Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 5 februari 1997 over biologische landbouw.

De voorzitter:

Ik wijs erop dat dit een tweeminutendebatje is.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ik ben mij bewust van het feit dat dit slechts een tweeminutendebatje is. Toch wil ik twee moties indienen. Maar goed, ik ben de eerste spreker en misschien kunnen anderen zich gemakkelijk bij mijn woorden aansluiten.

De voorzitter:

Zo doen wij dat niet, mijnheer Stellingwerf. Het voorlezen van de moties dient binnen de twee minuten te gebeuren.

De heer Stellingwerf (RPF):

Ook dat weet ik.

De voorzitter:

Ik hoop dan dat uw moties niet te lang zijn.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Twee weken geleden hebben wij gediscussieerd over de biologische landbouw en over de manier waarop deze vorm van landbouw kan worden gestimuleerd. De aanleiding voor de discussie was een heel gelukkige, namelijk een positief getoonzette notitie van het kabinet, waarmee een fors bedrag beschikbaar werd gesteld. Hulde daarvoor! Mijns inziens kan de biologische landbouw een wezenlijke rol vervullen met betrekking tot bijvoorbeeld de oplossing van de mestproblematiek, het vergroten van het dierwelzijn, het behoud van natuur en landschap en met betrekking tot het beschikbaar houden van een voedingsmiddelenpakket dat vrij is van genetisch veranderde organismen. In die zin is het een gelukkige samenloop van omstandigheden dat deze twee debatjes direct na elkaar plaatsvinden.

Naast alle positieve punten vonden wij de notitie van de regering op één punt te vrijblijvend. Wij denken dat het nuttig en nodig is je ook een doel in de tijd te stellen, althans wat de omvang van de biologische sector betreft. Welke kant wil je op en hoever wil je komen? Tijdens het overleg is gebleken dat een exacte doelstelling niet haalbaar is. Toch is het goed op dit punt een richtinggevende uitspraak te doen en een streven vast te leggen aangaande de intentie op dit punt. Wat mij betreft moet het dan gaan om een gezamenlijk streven van producenten, consumenten en overheid om zowel de biologische productie als de biologische consumptie een groter marktaandeel te laten krijgen. Op dit punt wil ik de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • - de biologische landbouw een substantiële bijdrage kan leveren aan de verbetering van de milieukwaliteit en dat de regering op dit punt terecht een stimuleringsbeleid wil gaan voeren;

  • - de genoemde mogelijkheid pas opgeld kan doen bij een bepaalde schaalgrootte van de biologische sector;

  • - het zeer breed gedragen "Appèl Groen licht voor de Biologische Landbouw" uitgaat van de mogelijkheid dat in 2005 10% van de landbouwgrond in Nederland biologisch kan worden beteeld;

verzoekt de regering samen met de consumentenorganisaties en de producentenorganisaties te streven naar een substantieel marktaandeel van zowel de productie als de consumptie van biologische producten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stellingwerf, M.B. Vos en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2 (25127).

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ik wil nog een motie indienen. Die betreft een punt waarvoor in het overleg eigenlijk niet veel aandacht is geweest. Het is goed daarvoor aandacht te vragen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • - de biologische landbouw een substantiële bijdrage kan leveren aan de verbetering van de milieukwaliteit en dat de regering op dit punt terecht een stimuleringsbeleid wil gaan voeren;

  • - dit beleid onder andere voor de toekomstige agrarische ondernemers goede toekomstmogelijkheden biedt;

  • - er op dit moment in het agrarisch onderwijs onvoldoende aandacht wordt gegeven aan de biologische landbouw;

verzoekt de regering in de leerstofomschrijvingen van de verschillende vormen van agrarisch onderwijs expliciet aandacht aan de biologische landbouw te besteden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stellingwerf, M.B. Vos en Van Ardenne-van der Hoeven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3 (25127).

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Het is goed dat wij hier een plan van aanpak voor de biologische landbouw hebben besproken en nog bespreken. Mijn fractie staat hier ook positief tegenover. Wat nu gebeurt kan, echter alles moet nog beter.

