Aan de orde is het debat naar aanleiding van de conferentie Europees auteursrecht.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Van Zuijlen (PvdA):

Voorzitter! De fractie van de Partij van de Arbeid maakt zich zorgen over de toegankelijkheid van informatie, en over de ontwikkeling van een medium als Internet. Als de internationale trend om rechthebbenden te zeer te beschermen doorzet, is dat nadelig voor intermediairen als bibliotheken en infrastructuurbeheerders, en voor eindgebruikers. De door mij in te dienen motie mag de minister als steun voor haar beleid interpreteren, voorzover ook zij zich zorgen maakt over de ongebreidelde oprekking van het auteursrecht. Internet is bij uitstek een internationaal medium. Hoe werkbaar denkt de minister dat nationale uitzonderingen in de praktijk zullen zijn?

De fractie van de Partij van de Arbeid vindt dat ook het Nederlandse parlement in de fase van ondertekening van het verdrag een stem moet laten horen. Wij maken ons niet zozeer zorgen over het Nederlandse standpunt, maar over de keuzen die de Europese Commissie lijkt te gaan maken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat er van 2 tot 20 december 1996 in Genève een diplomatieke conferentie (WIPO) wordt gehouden, met als doel het vaststellen van een nieuw verdrag op het gebied van auteursrecht;

overwegende, dat in de voorstellen van dit verdrag onder andere een bepaling is opgenomen die ertoe zal leiden dat de omvang van het reproductierecht aanmerkelijk zal worden uitgebreid en betrekking zal hebben op zeer tijdelijke vastlegging, zoals weergave op een beeldscherm, het "browsen" en ander consumptief gebruik van Internet, het gebruik van elektronische post, het raadplegen van cd-roms, al dan niet in bibliotheken, en die zal leiden tot een situatie waarin louter consumptief gebruik en individuele privé-communicatie onder het auteursrechtelijk verbodsrecht vallen;

overwegende, dat een auteursrechtelijk verbodsrecht op consumptief gebruik en privé-communicatie op gespannen voet staat met de aard en de ratio van het auteursrecht, met de privacy- en ontplooiingsbelangen van de consument en de informatievrijheid en de ontwikkelingen op de elektronische snelweg belemmert;

overwegende, dat de bescherming van de uitoefening van het auteursrecht niet op ontoelaatbare wijze ten koste mag gaan van de beschikbaarheid van informatie;

overwegende, dat de zeer tijdelijke vastlegging, zoals bovengenoemd, als zelfstandig recht van de gebruiker moet worden aangemerkt, in plaats van een onzekere uitzondering;

voorts overwegende, dat in het verdragsvoorstel twee varianten voor een distributierecht worden voorgesteld, waarbij in één van de varianten een importrecht wordt voorgesteld dat een totaalverbod ten aanzien van parallelimport mogelijk maakt;

overwegende, dat een totaalverbod op parallelimport rechthebbenden de mogelijkheid biedt markten kunstmatig te scheiden en de prijzen kunstmatig hoog te houden, waardoor de consument wordt benadeeld;

verzoekt de regering tijdens de onderhavige diplomatieke conferentie onomstotelijk duidelijk te maken dat iedere beperking c.q. belasting van het individueel consumptief gebruik in voornoemde zin en de introductie van een importrecht onwenselijk zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Zuijlen, Van Heemst, De Koning, Roethof, O.P.G. Vos en Verhagen.

Zij krijgt nr. 1 (25154).

Mevrouw De Koning (D66):

Voorzitter! Ons past in zekere zin een soort mea culpa, want we hadden wellicht wat eerder en beter kunnen reageren op de aanvankelijke brief van de minister van eind juni. Ik ben blij dat we daarvoor nu nog even de kans nemen en vooral ook krijgen.

Weliswaar is er in Genève vooralsnog geen overeenstemming over de gewraakte nieuwe voorstellen en heb ik begrepen dat het standpunt dat wij daar als land innemen, in de lijn ligt van onze Kamerbrede motie. Hopelijk krijgt onze opvatting daar wat bredere steun binnen de Unie dan tot nu toe. Het kan namelijk niet zo zijn dat ongeveer iedere normale handeling auteursrechtelijk relevant wordt. Het kan ook niet zo zijn dat in een tijdperk waarin informatie wereldwijd en op vele manieren toegankelijk wordt – hoezeer juichen we dat niet toe – het verkrijgen van informatie onder een auteursrechtelijk verbod valt. Dat geldt voor gewone burgers en a fortiori voor onze bibliotheken, waarop wij in Nederland toch trots mogen zijn. Raadpleging ter plekke is eeuwenlang zonder economische gevolgen gebleven en zo hoort het ook. En als die plek het eigen huis is, lijkt dat al heel vanzelfsprekend.

