Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragenvan het lid Oedayraj Singh Varma aan de minister van Binnenlandse Zaken, over racisme op de politieschool te Lochem.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks):

Voorzitter! Het incident op de politieschool De Cloese is in de pers gekomen, maar het is al veel langer bekend dat op de politieopleidingen racistische incidenten voorkomen. Ook is het bekend dat veel allochtone politiestudenten zich niet gelukkig voelen binnen de opleiding en dat de uitval veel groter is dan de instroom op de politieopleidingen. Verder is het bekend dat veel allochtone politiemensen zich binnen de korpsen niet prettig voelen en vaak vertrekken. Het lijkt wel alsof de leuze "die pet past ons allemaal" niet voor iedereen geldt. En dat is bijzonder jammer. Ik heb in de pers gelezen dat er een onderzoek komt. Wat mij betreft had dit onderzoek veel en veel eerder moeten plaatsvinden, maar goed, liever laat dan nooit. Ik heb een aantal vragen aan de minister.

Is de minister bereid om toe te geven dat de racistische "grap" die in De Cloese is uitgehaald, niet een op zichzelf staand incident is, maar dat er sprake is van een structureel probleem, hetgeen onder meer blijkt uit de hoge vroegtijdige uitval van allochtone studenten van de politieopleidingen? Kan de minister ons meer informatie geven over de omvang, de aard en de termijn van het onderzoek dat nu gestart zal worden? Gaat hij bij dit onderzoek ook de mogelijkheden betrekken van een strengere selectie bij de toelating aan de opleidingen, waarbij sociale vaardigheden en een visie op de multiculturele samenleving kunnen worden getoetst? Zou het Landelijk bureau racismebestrijding betrokken kunnen worden bij het ontwikkelen van een adequate toets? Wordt er binnen de opleiding voldoende aandacht besteed aan deskundigheidsbevordering met betrekking tot de multiculturele samenleving en een antiracismetraining? Moeten deze elementen niet structureel worden ingebed in het scholingsprogramma?

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Ook ik ben geschrokken van de berichten in de krant over deze zaak. Op de vraag of deze racistische "grap" als een op zichzelf staand iets moet worden beschouwd dan wel als een structureel verschijnsel, kan ik antwoorden dat die niet structureel is, maar dat die wellicht wel onderdeel uitmaakt van een breder vraagstuk waar wij telkens tegen aanlopen.

Mevrouw Varma heeft gevraagd wat er op de opleidingen überhaupt aan dit vraagstuk wordt gedaan. Op De Cloese maar ook op andere opleidingen worden de huisregels naar de aspiranten gestuurd voordat ze de opleiding ingaan. In die huisregels zijn ook over het onderhavige onderwerp een aantal punten opgenomen. Daarnaast worden aan het begin van de opleiding alle klassen bezocht en wordt er gewezen op het grote gevaar van het via een soort glijdende schaal toelaten van grappen die uiteindelijk racistisch worden. Overigens gaat het niet alleen over racisme maar ook over de bejegening van bijvoorbeeld vrouwen. Er is in het begin een bezoek van de vertrouwenspersoon allochtonen en de vertrouwenspersoon seksuele intimidatie aan alle klassen om hierop te wijzen. Verder wordt er – wat natuurlijk van groter belang is – in de diverse modules van de agentenopleiding met grote nadruk gewezen op de gewenste omgangsvormen in de opleiding. Het spreekt vanzelf dat bij de inhoudelijke kant van de opleiding nadrukkelijk wordt stilgestaan bij rassendiscriminatie en andere vormen van discriminatie. Het ernstige incident dat hier heeft plaatsgevonden, is opnieuw aanleiding voor allen die in het opleidingscircuit werkzaam zijn – vanaf de werving tot en met degenen die voor de klas staan – en ook voor de leerlingen zelf om met nadruk te wijzen op de manier waarop "wij" wensen dat in de korpsen met dit vraagstuk wordt omgegaan. Ik versta daarbij onder "wij" in dit geval niet alleen de leden van het kabinet, de regering, maar zeker ook de leden van alle korpsen in Nederland. Wij zijn nog bezig na te gaan of wij daar op andere manieren aandacht aan kunnen schenken, bijvoorbeeld door relevante partners in te schakelen in de opleidingen zelf om daar vanuit een andere invalshoek nog eens de aandacht op te vestigen. Bovendien legt de LSOP op dit moment de laatste hand aan een gedragscode op dit terrein, die ook weer behulpzaam kan zijn om deze vormen van racisme binnen de opleiding effectief te bestrijden.

Voorzitter! Ik weet niet precies waar mevrouw Oedayraj Singh Varma op doelt, als zij het heeft over het onderzoek. Toen de gebeurtenis plaatsvond, op 12 maart jl., is de betreffende vertrouwenspersoon met de betreffende aspirant alle klassen langsgegaan. Zij hebben in alle klassen het punt besproken. Daar was grote verontwaardiging over. Men heeft geprobeerd langs die weg de dader te vinden. Dat is niet gelukt. Daarna is de directeur ingelicht. Die heeft op zijn manier vervolgens geprobeerd erachter te komen wie dit gedaan heeft. Dat is ook niet gelukt. Ook het openbaar ministerie heeft zich op de hoogte gesteld om na te gaan of het iets moest doen. Ook dat heeft nog niet het gewenste resultaat opgeleverd. Ik heb zelf in de korte tijd nog geen gelegenheid gehad om me op het punt van het verdere onderzoek naar de dader te oriënteren. Ik heb gisteren, toen ik kennis had genomen van de krantenberichten, ambtsbericht ingevraagd. Ik heb dat hier voor me, maar daar staat nog niet in of er op dit moment verder onderzoek wordt gedaan naar wie het heeft c.q. hebben gedaan. Ik moet mezelf daarover nog op de hoogte stellen.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks):

Voorzitter! Om met het onderzoek te beginnen: ik heb niet specifiek gevraagd naar het onderzoek van dit geval. Dat onderzoek loopt wel. Het gaat mij om een onderzoek naar de vraag waarom er op dit moment zoveel uitval is van allochtone politiestudenten bij de opleidingen, waarom zoveel politiestudenten zich niet prettig voelen of niet thuis voelen op de opleiding en hoe het komt dat zoveel mensen van allochtone afkomst die in politiedienst werken, uitstromen. Ik heb gezegd dat dit feit al langer bekend is. Er zou een gedegen onderzoek moeten komen om te kijken waar de knelpunten liggen. Natuurlijk zijn er een aantal knelpunten te benoemen, maar het gaat mij erom dat er een gedegen onderzoek naar komt. De minister zegt dat er huisregels zijn die aan iedereen bekendgemaakt worden. Dat is erg goed. Ik heb ook navraag gedaan bij de politieopleidingen. Er worden inderdaad antiracismetrainingen gegeven, maar die zijn niet structureel. Of ze gegeven worden hangt af van het feit of de betreffende docent dit belangrijk vindt. Ze zijn niet structureel opgenomen in het opleidingsprogramma. Ik denk dat dat heel belangrijk is. Ik wil de minister dan ook vragen om in de opleiding structureel een antiracismeopleiding op te nemen en een opleiding waarbij de multiculturele samenleving aan bod komt.

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Het spijt me, er was een misverstand. De Kamer heeft aan de hand van de nota Politie en diversiteit en de nota Een kleurrijk korps enig inzicht gekregen in het onderzoek naar instroom, afvalpercentage en uitstroom, de drie onderscheiden elementen in het traject. Het enige punt waarvan ik ook zelf vind dat het in die nota's onvoldoende beschreven is, is het "draaideureffect". Wij werken op dit moment samen met de bonden aan een onderzoek om na te gaan wat de achterliggende redenen zijn en wat de oplossing kan zijn. Een extern bureau zal daarbij ingeschakeld moeten worden.

In de opleiding wordt structureel aan het vraagstuk van discriminatie en racisme aandacht besteed. Dat behoort elk van de lesgevenden te doen, voorzover dat past in het pakket van de eigen les. Ik heb echter ook elders de ervaring opgedaan dat als je niet alert bent, dat onderwerp dreigt weg te zakken, want op een gegeven moment neemt iedereen vanzelfsprekend aan dat het wel goed is. Ik zal met nadruk het bestuur van de LSOP vragen erop toe te zien dat de aandacht voor dit onderwerp niet wegzakt, maar dat het regelmatig terugkomt. Ik doe dat om twee redenen, niet alleen omdat binnen de politieorganisatie het onduldbaar is dat dit soort verschijnselen zich voordoet en omdat het zeer strijdig is met het beleid, aangezien wij een afspiegeling van de samenleving in onze korpsen willen hebben, maar wil je racisme en discriminatie in de samenleving kunnen bestrijden, dan zul je precies dezelfde noties moeten hebben. Ook mijns inziens staat hierbij veel op het spel.