Ten aanzien van één punt wil ik een motie indienen. Zij betreft de meerjarige voorlichtingscampagne die door de biologische sector wordt voorgesteld en waarvoor mijns inziens te weinig middelen beschikbaar zijn gesteld. Het gaat hierbij om het grote knelpunt dat tot nu toe de consumenten nog te weinig de weg naar de winkel weten en ook te weinig kennis hebben van de biologische producten en al hun voordelen. De minister sprak zelf al over de koffietijdprogramma's. Ik ben er niet helemaal zeker van dat de campagne mogelijk wordt gemaakt, maar om daarvoor te zorgen heb ik een motie opgesteld. De minister heeft overigens zelf een beetje ruimte geboden door te zeggen dat hij met zijn budget flexibel wil omgaan. Ik ben er echter niet helemaal zeker van of dat ook echt gaat gebeuren. Daarom dien ik de volgende motie in. Uiteraard wacht ik graag de reactie van de minister af.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat een algemene meerjarige voorlichtingscampagne over biologische landbouw en het EKO-merk een noodzakelijke voorwaarde is voor het bereiken van groei in de binnenlandse consumptie van biologische producten;

verzoekt de regering binnen de middelen die zijn gereserveerd voor de uitvoering van het Plan van aanpak biologische landbouw, een verschuiving aan te brengen, zodat de eerste jaren een substantieel bedrag beschikbaar komt voor een voorlichtingscampagne, gecoördineerd door de biologische sector zelf, die erop is gericht het brede publiek bekend te maken met de biologische productiewijze en producten en met het EKO-keurmerk,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (25127).

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Daarnaast lijkt het mij van groot belang dat de plattelandsontwikkeling in brede zin een kans krijgt, wanneer wij komen te spreken over de toekomst van Nederland en de investeringen die wij in dat kader willen doen. Op dit punt wil ik de Kamer de volgende motie voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het kabinet volgens het regeerakkoord voor het platteland streeft naar een actief vernieuwingsbeleid waarin landbouw, natuurontwikkeling en toerisme in onderlinge samenhang en afstemming zich gezamenlijk ontwikkelen en moderniseren;

verzoekt de regering VosICES-middelen in te zetten voor plattelands vernieuwing en bevordering van duurzame landbouw (biologische landbouw, geïntegreerde landbouw, agrarisch natuurbeheer),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden M.B. Vos, Van der Linden en Stellingwerf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (25127).

De heer Ter Veer (D66):

Mijnheer de voorzitter! De fractie van D66 heeft in het algemeen overleg over de biologische landbouw uitgesproken, zeer tevreden te zijn met de nota die van de zijde van de regering is gepresenteerd. Die nota heeft even op zich laten wachten, maar dat wachten is ruimschoots beloond. Er ligt nu een nota waar inhoudelijk niets op af te dingen valt. Daarnaast kan gesteld worden dat de 60 mln. die in totaal beschikbaar gesteld wordt, een groot bedrag is. Dit betekent dat wij geen behoefte hebben aan het doen van Kameruitspraken om hier nog weer wat aan toe te voegen of een en ander te verfijnen. Er heeft een uitvoerige gedachtewisseling plaatsgevonden. Het nut en de noodzaak van het vastleggen van percentages in Kameruitspraken ontgaat mij dan ook.

Met de tweede motie van de heer Stellingwerf ben ik het inhoudelijk oneens. Ik denk dat in het landbouwkundig onderwijs een zeer grote nadruk wordt gelegd op duurzaamheid als een steeds voor ogen te houden doel. Die motie zullen wij dan ook niet steunen.

Ik kom dan op de moties van mevrouw Vos. Haar eerste motie treedt te veel in detail over de uitvoering. Ik vind dat de Kamer zich daar niet tot in die details mee moet bemoeien. De tweede motie van mevrouw Vos vind ik oneigenlijk. Naar mijn oordeel is het buiten de orde om in een tweeminutendebatje een discussie over ICES te voeren. In het algemeen overleg hebben wij het hier namelijk nauwelijks over gehad. Het is een buitengewoon uitgebreid onderwerp dat nog aan de orde zal komen.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ik moet zeggen dat ik de D66-fractie bijna niet herken in deze "stemverklaring" van de heer Ter Veer. Ik denk ook dat hij een beetje onrecht doet aan in ieder geval mijn eerste motie. De 10% die in het appèl is genoemd, heb ik niet in het dictum van mijn motie opgenomen, omdat ook ik heb geconstateerd dat dit heel moeilijk te garanderen is. Ik heb een veel algemenere uitspraak gedaan. Daarmee worden de betrokkenen – overheid, consumenten en producenten – overigens wel opgeroepen om een streefdoel neer te zetten. Er wordt echter geen vast percentage genoemd, zoals de heer Ter Veer een beetje suggereerde.

De heer Ter Veer (D66):

Dat streefdoel hebben wij onderschreven. Tijdens onze inbreng in het algemeen overleg hebben wij dat streefdoel uitvoerig toegelicht en ons daar van harte mee akkoord verklaard. En daarom is het overbodig om dit nog eens in een Kameruitspraak vast te leggen.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ik constateer dat het streefdoel absoluut niet in de nota staat. Anders had ik ook geen motie ingediend; ik houd namelijk niet van overbodige moties.

De heer Ter Veer (D66):

Ja, maar dan krijgen wij die exegese over wat precies het doel is en of het een inspanningsverplichting of een wens is.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil nog even iets zeggen over de ICES-motie. Op zichzelf zijn de ICES-middelen wel een onderwerp van discussie geweest in het algemeen overleg. Dit komt ook niet helemaal onverwacht, want wij praten al langer over dat soort investeringen. De heer Ter Veer heeft gezegd dat dit nu gewoon niet aan de orde is. Ik wil hem vragen of hij wel vindt dat dit soort ontwikkelingen een rol zou moeten spelen in discussies over grote investeringen in de toekomst van Nederland.

De heer Ter Veer (D66):

Zonder enige twijfel.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Zal D66 dat ook inbrengen in het overleg?

De heer Ter Veer (D66):

Wij gaan ervan uit dat de D66-ministers in het kabinet zich inspannen dat, wanneer de anderen dat niet zouden doen, er in de nota extra aandacht zal zijn besteed aan deze doelstelling, dit ten opzichte van de geruchten die hierover de ronde doen. Wij zijn natuurlijk nu heel voorbarig met het doen van uitspraken over een nota die door het kabinet nog aan de Kamer moet worden aangeboden.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Als er straks een nota ligt waarin dat aspect onvoldoende naar voren komt, kan ik er dus op rekenen dat u zich zult roeren.

De heer Ter Veer (D66):

Wij gaan dan die nota bespreken. U kent onze partij. U weet dus wat voor ons steeds de toetsstenen zijn geweest.

De heer Huys (PvdA):

Voorzitter! Zoals bekend, zijn wij ingenomen met de nota van de minister. Ik wil nog een paar berichten uit de samenleving over de biologische landbouw hier in deze Kamer naar voren brengen. In november verschijnt er een berichtje dat TESCO, een van de grote groente- en fruitketens in Engeland, ertoe overgaat om in haar schappen zo snel mogelijk enkel en alleen biologische producten neer te leggen. Er is echter een probleem. Van alle biologisch geteelde producten die in Engeland geconsumeerd worden, moet driekwart worden geïmporteerd. Voor Nederland is daarvoor wellicht dus nog een markt.

De vorige week verscheen het volgende bericht: DLV-team biologische landbouw wordt opgeheven. In eerste instantie schrok ik daarvan. Ik behoefde echter niet te schrikken, aangezien het team wordt opgeheven vanwege het simpele feit dat er sprake is van een verbreding naar alle teams over alle regio's, gelet op de toenemende vraag van producenten. Een prima bericht dus!

Een ander punt: Appèl groen licht voor de biologische landbouw. Alle participanten zullen er heel veel aan doen. Ik merk dat de stichting Natuur en milieu hierover bij ons als Kamer bijna iedere dag lobbyt. In de bladen van deze stichting van december en januari jongstleden wordt echter niet één keer de term biologische landbouw gebruikt. Ik zou tegen deze stichting willen zeggen: maak waar wat je afgesproken hebt.

Mijn inschatting van de twee moties van de heer Stellingwerf en de eerste motie van mevrouw Vos is dat ze globaal al overeenkomen met het door de minister ingezette beleid en zijn intenties terzake. Ten aanzien van de tweede motie van mevrouw Vos is er sprake van enige spanning als er nu een beroep wordt gedaan op de ICES-middelen ten behoeve van plattelandsvernieuwing en bevordering van duurzame landbouw. Binnen mijn fractie heb ik al aandacht besteed aan onderdelen die ook in deze motie staan. Ik meen dat er over dit onderwerp over ongeveer twee maanden een fulldress debat wordt gehouden in de Kamer.

De heer Stellingwerf (RPF):

Begrijp ik nu goed dat de heer Huys erkent dat wij ten aanzien van de eerste drie moties waarover hij het had, eigenlijk nog aan het begin van een ontwikkeling staan die weliswaar hoopvol lijkt maar waarvan de uitkomst absoluut nog niet vaststaat? Is hij van mening dat het daarom best goed kan zijn dit met brede uitspraken te ondersteunen om die richting aan te geven?

De heer Huys (PvdA):

Het is natuurlijk nooit kwalijk om zoiets te doen. Ik heb overigens al gewezen op de opvatting van de minister in dezen. De vorige week heb ik kennisgenomen van het bericht dat de melkveehouders zich zorgen maken dat er wat veel biologische melkveehouders komen; ze zijn bang dat ze daardoor hun producten niet kwijt kunnen. Dat zijn problemen die heel moeilijk op te lossen zijn. Die kunnen wij hier niet oplossen, dat zal de markt langzaam maar zeker zelf doen. Wij kunnen natuurlijk van alles uitspreken aan streefdoelen, maar als wij verder willen gaan dan de minister heeft aangegeven, rijst bij mij de vraag hoever. In haar motie wil mevrouw Vos meer middelen tijdelijk verschuiven. Mijns inziens heeft de minister al gezegd dat van plan te zijn.

De heer Stellingwerf (RPF):

De zorgelijke situatie in de melkveehouderij toont wellicht aan dat het heel goed is om die uitspraak te doen. In het dictum staan de drie groepen ook met naam genoemd. Het moet om een gezamenlijke actie gaan.

De heer Huys (PvdA):

Ik heb geen materieel bezwaar tegen die motie.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

U stelt dat de minister in feite al heeft toegezegd dat de verschuiving die ik in mijn motie voorstel, doorgaat. Maar mocht nu blijken dat die steun niet zo stevig is, overweegt u dan toch om die motie te steunen?

De heer Huys (PvdA):

Als de minister zich schaart achter het door u in de motie voorgestelde, lijkt het mij overbodig om die motie te steunen.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Ik ben zeer gelukkig met het feit dat wij in ons land een sector biologische landbouw hebben. Tevens ben ik gelukkig met het beleid dat deze minister hieromtrent voert naar aanleiding van de motie-M.B. Vos/Stellingwerf die vorig jaar in deze Kamer is aangenomen. Wij ouderen hebben grote waardering voor de kwaliteit van het biologisch-dynamische product, vooral als het gaat om de kwaliteit van de smaak. Deze wint het zeker van de smaak van het gewone landbouwproduct.

Voorzitter! Ik kan in één minuut niet zoveel zeggen, maar ik wil nog uitspreken dat ik het beleid van de minister volledig zal steunen, vooral wat zijn voornemen betreft om het kennisinstrumentenbeleid ten aanzien van milieuvriendelijke landbouw te bevorderen.

De heer Blauw (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie heeft waardering voor alle initiatieven in het kader van de biologisch-dynamische landbouw. Zij ziet deze initiatieven als een andere wijze van produceren. Ik moet eerlijk zeggen dat mijn fractie er geen behoefte aan had om het verslag van het algemeen overleg op de agenda te plaatsen gegeven de notitie van het kabinet die ook voorligt en de daaropvolgende behandeling. Het gaat hierbij om 520 ondernemingen, waarvoor 60 mln. is uitgetrokken. Dat is meer dan ƒ 115.000 per onderneming. En dan is het nog niet goed.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik begrijp eerlijk gezegd niets van deze opmerking. Dat geld wordt niet verdeeld over alle ondernemingen. Dat geld is bedoeld om de afzet te vergroten en om nieuwe ondernemers een kans te geven.

De heer Blauw (VVD):

Ik wil alleen maar een indicatie geven van de middelen die op dit moment beschikbaar zijn in relatie tot de omvang van de sector. Dan gaat het om 0,6% van de cultuuroppervlakte. Er is gelukkig een breed draagvlak voor biologisch-dynamische landbouw, maar dan signaleer ik nog iets dubbelhartigs. In dat brede draagvlak is het winkelbedrijf prominent vertegenwoordigd en wij hebben kunnen vaststellen dat er nog maar 70 locaties zijn in Nederland waarbij het winkelbedrijf een schap beschikbaar stelt voor deze producten. Tegen deze achtergrond meen ik dat de randvoorwaarden zoals deze zijn besproken in de Kamer, ruimschoots voorradig zijn om een volgende stap te maken. Ik moet concluderen dat de eerste drie moties niets toevoegen aan hetgeen wij afgesproken hebben en dat de vierde motie een destructieve uitwerking kan hebben op het beoogde resultaat. Het onderhandelingsproces dat de minister voert, is nog gaande en mijns inziens moet je een biologisch-dynamisch broedende kip niet storen. Hij wil een budget reserveren voor zijn begroting, inclusief biologische landbouw. Als je de minister nu op een Kameruitspraak gaat vastpinnen, dan kan dat destructief werken. Dus mijn fractie heeft geen behoefte aan deze motie.

De heer Stellingwerf (RPF):

Ik vind dat de heer Blauw, zoals hij wel vaker doet, een karikatuur maakt van de situatie. Die 60 mln. is natuurlijk bedoeld om zoveel mogelijk bedrijven mee te krijgen: misschien zijn het er straks wel duizenden. De cijfers die de heer Blauw noemt, tonen juist aan dat wij nog een enorme inspanning te leveren hebben. In die zin mogen onze moties gezien worden als een ondersteuning van het streven van de minister. Wij hebben echter geconstateerd dat er op dit punt nog te veel onhelderheid bestaat. Daarnaast spreekt de heer Blauw steeds over biologisch-dynamische landbouw, maar er dient een onderscheid gemaakt te worden, want voor mij zijn biologisch-dynamisch en biologisch twee zeer verschillende trajecten.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

De cijfers die de heer Blauw noemt, laten zien dat Nederland erg ver achterloopt bij het buitenland, dus die forse impuls is hard nodig.

De heer Blauw (VVD):

Dat wij achterlopen ten opzichte van Duitsland is duidelijk en daarom geef ik ook aan dat wij zo tevreden zijn met dit beleidsvoornemen: er wordt meer dan ƒ 100.000 per onderneming ingezet om de sector te stimuleren. Wij vinden dat de ondernemingen hiermee aan de slag kunnen en dan is het eigenlijk genoeg.

Wij zullen onze steun niet aan de vierde motie geven om de redenen die ik zojuist heb genoemd.

De heer Van der Linden (CDA):

Voorzitter! Ook de CDA-fractie is positief over het plan van aanpak voor de biologische landbouw. Wij vinden dat de minister op één onderdeel zijn standpunt wat zou moeten bijstellen: hij zou meer geld voor onderzoek uit moeten trekken en het agromilieukeur en geïntegreerde teelt moeten bevorderen. Zoals bekend is, wijzen wij het profijtbeginsel voor onderzoek voor biologische landbouw af. Het aloude en succesvolle principe dat wij binnen de landbouw kennen, namelijk dat van kennis verzamelen en verspreiden, zal ook en vooral voor de biologische landbouw essentieel zijn. Wij doen nogmaals een beroep op de minister om het profijtbeginsel in elk geval voor deze sector te schrappen.

Ik kom op de aandacht voor de geïntegreerde landbouw en de agromilieukeurbedrijven, naast de aandacht voor biologische landbouw. Beide zijn nodig voor duurzame landbouw en om milieuwinst te boeken, en daar gaat het toch om. In de komende jaren zal de inzet moeten zijn dat een substantieel deel van de productie biologisch geproduceerd moet zijn. Ook om de geïntegreerde landbouw en de agromilieukeurbedrijven te bevorderen, dien ik mede namens collega Van Ardenne de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat het Plan van aanpak biologische landbouw hoofdzakelijk is gericht op het bevorderen van biologische landbouw en het EKO-keurmerk;

van mening, dat de geïntegreerde landbouw als voorloper op grote schaal directe milieuwinst boekt;

overwegende, dat voor de biologische landbouw fiscale faciliteiten ter beschikking staan in de vorm van het "groen beleggen";

verzoekt de regering het agromilieukeur te erkennen en in ruime mate door middel van communicatie- en voorlichtingscampagnes ook zelf te bevorderen;

verzoekt de regering tevens de inspanningen van de geïntegreerde landbouw respectievelijk agromilieukeurbedrijven eveneens fiscaal te bevorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Linden en Van Ardenne-van der Hoeven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (25127).

De heer Ter Veer (D66):

Voorzitter! Ik wil hier graag een toelichting op, want de geïntegreerde landbouw wordt in de motie ook ten tonele gevoerd. Waar begint geïntegreerde landbouw en waar houdt die op als wij weten dat de totale landbouw op weg is om een geïntegreerde landbouw te worden? De vraag is dan of de heer Van der Linden met deze motie de totale landbouw en passant een dienst bewijst.

De heer Van der Linden (CDA):

Zoals de heer Ter Veer weet, gaat het nog maar om een beperkt gedeelte. Wij willen via deze groep de aanzet geven om verder te gaan, en de fiscale faciliteiten niet alleen beperken tot een heel kleine groep, maar die wat ruimer zien. Het is een soort aanmoedigingspremie. In dat opzicht gaat het om een veel beperktere groep dan de heer Ter Veer nu doet voorkomen.

De heer Ter Veer (D66):

De heer Van der Linden heeft het begrip "geïntegreerde landbouw" niet gedefinieerd en daardoor is het afgegrensd. De totale akkerbouw claimt bijvoorbeeld dat daar geïntegreerd wordt geproduceerd.

De heer Van der Linden (CDA):

Ik kan daar in mijn twee minuten niet op ingaan, en bovendien is dit tijdens het algemeen overleg aan de orde gebracht door collega Van Ardenne. Ik wil hier wel een landbouwdebat gaan voeren, maar naar mijn mening is het heel duidelijk dat wij het beperkt willen houden tot de groep die deze fase van productie doormaakt.