Overigens vraag ik mij ook af hoe er ooit voor het individueel raadplegen van een scherm een controlesysteem ontwikkeld zou kunnen worden, zonder daarbij ernstige problemen met privacywetgeving te ontmoeten. Dan heb ik het nog niet eens over artikel 10 van het Europese verdrag voor de rechten van de mens, dat uitdrukkelijk de vrijheid om informatie te ontvangen erkent.

Het kan ook niet zo zijn – en daarop lijkt het verdacht veel – dat het auteursrecht van rechthebbenden dienstbaar wordt gemaakt aan de commerciële belangen van ondernemingen, met name Amerikaanse content providers. Daardoor laten wij ons hopelijk niet over de kling jagen. Ik hoop dat de minister onze belangstelling voor deze materie wil laten doorklinken in Genève.

De heer Vos (VVD):

Voorzitter! Volgens mij heeft dit onderwerp een zeer grondige voorbereiding gehad. Circa een halfjaar geleden heeft de minister de Kamer per brief geïnformeerd en daarin tot uitdrukking gebracht dat Nederland er weinig voor voelt om het reproductierecht uit te breiden tot reproducties van transient en incidential nature. Als je om technische redenen een kopietje maakt voor eigen gebruik, valt dat volgens de Nederlandse opvatting niet onder het reproductierecht. Dat uitgangspunt is bij de fractie van de VVD goed ontvangen. Ook het stukje dat de minister heeft gepubliceerd in NRC Handelsblad en haar uitlatingen tijdens het symposium in Amsterdam over de copyrights in cyberspace zijn goed ontvangen. Wij vinden namelijk met de minister dat aan de auteursrechthebbende geen nieuwe rechten toekomen in verband met Internet. De bescherming van het intellectuele eigendomsrecht mag niet op ontoelaatbare wijze ten koste gaan van de beschikbaarheid van informatie.

De nu ingediende motie zie ik dan ook als een ultieme steun in de rug voor de minister die al goed op koers ligt en in dezen een herhaald standpunt heeft ingenomen.

Wellicht kan de minister nog toelichten, wat zij verwacht van de andere landen die op de WIPO-conferentie aanwezig zijn? Verwacht zij dat het Nederlandse standpunt breder kan worden uitgedragen dan thans het geval is?

Mijn laatste punt betreft de parallelimport. Ik hoop en verwacht dat de minister het ermee eens is, dat wereldwijde uitputting het centrale uitgangspunt is en het vooralsnog niet tot Europese uitputting beperkt wordt.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! De WIPO-conferentie ter bespreking van de aanvullingen van het Verdrag van de Berner Conventie is eigenlijk meer waard dan een tweeminutendebat nadat de conferentie reeds begonnen is. Collega's spraken reeds daarover. Maar beter twee minuten dan geen uitspraak van de Kamer, die bedoeld is ter ondersteuning van het door de minister voorgestane beleid terzake, aangezien er voor de gebruiker van de informatie – de consument – evenals voor de producent veel op het spel lijkt te staan.

Ondanks het gegeven dat ook naar de mening van de fractie van het CDA de huidige technologische ontwikkelingen vragen om een aanvulling van het auteursrechtverdrag – het mag niet uitmaken of die informatie verspreid wordt via de nieuwe of via de traditionele media – is het daarnaast van groot belang om zeker te stellen dat de toegankelijkheid van die informatie gewaarborgd blijft. Die conferentie mag er onzes inziens niet toe leiden dat de toegang tot de elektronische informatie beperkt wordt in vergelijking met de gedrukte informatie; niet alleen via Internet, maar ook door middel van elektronische informatie in bijvoorbeeld bibliotheken.

De voorliggende verdragstekst zou naar onze mening de toegankelijkheid van die elektronische informatie te zeer kunnen inperken. De bibliotheekwereld is niet ten onrechte in het geweer gekomen tegen deze teksten.

Via de motie willen wij het signaal afgeven dat Nederland zich tot het uiterste moet inspannen om zeker te stellen dat de toegankelijkheid van de informatie gewaarborgd blijft. Het onthouden van bijvoorbeeld een inzagerecht zou een beperking inhouden ten opzichte van de huidige regeling en dat kan toch niet de bedoeling zijn?

Wij onderschrijven het standpunt dat de minister meer dan eens naar voren heeft gebracht. Wij zijn echter niet geheel gerust op de punten zoals die naar voren zijn gebracht in de antwoorden op de vragen van mevrouw Van Zuijlen. De minister zei daarin dat er vooralsnog van uitgegaan wordt dat welk verdrag er ook totstandkomt, dat niet zou hoeven leiden tot een aanpassing van de Nederlandse gebruiken en regels terzake. Bij dit soort zaken kunnen internationale ontwikkelingen je echter dwingen om de huidige regelgeving aan te passen. Door middel van deze motie geven wij duidelijk het signaal af dat wij vinden dat die informatie toegankelijk moet blijven.

De discussie in dit tweeminutendebatje, aan de vooravond van besluitvorming op dit punt, geeft aan dat het hoog tijd wordt dat het kabinet met de toegezegde algemene notitie over auteursrechtelijke vraagstukken en openbaarmaking over de brug komt. Wij hebben daar in het verleden in de debatten die wij toen voerden over de implementatie van Europese richtlijnen terzake, om gevraagd. De minister heeft toegezegd dat zij alle aspecten van het auteursrecht de revue zou laten passeren en met name het draagvlak ten aanzien van de handhaving van het auteursrecht. Het debat vandaag over de conferentie geeft toch aan dat het hoog tijd wordt dat wij in dit parlement ten principale aan de hand van die toegezegde notitie een debat voeren.

Minister Sorgdrager:

Mijnheer de voorzitter! Het is zelden voorgekomen dat ik zo'n massale steun heb van de Kamer voor het beleid tot ik tot nu toe heb gevoerd. Ik zal het dan ook met kracht voortzetten.

De heer Vos gaf een historisch overzicht van de uitlatingen die ik in de loop van de tijd heb gedaan en die in overeenstemming zijn met de strekking van de motie. Ik heb inderdaad een aantal keren een toespraak gehouden en ik heb begin juni een artikel geschreven in NRC Handelsblad, waarin ik dit heb gezegd. Mijn standpunt is niet gewijzigd. Daarom beschouw ik de motie als een steun voor het gevoerde beleid.

De conferentie in Genève is inderdaad al begonnen en nog niet afgelopen. De onderhandelingen over verdragsteksten gaan dus nog door. De heer Vos heeft gevraagd hoe het daarmee gaat. Dat is moeilijk te zeggen. Het lijkt erop dat de Nederlandse visie meer steun krijgt, maar daar durf ik niet meer van te zeggen dan ik nu zeg, omdat wij nog niet weten hoe het uiteindelijk af zal lopen.

Ik heb begrepen dat de bibliotheekorganisaties het gevoel hebben dat er met hen onvoldoende rekening is gehouden. Dat wil ik echt tegenspreken. Wij hebben bij het opstellen van een reactie op het groenboek van de Europese Commissie ook de bibliotheekorganisaties geraadpleegd en juist het belang van de informatie en dergelijke tot uitdrukking laten komen, ook in de instructie die wij aan de delegatie hebben meegegeven. Er moet natuurlijk een evenwicht zijn van enerzijds het belang van de rechthebbende en anderzijds het belang van de beschikbaarheid van informatie. Wij hebben het gevoel dat in ons Nederlands rechtssysteem dat evenwicht is gevonden, maar wij hebben in onze wetgeving een vrij ruime omschrijving van begrippen, waardoor wij tot de conclusie komen dat als er internationaal iets verandert, het Nederlandse recht niet veranderd hoeft te worden. Komt er echter internationaal gezien een te gedetailleerde wetgeving, in een richting die wij niet willen, dan krijgen wij nationaal problemen. Dat is de reden waarom de delegatie de instructie heeft meegekregen, zoals ze die heeft meegekregen. Die is in overeenstemming met het dictum van de motie. Daar kan ik dan ook moeilijk bezwaren tegen hebben. Die heb ik dan ook niet.

Mevrouw Van Zuijlen en de heer Vos hebben gevraagd naar de parallelimport. Ik wil nogmaals bevestigen dat wat mij betreft het uitgangspunt is de wereldwijde uitputtingsregel, zoals wij die altijd al hebben verdedigd en die blijven wij verdedigen.

De heer Verhagen (CDA):

Ik heb mijn bijdrage afgesloten met een oproep op het punt van de notities.

Minister Sorgdrager:

Ik herinner mij dat wij destijds toegezegd hebben een notitie over de nieuwe media en het auteursrecht te zullen schrijven. Ik heb toen ook gezegd dat het moeilijk is om daar een voldragen notitie over te maken. Wij zijn ermee bezig, wij zijn er zelfs vrij intensief mee bezig. Wij zijn ook bezig met een project, waarbij wij kijken wat voor soort wetgeving van toepassing is op de nieuwe media en of er eventueel nieuwe wetgeving moet komen. Daar is het auteursrecht een onderdeel van. Dus enerzijds werken wij aan die notitie en anderzijds bekijken wij het in een breder verband, want het gaat niet alleen om het auteursrecht, maar bijvoorbeeld ook om strafrecht en civiel recht.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven