Vragen van het lid Verkerk aan de minister van Defensie over de staking van het drugsonderzoek in Seedorf.

De heer Verkerk (AOV):

Voorzitter! Dat militairen zich ver van het gebruik, het bezit en het verhandelen van drugs moeten houden, is in deze Kamer al meermalen benadrukt en is ook het beleid van de minister en de staatssecretaris van Defensie. Dat er naar meer discipline in de krijgsmacht gestreefd wordt, is natuurlijk uitstekend en is onlangs nog ter sprake gekomen op een symposium. Uit dat streven vloeit voort dat diverse militairen worden ontslagen om de verschillende krijgsmachtdelen drugsvrij te krijgen. Maar wie schetst mijn verbazing nu ik hedenmorgen in het Algemeen Dagblad moet lezen dat het onderzoek naar drugsgebruik in Seedorf zou zijn gestaakt? Ik begrijp dat het onderzoek door de marechaussee wordt verricht en in de eerste plaats een justitieel onderzoek is, maar juist omdat de minister van Defensie en het defensieapparaat hier nauw bij betrokken zijn, heb ik toch een aantal vragen, mede gezien de teneur van het krantenbericht van hedenmorgen.

Is de minister ingelicht over het staken van het onderzoek door de Koninklijke marechaussee in Seedorf? Welke zijn de motieven daarvoor? Heeft de minister reacties uit militaire kring in Seedorf gekregen? In het krantenbericht is er namelijk sprake van dat ook officieren bij het drugsgebruik betrokken zouden zijn en lagere militairen zeggen dat juist daarom met het onderzoek wordt gestopt. Welke afspraken zijn in januari bij de oprichting van het onderzoeksteam gemaakt over de doelstellingen van het te verrichten onderzoek? Meent de minister dat de doelstellingen nu bereikt zijn? Voorzitter! Tot slot wil ik graag weten of de minister verder onderzoek in Seedorf noodzakelijk of niet nodig acht om te bewijzen dat Defensie het ernstig meent met zijn strenge aanpak van de drugs en of hij zich ervan bewust is dat stopzetting van het onderzoek mogelijk de geloofwaardigheid van zijn beleid inzake drugs in de krijgsmacht in gevaar brengt.

Minister Voorhoeve:

Mijnheer de voorzitter! Het onderzoeksteam is in januari gevormd in overleg met het openbaar ministerie. Vooraf is bepaald dat het van 1 maart tot 1 mei zou lopen om bepaalde doelen te bereiken. De officier van justitie heeft reeds enkele weken geleden in goed overleg met de districtscommandant van de Koninklijke marechaussee besloten het huidige onderzoek per 1 mei te beëindigen. De gestelde doelen zijn bereikt. Er zijn zeventien aanhoudingen verricht en er liggen nog verschillende verklaringen tegen dealers en hard- en softdrugsgebruikers, die thans door het openbaar ministerie worden bestudeerd voor verdere actie. Er wordt overlegd met het openbaar ministerie over de wijze waarop een nieuwe actie kan worden gevoerd. Wij verwachten dat het overleg nog enige tijd zal nemen. Er zijn geen hoge officieren bij betrokken, dat wil zeggen bij de lijst van verdachten. De officier van justitie heeft heden verklaard dat hem tot op heden niet is gebleken dat hoge officieren op enigerlei wijze betrokken zijn bij drugspraktijken.

De heer Verkerk (AOV):

Voorzitter! Ik ben blij met de beantwoording van de minister. Wij weten nu meer over de stand van zaken. Hij zei dat nieuwe activiteiten te verwachten zijn, maar dat daar nog enige tijd overleg voor nodig zou zijn. Ik zou hem toch willen vragen of hij een termijn kan noemen waarop die nieuwe activiteiten kunnen worden verwacht en in welke richting wij moeten denken. De minister zei dat er geen hoge officieren bij betrokken zijn. Betekent dit dat er wel lagere officieren bij betrokken zijn? Voorts zei de minister dat de doelstellingen bereikt waren. Kan hij enigszins aangeven welke doelstellingen hij had willen bereiken toen het onderzoek startte?

Minister Voorhoeve:

Voorzitter! Naar verwachting valt er over enkele weken in het overleg tussen het openbaar ministerie en de Koninklijke marechaussee een besluit over de vraag op welke termijn en in welke vorm een nieuwe actie wordt gestart. Mijn opmerking over de niet-betrokkenheid van hoge officieren was duidelijk, maar daarnaast heeft de heer Verkerk gevraagd of er wellicht lagere officieren bij zijn betrokken. Mij is in ieder geval bekend dat één onderofficier is aangehouden. Dan ga ik in op de vraag wat er verder op dit terrein wordt gedaan. Natuurlijk heeft het constant de aandacht van de Koninklijke marechaussee – dat volgt uit de militairepolitietaak – maar voor speciale rechercheteams, zoals hier het geval is, wordt steeds nauw overlegd met het openbaar ministerie, dat eerstverantwoordelijke is voor de samenstelling van dit soort teams.

Naar boven