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Ik ga eerst in op de motie van de heer Stellingwerf. Die motie is op een heel knappe manier geformuleerd. Dat is een prestatie op zichzelf, maar de motie heeft toch een aantal nadelen. De heer Stellingwerf zei net dat hij nu niet meer pleit voor een percentage, maar verstopt in de motie zit dat percentage uiteraard wel. Gelet op deze motie, op het beleid dat wij in de komende jaren willen voeren en op het geld dat in de komende jaren door het kabinet terecht in deze sector wordt gestoken – de heer Ter Veer heeft daar terecht aan herinnerd – vraag ik mij af wat dit nu nog echt toevoegt. In het debat tijdens het algemeen overleg heb ik volgens mij uitvoerig uiteengezet hoe de situatie in deze sector op dit moment is, wat de springplank is. De heer Blauw heeft de cijfers genoemd. Ik heb gewezen op ervaringen in Denemarken, die tot enige voorzichtigheid moeten leiden. Deze sector moet net als alle andere sectoren gewoon een marktgerichte sector zijn. Ik meen dat wij daaraan toch vast moeten houden. Ik heb gezegd dat de ontwikkeling naar een beter marktaandeel nu vanzelf wel zal komen. Laten wij nu de vinger aan de pols houden, laten wij een start maken, het zal wellicht nog moeilijk genoeg zijn om de bedragen die er nu voor staan, ook te besteden. Om die reden moet ik het aannemen van deze motie van de heer Stellingwerf ontraden.

De heer Stellingwerf (RPF):

De minister heeft exact aangegeven waarom ik meen dat het toch heel nuttig is dat deze motie een Kamermeerderheid achter zich krijgt. De minister kan haar wat mij betreft overnemen. Hij geeft namelijk aan dat een marktontwikkeling moet plaatsvinden. Dat onderschrijven wij. Wij denken alleen dat dit in de huidige situatie, waarin een en ander nog allemaal zo beperkt en in ontwikkeling is, niet vanzelf gaat. De minister nam net het woord "vanzelf" in de mond. Ik meen dat daar nou net het omslagpunt zit. Daarom achten wij deze motie zo belangrijk. Ik meen dat er juist sprake moet zijn van een grote samenwerking en stimulering, van een streven.

Minister Van Aartsen:

Daarover ben ik het met de geachte afgevaardigde volstrekt eens. Volgens mij hebben wij daarover geen enkel verschil van mening. Wij hebben hier echter een debat over gevoerd en daarin heeft de heer Stellingwerf ook bepaalde stellingen betrokken. Per slot van rekening moeten wij niet het een van het ander losmaken. Ik lees deze motie natuurlijk ook enigszins in het verlengde van het debat dat wij hebben gevoerd. Daarin zie ik die 10% toch terugkeren. Ik zei al dat het een knap geformuleerde motie is.

De heer Stellingwerf (RPF):

Dat is puur een constatering!

Minister Van Aartsen:

Als de heer Stellingwerf zou zeggen dat geconstateerd wordt dat de regering samen met de consumentenorganisaties en de producenten streeft naar een substantieel marktaandeel, zou ik daarop zeggen dat wij daar inderdaad naar streven. Van deze motie gaat echter de suggestie uit dat toch weer iets meer moet gebeuren dan de regering doet. Dat ben ik niet van plan te doen. Dat zeg ik maar even in alle helderheid. Als ik nu zou zeggen dat ik deze motie beschouw als een ondersteuning van mijn beleid, zou de heer Stellingwerf zonder enige twijfel over een jaar of zo vragen: minister, waar is die 10%; hoe zit het nou eigenlijk?

De heer Stellingwerf (RPF):

Wij mogen elkaar toch aanspreken?

Minister Van Aartsen:

Dat lijkt mij niet de goede methode van werken. Laten wij nou ook een beetje helder zijn.

De heer Stellingwerf (RPF):

Dit is volstrekt helder. Ik constateer dat die 10% een uiting is van het maatschappelijk leven. Dat werd breed gedragen. Wij hebben in het dictum neergezet wat wij beogen. Dat is uiteraard gebeurd in het licht van de discussie die wij hebben gevoerd. Dat kan veel enthousiaster tegemoet getreden worden.

Minister Van Aartsen:

Dat enthousiasme heb ik helemaal niet nodig. Ik voel dit toch als een soort uiting van de Kamer in de zin van "minister, u doet eigenlijk niet genoeg". Daar heb ik gewoon geen behoefte aan.

De heer Stellingwerf (RPF):

Die woorden wil ik verre van mij werpen. Ik heb u hulde gebracht voor de notitie. Wij hebben uw beleid krachtig ondersteund. Wij missen alleen één aspect in de notitie, en daarbij willen wij u ondersteuning geven. Wij bekritiseren u absoluut niet, maar wij vinden gewoon dat de Kamer nog een zet in de rug van het beleid kan geven.

Minister Van Aartsen:

Die zet in de rug heb ik niet nodig, betoog ik. Ik ben uiteraard gelukkig met het feit dat de heer Stellingwerf op dit punt hulde aan de regering brengt.

De tweede motie betreft een belangrijk punt. In het programma "heroriëntatie voor het landbouwonderwijs" heeft het ministerie het onderwijs gevraagd om met voorstellen te komen om de kennisoverdracht op het gebied van de biologische landbouw in het agrarisch onderwijs te verbreden. De Landbouwuniversiteit, het hoger agrarisch onderwijs en het middelbaar agrarisch onderwijs zullen een gezamenlijk project starten. Ik verwacht binnen enige tijd een voorstel van hen te krijgen. Het is een belangrijk punt, maar gezien de ontwikkeling die al gaande is, heb ik geen behoefte aan deze motie.

In de motie van de geachte afgevaardigde mevrouw Vos wordt gevraagd om terug te komen op de promotiecampagne. Marktpromotie, marktontwikkeling en kwaliteitszorg gaan hand in hand en zijn van ongemeen groot belang. Ik kan de motie niet geheel duiden. Zij is zeer knap geformuleerde motie, maar net als bij de eerste motie van de heer Stellingwerf heb ik het idee dat er al is gebeurd wat er wordt gevraagd. Er is een substantieel bedrag beschikbaar. Naar Biologica gaat in de komende jaren een bedrag van 1,3 mln. Wij hebben vervolgens een campagne van Postbus 51 en wij hebben een gezamenlijke activiteit op het gebied van NAI en Bioprom.

Ik weet wel dat er een plan ligt van Biologica om te komen tot financiering voor 100% van activiteiten die zij graag zouden willen ondernemen. Dat kan ik niet eens, omdat de Brusselse regelgeving mij een plafond voorschrijft van 50%. Er komt dus gewoon een substantieel bedrag beschikbaar. Ik heb in de twee instanties van het algemeen overleg aan de Kamer toegezegd dat ik op een flexibele manier wil omgaan met de middelen. Wij moeten de vinger aan de pols houden om goed in de gaten te houden hoe het gaat met de uitputting van deze bedragen. Deze motie zie ik dus als een verzoek aan de regering, terwijl zij al alles doet wat zij kan doen. In die zin is zij overbodig. Als de motie vraagt om meer, kan ik daar niet aan voldoen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Laat ik nog even heel helder zeggen wat de achtergrond van de motie is. Ik heb met onder andere Biologica geconstateerd dat er geld is voor een campagne van Postbus 51. Er is ook geld voor een campagne op de winkelvloer, maar er ontbreekt een stuk gerichte voorlichting aan de consumenten via allerlei kanalen. De sector heeft daar zelf een voorstel voor gedaan. Ik heb bij de geldverdeling gezien dat het ministerie daar geen geld voor beschikbaar heeft gesteld. De motie vraagt om dat wel te doen, door een verschuiving binnen de budgetten. Dat is waar ik om vraag.

De minister heeft inderdaad gezegd dat hij er flexibel mee om wil gaan, maar ik wil graag iets harder van de minister horen wat dat betekent. Is hij inderdaad bereid om geld te verschuiven en beschikbaar te stellen voor een dergelijke campagne? Ik bedoel niet dat de financiering 100% moet zijn, maar het gaat mij erom dat die verschuiving echt plaatsvindt, zodat wat de minister zegt over flexibiliteit, ook echt gaat gebeuren.

Minister Van Aartsen:

De regering zal doen wat zij afgesproken heeft. Ik kan alleen niet meer middelen toezeggen, want die heb ik doodeenvoudig niet. We hebben bepaalde afspraken gemaakt over de promotiecampagne en ik heb de ingrediënten daarvan genoemd: NAI, Bioprom, Postbus 51 en de plannen en ideeën die er in de sfeer van Biologica leven, waar Biologica ook geld voor krijgt. Dat is de totale pot geld die we hebben en we hebben bepaalde afspraken gemaakt over de manier waarop we die zullen besteden.

Nu doet zich mogelijkerwijs de situatie voor dat we gaandeweg tot de conclusie komen dat we misschien niet de goede middelen hebben ingezet omdat alles net een beetje verschuift. Dan ben ik bereid om met betrokkenen om de tafel te gaan zitten en te kijken of het een beetje anders kan, zoals ik dat ook eerder heb gedaan. Daar slaat die flexibiliteit op. Meer kan ik niet doen en ik vind het niet verstandig om de afspraken te wijzigen die ik nu met de diverse sectoren heb gemaakt. Ik kan dus niet voldoen aan het verlangen dat mevrouw Vos in deze motie heeft uitgesproken.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb nog één korte vraag. Betekent het nu dat de minister bereid is om de tafel te gaan zitten met mensen uit de sector om te praten over het verzoek om geld beschikbaar te stellen voor die specifieke voorlichtingscampagne en over die flexibele inzet? Ik wil graag van de minister horen of hij dat daadwerkelijk gaat doen.