De heer Janmaat (CD):

Mijnheer de voorzitter! De CD-fractie heeft twee vragen aan de minister van Binnenlandse Zaken. Acht hij het voorval op de politieschool, indien het structureel is, een gevolg van het regeringsbeleid dat veel te geforceerd en met te veel nadruk mensen uit de minderheden in dit soort ambten wil invoeren, ook al zijn zij daarvoor minder geschikt? Acht de minister het uitgesloten of misschien zelfs mogelijk dat dit soort "grappen" van de minderheden zelf afkomstig is om daarmee hun ondergeschikte positie te benadrukken?

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Ik ben van mening dat discriminatie op welke grond dan ook om zeer principiële redenen die teruggaan tot artikel 1 van de Grondwet in onze hele samenleving niet dient voor te komen. Dat heeft niets te maken met regeringsbeleid. Het heeft kennelijk te maken met sommigen die er bedenkelijke denkbeelden op nahouden en al te gemakkelijk daarvoor anderen tot zondebok willen verklaren. Het is van groot belang dat wij op dit punt de handen ineenslaan en vooral aan iedereen laten zien dat wij discriminatie niet tolereren in onze samenleving.

Behalve het principiële punt van de rechtvaardigheid speelt ook een zeer groot zakelijk belang hierbij een rol. Ik herhaal dat het van groot belang is dat de politieorganisatie in haar samenstelling een afspiegeling is van de samenleving waarin zij moet opereren. Daarom vind ik het dringend gewenst dat binnen de politieorganisatie enkele groepen die daarin moeilijker aan het werk komen, bijzondere aandacht krijgen. Voor een deel kunnen dat allochtonen zijn, maar wij hebben met de positie van vrouwen bij de politie ook nog een aantal problemen op te lossen. Die aandacht is nodig om die afspiegeling daadwerkelijk tot stand te brengen.

Over de vraag wie dit allemaal gedaan zouden kunnen hebben, doe ik geen enkele uitspraak zolang ik niet meer zekerheid heb wie de daders hiervan zijn.

De heer Van Heemst (PvdA):

Voorzitter! Ik zou van de minister willen weten of hij de opvatting van de PvdA-fractie deelt dat mensen die bij dit soort weerzinwekkende voorvallen betrokken zijn, gewoon geen plaats behoren te krijgen binnen de Nederlandse politieorganisatie.

Loopt er nog een onderzoek naar de mogelijke dader van dit incident? De minister zei dat het OM onderzoek verricht en dat dit nog niet heeft geleid tot het gewenste resultaat. Wat wordt er ondernomen om de dader te achterhalen?

De vraag die collega Varma eerder stelde, wil ik aanscherpen. Leidt dit incident tot nieuwe maatregelen en tot het doordenken van een nieuwe aanpak binnen de opleiding om waar mogelijk tijdiger en overtuigender dit soort invloeden en opvattingen uit te bannen? Ik kreeg de indruk dat de minister vooral beschreef wat op dit moment binnen de opleidingen op dit vlak is georganiseerd.

Wil de minister de afloop van deze kwestie, eventueel inclusief maatregelen en nieuw te treffen voorzieningen, schriftelijk aan de Tweede Kamer rapporteren?

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Wat mij betreft is er voor mensen die zich schuldig maken aan deze vorm van discriminatie en racisme geen plaats in de Nederlandse politie. Ik kan mij namelijk niet voorstellen dat zij in het gewone politiewerk anderen die dat doen, effectief daarop kunnen aanspreken en dat is nu precies een van de politietaken.

Over het onderzoek kan ik de Kamer niet meer melden dan ik al gedaan heb. In antwoord op vragen van mevrouw Oedayraj Singh Varma heb ik gezegd dat ik mij nog even op de hoogte wil stellen, wat tot nu toe niet mogelijk was, over de vraag of er nog een verdergaand justitieel of ander onderzoek hiernaar plaatsvindt. Zodra ik dat weet, zal ik de Kamer erover informeren. Dat is meteen ook het antwoord op de vierde vraag: ik zal de Kamer er überhaupt over informeren wat deze gebeurtenis aan nieuwe maatregelen of anderszins tot gevolg heeft.

Ik vind niet dat er naar aanleiding van deze gebeurtenis per se nieuwe maatregelen genomen moeten worden. Mijn eerste inzet is om na te gaan of het bestaande traject consequent wordt uitgevoerd, maar ik wil nog eens contact hebben met een aantal andere, relevante organisaties, zoals ik mevrouw Oedayraj Singh Varma net heb gemeld, want ik vind wel dat wij creatief moeten blijven en ons telkens de vraag moeten stellen of er nog andere mogelijkheden of manieren zijn om dit vraagstuk heel actief onder de aandacht van de politie te brengen.

Naar boven