Vragen> van het lid Nijpels-Hezemans aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over het huidige euthanasiebeleid.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Voorzitter! Afgelopen vrijdag heeft de KRO-actualiteitenrubriek Brandpunt de uitslag van een enquête onder een representatieve groep Nederlanders van 50 jaar en ouder gepubliceerd. Een van de vragen was of men vond dat euthanasie op eigen verzoek van wilsbekwamen geoorloofd is. 91% antwoordde met ja, 7% met nee en 2% wist het niet of had geen mening. Die uitslag is naar het oordeel van mijn fractie niet alleen opzienbarend, maar geeft tevens aanleiding tot de vraag of de regels inzake euthanasie nog wel voldoende aansluiten bij de realiteit.

Het kabinet heeft gezegd dat euthanasie niet uit het Wetboek van Strafrecht zal verdwijnen. De mogelijkheid van het maken van een uitzondering in het strafrecht is opengelaten en afhankelijk gesteld van de uitkomst van het onderzoek naar de meldingsprocedure. Die wordt eind oktober verwacht. Nu echter blijkt dat onder de bevolkingsgroep van 50 jaar en ouder bijna 100% vindt dat euthanasie onder stringente voorwaarden geoorloofd is en dat 76% euthanasie voor zichzelf niet uitsluit, lijkt de tijd gekomen dat ook het kabinet zich bezint op de vraag of het vooruitschuiven van deze problematiek nog wel verantwoord is. Ik wil de minister daarom de volgende vragen stellen. Overigens had ik ook graag de minister van Justitie hier aanwezig willen zien, maar zij heeft verplichtingen in de Eerste Kamer. Haar zullen wij schriftelijk over dit onderwerp bevragen.

1. Kent de minister de uitslag van de enquête onder een representatieve groep Nederlanders van 50 jaar en ouder, waarvan 91% van de ondervraagden van mening is dat euthanasie geoorloofd moet zijn en een zeer aanzienlijke meerderheid euthanasie voor zichzelf niet uitsluit?

2. Bent u net als ik van mening dat, ongeacht de uitkomst van het onderzoek naar de meldingsprocedure, het overwegen van een wettelijke regeling inzake euthanasie in deze kabinetsperiode aan de orde moet komen?

3. Vindt u het moreel en qua rechtszekerheid verantwoord dat hulpverleners, als zij op zorgvuldige wijze hulp bij euthanasie bieden, toch de kans lopen vervolgd te worden?

4. Bent u het met mij eens dat gelet op de uitslag van de enquête de druk op artsen, familie en andere hulpverleners om iemand uit een ondraaglijk en uitzichtloos lijden te verlossen, te groot wordt?

5. Vindt u het verantwoord dat mensen die ondraaglijk lijden niet om hulp durven vragen, omdat zij daarmee anderen in juridische problemen kunnen brengen?

De voorzitter:

Mag ik aan de leden vragen enige zwijgzaamheid te betrachten en de informele gesprekken op wat grotere afstand van de plenaire zaal te houden? Anders is het moeilijk te volgen.

Minister Borst-Eilers:

Mijnheer de voorzitter! Het antwoord op de eerste vraag van mevrouw Nijpels luidt: ik ken de uitslag van die enquête.

Haar tweede vraag gaat over de wenselijkheid van het overwegen van een wettelijke regeling in deze kabinetsperiode. Moet dat in deze kabinetsperiode aan de orde komen? Mevrouw Nijpels zei het zelf al: er wordt een evaluatieonderzoek verricht. Ik hoop dat dit onderzoek met name een antwoord zal geven op de vraag waarom ondanks de huidige situatie de helft van de artsen die euthanasie toepassen, dat toch niet meldt. Het kabinet zal op basis van dit evaluatieonderzoek een standpunt innemen en dat standpunt aan de Kamer voorleggen. Als ik het heel letterlijk neem, betekent dit dat het kabinet in deze kabinetsperiode wel weer een overweging aan het onderwerp zal wijden en die ook met de Kamer zal willen bespreken. Dat is natuurlijk niet hetzelfde als het in deze kabinetsperiode wijzigen van het Wetboek van Strafrecht. Het is bekend dat in het regeerakkoord staat – mevrouw Nijpels heeft het zelf gezegd – dat het kabinet dat niet van plan is.

Haar derde vraag luidt of het moreel en qua rechtszekerheid verantwoord is dat hulpverleners die het zorgvuldig doen, toch de kans lopen vervolgd te worden. Ik denk dat die kans de facto nihil is. Theoretisch en principieel is het zeker mogelijk dat een arts die een euthanasie op verzoek toepast bij een patiënt, desondanks wordt vervolgd, maar mevrouw Nijpels weet ook heel goed dat dit in de praktijk alleen plaatsvindt als die arts nou juist niet zorgvuldig heeft gehandeld. Gaat het om euthanasie, dus om levensbeëindiging op uitdrukkelijk verzoek van de patiënt, en is deze omgeven met alle zorgvuldigheidseisen die nu vastliggen in de jurisprudentie en in de gedragsregels van de Koninklijke maatschappij tot bevordering der geneeskunst, dan zal het gedrag van het openbaar ministerie op het ogenblik over de hele linie toch zo zijn, dat er niet wordt vervolgd. Dat geef toch een zekere mate van rechtszekerheid aan artsen. Mede daarom betreur ik het zo dat niet alle artsen euthanasie melden.

De vierde vraag ging over de te grote druk op artsen, familieleden en anderen. Ik denk niet dat ik het met mevrouw Nijpels eens ben dat er een te grote druk ontstaat. Een dringende wens om euthanasie welke gedaan wordt door een patiënt die ondraaglijk en uitzichtloos lijdt, kan onder de huidige regelgeving door een arts gehonoreerd worden mits die arts zich ook in de procedure houdt aan de zorgvuldigheidseisen. Het kan natuurlijk voorkomen dat een arts gewetensbezwaren heeft tegen het ingaan op dat verzoek. In dat geval vragen de huidige gedragsregels van de medische beroepsgroep dat die arts de patiënt in contact brengt met een andere arts, een collega, die dergelijke bezwaren niet heeft. Eigenlijk is dat toch een min of meer sluitend systeem waardoor geen enkele arts aan te grote druk hoeft bloot te staan. Als een arts niet om gewetensbezwaren maar om andere, heel goede inhoudelijke redenen vindt dat het euthanasieverzoek niet ingewilligd moet worden, dan moet die arts een rechte rug houden. Maar ik denk dat mensen die dit beroep kiezen, er ook goed aan doen om zich in een rechte rug te oefenen, want het komt in de medische beroepsuitoefening vaker voor dat je die nodig hebt.

Familie en andere hulpverleners hoeven dus niet onder druk te komen, want men kan zich met het verzoek tot de arts wenden. In het algemeen zou ik tot familie en andere hulpverleners willen zeggen: laat u toch vooral ook niet dat pad op leiden dat uzelf die druk gaat voelen, laat staan dat u aan die druk gevolg gaat geven, want het verlenen van euthanasie is uitdrukkelijk voorbehouden aan artsen en aan niemand anders.

De vijfde vraag van mevrouw Nijpels luidt: vindt u het verantwoord dat mensen die ondraaglijk lijden, niet om hulp durven vragen? Het zou inderdaad heel tragisch zijn als dat zo was. Maar nogmaals, ik ben toch van mening dat de situatie op het ogenblik in Nederland zo is dat iedereen om die hulp kan vragen. Als mensen niet om die hulp durven vragen, als dat ook blijkt uit onderzoek, dan moeten wij daar iets aan doen via voorlichting.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Voorzitter! Ik dank de minister voor de zeer zorgvuldige beantwoording van mijn vragen. Het blijft natuurlijk verontrustend dat de helft van de artsen niet meldt. Aan de hand daarvan wil ik de minister een aanvullende vraag stellen. Gisteren heeft de KNMG gereageerd en die reactie was vandaag in de krant te lezen. Die kwam erop neer dat het risico dat artsen de meldingsplicht zullen proberen te ontduiken, serieus aanwezig is. Ik zou daar toch nog een reactie van de minister op willen hebben.

Voorts vind ik het buitengewoon goed dat het kabinet in ieder geval naar aanleiding van de evaluatie met een standpunt naar de Kamer zal komen. Het zou mij niet verwonderen – en misschien de minister ook wel niet – als dat standpunt ertoe zou leiden dat de passage in het regeerakkoord, dat het deze periode niet aan de orde zal komen, toch nog eens heroverwogen zal worden.

Minister Borst-Eilers:

Mijnheer de voorzitter! Mevrouw Nijpels stelt een aanvullende vraag over het ontduiken van de meldingsplicht. Ik heb niet direct kennisgenomen van de opvatting van de KNMG op dit punt, maar dat gebrek zal ik straks snel herstellen. Ik denk dat het onderzoek van de hoogleraren Van der Maas en Van der Wal ons meer inzicht moet geven in de redenen waarom artsen niet melden. Ik kan mij eigenlijk op het ogenblik toch niet een echt geldige reden voorstellen. Ik kan mij daar wel iets bij voorstellen in de emotionele sfeer. Maar nogmaals, als het gaat om euthanasie, dus levensbeëindiging op verzoek omgeven met zorgvuldigheid, dan hoeft een arts eigenlijk helemaal geen vrees te hebben. Dan denk ik dat artsen eigenlijk toch het maatschappelijk verantwoordelijkheidsgevoel moeten opbrengen om die stap van die melding te doen. Dat kan nu ook naar de inspecteur toe. Men krijgt niet meer onmiddellijk de politie op het dak en dergelijke. De situatie is echt veel beter dan jaren geleden.

Ik kan die vraag op het ogenblik dus eigenlijk niet inhoudelijk beantwoorden. Ik moet daarvoor de uitkomsten van dat onderzoek afwachten.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Ik wil de minister twee vragen voorleggen. Is de minister het met mij eens dat het huidige kabinet zorgvuldig met de moeilijke materie euthanasie omgaat? Is de minister het verder met mij eens dat de moeilijke materie euthanasie binnen de bestaande politieke partijen op een heel waardige manier wordt bediscussieerd en dat wij als parlement geen behoefte hebben aan enquêteonderzoeken die nota bene door een katholieke radio-omroep worden geëntameerd?

Minister Borst-Eilers:

Mijnheer de voorzitter! Het kost mij weinig moeite om het met de heer Hendriks eens te zijn dat het huidige kabinet zorgvuldig met dit onderwerp omgaat. Ik vind dat de discussies die in Nederland hierover plaatsvinden, op een waardige wijze gevoerd worden.

De heer Hendriks zal het mij niet kwalijk nemen dat ik de vraag niet kan beantwoorden of het parlement van mening is dat dit soort enquêtes eigenlijk uit den boze zijn.

De heer Schutte (GPV):

Mijnheer de voorzitter! Wij wachten momenteel op de resultaten van het evaluatieonderzoek dat ingesteld wordt. De regering zal daarna met een standpunt komen. Kan de minister enige indicatie geven hoeveel tijd de regering denkt nodig te hebben om met een inhoudelijke reactie te komen op het nog uit te brengen onderzoeksresultaat?

Als ik het goed begrepen heb, zegt de minister: op grond van het regeerakkoord is wetswijziging in deze kabinetsperiode niet aan de orde. Moet ik daaruit afleiden dat ongeacht de resultaten van het onderzoek enigerlei verdere normering in wettelijke zin niet aan de orde kan zijn in deze kabinetsperiode en dat dus ongeacht de resultaten van het onderzoek de rechtsontwikkeling zal worden overgelaten aan de rechter? Dit lijkt mij met name als het gaat om de positie van wilsonbekwamen niet erg gewenst.

Minister Borst-Eilers:

Mijnheer de voorzitter! Ik denk dat het onderzoek van de heren Van der Maas en Van der Wal in de maand oktober het kabinet zal bereiken. Het kabinet zal zeker in zijn standpuntbepaling de nodige rust en diepgang willen betrachten. Ik kan niet garanderen dat dit standpunt komt voor het kerstreces. Anders komt het heel snel daarna.

Dan de kwestie van de wetswijziging. Wat in het regeerakkoord staat, is dat dit kabinet niet voornemens is om de desbetreffende bepalingen in het Wetboek van Strafrecht te wijzigen. Op het ogenblik is euthanasie geregeld in de Wet op de lijkbezorging en via de meldingsprocedure. Als blijkt uit de evaluatie dat er bepaalde problemen zijn waarvan het voor de hand ligt ze te repareren door bijvoorbeeld in de meldingsprocedure of andere regelgeving veranderingen aan te brengen, zal het kabinet er zeker niet voor terugschrikken.

Een deel van het onderzoek gaat ook uitdrukkelijk over de kwestie van levensbeëindiging van wilsonbekwamen. Dit is een extra gevoelig onderwerp. Het is bekend dat mevrouw Sorgdrager en ik bezig zijn met het treffen van voorbereidingen om te komen tot een commissie die daarin nog een soort adviserende rol kan vervullen. Als onze gedachten daarover uitgekristalliseerd zijn, zullen wij een en ander uiteraard aan de Kamer voorleggen en met de Kamer bespreken. Ik denk dat die vraag in het algemeen zo beantwoord moet worden dat het regeerakkoord natuurlijk buitengewoon heilig is, maar ook weer niet zo heilig dat als iedereen vindt dat er iets geamendeerd moet worden, dit niet zou kunnen. Maar ook met het intact laten van het regeerakkoord en het voornemen ten aanzien van het Wetboek van Strafrecht is het denk ik nog heel goed mogelijk om op onderdelen regelingen en procedures zo aan te passen dat knelpunten worden weggenomen die in dat onderzoek gesignaleerd worden.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! De minister spreekt er haar verbazing over uit dat de helft van de artsen niet meldt. De vraag is beantwoord wat er gebeuren moet als patiënten niet om hulp durven vragen. Sleutelwoord daarbij is "voorlichting". Ik mag aannemen dat die voorlichting ook spreekt over de mogelijkheden van stervensbegeleiding en adequate pijnbestrijding, zodat een evenwichtig beeld ontstaat.

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter! Ik ben blij dat de heer Van der Vlies dit punt even opbrengt, want het is uitdrukkelijk ook het standpunt van het kabinet dat euthanasie gezien moet worden in de bredere context van goede palliatieve zorg, goede terminale zorg en goede stervensbegeleiding. Euthanasie is maar één element in dat hele pakket, en ik denk dat het belangrijk is dat niet alleen de bevolking, maar ook de beroepsgroepen goed op de hoogte zijn van alle mogelijkheden die er op het ogenblik in Nederland zijn om in de terminale fase van een ziekte goede zorg te krijgen, waarbij het lijden ook aanzienlijk verminderd kan worden.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Wij spreken bij euthanasie onder meer over de kwetsbare positie van artsen. Nu heeft de arts Kadijk afgezien van een verdere procedure bij de Hoge Raad omdat hij zich onvoldoende gesteund voelde door het kabinet, terwijl dat eerder had aangedrongen op verdere jurisprudentie. Zou de minister hierop nog een toelichting kunnen geven?

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter! Gelet op de aard van deze vraag zou ik deze graag doorgeleiden naar de minister van Justitie. Ik heb mij op dit punt in het geheel niet beziggehouden met deze kwestie.

Naar boven