Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Van Oven aan de minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken, over de weigering van de regering van Aruba de vacature in de commissie-Aarts/Muyale te vervullen (zie brief gevolmachtigde minister Croes d.d. 28 mei jl. aan minister Voorhoeve).

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Vorige week werden de kamerleden verblijd met een pak papier afkomstig van de gevolmachtigd minister van Aruba. Daarbij bevond zich een kopie van een brief van 28 mei van de gevolmachtigd minister aan de minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken. In die brief wordt met zoveel woorden duidelijk gemaakt dat de regering van Aruba geen kans ziet om met een voor de koninkrijksministerraad aanvaardbare kandidaat te komen ter vervulling van de vacature Muyale in de commissie-Aarts/Muyale. Die commissie is indertijd in het kader van het protocol dat tussen Nederland en Aruba is gesloten, ingesteld om periodiek te rapporteren over de voortgang die wordt gemaakt met het deugdelijk bestuur en een deugdelijk financieringsbeheer op Aruba. Inmiddels is in 1995 de onafhankelijkheidsdatum van Aruba uit het Statuut geschrapt. Dat was immers voorzien voor 1 januari 1996. Maar alvorens tot schrapping van die onafhankelijkheidsdatum over te gaan, is aan het parlement meegedeeld door de minister dat de rapportage in het kader van Aarts/Muyale zou worden voortgezet, zij het op halfjaarlijkse basis, tot 1997. In verband met de brief die ons nu bekend is geworden, heb ik de volgende vragen aan de minister.

1. Heeft de minister kennisgenomen van de brief van 28 mei over de vervulling van de vacature in de commissie-Aarts/Muyale?

2. Is het waar dat door de regering van Aruba verschillende kandidaten zijn genoemd met betrekking tot wie zijnerzijds is duidelijk gemaakt dat op een benoeming door de koninkrijksregering niet kon worden gerekend?

3. Moet uit deze brief worden opgemaakt dat de regering van Aruba niet bereid is verder mee te werken aan de in het kader van het protocol van november 1993 overeengekomen rapportage?

4. Betekent een en ander niet dat de regering van Aruba feitelijk terugkomt op de in maart 1995 met de Nederlandse regering gemaakte afspraak?

5. Hoe denkt de minister die afgesproken rapportage niettemin te kunnen doen nakomen?

6. Komt op dit ogenblik een situatie als in artikel 43 van het Statuut voorzien, in zicht?

Minister Voorhoeve:

Mijnheer de voorzitter! Op de eerste vraag van de geachte afgevaardigde de heer Van Oven kan ik antwoorden dat ik van de brief van 28 mei kennis heb genomen.

De tweede vraag, of het waar is dat er verschillende kandidaten zijn genoemd die door de koninkrijksregering als niet-benoembaar zijn aangemerkt, wil ik als volgt beantwoorden. Er is aan het Nederlandse kabinet één naam genoemd, evenwel niet van een Arubaan, maar van een Nederlandse technisch bijstander werkzaam in Aruba. Daarop is geantwoord dat het meer in de geest van de afspraak van oktober 1993 zou zijn als de voorgedragen kandidaat een vertegenwoordiger van Aruba was, zo mogelijk een Arubaan. Dat laatste is echter niet noodzakelijk. De Arubaanse regering heeft mij gemeld dat men met meer dan één kandidaat heeft gesproken. Ik weet niet met hoeveel kandidaten, want die namen zijn mij niet gemeld. In de brief van 28 mei stelt de Arubaanse regering aan mij voor om dan maar zelf iemand in de commissie te benoemen in de plaats van de heer Muyale, of de heer Aarts zijn werk alleen te laten voortzetten.

Het antwoord op de derde vraag die u stelde, namelijk of de Arubaanse regering niet bereid is mee te werken aan rapportage, is neen. De Arubaanse regering is wel bereid mee te werken aan rapportage, maar er is alleen nog geen voorziening in de vacature Muyale. Uit de brief die u noemde is niet op te maken, integendeel, dat de Arubaanse regering niet bereid zou zijn om mee te werken aan rapportage.

Uw vierde vraag was of de Arubaanse regering feitelijk terugkomt op de gemaakte afspraken. Dat is niet het geval.

De vijfde vraag luidde: hoe moet de rapportage nu worden verricht? Hoe kan ik als minister bevorderen dat de afspraak tot rapportage wordt nagekomen? Ik ben hierover nog in gesprek met de regering van Aruba. Ik hoop alsnog binnenkort te kunnen berichten dat de rapportage kan worden hervat.

Uw zesde vraag was of artikel 43 in het geding is. Dit is niet het geval. Ik ga ervan uit dat de rapportage dus weer zal worden hervat namens Nederland en namens Aruba.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Hartelijk dank aan de minister voor de gegeven antwoorden. De PvdA-fractie is niettemin ernstig verontrust over de ontstane situatie. Het gaat immers niet alleen over de voortgang van de werkzaamheden van de commissie-Aarts/Muyale die feitelijk in maart al had moeten rapporteren. Het gaat ook om de niet-vervulling van een vacature in de commissie-De Ruiter. Bij elkaar ontstaat hierdoor het beeld dat onderzoek naar de rechtsstatelijke situatie op Aruba ten minste bijzonder moeilijk wordt. Ik begrijp dat de minister nog in gesprek is met de Arubaanse autoriteiten. Ik zou hem tot slot willen vragen of hij bereid is om binnen afzienbare tijd aan de Kamer schriftelijk te rapporteren over datgene wat is afgesproken.

Minister Voorhoeve:

Mijnheer de voorzitter! Ik ben daar graag toe bereid.

Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):

Voorzitter! Op de eerste plaats vraag ik me af of de minister met de voorgestelde procedure niet belast wordt met een probleem waar de Arubaanse regering niet uit kan komen. Hoe beoordeelt hij dat?

Op de tweede plaats moet ik uit het antwoord van de minister begrijpen dat de heer Aarts ook bereid is eventueel alleen verder te gaan. Vindt de minister dat wel een geschikte optie?

Minister Voorhoeve:

Het antwoord op uw eerste vraag, mevrouw Mulder, is dat veel problemen in het Koninkrijk gemeenschappelijke problemen zijn en dat het dus goed overleg vereist om tot een oplossing te komen. Het is in het Arubaanse en het Nederlandse belang dat de afspraken van het protocol van 1993 worden nagekomen en dat dus de rapportage wordt hervat. Dit is ook conform de afspraken die zijn gemaakt rondom het schrappen van artikel 62, op voorstel overigens van de Arubaanse regering om de rapportage over de vooruitgang bij de uitvoering van het protocol nog een tijd voort te zetten.

Dan uw tweede vraag. U had uit mijn antwoorden afgeleid dat de heer Aarts eventueel alleen zou kunnen voortgaan als rapporteur. Het is in de geest van de afspraken dat er iemand wordt benoemd door Nederland en iemand door Aruba. Het zou dus eventueel een oplossing kunnen zijn dat de regering van Aruba de heer Aarts ook als rapporteur benoemt. Het is echter niet in de geest van de afspraken van oktober 1993 dat ik de heer Aarts namens Aruba benoem. Het lijkt me essentieel dat die wens dus door de regering van Aruba zelf wordt geuit. De heer Aarts weet dan dat hij, als hij alleen deze commissie verder zou moeten "bemensen" en het werk van die commissie alleen zou moeten uitvoeren, dit mede namens de regering van Aruba doet. Zo lijkt mij een oplossing mogelijk.

De heer Te Veldhuis (VVD):

Voorzitter! Mijn fractie is er vorig jaar tijdens de discussie over het schrappen van artikel 62 van uitgegaan dat de rapportages van de commissie-Aarts/Muyale gewoon door zouden gaan. Wij voelen ons zeer beschaamd dat de vacature Muyale nog steeds niet is opgevuld, mede door de perikelen rondom de commissie-De Ruiter. Aruba mag natuurlijk niet alleen de voordelen genieten van het Nederlandse paspoort en mag dus niet alleen de krenten uit de "koninkrijkspap" eten. De afspraken moeten worden nagekomen. De impasse moet op twee punten worden doorbroken. Doen wij dat niet, dan verslechtert de onderlinge verhouding nog verder en bereikt deze waarschijnlijk een dieptepunt. Als er binnen één maand, dus voor de zomer, nog geen oplossing is gevonden, wat overweegt de minister dan te doen? De impasse moet op korte termijn worden opgeheven.

Minister Voorhoeve:

Mijnheer de voorzitter! In mijn antwoorden op de vragen van mevrouw Mulder heb ik eigenlijk ook antwoord op de vraag van de heer Te Veldhuis gegeven. Hij gaat er met zijn vraag van uit dat een en ander niet tot een oplossing zal leiden. Ik ga er echter van uit dat dit wel het geval is. Ik wil daarom nu nog niet ingaan op de hypothetische vraag wat er gebeurt als er over een maand nog geen oplossing is, omdat ik ervan uitga dat er binnenkort wel een oplossing is.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! Ook mijn fractie heeft haar zorgen geuit inzake het uitblijven van de benoeming van personen voor beide commissies. Ik heb twee concrete vragen. Is het uitblijven van de benoeming in de vacature Muyale er niet mede aan te wijten dat er wellicht aan Arubaanse zijde een verschil in interpretatie is over de rapportageverplichting en de duur ervan? Gesteld dat de commissie-Aarts mede op verzoek van Aruba intact blijft, acht de minister het dan waarschijnlijk dat de heer Aarts voldoende informatie krijgt om die rapportage ook de inhoud te geven waaraan wij behoefte hebben?

Minister Voorhoeve:

Mijnheer de voorzitter! Ik geloof niet dat een verschil in interpretatie werkelijk de oorzaak kan zijn. Er zijn door de heer Muyale verschillende motieven genoemd voor zijn verzoek om ontslag. Ik kan daar niet uit afleiden dat er een verschil in interpretatie is tussen de regeringen over rapportage, aard en duur.

Wat de tweede vraag betreft, ik moet nog in overleg met de regering van Aruba vaststellen of zij ook expliciet de heer Aarts wil voordragen. In de door de heer Van Oven geciteerde brief staat dat het aan mij wordt overgelaten, maar het gaat om iemand die door Aruba moet worden aangewezen. Dat lijkt een klein verschil, maar ik vind dat niet onbelangrijk. Wij willen dat er zorgvuldig wordt gehandeld, conform de afspraken die in 1993 zijn gemaakt.

Ik kan uit de brief overigens opmaken dat de regering van Aruba zeker bereid is om mee te werken aan voortzetting dan wel hervatting van de activiteiten van de commissie-Aarts/"nog nader in te vullen". Misschien wordt het wel de commissie-Aarts/"Aarts". Als ik mij goed herinner, staat in de brief ook dat de regering van Aruba alle medewerking wil geven aan hervatting en voortzetting van de rapportage.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Deelt de minister mijn mening dat het het beste zou zijn als Aruba iemand in die commissie benoemt? Zou het probleem met betrekking tot het vervullen van deze vacature iets te maken kunnen hebben met de Nederlandse stellingname over de kandidaat voor de commissie-De Ruiter? Terzake is een kandidaat door Aruba voorgesteld die door Nederland is afgewezen, en daarbij is de argumentatie daar niet goed overgekomen. Die situatie op Aruba brengt misschien de nodige reserves met zich om überhaupt weer een kandidaat naar voren te schuiven, omdat dit misschien een smet zou kunnen werpen op de naam van die persoon op het moment dat Nederland deze weer afwijst. Wil de minister die relatie leggen en op dit punt een antwoord geven?

Minister Voorhoeve:

De eerste vraag van de heer Rosenmöller beantwoord ik bevestigend. Het zou het beste zijn als er een Arubaanse voordracht is, zo mogelijk van een Arubaanse kandidaat. Het lijkt mij dat daartoe ook alle ruimte is. Het is dus niet zo dat er een serie Arubaanse kandidaten is afgewezen. Er is één Nederlandse naam genoemd van iemand van de technische bijstand en daarop was mijn reactie dat het meer voor de hand lag om een Arubaan voor te stellen.

De tweede vraag was of dit iets te maken kon hebben met de vacature die bestaat in de commissie-De Ruiter. Chronologisch gesproken niet omdat de vacature in de commissie-Muyale van januari dateert. In de periode januari t/m mei is er een aantal malen op aangedrongen om snel in die vacature te voorzien. Hoewel in de periode januari t/m mei om onafhankelijke redenen geen voordracht werd gedaan voor de commissie-Aarts/Muyale, zou het doen van een voordracht thans enigszins kunnen worden bemoeilijkt door de meningsverschillen over het andere onderwerp. Ik kan dat niet uitsluiten. Ik kan het ook niet bevestigen, want wij hebben het nu niet over feiten, maar over motieven. Het zou kunnen. Nochtans lijkt het mij zeer wel oplosbaar, omdat er vele benoembare Arubanen van gezag in de commissie-Aarts/Muyale zouden kunnen worden voorgedragen. Ik hoop evenwel dat wij eruitkomen zoals ik eerder indiceerde.

De heer Lilipaly (PvdA):

Voorzitter! Formeel gezien is de heer Muyale nog steeds lid van de commissie-Aarts. Hij heeft weliswaar zijn ontslag aangevraagd, maar het ontslag is nog niet verleend. Dit betekent dat de minister nog niet accepteert dat de heer Muyale weggaat. Wat denkt de minister verder nog met deze gegevens te doen?

Minister Voorhoeve:

Mijnheer de voorzitter! Wat de heer Lilipaly zegt, is volkomen juist. Ik heb op de ontslagbrief van de heer Muyale in januari geantwoord dat ik zijn ontslagaanvraag in beraad houd totdat er een opvolger is benoemd. Formeel gesproken is de heer Muyale, wat Nederland betreft, dus nog lid van deze commissie. Ik moet echter vaststellen dat de werkzaamheden van de commissie stokken omdat hij niet meer bereid is het lidmaatschap uit te oefenen. Hier moet dan ook een oplossing voor gevonden worden. Zodra die er is, zal de commissie haar werkzaamheden hervatten. Ik heb vanochtend nog telefonisch overleg gevoerd met de heer Aarts over deze situatie. Daarbij heb ik kunnen vaststellen dat de heer Aarts nog steeds ten volle bereid is zijn werk weer te hervatten.

Naar boven