Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, te behandelen donderdag 14 november bij het begin van de vergadering:

  • - de verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften (25057, nrs. 2 t/m 29);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Zaaizaad- en plantgoedwet (24794).

Ik stel voor, de maximumspreektijden bij de brief over het toezicht op de post- en telecommunicatiemarkt als volgt vast te stellen: de PvdA, het CDA, de VVD en D66 5 minuten, de overige fracties 3 minuten en de groep-Nijpels en het lid Hendriks 1,5 minuut.

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van 19, 20 en 21 november en gezamenlijk te behandelen met de wetsvoorstellen Organisatiewet sociale verzekeringen:

  • - het wetsvoorstel Bepalingen in verband met de aanpassing van de uitvoeringsorganisatie sociale verzekeringen per 1 januari 1996 (24789).

Tevens stel ik voor, toe te voegen aan de agenda van die week:

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van het op 17 mei 1994 te Parijs tot stand gekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Franse Republiek inzake personencontrole op de luchthavens op Sint Maarten (Trb. 1994, 144) (24074, R1513);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met decentralisatie van huisvestings- en bestedingsbeslissingen en vervallen van het economisch claimrecht (24666).

Ik stel voor, aan de orde te stellen in de vergaderingen van 26, 27 en 28 november:

de gezamenlijke behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) voor het jaar 1997 (25000-XII);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) voor het jaar 1995 (slotwet) (24857);

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Infrastructuurfonds voor het jaar 1997 (25000-A);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Infrastructuurfonds voor het jaar 1995 (slotwet) (24862);

  • - de Financiële verantwoording van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat over het jaar 1995 (24844, nr. 15);

  • - de Financiële verantwoording van het Infrastructuurfonds over het jaar 1995 (24844, nr. 21).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Alvorens voorstellen te doen over de gang van zaken verder deze dag, vraag ik of iemand nog het woord wil voeren bij de regeling.

Het woord is aan de heer De Cloe.

De heer De Cloe (PvdA):

Voorzitter! Deze week heeft het kabinet een reactie gegeven op het rapport van de commissie-Andriessen. De procedure met betrekking tot dit rapport is hedenochtend in de vergadering van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken besproken. Wij hebben afgesproken dat wij de betrokkenen een gericht verzoek zullen doen om te reageren op het rapport en op het standpunt van het kabinet. Het ligt voorts in het voornemen van de commissie om direct daarna te kijken of er ruimte is voor een hoofdlijnendebat in deze zaal.

De voorzitter:

Ik stel allereerst voor, aan dit verzoek te voldoen. Ik maak wel de kanttekening dat het begrip "hoofdlijnendebat naar aanleiding van een brief" een nieuw fenomeen is. Er zal gewoon een debat plaatsvinden. Ik weet ook wel dat er daarna nog van alles gaat gebeuren, maar laten wij de terminologie zuiver houden. Het gaat nu per saldo om het debat. Wij hebben toch ook een- en andermaal afgesproken dat wij ons in deze zaal nimmer met details bezighouden, maar alleen met de hoofdlijnen. Ik hoor de heer De Cloe zeggen dat de brief daar ook aanleiding toe geeft maar zal mij nu van opmerkingen onthouden.

Ik stel voor, bij dit debat de volgende spreektijden te hanteren: de fracties van de PvdA, het CDA, de VVD en D66 10 minuten, de overige fracties 5 minuten en de groep-Nijpels en het lid Hendriks 2,5 minuut.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Ik zal nu het een en ander opmerken over de gang van zaken op deze dag. Mij is gebleken dat de staatssecretaris naar zijn taxatie exclusief interrupties enkele uren nodig zal hebben om te reageren op de eerste termijn van de Kamer inzake de PEMBA-wetsvoorstellen. Ik zie de heer Weisglas het aantal twee aanduiden, maar mij heeft een nog hoger aantal bereikt. Wij zullen vrijwel de gehele middag bezig zijn met de behandeling van de PEMBA-voorstellen. Het is ook van belang dat wij het plan van aanpak inzake opsporingsmethoden vandaag afwikkelen. Wij zouden ook de behandeling van de begroting van Justitie en de dupliek inzake PEMBA kunnen doen, maar dan zou u morgen in deze zaal het ochtendkrieken meemaken.

Ik stel derhalve voor om volgende week ernaar te streven de re- en dupliek inzake de PEMBA-wetsvoorstellen te doen plaatsvinden. In die week kan de behandeling van de begroting van Justitie helaas niet worden voortgezet, omdat de minister dan in het buitenland is. Zij blijft binnen het Koninkrijk, hoor ik de heer Van der Burg zeggen, en dat is juist, maar er valt toch niet te verlangen dat zij dan hier zal zijn. In de eerste week na de begrotingsbehandeling bestaat altijd het risico van uitloop, zoals ook nu. Wij zullen de begroting van Justitie dus in de week daarna verder behandelen. Ik houd er rekening mee dat de leden van de vaste commissie voor Justitie dan in Noord-Frankrijk zullen vertoeven, naar ik heb begrepen; het zal netjes ingepland worden.

