Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van een algemeen overleg op 29 mei 1996 inzake de JBZ-raad.

De voorzitter:

Welkom aan de minister van Justitie, met erkentelijkheid voor haar bereidheid om rechtstreeks van de Eerste Kamer naar de Tweede Kamer te komen.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Het verslag van het algemeen overleg van 29 mei jl. staat ter discussie, in het bijzonder vanwege de onmogelijkheid van het voorbereiden van de discussies over de aangeklede agenda van de JBZ-raden. Telkens weer blijkt het toezenden van stukken aan de Kamer een probleem te zijn, zowel als het gaat om het tijdig beschikbaar komen als bij de vertaling. Op die manier ontstaat er een spanning met het bepaalde in artikel 3, vierde lid, van de Goedkeuringswet, dat de Kamer 15 dagen heeft om bezwaren aan te tekenen. Maar ook overigens moet men bedenken dat het niet alleen gaat om bindende besluiten waartegen de Kamer formeel bezwaar kan aantekenen, maar ook om een redelijke discussie over andere onderwerpen die op deze manier onmogelijk wordt.

De termijn is bijna nooit gehaald. In brieven van 20 en 23 mei is de regering daar tamelijk laconiek over. Er wordt gezegd dat het niet is gelukt, dat het secretariaat van de JBZ-raad de stukken niet op tijd ter beschikking heeft gesteld en dat er nog doorvergaderd wordt. Ik wijs er wel op dat de Nederlandse regering als deelnemer aan het intergouvernementele overleg uiteraard ten volle verantwoordelijk is voor deze gang van zaken.

Voorzitter! Deze kwestie is al eerder aan de orde geweest. In de Eerste Kamer is in december een motie aangenomen waarin zelfs werd bepaald dat de Eerste Kamer goedkeuring aan bindende besluiten wenst te onthouden als de stukken niet tijdig zijn geleverd. Zover gaat de Tweede Kamer op dit moment nog niet, als de motie wordt aangenomen die ik nu mede namens de leden De Hoop Scheffer, Van den Doel en De Graaf voorstel.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het de afgelopen jaren herhaaldelijk is voorgekomen dat de agenda's, ontwerpbesluiten en andere documenten ter voorbereiding van de JBZ-raad pas zeer kort voor de datum van het algemeen overleg ter voorbereiding van die raad de leden van de Tweede Kamer bereiken;

overwegende, dat het parlementaire instemmingsrecht als bedoeld in artikel 3 van de Goedkeuringswet Unieverdrag op deze manier niet behoorlijk kan worden uitgeoefend;

verzoekt de regering te bevorderen dat de geannoteerde agenda alsmede de daarbij behorende stukken die tijdens de JBZ-raad aan de orde zullen komen, ten minste 15 dagen voorafgaand aan het overleg met de betrokken bewindslieden aan de Staten-Generaal in de Nederlandse taal worden overgelegd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Oven, De Hoop Scheffer, Van den Doel en De Graaf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49 (23490).

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! Waarom ondersteunt de CDA-fractie gaarne de motie die de heer Van Oven heeft ingediend? Omdat wij moeten voorkomen dat de parlementaire controle bij de derde pijler van het Verdrag van Maastricht tot een farce zou uitgroeien. En wij zijn niet meer heel ver van die situatie verwijderd.

Wij snijden ook onszelf in de vingers. Verleden week hebben wij in het algemeen overleg gezegd dat wij alleen praten over stukken die in het Nederlands zijn vertaald, en niet over de anderhalve meter stukken in het Frans die ons kort voor het algemeen overleg werd aangereikt. Wij doen onszelf tekort omdat wij onszelf ook beperkingen opleggen, maar deze constructie is ook niet in het belang van de regering, omdat zij later geconfronteerd zou worden met een Kamer die de regering niet wil volgen, met een Kamer die zichzelf niet in een eerdere instantie in staat heeft gesteld over belangrijke punten te spreken. Wij hebben de vorige week een aantal punten laten liggen.

De regering zegt vaak in het algemeen overleg dat zij het ook erg vervelend vindt. Daar een kritische noot mijnerzijds. Ik zou via u, voorzitter, tegen de minister willen zeggen: u zit in die Raad, u maakt deel uit van die Raad. U kunt, omdat het intergouvernementele samenwerking betreft, blokkeren wat in die Raad wordt afgesproken. Wat dat betreft is er een duidelijk verschil in positie tussen de Tweede Kamer der Staten-Generaal en de Nederlandse regering. Deze motie moet een aanzet zijn tot verbetering van die controletaak in de derde pijler. De CDA-fractie zou het ook betreuren als wij verder zouden moeten gaan dan wij nu gaan via deze motie-Van Oven, ondertekend door de andere collega's van de grote fracties.

Ik maak een laatste opmerking die ik ook in het algemeen overleg heb gemaakt. Minister, let op het Nederlandse belang. Dat zou ik dan willen definiëren als het Nederlandse talenregime. Houdt het Nederlands in ere. Wij vragen hier om vertaling in de Nederlandse taal. Dat geldt ook voor een aantal andere elementen die in het algemeen overleg van de vorige week aan de orde zijn gekomen.

Ten slotte, en nogmaals, zoals uit mijn ondertekening namens de CDA-fractie blijkt, ondersteunen wij de motie-Van Oven. Laten wij hopen dat wij niet verder hoeven te gaan dan deze motie.

De heer Van den Doel (VVD):

Mijnheer de voorzitter! Besluiten die genomen worden in het kader van de JBZ-samenwerking zijn veelal nauw verwant met de levenssfeer van de burgers. Dergelijke besluiten behoren alleen al uit dien hoofde onder volwaardig democratisch toezicht tot stand te komen. Een gedegen democratische controle staat of valt met de toegang tot bestuurlijke informatie. In de JBZ-samenwerking vormt dit een obstakel. Ontwerpbesluiten en andere documenten van belang zijn vaak slechts kort voor de eigenlijke besluitvorming in de Raad voor de Tweede Kamer beschikbaar en in een vreemde taal opgesteld.

Voorzitter! Dit zijn passages uit de derde regeringsnotitie over Nederland en de toekomst van de Europese Unie, die de regering ter voorbereiding van de IGC heeft opgesteld. Dit betekent in feite, zoals ook aangegeven is door de indiener van de motie, dat wij met de oplossing van deze knelpunten niet hoeven te wachten tot de IGC verder op stoom is. Dat is iets wat al op dit moment de aandacht van de regering en de inzet van de regering zou moeten hebben. Vandaar ook dat wij de regering een duwtje in de rug willen geven met de ingediende motie, om inderdaad te bewerkstelligen wat in de motie wordt gevraagd, dat de stukken tijdig ter beschikking staan, zodat wij ook als Kamer ordelijk onze zaken kunnen voorbereiden en de democratische besluitvorming en controle ook uitgevoerd kunnen worden.

In het laatste algemeen overleg is een verzoek van de regering gekomen om ook een uitspraak te doen over het voorbehoud dat eerder gemaakt is over de stukken die ten grondslag lagen aan de JBZ-raad van 19 en 20 maart. Mijn fractie heeft er geen problemen mee om dat voorbehoud dat is gemaakt bij het ontwerp van het gemeenschappelijk optreden ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat, op te heffen.

De heer De Graaf (D66):

Mijnheer de voorzitter! De motie van collega Van Oven wordt ook door de fractie van D66 van harte ondersteund. Wij hebben haar ook medeondertekend. Het betreft hier geen partijpolitieke discussie in de Kamer, geen meningsverschil in de Kamer. Het is een discussie die gaat over de verdediging van een essentieel parlementair recht. Dat parlementaire recht dat wij hebben bedongen bij de totstandkoming van het Verdrag van Maastricht en de Goedkeuringswet, mag natuurlijk niet worden uitgehold door de praktijk van het Brusselse. Het zit hem ook vooral in de besluitvormingsprocedure in Brussel die nauwelijks geëquipeerd is om rekening te houden met een normale nationale voorbereiding in het parlement. Waar wij juist als parlement een recht hebben geclaimd en gekregen om te zorgen dat wij niet ondergesneeuwd raken door een besluitvormingsmachinerie in het Brusselse door in de Goedkeuringswet een duidelijke rol van het Nederlandse parlement erbij te trekken, wordt dat ons nu in de praktijk feitelijk onmogelijk gemaakt door de wirwar van besluitvormingsvoorzieningen in het Brusselse en de vele werkgroepen, waaroverheen weer stuurgroepen, waaroverheen weer het K.4-Comité, waaroverheen weer Coreper, voordat uiteindelijk de Raad op het allerlaatste moment de stukken krijgt en dan vaak nog niet in de taal zoals wij die spreken. De motie ligt er nu en laten wij hopen dat niet het moment zeer nabij komt om ook moties aan te nemen waarin feitelijk van de regering wordt gevraagd niet langer meer mee te werken aan de besluitvorming in het Brusselse zolang niet aan de voorwaarden van een normale parlementaire controle is voldaan.

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! Normaal gesproken staan hier altijd twee ministers, namelijk de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Justitie. Mijn collega van Binnenlandse Zaken is op dit moment in Luxemburg bij de JBZ-raad. Als het goed is – en dat is het natuurlijk – heeft hij een aantal voorbehouden gemaakt die in het algemeen overleg aan de orde zijn geweest.

Ik ben het met alle sprekers eens dat het parlement tijdig moet beschikken over de stukken in de Nederlandse taal, 15 dagen voorafgaand aan het overleg. De termijn voor de Eerste Kamer is ook 15 dagen, geloof ik. Ik vind het een reële eis. Men kent ook het probleem dat de onderhandelingen in de diverse commissies doorgaan tot enkele dagen vóór een vergadering van de Raad en dat ook wel eens rond de Raad nieuwe compromisvoorstellen worden ingediend. Daarmee moeten wij dan op een zo goed mogelijke manier zien om te gaan. Ik denk dat de Kamer op dit punt gewoon groot gelijk heeft.

In de overwegingen bij de motie zie ik dat het parlementaire instemmingsrecht op de manier waarop het nu gaat, niet behoorlijk kan worden uitgeoefend. Daarmee ben ik het eens. Ik denk echter dat er wel meer is wat het parlement op dit moment doet, dan niet goed kan gebeuren, want de parlementaire controle gaat naar mijn mening iets verder dan alleen het instemmingsrecht. De debatten die wij voeren over de verschillende onderwerpen, geven aan dat die onderwerpen een verschillende status kunnen hebben. Bij sommige gaat het over het instemmingsrecht, andere zijn niet bindend, waardoor er weinig formaliteit is, terwijl weer andere aan goedkeuring zijn onderworpen. Er zijn dus verschillende regimes. Ik denk echter dat over alle onderwerpen gewoon moet worden gesproken aan de hand van de bijbehorende informatie in de Nederlandse taal. Het dictum van de motie is dan ook in overeenstemming met datgene wat alle sprekers willen.

Het is inderdaad zo dat de besluitvorming tijdelijk geblokkeerd kan worden door Nederland. Dat hebben wij ook een aantal keren gedaan. De heer Van den Doel heeft nu gemeld dat een voorbehoud dat in een vorige bijeenkomst van de Raad is gemaakt, kan worden opgeheven. Daar ben ik blij om, want dan kan de zaak weer verder. Het moet immers zo zijn dat, als de stukken eenmaal aanwezig zijn en als de Kamer erover gesproken heeft, daarna de besluitvorming weer door kan gaan.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Ik zal even een omissie goedmaken door ook wat de CDA-fractie betreft het voorbehoud op het door collega Van den Doel genoemde punt bij dezen op te heffen. Ik had het zojuist in mijn bijdrage moeten doen, maar ik doe het nu graag op deze wijze.

De voorzitter:

Ik constateer dat de woordvoerders namens de vier fracties die aan het debat deelnemen, instemmend knikken. Daarmee is het voorbehoud opgeheven door deze vier fracties.

Minister Sorgdrager:

Fijn. Ik dank de fracties er hartelijk voor dat ik dit nog even kan doorgeven.

Ik kan alleen maar zeggen dat ik het volledig eens ben met de motie. De heer De Hoop Scheffer voegde er de hartekreet aan toe: hou de Nederlandse taal in ere. Dat vind ik ook en wij zullen dat dan ook doen.

De heer De Graaf (D66):

Ik ben blij dat de minister de motie onderschrijft. Heeft zij een concrete activiteit in gedachten, die zij liefst morgen al kan ontplooien in het Brusselse?

Minister Sorgdrager:

Het is op zichzelf wel gunstig dat men ons vrij vervelend vindt, aangezien wij bij het begin van vrijwel elke vergadering vertellen dat er weer geen stukken waren en dat een aantal besluiten dus weer niet door kunnen gaan. Wat je concreet kunt doen, is daar steeds op blijven hameren. Ik neem mij voor, tijdens het Nederlandse voorzitterschap te laten zien dat het wél kan. Als wij daar niet in slagen, hebben wij ook niet zoveel recht van spreken. Wij zijn nu dan ook al voorbereidingen aan het treffen om ervoor te zorgen dat het onder het Nederlandse voorzitterschap in elk geval planmatiger gebeurt dan nu. Dan kunnen wij de delegaties die de voorbereidingen treffen, eraan houden dat zij ervoor moeten zorgen dat de stukken ook onder andere voorzitterschappen tijdig beschikbaar zijn. Wij kunnen niet meer doen dan hier steeds op aandringen en blokkeren als wij moeten blokkeren.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 20.17 uur

Naar boven