staan of het besluit en alles wat daaraan annex was, juist was of dat ik, gehoord partijen, dat besluit geheel of gedeeltelijk moet heroverwegen. Dus ik kom daarop terug op het moment dat daarvoor geëigend is.

Vervolgens vroeg de heer Koekkoek of ik rekening houd met een eventuele schadeclaim die hieruit kan voortvloeien. Ik houd daar op dit moment geen rekening mee. Daar gaat het nu ook niet over. Ik loop lang genoeg mee om te weten wat er naderhand nog kan gebeuren, maar dat zien we dan wel. Ik heb gedaan wat ik meende te moeten doen. De rechter heeft daar vooral in procedurele zin vraagtekens bij geplaatst en hij heeft mij gevraagd om overleg te voeren. Dat is het eerste wat mij te doen staat.

Op de vraag of ik in deze uitspraak aanleiding zie om het handelen van het burgemeesterscollege, het regionaal college en van de korpsbeheerder aan een onderzoek te onderwerpen, is mijn antwoord "neen". Deze zaak geeft daar geen aanleiding toe. Ik zeg dit overigens in het volste vertrouwen dat in het politieke debat nog zal worden teruggekomen op de vraag hoe het regionaal college heeft gehandeld, inclusief de korpsbeheerder. Dat debat heeft deels al plaatsgevonden in een aantal gemeenteraden en dat zal deels nog gevoerd worden in deze Kamer.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks):

Voorzitter! Ik begrijp dat de minister het vonnis nog uitvoerig moet bestuderen, maar hij zal het uiteindelijk moeten uitvoeren. Dat kan betekenen dat de heer Brinkman terugkomt op zijn post. Hoe beoordeelt de minister de uitspraak van de ondernemingsraad dat de heer Brinkman niet terug kan komen? De minister moet eerst nog overleg plegen voordat hij iets kan zeggen over een onafhankelijk onderzoek. Dat vind ik prima, maar toch is duidelijk aangegeven, ook weer door dit vonnis, dat er heel veel fout is gegaan. Er is sprake van onzorgvuldigheid. Kortom, er is veel mis. Dan is er toch alle reden om een onafhankelijk onderzoek in te stellen?

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Ik heb naar aanleiding van alle stukken die daarover zijn gewisseld geen ander oordeel dan ik eerder had over de relatie tussen de heer Brinkman en de ondernemingsraad. Op zichzelf hebben de stukken mij geen aanleiding gegeven om de ontslagprocedure in gang te zetten. Het moment waarop het bevoegd gezag tot de conclusie is gekomen dat de vertrouwensrelatie onherstelbaar was beschadigd – of woorden van die strekking – was voor mij cruciaal. Daarachter is een aantal problemen verscholen, waaronder het probleem dat door mevrouw Oedayraj Singh Varma is aangeduid.

Mevrouw Oedayraj heeft gezegd dat de rechter in zijn uitspraak concludeert dat er veel dingen fout zijn. Dat is zo, maar naar mijn mening moet een aantal knelpunten in het functioneren van het Rotterdamse politiekorps onderscheiden worden, ook in relatie tot het bevoegd gezag. Over die problemen zijn rapporten verschenen. Het is bekend dat ik met de heren Lutken en Peper heb gesproken over de wijze waarop de nieuwe korpschef die problemen tot een oplossing wil brengen.

Daarnaast zijn de andere knelpunten aan de orde, waarnaar de heer Van der Heijden verwees. De vraag is of het regionaal college, de korpsbeheerder en in een afgeleide positie de minister, voldoende grond hadden om tot de conclusie van de geschade vertrouwensrelatie te komen. Als die grond onvoldoende is, zoals de rechter vermoedt, is dat niet zorgvuldig, aldus mevrouw Oedayraj. Dat is een probleem van een andere aard.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! Heeft de minister de indruk dat hij een onvolledig beeld heeft van de gehele gang van zaken sinds de aanstelling van korpschef Brinkman tot aan het ontslag? Zo ja, is dat geen extra reden voor een onafhankelijk onderzoek?

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Ik sluit niet uit dat mijn beeld niet volledig is, maar het is wel volledig genoeg om te doen wat ik moest doen. Daarachter is een cruciale vraag verscholen. Bij herhaling – ook tijdens eerdere debatten over de relatie korpsbeheerder-korpschef – heb ik gezegd dat ik degenen dien aan te spreken die met het bevoegd gezag zijn belast, in casu het regionaal college en de korpsbeheerder, en dat ik niet als een arbiter moet optreden tussen enerzijds de korpschef en anderzijds het bevoegd gezag. Om die reden heb ik mij stelselmatig slechts actief gewend tot de korpsbeheerder of het regionaal college. Er zijn drie momenten geweest waarop ik met de korpschef heb gesproken, maar dat was altijd op zijn verzoek. Ik heb dat niet willen negeren. Ik vind dat degenen met wie ik zaken moet doen, degenen zijn die bij wet belast zijn met het beheer over het korps. Over deze kwestie komen wij, ook in de bredere context van competentieverdeling, nog wel te spreken.

Ik vind dat ik volledig genoeg was geïnformeerd in de contacten met het bevoegd gezag om tot mijn besluit te kunnen komen.

De heer Van Heemst (PvdA):

Voorzitter! Wij vragen de minister om zorgvuldig op te treden. Het is dan toch opmerkelijk dat het mondelinge vragenuurtje op basis van een uittreksel van een vonnis wordt gebruikt om terug te komen op de kwestie-Brinkman. Ik vraag de woordvoerders van CDA en D66 of het debat dat is afgesproken in de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken nog zin heeft. Ik hoor dat deze partijen op basis van berichten op Teletekst dan wel een uittreksel van een vonnis tussen de regels door de conclusies herhalen die zij ook halverwege de zomer hebben getrokken, namelijk dat de minister tekort is geschoten en dat er een onderzoek moet komen. Als zij dat nu al zo zeker weten, kan er de eerste week van oktober dan nog wel een zorgvuldig debat worden gevoerd? Staan hun conclusies al bij voorbaat vast?

Op welke termijn kan de minister de Kamer de ontbrekende informatie verschaffen die nodig is om het debat in oktober te kunnen voeren? Wij voeren graag een open debat. Wij doen dat graag zorgvuldig en dus ook graag op basis van tijdig toegestuurde en volledige informatie van de minister.

De voorzitter:

De eerste vragen zijn gesteld aan de woordvoerders van het CDA en D66. Ik geef hun graag in die volgorde het woord.

De heer Van der Heijden (CDA):

Voorzitter! Het vonnis leek de CDA-fractie een nieuw feit.

De CDA-fractie heeft geen enkel duidelijk oordeel uitgesproken.

Er zijn vooral vragen gesteld over enkele bijzonder vervelende punten. Een ervan heeft de minister al aangegeven: er bestaat nog altijd kans op twee, door verschillende instanties gehonoreerde korpschefs; dat is een ramp voor Rotterdam.

In mijn inleiding heb ik gezegd dat ik het debat dat voor oktober is gepland, volledig voor het CDA zal voeren. Er zijn immers heel veel vragen over alle procedures te stellen en wij zijn zeer benieuwd naar het antwoord van de minister.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! De heer Van Heemst weet dat de fractie van D66 anderhalve maand geleden al een debat had willen voeren naar aanleiding van de toen bekende informatie. Dat is tegengehouden door de fracties van de Partij van de Arbeid en de VVD. Het zij zo. Het debat moet wel zo snel mogelijk worden gevoerd. De uitspraak van de rechter – wij baseren onze informatie nu op een officiële perspublicatie van de rechtbank – geeft ons reden temeer te verzoeken dit debat spoedig te voeren. Er zijn immers meer dan voldoende vragen te stellen aan de minister. Daarna kunnen wij een oordeel geven.

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Ik had mij al geheel geprepareerd op het debat dat wij vóór de zomer zouden voeren. Ik was licht teleurgesteld omdat dit niet lukte. Daarna heb ik mij gespitst op vandaag, want wij zouden het vandaag voeren, maar ook dat is niet gelukt. Ik verheug mij dus op 2 oktober en ik hoop dat het nu stand houdt.

Tegenover de heer Van Heemst geef ik echter toe dat ik daarvoor zelf nog iets moet presteren, namelijk het beantwoorden van de vragen. Een aantal vragen heb ik beantwoord. Ik heb de Kamer al meegedeeld dat ik een aantal vragen niet kon beantwoorden, omdat ik van de desbetreffende autoriteiten een aantal ambtsberichten nog niet had. Sommige vragen wilde ik niet beantwoorden, omdat mij dat niet verstandig leek zolang de procedure in kort geding nog liep. Het laatste is nu voor een deel achterhaald door de uitspraak. Het andere doet zich nog voor. Bovendien – dat is zeer relevant; de heer Van der Heijden verwees ernaar – loopt de bezwaarschriftenprocedure nog tot 12 september. Ik zal daarom pogen om zo kort mogelijk na 12 september antwoord te geven op alle gestelde vragen waarop ik nog geen antwoord heb kunnen geven en ik zal pogen antwoord te geven op sommige vragen die vandaag zijn gesteld en die ik ter wille van de zorgvuldigheid nu nog niet kon beantwoorden.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! De minister onderschrijft de belangrijke betekenis van de rechter in onze rechtsorde. Ik had natuurlijk niks anders verwacht van de "minister van de Grondwet". Ik kan mij echter moeilijk voorstellen dat hij gelukkig is met het vonnis van de rechter. Immers, de rechter heeft de minister in feite teruggefloten.

De minister heeft net toegezegd dat hij straks informatie wil verstrekken aan de Kamer met het oog op het inhoudelijk debat dat ergens in oktober zal worden gevoerd. Is hij bereid om, na een analyse door de landsadvocaat van het vonnis, in te gaan op de zorgvuldigheid die de minister kennelijk of eventueel niet heeft betracht?

Minister Dijkstal:

Ja, dat ben ik impliciet. Als de rechter zegt dat ik overleg moet voeren met de verzoeker, dat ik de bezwaarschriftenprocedure moet doorlopen, de partijen moet horen en mijn besluit dan opnieuw in overweging moet nemen – met mogelijke uitkomsten – dan spreekt daaruit impliciet dat ik alles wat ik hoor, opnieuw ga wegen. Dat kan tot een besluit leiden dat afwijkt van het besluit dat ik eerder heb genomen. Daarop mag dan de vraag volgen of ik dat niet eerder had kunnen doen. Op sommige punten is dat misschien het geval, dat weet ik nog niet, en op sommige punten misschien niet. Op grond daarvan kan dan een oordeel worden gegeven over de zorgvuldigheid. Dat zal dus impliciet gebeuren.

Naar boven