Een en ander betekent dus dat vandaag nog aan de orde zijn: het antwoord van de regering inzake PEMBA, een aantal verslagen van overleggen, de adviesraad V en W en afronding van het debat over het plan van aanpak voor de opsporingsmethoden.

Aldus wordt besloten.

De heer Van Dijke (RPF):

Voorzitter! Wat verzet zich ertegen om het verslag van het notaoverleg over de verkeersveiligheid aansluitend op de PEMBA te behandelen in plaats van dat over de WAO, gelet op het eerdere schema en op het verwachtingspatroon dat mensen daarop hebben gebaseerd?

De voorzitter:

Ik zou toch het schema willen handhaven. Ik heb ook gelet op de belangen van de staatssecretaris. Het is altijd passen en meten. Bovendien gaan die drie puntjes alle in hoog tempo, dus ik wil graag de volgorde gewoon handhaven.

De heer Van Hoof (VVD):

Voorzitter! Ik begrijp dat de dag niet meer uren heeft dan hij nu eenmaal heeft, maar ik kan mij ook voorstellen dat wij vanavond een beslissing nemen. Als de PEMBA-voorstellen vandaag niet in re- en dupliek zouden worden behandeld – ik ben best bereid om het ochtendkrieken in deze zaal te beleven – wanneer zal dat dan op de agenda komen?

De voorzitter:

Het kan vandaag niet. Over het plan van aanpak moet het antwoord in eerste termijn nog worden gegeven, waarna de tweede termijn volgt, en dan zijn er nog drie kleine onderwerpen. Ik heb daarbij in gedachten hoe de discussie tot nu is verlopen, ondanks de beperking van de spreektijd. Het wordt dus wel elf uur vanavond. Ik heb al gezegd dat wij ernaar zullen streven de PEMBA-voorstellen volgende week verder te behandelen, maar er is een prioriteit, ook in verband met de aanwezigheid van de bewindslieden. Wij houden er altijd heel nauwkeurig rekening mee of zij in het binnenland of in het buitenland zijn. Wij behandelen volgende week de begrotingen die op het buitenlands beleid betrekking hebben, te weten die van Buitenlandse Zaken inclusief Ontwikkelingssamenwerking en die van Defensie. Daar tussendoor zullen wij proberen de re- en dupliek inzake PEMBA te programmeren. Mijn opzet is wel om de behandeling volgende week af te ronden.

Ik moet nu een opmerking in algemene zin maken. Wij plannen heel zorgvuldig, maar gisteren is mij bij de behandeling van een ander onderwerp, waarbij geen beperking van de spreektijd bestond, gebleken dat grotere maar ook kleinere fracties er niet tegenop zagen de opgegeven spreektijd exclusief interrupties te verdubbelen; wij houden dat precies bij. Over een verdubbeling van vier tot acht minuten valt nog heen te stappen, maar als je van 20 of 30 minuten gaat naar 40 of 60 minuten, scheelt dat een slok op een borrel. Als dat een paar keer gebeurt, zoals gisteren het geval was, loopt de hele planning in het honderd en moeten wij ons aanpassen. Ik heb ook de indruk dat wij voor de behandeling van PEMBA de tijd moeten nemen, gelet op het verloop daarvan tot nu toe. Ik heb er geen kritiek op, dat zij verre van mij, maar alle details worden besproken. Dat moet ook, want het is wetgeving. Wij kunnen die niet forceren. Wij streven naar afhandeling volgende week, maar ik kan niets beloven.

De heer Van Hoof (VVD):

Voorzitter! Met dat laatste ben ik gelukkig, want ik begrijp dat u zegt dat begrotingen voorgaan. Maar ik wil ertegen waken dat een en ander gaat schuiven, want deze wetgeving is erg belangrijk.

De voorzitter:

De zaak is al gaan schuiven doordat de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid met het schema is gaan schuiven, dus tot nu toe lopen wij aardig in het rond.

De heer Van Hoof (VVD):

Het is juist andersom gegaan.

De voorzitter:

Daar valt over te twisten. De urgentie van de PEMBA-wetsvoorstellen ligt een nuance anders dan bijvoorbeeld de wetsvoorstellen die zo-even bij de regeling zijn opgenomen voor twee weken later. De deadline van 1 januari daarbij geldt niet voor PEMBA. Er is een grote coulance van de kant het Presidium en van de voorzitter om met de wensen rekening te houden. Het zijn natuurlijk politieke wensen. Die leer je hier inschatten. Ik zie dat de heer Van Hoof het roerend met mij eens is.

Naar boven