Minister Van Aartsen:

Ik heb een open oor voor al deze gedachten en ontwikkelingen, maar ik wijs erop dat er afspraken zijn gemaakt. Ik ben bereid om met de betrokkenen om de tafel te gaan zitten om te kijken of we de goede middelen hebben ingezet. Wij waren van mening dat dit het geval is, maar ik ben uiteraard bereid om die vraag nog eens aan betrokkenen te stellen. Maar nogmaals, meer geld komt er niet, het budget staat vast en flexibiliteit staat voor mij ook voorop. Ik vind de vraag van de geachte afgevaardigde dus wel begrijpelijk, maar een beetje overbodig in het licht van het debat dat wij hebben gevoerd in het algemeen overleg en in het licht van hetgeen ik de Kamer nu heb toegezegd.

Dan de ICES-motie. Daar wil ik heel kort over zijn. Dit is een onverstandige weg. Het kabinet beraadt zich nu over de vraag hoe we – als dat allemaal mogelijk blijkt – eventuele extra middelen gaan inzetten. De belangrijkste aandachtsrichting daarbij is te vinden in de notitie van het kabinet die vorig jaar op Prinsjesdag is gepubliceerd en die gaat over de ruimtelijke ontwikkelingen. Indien wij in de komende jaren tot een aantal forse investeringen moeten komen in de infrastructuur, de agenda 2000-plus van dit kabinet, dan zal er ook sprake moeten zijn van investeringen in de groene infrastructuur. Dat is de hoofdlijn en dat is kortweg de boodschap van deze brief. Daar is de inzet van het ganse kabinet op gericht. Moties als deze werken contraproductief. Ik wijs er bovendien op dat we in de afgelopen tweeënhalf jaar, naast het instrumentarium dat we daarop losgelaten hebben, zeer veel extra middelen hebben ingezet voor plattelandsvernieuwing of voor het landelijk gebied in algemene zin. We kunnen dus niet zeggen dat er van een zekere achterstelling sprake is geweest, zeker niet als ik kijk naar de besteding van de zogeheten cluster-3-gelden.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het laatste betwist ik absoluut niet, maar het gaat natuurlijk om de toekomst en om forse investeringen in de toekomst. Wat mij een beetje verbaast van de minister en een aantal paarse collega's is de uitspraak dat deze motie contraproductief zou werken. De motie is een steun in de rug van de minister voor het voeren van die discussie.

Minister Van Aartsen:

Dat type steun in de rug heb ik liever niet dan wel. Het werkt meestal niet. Ik schiet er helemaal niets mee op. Het klinkt wat passief maar laat het kabinet zijn werk maar doen in de komende twee à drie maanden. Dit soort steun in de rug kan ik missen als kiespijn.

Voorzitter! Ik heb enige moeite met betoog van de heer Van der Linden. Ik begrijp dat hij een aparte positionering wil voor de biologische landbouw in het kader van het praktijkonderzoek. Ik meen dat wij daaraan niet moeten beginnen. Er is geen enkele reden om anders met deze sector om te gaan dan met andere sectoren in de agrarische sector het geval is.

Wat de motie betreft, wijs ik erop dat LNV een bedrag van drie ton per jaar besteedt aan het milieukeur. Ik ben het overigens geheel eens met de geachte afgevaardigde de heer Ter Veer. Wij kunnen nog een zeer lange boom opzetten over de geïntegreerde landbouw. Dat is niet of nauwelijks gedefinieerd. Volgens sommigen is de gehele Nederlandse land- en tuinbouw geïntegreerd.

De heer Van der Linden (CDA):

Het profijtbeginsel zou een sterke stimulans zijn voor bedrijven om biologische landbouw te gaan ontwikkelen. Ze worden dan niet aangeslagen voor onderzoeksfinanciering.

Een negatief oordeel over de motie gaat ten koste van de agromilieukeurbedrijven. Ik zal daarom in het dictum van de motie de woorden "geïntegreerde landbouw respectievelijk" schrappen. De kern blijft overeind. Het gaat om de bevordering van de agromilieukeurbedrijven.

De voorzitter:

De motie-Van der Linden/Van Ardenne-van der Hoeven (25127, nr. 6) is in die zin gewijzigd, dat het dictum thans luidt:

"verzoekt de regering tevens de inspanningen van de agromilieukeurbedrijven eveneens fiscaal te bevorderen,".

Naar mij blijkt, wordt deze gewijzigde motie voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (25127).

Minister Van Aartsen:

Dat is absoluut niet noodzakelijk. Wij doen op dit gebied al het nodige. Ik denk aan de bevordering van de promotie van het agromilieukeur en dus ook van deze sector. Het kabinet heeft op dit moment geen mogelijkheden en middelen om nog meer fiscaal te stimuleren dan het doet. Bovendien gaat het erom de biologische landbouw te stimuleren. Ik ontraad aanneming van de motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven