Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, dinsdag 25 februari bij het begin van de vergadering te behandelen:

  • - de Rijksrekening 1994 (25205);

  • - de Financiële verantwoording van het Rijk over het jaar 1995 (24844, nr. 2).

Ik stel voor, dinsdag 25 februari te stemmen over de moties voorgesteld tijdens het notaoverleg inzake Rechtshandhaving en veiligheid en taakstraffen, te weten:

  • - de motie-Dittrich over de inzet van werkgestraften bij grote infrastructurele projecten (24802, 24807, nr. 4);

  • - de motie-Dittrich over de opvang van jongvolwassenen voor een leer-werkstraf in niet-gebruikte kazernes (24802, 24807, nr. 5);

  • - de motie-Zijlstra over de bouw van een penitentiaire inrichting te Den Helder (24802, 24087, nr. 6);

  • - de motie-Bremmer over de reïntegratie in de samenleving na afloop van de detentie (24802, 24807, nr. 7).

Ik stel voor, te behandelen donderdag 27 februari bij het begin van de vergadering:

  • - de verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften (25057, nrs. 64 t/m 84);

  • - het wetsvoorstel Aanvulling van titel 7.1 (Koop en ruil) van het Burgerlijk Wetboek met bepalingen inzake de koop van rechten van gebruik in deeltijd van onroerende zaken (24449).

Ik stel voor, aan de orde te stellen in de vergaderingen van 4, 5 en 6 maart:

  • - het wetsvoorstel Een aantal wijzigingen van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen en een aanpassing van de Wet afbreking zwangerschap aan de gewijzigde wetgeving met betrekking tot accountants (24669);

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van de op 20 november 1995 te Brussel tot stand gekomen Euro-Mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en hun lidstaten enerzijds, en de Staat Israël anderzijds (25036);

de gezamenlijke behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening in verband met medezeggenschap (24681);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de jeugdhulpverlening in verband met het klachtrecht (24712);

de gezamenlijke behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Uitvoering van het op 1 maart 1991 te Montreal tot stand gekomen verdrag inzake het merken van kneedspringstoffen ten behoeve van de opsporing ervan (24675);

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 1 maart 1991 te Montreal tot stand gekomen verdrag inzake het merken van kneedspringstoffen ten behoeve van de opsporing ervan (24676, R1570).

Ik stel voor, aan de orde te stellen in de vergaderingen van 11, 12 en 13 maart:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van enige bepalingen in het Wetboek van Strafvordering onder andere inzake het rechtsgeding voor de politierechter en de mededeling van vonnissen en arresten met het oog op het instellen van een rechtsmiddel en van de bepalingen in het Wetboek van Strafrecht betreffende het kennisgeven en het ingaan van de proeftijd bij een voorwaardelijke veroordeling (24834).

Ik stel voor, te behandelen in de vergaderingen van 18, 19 en 20 maart:

  • - het wetsvoorstel Nieuwe regeling inzake de sociale werkvoorziening (Wet sociale werkvoorziening) (24787);

  • - het wetsvoorstel Gemeentelijke herindeling in de provincie Drenthe (25046);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de artikelen 1 en 3 van de Wet collectieve preventie volksgezondheid (24748);

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van de op 17 juli te Brussel tot stand gekomen Euro-Mediterrane overeenkomst, waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds, en de Republiek Tunesië, anderzijds (24821);

  • - het wetsvoorstel Intrekking van de Wet beperking cadeaustelsel 1977 (25109).

Ik stel voor, vast te stellen dat voorzover het deze Kamer betreft, instemming is verkregen met de ontwerpbesluiten Uitvoerend Comité Schengen, toegezonden bij brief 19326, nr. 158, onder de voorwaarde dat de toezeggingen van de regering aan deze Kamer gedaan strikt in acht zullen worden genomen en onder de voorwaarde dat de Eerste Kamer aan deze instemming en deze toezeggingen, voorzover gedaan, niets toevoegt of afdoet.

Ik stel voor, de stukken 19326, nrs. 155 t/m 158 voor kennisgeving aan te nemen.

Ik stel voor, de stukken 18986, nr. 37, 23125, nr. 12, 24034, nr. 18, 24036, nr. 41, 24095, nr. 9, 24124, nr. 56, 25000-III, nrs. 7 en 8, 25000-V, nrs. 57, 58 en 64, 25000-IXB, nrs. 14, 15 en 16, 25000-X, nrs. 42, 43, 46 en 47, 25000-XI, nr. 52, 25000-XIII, nrs. 36 en 37, 25000-XIV, nrs. 42 en 43, 25000-XV, nr. 44, 25000-XVI, nrs. 41 en 45 voor kennisgeving aan te nemen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Koekkoek.

De heer Koekkoek (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Afgelopen dinsdag heeft de vaste commissie voor Justitie een algemeen overleg met de minister gehad over de vervolgbaarheid van overheden. Dat overleg is geschorst, dus het zal nog vervolgd worden. De minister van Justitie heeft in dat overleg de mededeling gedaan dat het openbaar ministerie in Arnhem op eigen houtje ten onrechte heeft besloten de gemeente Nijmegen niet te vervolgen voor het "gesjoemel met vervuilde grond", zoals stond in De Gelderlander van gisteren.

Nu is er enige twijfel gerezen over de mededeling van de minister, omdat het afzien van verdere vervolging ten aanzien van Nijmegen samenvalt met het op hetzelfde moment toezenden van het advies van het college van procureurs-generaal aan de minister van Justitie over dit onderwerp.

Voorzitter! Wilt u de minister van Justitie om een brief verzoeken waarin zij antwoordt op de volgende vragen. Was de procureur-generaal van Arnhem, die ook belast is met het milieu, op de hoogte van het staken van de vervolging? Was daarmee het college van PG's niet ook op de hoogte? Was het ministerie op de hoogte? Kortom: wat is misgegaan in deze zaak? Die brief ontvang ik graag voordat wij de minister opnieuw spreken, ofwel in het kader van de reorganisatie van het openbaar ministerie, ofwel bij het vervolg van het algemeen overleg dat ik noemde.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! Ik kan mij de vragen van collega Koekkoek wel voorstellen, maar eergisteren hebben wij een algemeen overleg gevoerd over strafvervolging van overheden. Daarin is zeer uitvoerig gesproken over de casus Nijmegen. Onder meer door mij is gevraagd of de minister tevoren wetenschap had van het sepot door het openbaar ministerie. Dat was niet het geval. De heer Koekkoek had zijn vragen daar kunnen stellen. Dan had hij een antwoord gekregen. Bovendien had het hem in de afgelopen maand volstrekt vrij gestaan om hierover schriftelijke vragen te stellen. Ik begrijp eigenlijk niet waarom nu, achteraf, om een brief wordt gevraagd.

De heer Koekkoek (CDA):

Het is soms moeilijk – dat weten wij uit ervaring; ik kijk ook naar de heer Van Traa – om de juiste vragen op het juiste moment te stellen. Dat geef ik toe. Mijn vragen zijn mede ingegeven door een commentaar in De Gelderlander dat vandaag verschijnt en dat ik heb opgevraagd. Dat wijst op de samenloop die aanleiding geeft tot deze vragen. Die vragen zijn er en die zijn belangrijk genoeg om de minister te verzoeken de gang van zaken uiteen te zetten in een brief, opdat wij daarover rustig verder kunnen praten in een vervolgoverleg.

De heer Van Traa (PvdA):

De heer Koekkoek zegt zojuist dat je op het juiste moment de juiste vraag moet stellen. Dat is een constatering die hout snijdt. Ik zou hem ten eerste in overweging willen geven de toon van zijn verzoek iets te matigen. De vraag of er iets mis is gegaan, had de heer Koekkoek immers zelf in het algemeen overleg kunnen beantwoorden. Ten tweede zou de informatie aan kracht winnen als neutraal wordt gevraagd hoe de communicatie terzake is verlopen tussen de verschillende diensten van het openbaar ministerie, inclusief het college en de minister.

De heer Koekkoek (CDA):

Ik laat mij gaarne manen door de heer Van Traa. Dat ben ik gewend. Althans, ik heb dat anderhalf jaar verduurd. Zijn formulering van de vragen is nauwelijks voor verbetering vatbaar. Ik meen daarom dat het stenogram met daarin zijn vragen en de mijne naar de minister kan.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Verhagen.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Gisteren hebben collega Van Rooy en ik naar aanleiding van berichten dat Turkmenistan Airlines reeds eerder vluchten als die op Schiphol had uitgevoerd naar de Bondsrepubliek Duitsland en het Verenigd Koninkrijk, schriftelijke vragen gesteld over de bilaterale en Europese informatie-uitwisseling over de handelwijze van luchtvaartmaatschappijen. Die vragen richten zich op de noodzaak om een dergelijke informatie-uitwisseling te realiseren. Verder hebben wij gevraagd wat de Nederlandse autoriteiten, zo die informatie al werd uitgewisseld, met die informatie hebben gedaan.

Tot mijn verbijstering bleek hedenochtend uit een landelijk ochtendblad dat de Nederlandse autoriteiten er daadwerkelijk van op de hoogte waren dat Turkmenistan Airlines in de ons omliggende landen soortgelijke vluchten had uitgevoerd en verdacht werd van betrokkenheid bij mensensmokkel. Gelet op het feit dat de schriftelijke vragen deels in de ochtendpers zijn beantwoord, wil ik graag op de kortst mogelijke termijn een brief van het kabinet ontvangen, opdat de Kamer volledig wordt geïnformeerd. De laatste week krijgen wij op dit punt steeds wisselende informatie. In die brief kunnen dan ook de vragen die collega Van Rooy en ik gisteren hebben gesteld, worden beantwoord. De CDA-fractie zou in deze brief ook nader geïnformeerd willen worden over de interne communicatie binnen het ministerie van Justitie, en niet alleen over de communicatie van het ministerie van Justitie met het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Dinsdag jongstleden namelijk gaf minister Sorgdrager hier te kennen de gang van zaken rond het invliegen van Turkmenistan Airlines wonderlijk te vinden. Ik vind het wonderlijk dat de minister dit antwoord gaf, terwijl Justitie reeds eerder op de hoogte was van het gegeven dat Turkmenistan Airlines soortgelijke vluchten had uitgevoerd. Ik vind het verbijsterend dat binnen Justitie niet alleen verzuimd is de Rijksluchtvaartdienst of het ministerie van Verkeer en Waterstaat in te lichten, maar eveneens dat de minister dinsdag jongstleden niet op de hoogte was van de kennis die er bij het ministerie over deze zaak was.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter! De fractie van de VVD kan zich aansluiten bij de vragen van collega Verhagen. "Op de kortst mogelijke termijn" kun je rekbaar invullen. Gezien de publicaties die beschikbaar zijn, pleit mijn fractie ervoor om de minister en de staatssecretaris dringend te vragen of dat voor volgende week dinsdag zou kunnen.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! De fractie van GroenLinks ondersteunt het verzoek van de heer Verhagen. Het heeft mij ook verbaasd, omdat de bestrijding van mensensmokkelaars, de zogenaamde "schleppers", hoge prioriteit heeft bij de Nederlandse regering. Ik deelde de verbazing van minister Jorritsma dat wij dit niet wisten. Ik vind het helemaal onbegrijpelijk dat er over iets wat prioriteit heeft, kennelijk niet wordt gecommuniceerd tussen Justitie en Verkeer en Waterstaat. Ik krijg hier graag op korte termijn opheldering over.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven